NIEU WSBLAD VOOR ZEELAND. C-ffite Staacgang. CHRISTELIJK- HISTORISCH !o. 106. 1897. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. DUURDER BROOD. Rede van den Heer Snijders fe Koudekerke. DoiuMijj 10 Inni. ellen MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De liberale vogelaars hebben nn uit allerlei toonaard overal zoo laid hun lie- deke van „duurder brood" doen weerklin ken, dat 't eenvoudige volk er werkelijk van onder den indruk geraakt is en met zekere angstvalligheid vraagt of de anti revolutionairen niet wat beters voor hen weten dan in de toekomst een dure bo terham. Nu weten wij niet of dat geroep van „duur brood, duur brood" uit werkelijke belangstelling in de kiezers dan wel in de stembiljetten der kiezers voortspruit. Wij gelooven ook niet dat een naden kend antirevolutionair op de waarschuwing der liberale sprekers stemmen zal voor Van Deinse of Hennequin, Heijse of Fokker. In Goes heeft namelijk de heer Lobman zich nog niet voor graanrechten verklaard. Hij wenscht de zaak rustig en wel nog wat te bestudeeren. In Middelburg is wel mr. Lucasse be slist voorstander van tijdelijke tegemoet koming aan den landbouw door 't heffen van schaalrechten doch het Walchersche volk is verstandig genoeg om te beseffen dat de quaestie der graanrechten geen beginsel raaktzoodat de vrijhandelaars onder hen niet minder beslist voor Lncasse zullen zijn dan de protectionisten. Dat ook maar één kiezer die bij den landbouw, 't zij graanbouw of bietenbouw, betrokken is, Van Deinse boven Pompe stellen zou, is ook niet waarschijnlijk. Wanneer men van duurder brood spreekt, schijnt 't niet onmogelijk dat juist een man als Van Deinse door te stemmen tegen het amendement-Van der Kun de boterham voor menigeen heeft helpen duur maken. Niet dat wij hem hiervan een verwijt makenevenmin als dat wij Lohman bij v. prijzen zullen dewijl hij voor genoemd amendement Van der Kun heeft gestemd. Ieder Kamerlid toch stemt naar over tuiging en plicht, naar zijne opvatting van 't landsbelangen dus komt 't niet te pas hem deswege at te straffen of te zegenen. Maar de liberale sprekers die de men- scben met dat „dure brood" trachten bang te maken en stemmen te winnen voor den liberaal, mochten wel eens bedenken dat in Zierikzee de liberale candidaat Van Kerkwijk ook voor graanrechten is, en in dit duurder brood een begin van verbetering in den algemeenen toestand ziet. Bovendien de quaestie der graanrechten laat zich nu eenmaal niet door een opper vlakkig praatje van duurder brood van de baan dringen. Maar 't is het oude liedje. De liberale partij heeft zich jaren lang op de been gehouden onder dc leus goedkoop volks onderwijs, thans tracht zij zich er weder boven op te werken met de leusgoedkoop brood. Dat is haar toelegen wij hopen dat de eenvoudigen onder ons niet zullen mede- Werken om dien toeleg te doen gelukken. Wij beleven thans een tijd van goed koop brood. Maar is dit de beste tijd, zon men mogen vragen. Achter dat goedkoope brool liggen de lage graanprijzen; achter de lage graan prijzen de achteruitging van den boer en achter de achteruitgang van den boer de Vermindering der volkswelvaait. Ook in onze streken ervaart men de waarheid van 't Duitsche soreekwoord Hat der Bauèr geldso hafs die ganze welt. Wanneer 't den boer goed gaat, onder vinden de arbeiders, de ambachtslieden, de neringdoenden daarvan de zegeningen, voordeelen die door den opslag van een P°ndsbrsod met een half centje ruim worden Waar tegenover staat dat ondanks den goedkoopen tijd, de