NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 85. 1891 DE OPSTANDING. DE SOCIALE TOESTAND, Mecifag 17 Èptif. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Wegens Paaschfeeest verschijnt Maandag geen no. van ons Blad. fffrfe laotgaag. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p.- 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN ek van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Op den eersten dag der dagen bracht (Jehovah in Zijn woord. Hemel, aarde, en al haar heiren, uit het (niet ten aanzijn voort, Duisternis bedekte d' afgrond en des aard- (rijks aangezicht, Maar God sprak het Woord des Almachts, (Daar zij Licht en daar was Licht. Op den eersten dag der wekfe, vóór den (dauw de» morgenroods, Kees de Godmensch uit de banden des (te niet gebrachten doods Onverderflijkheid en leven werden aan het (licht gebracht, En de Zon der Nieuwe Schepping brak (d'aloude zondemacht. da Costa i. Bij het aanheffen van den kreet, vrijheid en gelijkheid, moesten ook gilden en cor- poratiën vallen. Vrije concurrentie werd begeerd; geen belemmeringen voor kunst zin en industrie; geen hatelijk monopolie van personen of genootschappendan zou de ontwikkeling van individuëele nijverheid en handel de waarborg zijn een er betere toekomst. De toekomst die men voorzag, is er, en mag zij beter worden genoemd Ik ben hier éénstemmig met de corypheeön der hedendaagsche revolutie. Het is deze onbeperkte concurrentie, deze wegneming, zooveel doenlijk, der natuurlijke verhouding van werkbaas en werkman, welke de maat schappelijke banden verscheurt, op de over- magt der rijken en d# heerschappij der bankiershuizen uitloopt, aan de handwerks lieden regelmatig onderhoud ontneemt, de samenleving in twee vijandige heirlegers <Mt, een tallooze schaie van armen doet ontstaan, den aanval der nietsbezittenden tegen de vermogenden voorbereidt en dien, in veler eog, verontschuldigen en bijkans wettigen zou. Zij heeft Europa in een toe stand gebragt, akelig en somber genoeg om velen sidderend te doen uitroepen Is or geen middel om, gewijzigd, de associatiön te doen herleven, die men zoo roekeloos onder de revolutionaire bouwvallen vergruisd Jlöölt Deze kernachtige beschrijving van den socialen toestand door mr. Groen v. P. aanvaarden ook wij, al erkennen wij dat sedert 1848, toen dit geschreven werd, veel ten goede veranderd is. Hoe moet die toestand beter worden Door associatie, zegt de heer Groen 'oor corporatief optreden, zegt een deel antirevolutionaire partij. Of mr. Groen v. P. met opzet juist uitdrukking heeft gebezigd die ook *3 de juiste achten associatie berust °P particulier initiatief, en is dus niet 'toe pMÓfoe/rreehtelijke organisatie dur- wij op dit oogenblik niet beslissen, a elk geval gaan jwij niet tegen zijne edoeling in, wanneer ook wij in associatie redmiddel zoeken, dia beteekenis hiervan te verstaan, C een enk-el woord zeggen over gildewezen en over de oude organisa- Óen *rheid, die door velen op dit JPfthhlM -, 'li -i, ais een ideaal ons wordt voor- j. et gildewezen is, eeuwen geleden, eene den °v meer natuurlijke organisatie van arbeid geweest. Natuurlijke organisa- a', '"ndat het niet op een vooraf uitge- zich 8-te^8e^ berustte, maar als van zelf de maatschappelijke toestanden art,»;!) e> Vimr het gildewezen was de er ni®1 vrijhing hij af van het goedvinden van den heermaar met de ontwikkeling der steden verwierf de ar beidersstand zich een groote mate van vrij heid, en wist zich, ook door corporatief optreden, zijn politieke rechten te verzekeren. In zijn tijd heeft dat stelsel goed ge werkt maar de maatschappij is er van lieverlede aan ontgroeid. Bij de groote ontwikkeling die nijver heid en koophandel namen, werd de hand having van de aloude toestanden onmoge lijk ja zelfs, in hooge mate onrechtvaar dig. Wat vroeger tot bescherming van