NIEUWSBLA VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 98. 1897. GRAANRECHTEN. Metifaij 8 ileu iCfrffi Ian cganft, VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bijdit nummer behoort een bijvoegsel. Buitenlandsch Overzicht. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De Directeur van het Postkantoor te Goes, overwegende de verschillende op zeer heusche wijze bij hem ingekomen bezwaren tegen de jongste wijziging der bestellingen, brengt ter kennis, dat in afwachting van nader uit te lokken be slissing van Hoogerhand, voorloopigde be stellingen op den ouden voet zullen plaats vinden. De Directeur voornoemd: VAN INGEN. H E R IJ K. Kruinlngen, 8 Mei. Krabbendijke, ook voor Waarde, 10 en 11 Mei v.m. Rilland—Bath 11 Mei n.m. en 12 Mei. Breskens 17 en 18 Mei v.m. Groede 18 Mei n.m. en 19 Mei. Nieuwvliet 20 Mei v.m. Cadzand 20 Mei n.m. Zuidzande. 21 Mei v.m. Retranchement 21 Mei n.m. Sluis, met uitzondering van Oud-Heille 22 en 24 Mei. Indien wij overeenkomstig ons vorig schrijven een antwoord "trachten te geven op de vraag: of de nadeelen ver banden aan de heffing van een voldoend invoerrecht op buitenlandsche granen van dien aard zijn, dat het beter is de welvaart van twee-derde der bevolking des Rijks prijs te geven dan daartoe over te gaan, dan hopen wij dat duidelijk, maar toch zoo kort mogelijk te doen. ïïooren wij daartoe eerst het voornaam ste bezwaar van hen, die tegen genoemde heflUg zich kanten, en brengen we dit ter toetse. Hun voornaamste bezwaar is de prijsver- hooging van het brood, vooral met het oog op den daglooner. Deze verhooging zal omtrent twee cent per kilo bedragen voor het tarwebrood zoodat voor een huisgezin van vijf perso nen, dat wekelijks f9 inkomen heeft en 18 kilo brood verbruikt, de belastingdruk 36 cent per week zou zij nwat gelij k staat met 4 pCt. van het inkomen. Wij achten het aangevoerde van den tegenstander niet gering, maar toch onver dedigbaar. Laat ons, om dit aan te toonen slechts nagaan, hoe thans de zaken staaD, en vrat te| wachten is als men op dezen weS blijft voortgaan. He zaken staan thans zoo, dat de wer keloosheid zich alom openbaart, zoodat vele werklieden een-derde deel van het jaar geen werk knnnen bekomen. Dit vindt zijn oorzaak niet in gebrek aan werk, maar daarin, dat er veel werk is hetwelk niet •neer loont aan den werkgever, door de goedkoopte der producten. Door zulk gedwongen ledigloopen heeft een gezin, dat anders dooreen f 9 inkomen had, er nu maar f 6 per week. Dat staat dus gelijk met een belasting druk voor dien werkman van 33 pCt. En dit moet door dezulken gedragen worden, omdat men de 4 pCt. voor allen niet wil aanvaarden. Zou dit laatste echter niet veel beter zijn dan die ongelijke druk? Of zullen wij liever met Kaïn zeggen ben ik mijn broeders hoeder Maar er is nog iets anders waarmede rekening gehouden moet worden. Indien velen ledigloopen nit gebrek aan arbeid, dan ia daardoor het aanbod van werkkrachten meer dan voor do behoefte noodig is, en daaruit volgt verlaging van oonen ook voor hen, die geregeld werk nebben. En waar er geen vermindering er loonen nit voorkomt, daar wordt er °eh zeker alle uitzicht op verhooging 6 yeiZie gezonden Stuk in ons no. van door afgesneden. Deze gevolgen zijn veel nadeeliger voor den werkman dan een be lasting van 4 pCt., of 36 cent per week op een inkomen van f9. Want de geringste loonsverlaging of verhooging is doorgaans van meer beteekenis. Ook is niets voor den werkman meer wenschelijk, dan dat het aanbod van werkkrachten verminderde en van werk vermeerderde. En waar deze belasting dat voordeel met zich brengt, zal zij blijken, eene weldaad voor den werk man en bet gebeele volk te zijn. Wij zonden wel willen, dat van alle belas tingen te knnnen zeggen. Er is eehter nog meer waardoor de werkman wordt bedreigd, indien de graan prijzen zoo laag blijven, en daarop willen wij ook wijzen. Gelijk ieder weet, worden de lage prijzen der granen veroorzaakt door den vrijen invoer daarvan uit het buitenland. Doch onder de landen in het buitenland, die graan uitvoeren wordt, behalve in Amerika, dat tijdelijk door bijzondere omstandigheden begunstigd is en daardoor nog eenigen tijd kan concnrreeren, in alle andere landen nog geen vierde deel van het loon door een werkman per dag verdiend als in ons land aan hem