NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. lo. 118. 1897. DoniMag 8 lult, ifftfc laacgang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Is er ook oorzaak? ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedare regel meer 10 cent. Het aantal Christelijke scholen neemt op verblijdende wijze toe. Reeds telden wij er zeshonderd. Dit is een verblijdende mededeeling. En toch kunnen wij ons niet onvoorwaardelijk bij 't gezicht van dezen bloei van het Christelijk Otderwijs verblijden. Niet dat wij de menschen zouden willen bewegen om hunne kinderen naar de open bare school te zenden. Openbare scholen met absoluut neutraal onderwijs zijn eene onmogelijkheid en daarom verkiezen wij de Christelijke boven de openbare school, de vrije boven de ambtenaarsschool. Toch hebben wij enkele opmerkingen. In de eerste plaats hindert het ons dat de tractementen van vele Christelijke on derwijzers en wij hebben hier op 't oog de Christelijke hulponderwijzers I zoo be droevend laag zijn. Wanneer een jongmensch van 18 jaar op een traotament van f 501 'g jaar» benoemd wordt dan leggen wijdat is mooi. En dat is ook mooi. Maar wanneer die jongeman tien jaar ouder is en een paar acten of althans de hoofdacte rijker is geworden, en gij ziet dat zijn salaris met slechts f 100 in dien tijd is aangegroeid, zegt gij dan nog dat is mooi Neen, want dan is dat niet mooi. Maar wanneer zulk een onderwijzer nu op zijn 288te jaar nog geen bij act es ver kreeg, maar hij heeft zich op nitstekende wijze practisch weten te bekwamen zoodat hij de liefde heeft van het volk en van de kinderenen zij n invloed merkbaar is op 't volksleven, en de school een goeden naam heeft bij degenen die buiten zijn, zeg mij, is dan f500 of per gratie f600 tractement voor zulk een onderwijzer nog mooi Wij zeggen niet dat vele predikanten een vet tractement hebben. Het mocht bij velen dezer dienaren des Woords ook wel wat beter zijn. Maar dit zeggen wij dat op verreweg de meeste plaatsen van ons land, en wij spreken op grond van zeer van naby ingewonnen informatiën, de ge meente des Heeren meer voor den predikant dan voor den onderwijzer, hij zij hoofd- of hulponderwijzer en lang niet genoeg naar verdienste voor den hulponderwijzer of -onderwijzeres over heeft. Natuurlijk zijn hier zeer gunstige en ge waardeerde uitzonderingen, doch deze be vestigen den regel. En dien regel, be houdens de uitzonderingen, erkennende, vragen wy Is dat recht'l h dat mooi? Op de school worden de gronden gelegd voor het volgend leven. De school is een krachtig wapen tot steun voor de kerk. Vraag dat aan predikanten die vroeger „gestaan" hebben in eene gemeente 20»^ en die nu „staan" in eene gemeente met eene christelijke school. Of die ook onderscheid gezien hebben? Of die den steun der christelijke school ook merken kunnen? „Geef mij de jeugd", zei Luther, „en tk heb de toekomst". Welnu de onder wijzer zal die jeugd vormen, voeden, voor gaan door woord en wandel; aan die vor ming der jeugd zijn beste gaven wijden, zich verslijten in dezen schoonen dienst der toekomst. Is dat niet mooi Maar is 't dan mooi dat zoo iemand zijn werk al zuchtende doet Dat de gemeente des Heeren, veelal op zoo in het oog loopende wijze den arbeid dezer mannen miskent? En dan is de voorstelling wel juist dat by wél slagen van 't onderwijs het hoofd der school al de eer, al den dank, al de voordeelen geniet van do dankbaarheid en wederom den goeden niet te na ge sproken aan den hulponderwijzer