den werkmansstand gediend had werd nu een belemmering en een verzwakking. Het stelsel paste even weinig op den lateren toestand als een kinderbuis op het lichaam van een volwassene. Men kan, ouder ge worden, nog wel eens met zeker heiwee terugdenken aan het gezellige, ouderlij ke huis, maar een verstandig man gevoelt onmiddellijk, dat hij in dien toestand niet meer zou passen, en dat het saamwonen van volwassen broeders, waarvan ieder op eigen manier, de wereld door tracht te komen, geen enkel voordeel, maar ontel bare nadeelen zou meebrengen. Zoo is het ook ondenkbaar op eenigerlei wijze de oude corporaties, met haar eigen rechten, te herstellengeen wetgever vermag de na tuurlijke ontwikkeling van het maatschap pelijk leven tegen te houden. Het leven zou, ondanks alle wetsbepalingen, eenvou dig zijn gang gaan, en het land dat het oude systeem, hoe ook gewijzigd, met kracht en geweid wiide invoeren, zou slechts zijn eigen nijverheid vernietigen ten bate van het buitenland. Velen meenen dat tot 1789 de gilden bestaan hebben, en eerst toen onder den aanval van Girondijnen en Jacobijnen be zweken zijn. Die voorstelling is geheel onjuist. In het algemeen hebben de revolutiemannen dier dagen veel minder veranderd en om ver geworpen, dan menigeen meent. Onder de vormen van de oude maatschappij was van lieverlede, als het ware door den na tuurlijken en onvermij delij ken loop der dingen,eene nieuwe maatschappij, een nieuw maatschappelijk leven ontstaan. De Revo lutie deed niet veel meer dan wat de tim merman doet, die de stellaadjes omverhaalt, waarachter de nieuwe bouw tot dusver verscholen was, en de decreten, die het gildewezen heetten af te schaffen, consta teerden slechts, dat de wetgever niet meer bij machte was de oude verordeningen in stand te houden. In sommige landen bestaan nog eenige overblijfselen van dien middeneeuwschen toestanddaar is corporatief optreden der standen nog denkbaar maar ook daar wordt dit steeds meer onhoudbaar. Waar die oude toestanden verdwenen zijn, kan men ze niet in het leven terugroepende grond waarin ze alleen wortelen kunnen ontbreekt. Wij zien dan ook in de nieuwe wereld, waar de middeneeuwsche toestanden nooit bestaan hebben, nergens eenige instelling die op het oude gildewezen gelijkt. De vrijheid van beweging, van woning, van verplaatsing, de verdeeling van den ar beid, de invloed der machine op de pro ductie, dat alles maakt herstel van een toestand, die onvrijheid van arbeid ten grondslag had, onmogelijk. Het leerrijkst is willicht wat wij vinden in Engelands historie. In dat land bestaat een krachtiger staatsleven dan in eenig ander land wellicht, en in geen land is men op het behoud van het bestaande naijveriger. Toch is de staatsinrichting zoo lenig, dat zij zich op den duur tegen de natuurlijke ontwikkeling van het maat schappelijk leven niet vermag te verzetten. Zoo is daar zonder revolutie, zonder ge welddadige omverwerping van bestaande staatsinstellingen, een staatsvorm ontstaan, die aan de eischen van het hedendaagsche leven volkomen beantwoordt. In Engeland heeft meii van oudsher zich van regeeringswege zeer krachtig met het arbeidsleven bemoeid. Ook daar heb ben de gilden gebloeid. Ook daar zijn dia gilden door de werkvereenigingen vervan gen. Maar zoo weinig was op den duur de wetgeving in staat den toestand te be heerschen, dat eindelijk aan de zijde der werkliedeu een strijd ontstaan is, ten einde zich van de hinderlijk geworden wetsin- menging los te maken. Datgene wat strekken moest ten bate van den werkman liep op zijn onderdrukking uit. Is dan de bewering, dat de beginselen der Franscbe revolutie een zoo verderfe lijke werking ook op onze hedendaagsche toestanden hebben uitgeoefend, onjuist Geenszins. Maar de fout ligt niet hierin, dat die revolutie datgene wat vermolmd was, opruimde, maar hierin, dat