koopkracht vermindert, dewinkelstand kwijnt, endeverdiensten slin ken, ook voor den werkman. Jaren lang zijn brood en vleesch en kleedingstukken goedkoop geweest en is er wel ooit meer geklaagd over de slechte tijden? Wie herinnert zich nog de jaren van 1860 tot 1876 Het brood was duur, doch er heersch- te welvaart ten plattenlande, vrij wat meer dan thans. De winkeliers hadden het goed, de amb tenaar niet minder, en de arbeider, die sparen kon, kocht een stukje land of zocht zijn huisje in eigendom te verkrijgen. En thans Zie, dit is de groote fout veler liberalen, dat zij dergelijke zaken van uit de studeer kamer bedisselen willen. Zij fabriceeren stelsels, en wat daar buiten gaat, achten zij uit den booze. Maar 't geval doet zich voor dat de practijk niet zelden met de fraaiste stel sels spot. De fraaiste stelsels. Of is 't bijvoorbeeld geen fraai stelsel dat, gelijk zij zeggen, de schoollokalen overal, in een dorp zoowel als in een stad, eender ingericht moeten zijn? Dat de hoofden van scholen even knap moeten zijn, onverschillig of zij een dorpsschool met 50 of een stadsschool met 500 leer lingen voor hunne rekening krijgen? Dat de dorpsdokter even ontwikkeld moet zijn als de dokter uit een der grootste steden? Ook 't stelsel van den vrijhandel is o, zoo schoon, maar blijkt het niet telkens weer dat men er op 't platteland niet van kan eten Maar bovendien, zal invoering van graan- r* chteu 't brood in elk geval duurder maken Hoeveel brood een werkmansgezin per jaar eet is niet uit te rekenen, doch aan genomen dat een zoodanig gezin 2000 pond brood per jaar eet en dat is veel dan zou bij een invoerrecht van f 1.25 op de honderd kilo, klimming van dien broodprijs toch nooit hooger komen dan f 10 per jaar. De heer Pompe heeft echter herinnerd dat bij een invoerrecht van f 1.80 per hectoliter in Duitschland het brood niet duurder was geworden. En hoe was de ervaring hier te lande Het is eenvoudig een feit dat vóór eenige jaren het graan f 15 a f 14 gold, toen was het brood 17 h, 18 centthans is de prijs van 't graan f 6 a f 7 en het brood is niet 8Vj a 9 ets., maar 12 cents. Toch achten wij de mogelijkheid van duurder brood aanwezig en de meerdere uitgave van f 10 'sjaars door een werk mansgezin, ook al voelt 't hiervan niets, wel degelijk een groot bezwaar. Indien er dan ook voor deze f 10 niet iets anders in de plaats kwam, zouden wij er ons met hand en tand tegen verzetten, ook al is 't waar dat graanrecht op zich zelf niet alleen den boerenarbeider, maar ook bijv. den smidsknecht of den manden maker, en tal van andere werklieden die, rechtstreeks of niet, van den landbouw leven moeten, ten goede komt. Maar daarom vraagt de Antirevolutio naire partij dan ook bij de graanrechten, verhooging van de tarieven op bewerkte artikelen teneinde niet alleen te platte- lande, maar ook in de steden den algemeenen toestand te verbeteren. Ieder stemt, toe dat twee weken zonder werk voor een werkmansgezin veel schado- lijker is dan tien gulden per jaar meer uitgave voor brood. En ook dat een halve cent per uur meer loon, dat is minstens vijf cent per dag, een vergoeding van minstens het dubbele voor de hoogere uitgave voor brood bieden zou. En overmits nu de uitkomst in Duitsch land geleerd heeft, dat deze verbetering in den arbeidstoestand metterdaad, als ge volg van hot hooger tarief, gekomen is, zoo zelfs, dat er geen handen genoeg zijn, en duizenden Nederlanders de grens overtrekken, om in Duitschland arbeid te vinden, mag ondersteld, dat soortgelijke