niet gedacht wordt? De hulponderwijzer die God vreest, en zjjn plicht verstaat, zijn „leerlingen" lief heeft, en met getrouwe toewijding zich geheel geeft aan de school, heeft even zeer groote aanspraak op de achting, op den dank, op de medewerking der ouders, en op stoffelyke bewijzen daarvan. Hij geniet toch 't geringste tractement, en heeft niet minder groote behoelten, al misgunt hij aan wie in den weg der goede ordi nantie, van Gods wege boven hem staat zijn grooter aandeel in de algemeene achting niet, de liefde mag niet van één kant komen. Daar zyn op de 100 christelijke onder wijzers met of zonder hoofdacte er minstens 80 die nooit, nooit, al leeren zij honderd jaar en al schijnen zij nog zoo berekend voor hun taak aan het hoofd eener school zullen staan, en derhalve ook nooit het tractement van een hoofd eener school zullen genieten. Maar moeten die menschen dan zoo maar voortleven op een tractement van tien, hoogstens veertien guldens in de week, met een gezin van met z'n achten of soms nog wel meer? Is dat recht? Maar zegt gij mijn overgrootvaders stiefvaders broer Terdiende maar een rijks- daalder alle week en leefde er alle dag van met z'n elven. Lieve vriend, praat daarvan nu niet meerwant die tijd, zoo die ooit bestaan heeft, is thans voorbij. En wanneer gy van meening zijt dat 't nog wel zoo kan, doe 't er dan ook eens eea paar weken mee. Ook een onderwijzer moet zijn werk met de noodige opgewektheid kunnen doen. Welnu, gaat dat, wanneer de zorgen hem kwellen, zorgen hoe zijn zieke vrouw aan versterkende middelen zal komen, waar hij zelf zijn nieuwe schoenen van daan zal halen; hoe hij de premie voor zyn pensioen betaald zal krijgen; hoe hy aan het noodi ge voor ligging en voeding komen moet bij de uitbreiding van zyn gezin Maar dat trouwt maar, zeggen an deren. Een onderwyzer op 30-jarigen leeftijd niet trouwenhij alleen zich onttrekken aan Gods ordeningen en gij En dan waar haalt gij deze materi alistische tegenwerping van daan Zy is uit de school des Satans. De vader der leugenen heeft haar u inge blazen, als een voorwendsel om u te onttrekken aan den plicht om ook voor 't levensonderhoud van den chr. onderwy zer eene bijdrage af te zonderen. Onze tweede grief eenigszins samen hangende met de eerste is, dat er by vele schoolbesturen nog maar al te zeer een streven openbaar werd om te steunen op de Rijkssubsidie en deze niet te besteden ook tot verbetering der positie van het onder wijzend personeel. Er zijn er die dit ryks-subsidie beschou wen als een middel om zichzelf of anderen te ontlasten in plaats van het uitsluitend of grootendeels aan te wenden tot verbe tering der school, tot verbetering van de positie der werkkrachten aan die school en tot vaststelling van een fonds waaruit deze op hun ouden dag worden gepensio neerd. Zie, wanneer wy met den Heidelberg- schen Catechismus erkennen dat de onder houding der scholen ook tot de van God ons gestelde roeping behoort die Hij in het vierde der tien geboden heeft inge legd, dan hebben wy toch ook, een iegelyir naar vermogen, mede te werken aan het onderhoud der onderwyzers en de waar schuwing gedachtig te zyn dat wy een dorschenden os niet zullen muilbanden. Een derde grief hebben wy tegen sommige i°®8®lingen van Christelyken huize, dat de drijfkracht van 't beginsel zoo ten eenemale by velen hunner wordt gemist om hunne van God hun verleende gaveu te wijden aan den dienst der Christelijke school. En dit niet alleen, maar dat bij enkelen