wordt betaald. Moet men das met die landen concurreeren, dan dienen de loonen daarnaar geregeld te worden, en met niet minder dan de helft verlaagd. Eene loonsvermindering van 50 pCt. staat dus in het vooruitzicht, voor niet minder dan een-derde deel van al de werklieden die in ons land zijn. Welke schromelijks gevolgen daaraan voor zulk eene bevolking verbonden zijn, is niet om uit te drukken; maar hoe noodlottig dat ook zal werken voor de overige werklieden, in de steden en op het land, zal de ervaring leeren, als men op den ingeslagen weg blijft voort gaan. Want de arbeiders, die het land be arbeiden, zijn krachtige mannen, die een werkzaam leven leiden, en bijna nimmer sterken drank gebruiken. Yan deze be volking zal, bij algemeene invoering der genoemde loonsverlaging, geen gering deel haar heenkomen zoeken in de steden, en op de loonen aldaar een allerschadelijksten invloed uitoefenen. Zij zullen op fabrieken en werkplaatsen al bet zwakkere vervangen, en dezen tot lediggang en armoede doemen. Al deze gevolgen nemen zij voor hunne rekening, die zich stellen tegen eene vol doende heffing van graanrechten. Nimmer zullen zij den landbouwer van hardheid kunnen beschuldigen, als hij gedwongen door een zoo hardvochtige politiek als die der vrijhandelaars, tot eene zoo diep in grijpende, betreurenswaardige loonsvermin dering moet overgaan. Zij, die deze politiek steunen, hebben het voor hunne verant woording. Nu wij hebben gezien, dat een gelijk matige belastingdruk van 4 pCt., voor den werkman verre is te verkiezen boven een ongelijkmatigen, die zelfs tot 50 pCt. stijgt, willen wij nog eene andere bedenking, welke tegen de invoering van graanrechten wordt aangevoerd, behandelen. Yolgens der tegenstanders beweren zou de boer, die zich enkel op het houden van vee toelegt, zeer worden benadeeld als men rechten op buitenlandsche granen ging heffen. Hij zon dan al het voeder, dat hij nevens zijn hooi gebruikt, tot een hooger prijs moeten inkoopen dan onder den tegenwoordigen toestand het geval is, en daardoor zou het voordeel aan anderen veistrekt tot sshade voor hem worden. Indien bovenstaande bewering het volle licht over de zaak van den veehouder wierp, dan zon er zeker benadeeling voor anderen zijn, en naar de middelen dienen omgezien om deze te voorkomen of te matigen. Maar de zaak staat geheel anders met den veeboer dan hierboven wordt voor gesteld. De veeboer heeft integendeel de grootste behoefte aan bescherming van den bouwboer, al moet hij daardoor zijn veevoeder ook duurder inkoopen. Hij heeft er zulk een behoefte aan, dat ook zijne welvaart er van afhankelijk is. Wij zullen dit duidelijk trachten te maken. Gelijk algemeen bekend is, houden de ons omringende Rijken hunne grenzen bijna voortdurend gesloten voor den invoer onzer runderen in hunne landen. Daardoor lijden onze veehouders verbazende schade, wa.it op onzen bodem kan veel meer vee worden gefokt en gemest dan door de bevolking des lands wordt verbruikt, waarom eene voortdurende uitvoer van vee noodzakelijk is. Komt er nu gedurige stremming in dien uitvoer, dan is de markt daardoor aan zulke schommelingen onderworpen, dat daaruit groote verliezen voor den veehouder ontstaan. Menigmaal moet het vee dan worden verkocht voor een prijs, waarmede al het voeder, alle moeite en risico van vele maanden onbe taald blijft dus als zuiver verlies kan worden beschouwd. In de laatste jaren komt de sluiting der grenzen veel meer voor dan vroeger. Voor korten tijd was het iets buitengewoons als de grenzen gesloten werden, maar thans is het bijna regel. De verliezen die geleden worden zijn dan ook groot. Het is duidelijk, dat de veeboer in eenen onhondbaren toestand komt. De ophooping van vee wordt al grooter, en op regelmatigen uitvoer is niet eens meer te hopen. £r moet dus verandering komen als men ook hem niet ten ondergang gedoemd wil zien. En deze verandering kan niet komen tenzij men den landbouw beschermt. Be schermt men dezen op eene voldoende wijze, dan zal bet blijken dat daarmede ook de veehouder geholpen is. Want door de goedkoopte van het graan, heeft de landbouwer veel bouwland tot weiland gemaakt, en veel koren aan zijn vee op gevoerd zoodat door hem zeker 40.000 slachtbare runderen meer ter markt worden gebracht dan in voor hem gunstiger jaren het geval was. Dat