verbetering ook hier zou intreden. Het is dan ook niet waar, dat de werk man liefst daarheen gaat, waar het brood het goedkoopst is. Integendeel de ervaring leert, dat de werkman bij voorkeur heen trekt naar plaatsen, waar het brood duurder is, om dat hij weet, dat het hem daar per slot van rekening beter gaat. Te Amsterdam bijv. is 't brood drie en een halve cent duurder dan in Leiden, en zijn de woningen ook veel duurder. En toch trekt het werkvolk bij duizenden naar Amsterdam en niet naar Leiden dat toch maar een uur sporens nader of veider Een feit natuurlijk alleen daaruit te verklaren dat de werkman bij instinct vat dat het niet de vraag is of hij een halve cent, meer voor een pondsbroodje heeft uit te geven, maar wel of hij altijd zeker is van centen te verdieuen en meer centen van zijn arbeid te maken. Kon derhalve de algemeene conditie voor den arbeid, gerekend per werkman, met een halven cent per uurstijgen, dan is een cent meer per kilo brood geen verlies, maar rechtslreeksche winst voor den werk man eerst wie hierop let, velt over de werking van zulk een invoerrecht een rechtvaardig oordeel. En daar komt dan in dc tweede plaats nog bij, dat goede pensionneering, en daar door verzekering tegen het pauperisme op den ouden dag, op ons Rijksbudget niet is te vinden, tenzij men, tijdeiijk althans, tot invoering van rechten overga. Niet de graanrechten alleen kunnen dit leveren althans niet, zoo van de graan rechten de premie en de vleeschaecijns af moetmaar wel graanrechten en invoer rechten op bewerkte artikelen saam. En als men dan de keuze stelt tusschen eenerzijds het brood een cent per kilo of of 2 pond goedkooper met telkens uitbre kende werkeloosheid en zonder pensioen, en anderzijds het brood een cent per kilo of 2 pond duurder, maar met vaster ar beid, beter loon eu met pensioen, dan aarzelt de werkman in onze kringen niet, en begrijpt zeer wel, dat op die wijs zijn pensioen volstrekt niet door hem alleen, maar door alle overige standen der maat schappij mee betaald wordt. 9 Juni '97. Gelijk wij den lezers te Goes Zater dag-avond bereids per bulletin mededeelden, is bij Kou. besluit benoemd tot burgemeester van Goes J. Ph. Wesselink, oud-burge meester van Brouwershaven, Maassluis en Harlingen. Men schrijft ons: Twee burgemeesters, waarvan ik hoorde en er zullen er wel meer zijn, hebben uitgerekend dat in 1898 de kiesgerechtig den zullen geslonken zijn tot het getal van 1896, of er nog beneden. Is dat uitbreiding van kiezers Hoe eer de census verdwijnt en het huismanskiesrecht intreedt hoe beter. Na een inleidend woord van den Heer J. J. H. Doorenbos, waarin deze mede deelt, dat de heer mr. Smeenge te laat aan den trein was gekomen, en zoodoende verhinderd was heden avond op te tre den, verkrijgt de Heer Snijders die zich welwillend bereid had verklaard, hoewel onvoorbereid, de opengevallen plaats te vervullen, het woord. Spr. begint met te wijzen op de belangrijk heid der verkiezing wegens de uitbreiding van het kiesrecht. Reeds na de herziening der G. W. in 1887 had een uitbreiding plaats, die de meerderheid gaf aan de Anti- rev. en Kathol, partijen. In 1891 moes ten deze partijen, die tengevolge van 't vraagstuk der plaatsvervanging met elkaar in strijd waren geraakt, 't veld ruimen voor de liberale party. Nu trad uitbrei ding van 't kiesrecht op den voorgrond, echter ten gevolge van de aanneming van een amendement op 't kieswet-ontwerp Tak, werd de 2e Kamer ontbonden, tengevolge waarvan in 1894 't ministerie van Houten optrad dat