hunner het zoo bitter slecht gesteld schynt met hunne kennis van den bijbel die vereischt wordt aaide scheol met den bijbel. Het is mede esn der redenen die ons tegen 't openbaar onderwijs, ook tegen de normaallessen van de openbare onderwyzers doen zyn, dat zij dit krachtige element tot vorming van goede onderwijzers, 't bybelsch onderwijs totaal miskennen, de wy 1 zy 't, krachtens den eisch der neutra liteit, wel moeten negeeren. Hoe zelden komt van deze normaalles sen een jongen of meisje van christelyken huize met geestdrift voor 't Christelyk on derwys toegerust ter markt Hoevelenzyn door deze normaallessen, niet zoozeer door 'tgeen er geleerd werd, als wel door 't geen er ontbrak, voor altijd voor 't chris telyk onderwijs verloren geweest jj j>J§| Wij moeten ook dit kwaad in de oogen zien. Menige Christelijke huisvader ver zuimt zyn roeping, door zijn jongen, den toekomstigen onderwyzer, het voedsel te onthouden, waarvan hij groeien moet in den dienst des Heeren. Menigeen ver zuimt hem den Bijbel in handen te ge ven, als het wapen, waarmede toegerust, hij den strijd des levens voeren kan. Van daar, dat bij velen hunner, van wie men als vrucht van geboorte en opvoeding het tegendeel zou moeten veronderstellen, een totaal gemis is van liefde voor dien bij bel, en voor de school met den bijbel. Zij voelen zich er niet thuiszij kennen ze ook niethoe zou 't ook anders kunnen En nu vreezen wij dat de groote toe voer van onderwijzers, waarop dit jaar en 't volgende te rekenen valt, de Christe lijke school geen goed zal doen. Deze jongelui zullen aldus redeneeren: ik solliciteer eerst naar verschillende open bare scholen, en daarna, als dit niet lukt, dan ben ik voor de christelijke school nog wel goed. Zijn zij daar eindelijk geplaatst en wanneer zij geroepen worden om by belles te geven, dan blijkt hun die taak te zwaar, wijl zij de eenvoudigste by bel verhalen nooit of althans nooit goed, gelezen hebben. Hiervan bestaan voor beelden; en wij vreezen dat zij zullen vermeerderen. Laten wij daarom onze Christelijke school besturen mogen waarschuwen, dat zij er liever de Rijksbijdrage aan geven, dan dergelijke onrijpe werkkrachten aan hunne, aan ome scholen te verbinden. Wie niet verklaren kan, het Christelijk onderwijs uit beginsel te zullen dienen wie niet getuigen kan dat hij althans in het historische gedeelte der Schrift machtig is en dat Gods Woord de liefde heeft van zijn hart; of wie zich aanmeldt, na vergeefsche pogingen om bij 't open haar onderwys geplaatst te worden, laat men dezulken toch nieten in 't laatste geval toeh niet onvoorwaardelijk aan stellen. Wat moet er, by 't onderricht van de zoodanigen, van 't Christelijk on derwys, van onze kinderen, van de toe komst worden. En ten slotte ook dit is een grief die wij moeten uitspreken, dcch een grief die eigenlijk slechts de afwezigen geldt. Van liberale zijde wordt ons nog en niet zonder recht toegevoegd dat wij zeiven ook nog onderwijzers aan de Chr. school hebben die blootstaan aan de ver leiding der zonde, waarvoor volgens een liberaal bladde Nieuwe Amsterdam mer van een der jongste weken aan de openbare school zoo menigeen reods bezweken is, en waaraan kort achtereen drie openbare onderwyzers zieh ten val brachten. Men legt ons van die zijde het zwijgen op met het verwijtook by u waren er tot op heden, en naar verhoading even veel. Over dit „evenveel" wenschen wij niet te twisten. Doch de gevallen kwamen voor en daarom zwijgen wij ook 't liefst