dit bij sluiting der grenzen eenen verbazenden invloed op de markt uitoefent zal wel niemand ontken nen en deze invloed is geheel ten nadeele vaH den veehouder. Het is daarom in het belang van dezen, dat de graanprijzen zoo hoog zijn dat de bouwboer weer tot de gewone wijze van boeren terug keere, en daardoor minder vee ter markt brenge. Ook houdt de bouwboer door nood ge dwongen, veel meer melkgevend vee dan vroeger, waardoor in sommige tijden dss jaars de zuivelproducten zeer gedrukt wor den, en dit is tot niet geringe schade van den veeboer. Ook dit zon bij behoorlijke bescherming van den landbouw anders worden, zoodat ook op dat gebied de veeboer aanmerkelijk zou vooruitgaan. Wij willen echter nog wijzen op een ander voordeel, dat de veeboer kan trekken nit de bescherming van den landbouw. En daarom verdient het onze aandacht, dat uit het graanrecht een voordeel voor de schatkist vloeit, waardoor de regeering in staat wordt gesteld om den accijns op het geslacht af te schaffen. Met die af schaffing werd een dubbel doel bereikt, wijl zij tot voordeel van den veehouder zou strekken ea tot schadeloosstelling van den burgerman. Want de prijs van het vleesch zou voor den verbruiker waar schijnlijk daardoor met vijf cent per halve kilo dalen, zoodat voor hem daarmede de meerdere uitgaaf aan brood omtrent ge dekt zoude zijn. En voor den veehouder zou het voordeel gelegen zijn in de toe neming van het vleeschverbruik. Waar schijnlijk zal die toeneming de som in waarde overtreffen, die anders aan belasting in de schatkist vloeit. En daarom meenen wij die op 15 pCt. te morgen stellen. Hierdoor zou bet varbruik met omstreeks 32.000 stuks slachtbaar vee vermeerderen. Ea als wij deze verbruiksrermeerderir.g voegen bij de 40.000 stuks, welke dooi den landbouwer minder ter markt zonden worden gebracht, wanneer de graanprijzen verbeterden, dan zon daardoor de overpro ductie met 72.000 stuks per jaar verminderen. Als wij nu vervolgens opmerken, dat de uitvoer van vee in de jaren 1886 tot 1893 dooreen 77500 stuks heeft bedragen, dan zal het voor ieder duidelijk worden, du.t door genoemde maatregelen bet verbruik zoodanig het voortbrengings vermogen zou naderen, dat ons land er tamelijk onafhan kelijk door werd van het buitenland, en geen veehouder zich meer behoefde te ver ontrusten over het sluiten der grenzen voor onze runderen. Al deze voordeelen kan de bescherming van den landbouw ons aanbrengen. En daarom knnnen wij niet anders, dan haar ten hoogste aanbevelen, ziende daarin een maatregel, die de welvaart van alle standen der maatschappij zal bevorderen. Gaarne zagen wij baar ingevoerd zonder premiestelsel. Wel stemmen wij toe, dat de belastingdruk zwaarder zou zijn dan met dit stelsel, maar de moeilijkheid eener jaarlijksehe taxatie, en de kosten die daar aan verbonden zijn ontging men toon. De opbrengst zon daardoor zooveel vermeer deren, dat de suikeraccijns met ruim de helft kon verminderd worden, en daardoor ontving ieder weer Va terug van de uitga ven die het duurder brood veroorzaakten. Indien men voorts nog Va van de inkomsten der graanrechten besteedde ten behoeve van een pensioenfonds voor werklieden, dan waren deze grootendeels schadeloos gesteld. Ook zou de suikercultuur er veel mede vooruitgaan. Yervolgens bleef er nog een aanmerkelijk bedrag beschikbaar voor vermindering of opheffing van verschillende belastingen, zoodat ook nog vele anderen er door gebaat zonden worden. H. SCHOONE,IONGEN Jac.z. Middeikarnis, 4 Mei 1897. Ook wij ontvingen een exemplaar van de nieuwe uitgave van het Provinciaal Blad van Zeeland, bevattende de gedrukte circulaires aan de plaatselijke besturen gericht van 1815li"26, en de Prov. bladen van 1827 31 Deo. §1896, voor zoover deze nog van kracht zijn. Het zijn twee dikke boekdeelen, en hebben groote bewondering en waardeering voor den zwaren arbeid dien deze verzameling heeft vereischt. Gemeentebesturen vinden nu in dit werk alles bijeen wat zij hebben te weten of na te slaan bij de uitoefening hunner functiën. Het tijdroovend naslaan van oude jaargangen heeft nu uit. Men heeft thans alle zaken bijeen in een betrek kelijk kort bestek, terwijl een alphabe tised register als 3e deel daaraan toege voegd bet werk metterdaad zal kronen. Wij sluiten ons aan bij het woord van dank aan Gedeputeerde