NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Feuilleton.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
flo. 124. 1897.
2)ondkifa§ 22 Mt.
tffife laacgang.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIj, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Mond- en Klauwzeer.
Iets over de Groenbemesting.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 5.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
<CX&
Ieder weet wel wie Pastoor Kneipp te
Worishöfen was, de bekende Beijersche
pastoor, die in den laatsten tijd er niet
weinig toe heeft bijgedragen, dat wederom
de aandacht op de watergeneeskunde is
Door uitwendig gebruik van water is
hij een middel in Gods hand geweest
om aan menigeen zgn gezondheid terug
te schenken.
Welnu, deze eenvoudige dorpspastoor
heeft ook over de bg onze boeren zoo
bekende en terecht gevreesde ziekte onder
het vee, het Mond- en Klauwzeerzijn
aandacht laten gaan.
In zijn Kneipp-Kalender voor 1896
komt van zijne hand onder den titel
„Allerlei" een stukje daarover voor, en
met de [overneming daarvan meenen wij
velen onzer lezers geen ondienst te doen,
het oordeel er over aan hen overlatende.
„Mijn kalender, schreef pastoor Kneipp,
zal ook een [hoofdstuk inhouden, waarin
een ziekte .beschreven wordt, die vree-
selijke verwoestingen onder de dieren
aanricht.
De dieren lijden daarbij groote smar
ten en niet zelden lijdt de eigenaar aan
zienlijke schade.
Ik heb het mond- en klauwzeer op het
oog een ziekte aldus |genoemd, omdat
daarbij tallooze blaasjes in den bek ont
staan en by hevigen graad de klauwen
van de pooten vallen. Zij is zoo besmet
telijk, dat zg in een buurt, waarin zulk
een zieke koe gebracht wordt, binnen
korten tijd algemeen wordt en den ge-
heelen veestapel overvalt.
Meermalen moeten bg het hevig woe
den der ziekte tal van dieren naar den
vilkuil gebracht worden. Wanneer het
dier de ziekte al doorstaat, is toch dik
wijls het genot er van voor een jaar voor
den eigenaar verloren en kunnen de dieren
na één, ja zelfs nog na twee of driejaren
aan de gevolgen sterven.
Hoe verderfelgk en besmettelgk deze
ziekte is, blgkt uit de strenge maatre
gelen, die van overheidswege genomen
Onder de eischen, welke men aan goed
bouwland stelt, behoort ook deze, dat het
bouwland eeDe zekere hoeveelheid humus
moet bevatten.
Zooals iedere landbouwer weet, is humus
de stof of beter gezegd de stoffen, welke
in den grond ontstaan uit de overblijfse
len van planten.
Zoo dragen bgv. de stoppels, welke
ondergeploegd worden er veel toe bg, om
humus te vormen.
De plantenresten, welke tot humus ver
gaan, worden donkerdergekleurd, doordien
zij in verhouding tot andere stoffen rgker
worden aan koolstof.
Genoemde humus nu is van groot be
lang voor den samenhang van den bodem
en wat daarmede in betrekking staat.
Zooals men weet, hebben de zandgronden
te weinig samenhang en houden zij het
water zeer slecht vast, terwgl zg boven
dien ook de voedingsstoffen der planten
slecht absorbeeren of opslorpen.
Wordt een zandgrond en in 't algemeen
een grond met weinig samenhang flink be
mest, dan loopt men groot gevaar, dat door
den regen een aanzienlgk deel van het
plantenvoedsel naar den ondergrond ge
spoeld wordt.
Krggt nu zulk een zandgrond een zeker
gehalte aan humus, dan worden bovenge
noemde nadeelen voor een groot deel op
geheven.
De samenhang wordt verbeterd, het
waterhoudend vermogen verhoogd en het
absorbtievermogen vermeerderd. Wordt
alzoo een zandgrond door humus verbeterd,
dit is ook het geval met zware kleigronden.
Zware klei laat dikwgls heel weinig
Water door en verhinderd dat licht, lucht
worden en uit het verbod, om in de be
smette buurten veemarkten te houden.