en hebben wij van de misschien gewettigde klacht van bovengenoemd liberaal blad over de onzedelijkheid van openbare on derwyzers in verband met de richting van 't openbaar onderwijs dan ook geen notitie genomen. Maar hierom dan ook des te meer dringen wy er op aan, zoo dit kwaad onder ons gevonden wordt, dat 'tworde uitgeroeid. Onze Christelijke on derwijzers moeten zijn en blijven mannen van groote zedelijke kracht, die zich stalen laat door 't gebed, zich leiden laat door de zedelijke wetten van het Koninkrijk der hemelenzich spenen laat aan al wat de zonde der gedachte, des woords en der daad te voorschijn roept. Mannen van in vloed, die vertrouwen winnen zonder ver trouwelijk te zijn, en liefde zonder ook maar één oogenblik de regelen der kiesch- keid en der kuischheid uit het oog te verliezen. Van „onderwyzer aan eene Christelijke school" tot Christelijk onderwijzer ligt een lange weg van zelfverloochening, van be sliste overgave aan den Heere. Wie voor deze taak terugdeinst, blijve liever van de Curistelijke school ver. Onze oude chris telijke onderwijzers onze Meyers en Fe- ringa's, onze Van Noorts en hoe zij meer heeten -mogen, zij zijn door hun godzaligen waudel, door hunne groote zelfverlooche ning in de school en buiten de school, door hunne daden des geloofs, honderden ten zegen geweest, toen hun getal klein was. Heeft nu 't Christelyk onderwys in de diepte evenveel gewonnen als in de breedte, dan hebben wij geen woord van 't bovenstaande geschreven. En een blaam leggen op de nog zeer vele Christenmannen die om Christus'wil, gelijk 't behoort, het Christe lijk onderwijs dienen, willen wij ook niet. Maar wel waarschuwen wij voor verflau wing der grenzenvoor verslapping aan de zijde der schoolbesturen, in de keuze van den onderwyzer en in de bepaling van 't salaris. Dit toch mag wel van hen worden ge- eischt, dat zij aan de school met den bij bel ook een onderwyzer met den bijbel benoemen. En dewijl zij immers ook zeiven zullen toegeven dat arbeid geen koopwaar is, mogen wij immers ook bij hen aandringen op goede bezoldiging van den onderwyzer naar den eisch des tijds, overeenkomstig verdiensten, in verband met zijn dienstja ren, en overeenkomstig zyn behoeften in verband met zijn roeping als huisvader. Bij de verkiezing op 15 Juni 11. werden in het district Honteaisse uitgebracht op Pompe v. Meerdervoort 1421 stemmen v. Deinse 1530 Walter2265 Totaal 5216 Op 25 Juni bedroeg het totaal der uit gebrachte stemmen slechts 5122 dus 94 minder. In die getallen heeft het „Weekblad voor Zeeuwsch Vlaanderen w. d.u iets uiterst merkwaardigs ontdekt, dat de Goesche Crt. „nog wel der vermeldiug waard" acht. Telt men bij het totaalcijfer van 25 Juni zijnde 5122 weder op de thuisgeblevene kiezers van 15 Juni zijndo 94, dan krijgt men weder het totaal getal van 15 Juni, n.m.l. 5216. En ais men ,nu van dat totaal getal van 16 Juni, dus van 5216, aftrekt de stemmencijfers op v. Deinse (1530) en op Walter (2265), dan krijgt men waarlijk weder het stemmencyfer op Pompe (1421). Aardig he Maar, zoo vraagt misschien een onnooze- le broeder, wat is daar nu voor bijzon ders aan? (Pompe v. Deinse Walter) (v. Deinse Walter) is immers altijd Pompe Als men van 5216 aftrekt 3795, houdt men immers altijd 1421 over Dat is toch zoo natuurlijk als het maar kan Weineen mijn goede vriend, dat is volstrekt niet natuurlijk, het Weekblad voor Z.