Staten, den Griffier en den adjunct-commies door de Goesche Crt. gebracht voor deze verdienstelijke uitgave. Een berichtje. De Hollander bevat het volgende be richtje „Zondagmorgen kondigde te De Lier de ringpredikant ds. Snel van Schip luiden af dat Woensdagavond eene ver gadering zou zijn tot oprichting eener afeeeling van den Chr. Hist. Kiezersbond, en dat ds. v. Geest van 's Gravensande de leiding zou hebben. Tevens werd op trouw opkomen herhaaldelijk aangedrongen." Wij merken met genoegen op dat op eenmaal zoo groot eene verandering heeft plaats gegrepen in de opinie der predi kanten, als zonden zij met de politiek zieh niet hebben in te laten ja zelfs dat „aan politiek doen" streed met de waardig heid van hun ambt. Thans toch ziet men allerwegen predikan ten „aan politiek doen", optreden in politieke vereeniging-en en politieke vereenigingen in 't leven roepen. Ja zelfs tot bijwoning der vergaderingen van den kansel dringend aanmanen. Dat de^e heeren nu door hun optreden in de politiek het oud-liberalisme op de been helpen, vinden wi; eehter minder mooi. Wij koesteren nochtans de hoop dat zij, bij wijziging of omkeering hunner politieke inzichten met even groote vrij moedigheid en met evenveel ijver 't zul len opnemen voor de antirevolutionaire beginselen voor de roeping der gerefor meerde kerk, voor de belangen der chris tenouders, voor de Chr. schoolvoor den gewichtigen arbeid der Zending, en voor nog zooveel meer, waarbij bet tegen Kuy- per, tegen de doleerenden, tegen Rome, tegen wie wat nog al meer in het niet zinkt. De afdeelingen van den Chr. historischen kiezersbond stellen niet overal een liberaal candidaat. Zij doen 't hier en daar ook wel met een man van meer Christelijk en meer historisch gehalte. Te SliedreGht stelden zij den heer Yan Herwaarden te Haarlemmermeer den heer Crommelin. Beste inenschen. Goed, maar de candidatuur van deze beste menschen, in districten waar 't op 50 stemmen aankomt, zal dan toch ten gevolge hebben dat óf de antir. candidaat bij eerste stemming uitvalt, óf 't bij her stemming tegen den liberaal aflegt. De leus dezer heeren is „Tegen Rome Daar zal men rare dingen van zien. Er is sprake van dat enkele Indische vorsten, onder anderen de Sultan van Siak (ter Oostkust van Sumatra) reeds toebe reidselen maken om in 't volgende jaar de reis naar Nederland te doen en bij de inhuldiging der Koningin tegenwoordig te zijn. Hebt uwe vijanden liefzegent ze die u vervloeken. Dit gebod is door de Transvaalsche re geering reeds zoo herhaaldelijk betracht; onder anderen nu laatst tegenover Jameson en zijn bent die den kogel wnardig waren geweest en toch werden vrijgelaten. Thans heeft de Yolksraad op Kruger's voorstel besloten om den dag van Koningin Victoria's 60 jarig jubilé tot een officiëelen vacantiedag te verklaren, en dusdoende aan Hare Majesteit een teeken van sym pathie te geven. Moeten zelfs de meest gewetenlooze ge lukzoekers uit het gouddistrict de Rhodessen en Phillipsen, de Jamesons en Willoughby's, en hoe zij meer heeten, mo gen voor eene zoodanige daad van zelf verloochening geen respect hebber. Is met deze daad van Paul Kruger zijn nadere omschrijving van „kwaje vrouw" niet op de schoonste wijze toegelicht? En toch men zal het zien Enge land zal voortgaan met Transvaal te ver achten, te knechten, en eindigen met het te annexeeren. In de kunst van waardeeren bracht de Brit het nimmer ver. Het is jammer dat men op de oorlogs berichten, wanneer zij nit Grieksche bron tot ons komen, zoo weinig aan kan. Anders zou men knnnen zeggen dat de jongste gevechten op de linie Velestino -Aivoly-Pharsalos voor de Grieken niet ongelukkig waren. Woensdag middag te 2 nnr begon de slag hij laatstgenoemde plaats. De Turken rukten in groote orde met overmacht op de Grieksche stellingen aan maar werden spoedig teruggehouden. De kroonprins streed met moed in de voor ste gelederen. Zijn aanwezigheid droeg veel bij tot de geestdrift der manschappen. Ook Prins Nioolaas nam een werkzaam deel aan den strijd op den rechtervleugel. Ook bij. Velestino werd niet ongelukkig gevochten. De dichte drommen der Turken stootten ook bier het hoofd. Waarschijnlijk is op dit oogenblik ook de aanval op Larissa begonnen. Edhem Pacha voert daar zelf zijn manschappen aani

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1