In verschillende streken worden, wer-
kelgk niet jonder grond, waarschuwings
borden geplaatst.
Ik ben ddarorn geheel op de hoogte
dier ziekte omdat zg driemaal voorge
komen is op een boerderg van een kloos
ter, welke ik gedurende vele jaren be
stuurd hebeens heerschte zij er in erge
mate, tweemaal in minderen graad.
De kenteekenen dezer ziekte zgn de
volgende de dieren houden op met vreten,
ofschoon men ze aanziet dat zij trek heb
benzg kunnen echter het voedsel niet
meer kauwen. Er ontstaat een pijnlijke
ontsteking in den muil, dien zij steeds
bewegen alsof zij kauwen en vreten wil
den en daaruit vloeit een groote hoeveel
heid schuim.
Wanneer men in den muil ziet, dan
ontwaart men, dat die vol blaasjes zit,
die den dieren groote pijn veroorzaken.
Zij kunnen niet vreten, omdat het vleesch
in den bek geheel Tauw is en zonder
slijmhuid. Zelfs de ongevoeligste mensch
zou de dieren niet kunnen aanzien, zon'
der er diep medelijden mee te gevoelen
zóózeer lgden zg.
Deze toestand wordt slimmer en slim
mer, de dieren worden dagelijks magerder
en de losgegane blaasjes gaan in zweren
over. Bg de lgkopening van zulk een
dier vond men inwendig meerdere zweren.
Wanneer de ziekte zeer hevig is, vallen
de klauwen van de pooten en het dier
staat met het bloote vleesch op den grond.
Een voorbeeld zal het ophelderen.
Een stier wordt zichtbaar magerder;
hij kan niet meer vreten en staan, omdat
de klauwen los aan de pooten gaan zitten.
Langzamerhand is het beest van zestien
centners er allerjammerlgkst gaan uitzien.
Toen allerlei middelen tevergeefs be
proefd waren, probeerde ik het met water
denkende: „Wanneer een mensch in zulk
een toestand was, zou ik hem ook zoo
niet laten liggen". De uitwerking was
verrassend en de geDezing volgde dra.
Ik heb het beproefd lo. met dieren,
waarbg de ziekte reeds een hoogen graad
en warmte in genoegzame mate in den
bodem doordringen.
Door de humus nu wordt de te sterke
samenhang der kleideeltjes verbroken, de
bodem wordt milder en losser, het water
wordt niet meer zoo stijf vastgehouden, en
lucht, licht en warmte, alsmede de fijne
worteltjes der planten kunnen nu beter in
den grond dringen.
Door de humus wordt dus de natuur-
Igke gesteldheid van den bodem verbeterd
en bovendien werkt zij nog op eene andere
wijze nuttig.
De humuB ontleedt of vergaat lang
zamerhand in den bodem en vormt dan
behalve eenig plantenvoedsel, heel wat
koolzunr, dat op zijn beurt in den bodem
optreedt, om moeilijk oplosbare bestand-
deelen van den bodem om te zetten in
verbindingen, welke door de planten op
genomen kunnen worden.
De humus heeft dus een groote waarde
voor den bouwgrond en daarom ook heeft
de stalmest zulk eene groote beteekenis
voor den landbouw.
Deze mest toch brengt niet alleen de
noodige voedingsstoffen in den bodem, maar
voorziet dezen ook van humus.
Daarom kan dan ook de stalmest nimmer
door den kunstmest geheel vervangen worden.
Er bestaat evenwel ook eene andere
wgze, waaropmen den bouwgrond rijkelijk
van humus kan voorzien, en wel door
groene gewassen onder te ploegen, of op
eene andere wijze in den grond te brengen.
Deze bemesting, welke men groenbe
mesting noemt, is volstrekt niet nieuw,
integendeel zg is zeer oud. Reeds vóór
2000 jaren werd zij door de Romeinen in
toepassing gebracht, ja zelfs nog vóór men
de uitwerpselen der dieren als meststof
gebruikte, werd deze bemestingswgze in
ge wijzigden vorm toegepast.
van ontwikkeling bereikt had; 2o. met
«lieren, waarbij zij eerst begon, en 3o. met
dieren die nog niet aangetast waren en
die ik voor de ziekte wou behoeden.