de tegenwoordige kieswet tot stand bracht. Spreker zelf voldoet deze kieswet niet. Hij persoonlijk is voor een uitgebreider kiesrecht, -t Moet niet de vraag zijnWelke personen zijn bekwaam en geschikt om 't kiesrecht te kunnen heb ben, maar: welke personenzijn ongeschikt tot 't kiesrecht, en die sluite men uit. Bij de stembus treden verschillende par tijen op den voorgrond. In alle partijen, zelfs in de R. Kath. valt een ontbindings proces waar te nemen. Zij deelen zich in de meer conservatieve of orthodoxen en de meer vooruitstrevende, 't Ware te wen- schen dat er een overeenkomst ware ge weest tusschen de partijen op maatschap pelijk gebied, opdat er hetzij een krach tige conservatieve, hetzij een krachtige vooruitstrevende partij gekomen ware. 't Is een illusie van spr. geweest. Maar 't is helaas weer de leuze geworden Clericaal of Anti-clericaal. Men kan 't Christ, be ginsel iu de consciëntie laten werken, 't kan nooit een leiddrBad zijn voor de re geering. Men kan thans niet meer zeggen wat Christelijk is of wat liberaal. Vroeger wel. Wanneer men zegt Christelijk dan geeft dat niets geen leiddraad op staatkun dig gebied, getuige het verschil tusschen Anti-revolutionairen en de Christ. Hist. Kiezersbond. Spreker is het geheel eens met de kritiek door ds. Talma gegeven over art. 4 van 't Program van den C. H. K. Maar er is, zoo vraagt spr. toch geeu onderscheid tusschen 't geloof van Anti- Rev. en C. H. Ook is er een hemelsbreed verschil tusschen R. Kath. en Anti-rev. al hebben zij één'geloofsbelijdenis; de toe passing daarvan loopt geheel uiteen. Zij zuil in nooit een krachtige regeering kun nen vormen. Spr. ontkent in geenen deele dat beide partijen tal van mannen hebben waarop ze trotsch kunnen zijn. Aan de regeering gekomen zullen zij enkele maat regelen kunnen nemen. Maar nooit zal van hen een krachtige sociale hervorming kunnen uitgaan; getuige de invoering van den persoonlijken dienstplicht. Spr. spreekt niet van een verbond en nog veel minder van een monsterverbond, tusschen deze partijen, zelfs niet van samengaan, maar toch is het Program van de Anti-Rev. zeer meegevallen aan de Katholieken en steunen deze laatsten reeds nu overal de eersten. Maar wanneer die Partijen de meerderheid krijgen, wat zullen ze er mee doen? Hierna gaat spreker 't program van ur gentie der liberale Unie bespreken. Na enkele korte opmerkingen over de andere punten staat spr. uitvoerig stil bij 't vraagstuk der Beschermende rechten. Spr. heeft zich afgevraagd of protectie op zich zelf een voldoenden grondslag geeft voor part ij formatie. Een party-kwestie is het uit zijn oeconomisch karaktir niet. Men vindt dan ook in alle partijen afwijkingen van de hootdstrooming zoo b. v. Kerdyk in de Liberale, Mackay en Lobman in de Aati-Rev., en Schaepman in de Katholieke partij. Protectie is dan ook zelfs bij een Anti-Rev. en R. Kath. minderheid, vol strekt nog geen uitgemaakte zaak. 't Vraag stuk der bescherming is zeer moeilijk. De argumenten er voor zijn zeer aanlokkelyk. 't Betreft hier in 't wezen der zaak de kwestie van den ruil. Naar mate de be schaving grooter is, zijn de menschen veel afhankelijker van elkaar, niemand kan meer geheel in zijn eigen behoeften voor zien. 