zij voor den verderen opbouw van verkeerde be ginselen uitging. Niet alleen zag zij den dieperen grond slag der dingen niet en ontkende zij dat zij daarmee te rekenen had, maar in haar oppervlakkigheid zag zij ook over het hoofd, dat de maatschappij niet is eene verzameling individuen, maar een samen zijn en samenleven van kringen. Zij meen de dat de willea van alle individueele menschen maar behoefden gekend en geteld te worden, om zeker te zijn dat men ver kreeg een algemeenen, met het recht overeenstemmenden v-'il. Zij >eende, dat op sociaal gebied mén gerust aan aller in dividueel belang den vrijen loop kon laten, omdat uit die vrije, onbeteugelde concur rentie noodwendig een gezonde, voor allen brnikbare maatschappelijke toestand zou geboreu worden. De onjuistheid hiervan wordt nu vrijwel algemeen ingezien. Laat men aan alle individueele belangen den vrijen loop; be kommert men zich om niets, dan om de handhaving eener formeele vrijheidis men tevreden met de stelling dat allen gelijk voor de wet zija, dan ontstaan er, dit is zoo, geen wettelijke privilegies; dan is er voor bevoorrechting van adel, geestelijkheid ot „bourgeoisie" evenmin gelegenheid als voor bevoorrechting van den werkmansstandmaar dan ontstaat er een woeste kamp om zich in het leven staande te hondeneen kamp, waarin alleen de sterkste individuen zich kunnen staande houden, terwijl alie zwakkere zich moeten tevreden stellen met wat hun toe geworpen wordt door de anderen, omdat en voor zoover deze hun diensten noodig en dus bij hun voortbestaan belang hebben. De vraag is nu maar, welke weg ons naar een beteren socialen toestand terug voert De loop der tijden bracht mee, dat de arbeid vrij is geworden. Diea aan banden te leggen is even onmogelij k ais een stroom te belemmeren in zijn loop. Maar de vrijheid van arbeid brengt niet de vrijheid van den arbeider mee. Dit niet te hebben ingezien, is de fout geweest van de leiders der politiek gedu rende deze eeuw. In de gegoede kringen, in de kringen der „bourgeoisie", brengt individueele vrijheid goede vruchten voort; in die kringen moet, en kan ook in den regel staande big ven wie zich verkiest in te spannen. Wie niet mee kan behoeft nog niet te gronde te gaan, maar daalt een of meer sporten op den maatschappelijken ladder. Niet alzoo in den werkmansstand. Daar wordt het individu het slachtoffer der ty- nnie; de slaaf van den werkgever. Niet, omdat deze juist een tyran is van natuur, maar omdat de concurrentie ook den braafsten werkgever dwingt tegen de minste kosten te produceeren. De arbeider wordt deel der machine met dit verschil, ten zijnen nadeele, dat hij goedkoop te vervangen is, en dus, uit geldelijk oog punt natuurlijk, niet behoeft te worden ontzien. Daartegen staat slechts ééne macht over niet de wet; niet de overheid; maar de werkmanskring zelf. Alleen coalitie, on derling verband, stelt den individueelen werkman in staat ook zijnerzijds voor waarden te stellen. Eerst door coalitie staat de werkman niet slechts formeel, maar ook in werkelijkheid gelijkgerech tigd tegenover den werkgever. Zulk een coalitie is echter geen gemak kelijke zaak. Zij is evenwel voor den werkman veel gemakkelijker dan voor den werkgever. In de werkgeverskringen staat ieder van nature op zich zelf. In de arbeiderskringen is het juist omgekeerd. Dat is bij werk stakingen telkens gebleken. De werk lieden voelen zich veel meer één dan de werkgevers, waarvan ieder uitsluitend voor zich zeiven te zorgen heeft. Zonder coalitie, zonder bonden komen de arbeiders er nooit. Zelfs de oude gilden be rustten op vrije toetreding; ook in die gilden moest veel geld aan de algetneene kas geofferd, veel boete wegens schennis van de gilde-statuten betaald worden. Dit hebben de Engelschen zeer goed begrepen. Van daar hun beroemde trade- unions of werkverbonden. Maar in Engeland