Bg de; eersten volgde spoedig beter
schap en de vorming van nieuwe blaasjes
werd voorkomen.
Nog beter ging het met de tweeden, die
binnen korten tijd wederom water en week
voeder tot zich konden nemen.
De dieren, waarbij zich de ziekte eerst
in het allereerste stadium vertoonde, liet
ik dagelijks tweemaal met zeer koud water
afwasschen.
Ik liet twee boerenmeiden, de eene aan
den rechterkant en de andere aan den
linkerkant van het beest plaats nemen
ieder was voorzien van een kuip met koud
water en een groveu boender.
Zoo werd elk stuk vee door de beide
meiden gewassehen en geborsteld.
Binnen hoogstens 10 minuten was het
wasschen afgeloopen en de dieren werden
toen met een dubbelen of driedubbelen
doek flink toegedekt.
Na de eerste, maar in ieder geval na
'de tweede wassching begonnen de dieren
hevig te zweeten en blijkbaar bevonden
zg zich reeds veel beter.
if Was er veel koorts, dan vond een derde
wassching plaats en zoo twee- a driemaal
per dag.
t Zoodra alle dieren gewassehen en toe
gestopt waren, ontwikkelde zich spoedig
een vreeselijke damp in den stal, die een
zeer leelijken reuk verspreidde.
Zoodra de dieren droog waren, werden
talle deuren en ramen opengezet om de
slechte lucht er uit te laten en versche
binnen te laten komen.
De eetlust kwam spoedig weer; alleen
kon men waarnemen, dat de dieren wat
langzamer aten, omdat de bek nog niet
geheel weer in orde was.
Vier a vijf dagen later waren de dieren
volkomen hersteld.
Ook wanneer de ziekte zeer hevig was,
vonden 2 a 3 wasschingen per dag plaats
en werden de gewassehen dieren goed toe
gestopt. Verdween de koorts dan nog niet
geheel, dan liet ik een viermaal dubbel
Wanneer wij dus voor de groenbemesting
eenige oogenbiikken gehoor vragen, dan
gelooven wij gerust ook te mogen rekenen
op hen, die het nieuwe op landbouwgebied
met geen gunstige oogen aanzien.
De groenbemesting heeft een tweeledig
doela. het vermeerderen van het liumus-
gehalte des bodems; b. het verrijken van
den bodem met stikstof.
Tot vóór eenige jaren speelde de eerste
bedoeling bg de groenbemesting de hoofdrol.
Overtuigd als men was van de groote
waarde der humusstoffen, gebruikte men
planten, welken bg korten groeitgd een
weelderig gewas of veel blad, stengels en
wortels leverden.
Koolzaad, mosterd, spurrie enknollen
waren, en zgn nog op vele boerderijen
in ons land de gewassen, welke men ter
groenbemesting bezigde.
Voor deze handel wgze was veel te
zeggen.
Bg een dichten stand beschaduwen zij
den bodem, beletten het vervluchtigen
van ammoniak, houden den bodem vochtig
en mul, verstikken het onkruid, bewaren
de stikstof, welke anders in den nazomer
als salpeterzuur door den regen in den
ondergrond gespoeld zou worden en
verrgken den bodem met veel humus.
Zoo werd de groenbemesting toegepast,
totdat de bekende ontdekking van Hellrie-
gel in dit opzieht een gaheele omwenteling
tot stand bracht.
Over deze ontdekking eerst een enkel
woord.
Ieder laudbouwer weet uit zijn praktijk,
dat de grond na het verbouwen van som
mige peulvruchten voor de daarop volgende
graangewassen in vrachtbaarheid was toe
genomen, en dat, terwgl toch die peul
vruchten rgk waren aan stikstof, welke
zij naar men meende, aan den bodem
gevouwen laken of oude roggezakken in
koud water doopen en tweemaal per dag
zóó over den rug leggen, als ik bij een
mensch de onderbovenoraslagon toepas.