't Eene land is hiervoor, 't andere daarvoor geschiktdaarvandaan moet ook tusschen de landen geruild worden. Nu is het groote argument tegen protectie, dat zij een belemmering vormt van het ruilverkeer, en derhalve een belemmering voor ieder om op de beste wijze in zijn behoeften te voorzien. Bovendien wat moeten we beschermen? Wanneer men een tak van nijverheid gaat protegeeren, waar is dan de grens. Iedere producent wil op zijn beurt beschermd worden. Beseherming brengt voort begunstiging van de eene klasse ten nadeele der andere want de pry zen worden hooger, [dit toch is 't doel der bescherming, en die hoogere pry zen moeten door de inwoners betaald worden. Wanneer 't werkelijk hielp zou spr. niet tegen een tijdelijke bescherming zijn. Maar dit doet het niet. Bij graanrechten stijgen de pachtprijzen. Ten behoeve der grond eigenaren behoeft men werkelijk geen rech ten te heffen, die voor 't grootste gedeelte betaald worden door de laagste klassen. De brooi etende klasse wordt het kind van de rekening. Ook 't argument vari vermeerdering van 't werk is onjuist. Ten gevolge van bescherming zullen zeer zeker enkele takken van industrie gaan bloeien, maar andere zullen er evenzeer door te gronde gaan. Want de beschermde pro ducten zijn zeer dikwijls weer grond stoffen voor andere producten. Men moet deze producten duurder koopen, en dus zyn eigen producten duurder verkoopen, wat door de concurrentie dikwijls niet gaat. Door beschermende rechten op graan zal de landbouwer die vruchtbaarder land heeft dan zijn buurman, meer beschermd worden, want hoe meer graan men pro duceert, hoe meer premie men zal krijgen. Hier geldt dus ook weer: Die heeft, dien zal gegeven worden. Dat is in strijd met de Christelijke rechtvaardigheid en bil lijkheid. Spr. zal zyn rede niet langer uitstrek ken, ook met het oog op do warmte in 't kleine, zeer gevulde zaaltje, die ondra gelijk is. Hij eindigt met er op te wijzen, dat het gewenscht is mee te werken tot 't geven van de meerderheid in de kamer aan een partij, die de grootste kans geeft te geraken tot een werkelijke verbetering van den maatschappelijken toestand, en tot opheffing van de sociale ellende. Daartoe stemme men ook in dit district den can didaat der Liberale party. (Wegens plaatsgebrek moesten wij het verslag over het debat tot een volgend no. uitstellen. Red.) Maandag, 2de Pinksterdag 1.1. werd in het kerkgebouw der Gereformeerden A te Middelburg de vergadering van den Zeeuwschen Gereformeerden Jongelings- bond gehouden. De morgenvergadering, door ruim hon derd afgevaardigden en leden van Geref. Jongelingsvereenigingen bijgewoond werd met psalmgezang geopend, waarna de voor zitter, ds. Buurman van Meliskerke, voor ging in het gebed en een voortreffelijke toespraak hield naar aanleiding van 1 Joh. 2:146. Duidelijk zette Spr. uiteen, dat hier sprake is van der jongelingen voor- treffelijken staat, „Gij zijt sterk", als voor den Apostel aanleiding en drangreden tot de vermaning van vers 1517; een staat, die de gansche Scrhift door ous wordt voorgesteld als het beeld van levensfrisch- heid, moed en kracht. Een kracht even wel, die de jongelingen, waarvan Johannes schreef, niet hadden aan dan dag gelegd in een lichamelijke worsteling, maar in een geestelijken kampstrijd en met geeste lijke wapenen. Een kampstryd, waartoe Spr. ook zijn hoorders aanspoorde, die hij tot slot het „hartelijk welkomtoeriep. Vervolgens stelde de Secretaris, de heer Dekker van Goes, in een humoristisch en met geestige zetten gekruid verslag, den toestand van den Z. B. in het licht die over het algemeen gunstig is te noemen. De heer Bastmeijer, voor het eerst als lid van het Bestuur van den Z. B. aanwe zig, bedankte voor het in hem gestelde vertrouwen, en beloofde voor de Chr. J,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1