- Vlaanderen tv. d. en de Goesche Crt. noemen dat „curieus" Datr 5216 3795 1421 is, 0 neen 1 dat is niets bijzondersmaar dat dan later 5216 3795 alweder 1421 is kijk, dat is toch „curieus" 1 Eu als gij, mijn onnoozele broeder, dat „curieuse" nu nog niet duidelijk inziet, dan ligt dat natuurlijk aan uwe ounoo- zelheid en kunt gij niet beter doen dan even te loopen naar het bureau van de Goesche Crt. De redactie van dat blad, behoorend tot het „denkend deel der natieut zal het u ongetwijfeld glashelder maken hoe het feit dat tweemaal dezelfde aftrek king ook tweemaal dezelfde uitkomst geeft, buitengewoon „curieus" en „der vermelding waard" is. Wij ontvingen het 15e jaarverslag van de Chr. Vereeniging voor de verpleging van lyders aan vallende ziekte, te Haarlem. Voorzitter dr. Muller, directeur J. L. Zegers. Wij vestigen op deze stichting de aandacht. Het verslag meldt van groote behoefte aan uitbreiding. Een stuk gronds, vroeger om des voordeels wil verhuurd, moest daartoe in gebruik genomendoch hiermede is men er nog niet. Er is geen plaats voor openbare godsdienstoefening. Daartoe dient de waschinrichting welke daartoe telkens moet worden ontruimd. De eetzaal is te klein, de zusterkamer is te benauwd. Eea geschikte ziekenzaal ontbreekt, benevens een kamer waar de nachtwaaksters bij dag kunnen rastenen een zaal voor afzonde ring van lyders aan besmettelijke ziekten. Ook is er geen ontvangkamer, voor per sonen die de verpleegden komen spreken. Van het in gebruik te nemen terrein werd nog geen gebruik gemaakt, wyl de noodige gelden tot de uitvoeringf 30000 ontbreken. De stichting telt 140 verpleegden, en voorziet in eene dringendebehoefte. Waarom zou zij haar werk al zuchtende verrichten Een leuke broeder onder de heeren van de pers is de redacteur van de Nieuwsbode. Hij juist is 't geweest die in zijn blad den populairen voornaam van den Zierik- zeescken afgevaardigde Van Kerkwijk ge debiteerd heeft, en zie, nu komt hy zich quasi ergeren aan onze mededeeling dat zyn „Koo" een maat gekregen heeft in den heer Nolting. Wy hebben er natuurlijk geen aantee- kening van gehouden hoeveel malen de Nieuwsbode, van zyn afgevaardigde spre kende, diens voornaam genoemd heeft. Toch brengea wij gaarne de onderstaande politieke vermaning van haar dichterlijken medewerker uit haar no. van 4 of 6 Juni 1891 onder de aandacht. Toen toch schreef de Nieuwsbode het volgende Op, Schouwenaars 1 toont wat gij zjjt, Uw vrijheid raakt gij anders kwijt, - Op mannen op als eenen man, Zorgc dat men u niet zeggen kan: Het liberalisme is daar een lijk Want men verzaakte Kerkwijk. Reeds een kwarteeuw was hij uw man, Een kerel die niet draaien kan. Die nimmer buigt voor arm of r(jk Zoo is onz' Koo, ons Kerkwijk. Verslaat de lui die driest en dom Weer roeren ultra's grooten trom, Verslaatde leiders van 't complot, Die biddend opzien tot „hun" God, En met een taal aan nonsens rijk, Verguizen uwen Kerkwijk. Nog eens, pakt aan I toont wat je kunt, Het is op ons, op „Koo" gemunt. Verder schrijven wy maar niet over. De lezer zal in 't 3e couplet wel een en ander vinden dat hem vragen doet of dat dezelfde Nieuwsbode is die nu vromelijk klaagt dat wy geen personen van begin selen weten te scheiden. Natuurlyk ge zwegen van de humane zeggensmanier die uit zijne rijmelarij over „Koo" u tegenlaeht. Misschien brengt de Nieuwsbode ons antwoord ook onder 't oog harer lezers. Ons land teld^J Januari jl. 4.928,658 bewoners, waarvan Kuïd-Holland 1.082.678, Noord-Holland 933)690, Gelderland 983.692,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1