Dit koude laken trekt er de hitte (den
brand) geweldig sterk uit.
Van dag tot dag werd de eetlust grooter
en binnen weinige dagen waren de dieren
buiten gevaar. Zichtbaar gingen zij voor
uit on met 4 ii 5 weken kon men er niets
meer aan zien.
Mond- en klauwzeer kan dus zeer goed
door wasschingen en omslagen genezen
worden.
Ook bracht ik wel eens dieren op een
plaats, waar ze begoten konden worden op
dezelfde wgze als aan menschen een rug-
en volbegieting wordt toegediend.
De dieren verdroegen het gaarne en ik
had het mooiste resultaat.
Inwendig gaf ik ze Foenum Graecum
éen eetlepel in een liter water opgelost,
wat ze graag namen; de muil werd daar
door gereinigd en zuiver.
Hoe eenvoudig de wateraanwendingen
ook zijn, zg zijn toch buitengewoon werk
zaam, want zij nemen den brand weg en
voeren alle ziektestoffen uit".
de „Leeuw. Ct." heeft bovengaand
stuk ovfergenomen en deelde de vorige week
mede, dat\en landbouwer in de^jrrovincie
Friesland deVermelae waterkuur heeft toe
gepast op zgnNaeasten, lijdejmeaan mond
en klauwzeer. Zqer opmerkelijk was de
vuile stank na de af boaning en toedekking
der beesten, die blijkbaar behagen schepten
in de kuur.
Wij vertrouwen) dat hèt-Tdad den uit
slag van de kuur nader zak vermelden.
Wg willen dien dan ook gaarne in het
belang der-'zaak, mededeelen.
21 Juli '97.
Bg het uitbreken van het mond- en
klauwzeer in deze streken is gebleken, dat
vele landbouwers onbekend zgn met de
bepalingen van de wet op de veeziekte.
Daardoor loopen zij gevaar om in moeilgk-
heid te geraken eii zich door onwe
tendheid aan een strafbaar feit sohul-
onttrokken hadden.
Men stond dus oogenschgnlgk voor eene
groote tegenstrgdigheid de peulgewassen
waren rgk aan stikstof en toch was de
bodem na hun verbouw rgker aan stikstof
dan voorheen.
Om nu deze tegenstrgdigheid op te
lossen werden langdurige en moeilgke
proefnemingen gedaan, totdat Hellriegel in
1886 tot de gewichtige ontdekking kwam,
dat de peulgewassen, wat de opneming van
stikstof betreft, heel anders werkzaam zgn
dan de granen.
De granen nemen alleen de stikstof op,
welke zich in opneembaren vorm in den
bodem bevindt, doch den peulgewassen
staat nog een andere bron ten dienste
namelg k de vrge stikstof der lucht.
De opneming van de vrge stiksiof der
lucht geschiedt met behulp der wortel
knobbeltjes, welke zich, naar men weet,
dikwgls aan de wortels der peulgewassen
bevinden.
Deze ontdekking is voor den landbou
wer van groot belang, want nu weet hg
hot middel, om middellgkerwgze gesproken,
de vrge stikstof der [lucht op te vangen
en zgn land met dat kostbare plantenvoedsel
te verrgken, zonder dat dit hem een
cent kost.
Na deze ontdekking bracht men ook de
groenbemesting in een ander spoorin
plaats van de tot hiertoe gebezigde groen-
bemestingsgewassen (koolzaad, spurrie,
mosterd enz.), kwamen nu peulgewassen
(klavers, erwten, lupinen, serradella, wik
ken enz.).
Door het verbouwen en onderploegea
van deze gewassen werd nu de bodem
niet alleen rgker aan humus, maar ook aan
stikstof, welke andere landbouwers zoo
duur te staan komt.
De groenbemesting verwierf zich nu in
dig te maken. Niet alleen wordt dit met
geldboete of hechtenis bedreigd, maar soms
ook met verbeurdverklaring gestraft.
Daarom achten wg het niet overbodig
om onze landbouwende lezers te herinneren
aan eenige bepalingen der wet op de vee
ziekte, die zg in het oog moeten houden.
lo. Moet ieder eigenaar of hg die met
het opzicht belast is, zoodra bg eenig stuk
vee zich verschgnselen openbaren van eene
besmettelijke ziekte, daarvan onmiddellijk
aangifte doen bij den burgemeester.
2o. Moet hg dat vanziekteverdacht vee zoo
veel mogelgkvan het andere afgescheiden hou
den totdat door den burgemeester in overleg
met den districtsveearts de noodige maat
regelen zgn voorgeschreven.
3o. Mogen zg het van ziekte verdacht
vee niet vervoeren. Ook niet uit de eene
weide naar een andere weide of naar stal.
4o. Mogen zg behalve het zieke vee
zelf, ook geen gezond vee vervoeren uit of
naar den besmet verklaarden kring. Dat
is uit of naar de plaatsen waar zich zulk
vee bevindt.
Wanneer zoodanig vervoer noodzakelijk
is kan daartoe vergunning gegeven worden
door den burgemeester der gemeente waarin
dit vervoer moet geschieden. Deze burge
meester bepaalt dan na verhoor van den
districtsveearts, welke voorzorgsmaatregelen
moeten genomen worden.
Volgens de Haagsche bladen zou hot
nieuwe kabinet aldus zgn voorgedragen:
Pierson, kabinetsformeerder, Financiën
Roèïl, Binnenlandsche Zaken LelyWater
staat Van Gohtein, Buitenlandsche Zaken
Van Dam van Isselt, Oorlog CremerKo
loniën; Mac Leod, Marine; Drucker, Justitie.
Vrgdag zouden de portefeuilles worden
overgedragen.
Bg kon. besluit is H. P. J. Tutein
Nolthenius, burgemeester van Vlissingen,
benoemd tot burgemeester van Apeldoorn,
met eervol ontslag uit eerstgenoemde be
trekking.
Voorts zgn benoemd: tot dgkgraaf
Nieuwehavenpolder P. B. de Badts polder
van Alstein J. A. J. B. M. G. Seydlitz
polder Melo J. Verhaegen, in 't bestuur
korten tijd, inzonderheid in streken, welke
arm aan stalmest waren en die toch groote
behoefte aan stalmest hadden, het burger
recht. En dit was waarlijk geen wonder,
want een vol gewas van zandwikken bgv.:
geeft onder gunstige omstandigheden een
even gunstig resultaat als eene bemesting
met stalmest.
Dr. Paul Wagner, de bekende Duitsche
landbouwkundige, die op dit gebied veel
belangrgke proeven heeft geDomen, ver
kreeg in 1890 van de groenbemestingsge-
wassen een oogst, welke gemiddeld 250
K. G. stikstof per H. A. bevatteDr.
Adolf Mayer, directeur van het Rgks-
landbouwproefstation te Wageningen nam
in 1892 verscheidene proeven met ver
schillende peulgewassen op hoogen, grint-
achtigen zandgrond, welke in slechten be
mestingstoestand verkeerde en verkreeg
o. a. van !de zandwikken een stikstofop
brengst van 204 K.G. per H. A.
De groeitgd liep van half April tot
half Juli dus bedroeg 3 maanden.
Vibrans, den praktisch landbouwer, nam
proeven op don kleigrond en verkreeg
met de zandwikken ook goede resultaten.
Wanneer men nu weet, dat één voer
stalmest 4 a 5 K. G. stikstof bevat, dan
illustreeren bovengenoemde cgfers op eene
in het oogvallende wgze de bewering,
dat de groenbemesting even goed werkt
als eene bemesting met stalmest.
In den laatsten tgd is dan ook de groen
bemesting in ons vaderland zeer in eere
gekomen en de voordeelen daarmede be
haald lokken steeds meer landbouwers uit,
om van deze bemestingswgze te protiteeren.
De gewassen, welke men voor groenbe
mesting gebruikt zgn zeer talrgk de voor
naamste zgn de witte, gele, en blauwe
lapine, de latherus, de serradella, verschil
lende klaversoorten en de zandwikken. De