waren de oude toe standen nooit geheel verdwenen; daar waren nog altijd overblijfselen van het oude gildewezenalthans van de daarop gevolgde werkliedenverbonden. Daar kon men dus voortbouwen op het bestaande, en leefde bij velen nog het besef voort van de nood zakelijkheid van samenwerking. Van daar, dat in Engeland nog geen Kamers van Arbeid zijn ingevoerd, en dat eerst in later tijd, buiten de wet om, ge heel uit het vrije leven de verzoeningsraden geboren zijn. Bij ons echter ontbreekt die historische ondergrond. Er is zoo goed als niets meer overig van het werklieden-verbond. Wel begint het verlangen daarnaar levendiger te worden, maar men zoekt toch nog meer de kracht in algemeene verbonden; meer in arbeiders-dan in vak-vereenigingenen in die algemeene vereenigingen hebben niet d# vakbelangen, maar de politieke en gods dienstige overtuigingen den boventoon. Daarom heeft de arbeidersstand ten onzent Regeeringshulp noodig. Niet door kunstmatig herstel van gilden, of van wat daarop gelijkt. Men kan den volwassene niet dwingen in het kinderbuis. Aan het gildewezen ligt bovendien eene gemeenschappelijke Gods vereering ten grond slag waar deze ontbreekt, is het oude gemeenschapsleven onmogelijk. Ook niet, door het aan banden leggen van den arbeid kan hulp worden verschaft. Men kan den arbeid wel dooden, niet hem de vrijheid benemen. Doch wat de overheid wel doen mag en doen kan, isbevorderen van do vakver- eenigingen. Laat ons, om den schijn van eigenwijs heid te mijden, hier overnemen, wat de voortreffelijke Brentano nog in 1882schreef in Schönbergs Handbuch der Oekonomie (bl. 945 en 993); „Maatregelen zijn noodig, lo. om de door den wetgever wel onderstelde, maar feite lijk ontbrekende vrijheid en geljjkberech- tigdhaid der arbeiders bij het sluiten van het arbeidscontract te verwezenlijken, en de eenzijdige bepaling va» het arbeidsloon door den werkgever te keeren 2o. om perken te stellen aan de overmacht, die de werkgever door zijn eenzijdige bepaling van de voorwaarden van het arbeidscon tract over den physieken, verstandelij keu en zedelijken toestand des arbeiders, en over diens huishouding en politieke en sociale leven erlangt-3o. om het maat schappelijk bestaan vaa den arbeider en diens gezin te verzekeren tegen de geva ren, waarmee het door werkeloosheid en onkunde bedreigd wordt. Vóór alles is daarbij van belang de arbeiderscorporatie (het bedrijfsverband in verbinding met scheidsgericht en verzoe ningsraden) en het onmiddellijk ingrijpen van de wetgeving ter beperking van de ovennacht van den arbeidgever over het persoonlijke leven van den werkman." (Slot volgt.) 16 April 1897. Te 's Gravenhaga is op hoogen ouder dom overledeu de heer Dr. L. R. Beynen oud-rector van het gymnasium aldaar, wiens heengaan een groot verlies mag genoemd worden voor zijn land en zijne geboorteplaats. De om zjjn veelzijdige kennis als ge schied- en letterkundige, zoowel als om zijn groote menschlievendendheid alom hoogeëerde man, heeft enorm veel bijge dragen tot het ouderwijs alsmede de opvoeding van een groot aantal mannen die thanB een eervolle plaats in de maat schappij bekleeden. AL zijne leerlingen luisterden met graagte naar het woord van den kundigen man, die echten gods dienstzin paarde aan oprechte gemoe delijkheid en verdraagzaamheid, en wiens innig geloof niemand kwetste, hoe warm hij zijne overtuiging bij zijn optreden als redenaar in verschillende instellingen uitsprak. De heer Beijnen heeft bijna een halve eeuw gearbeid aan de ontwikkeling van het opkomend geslacht, eerst als docent aan het Instituut te Noordheij, later aan het Haagsohe gymnasium, waarbij hij yan 1862 tot 1879 als reetor fungeerde. In tal van tijdschriften leverde Beijnen bijdragen op het gebied van knnst, ge schiedenis en godsdienst. Hij was ook geruimen tijd voorzitter van den Raad van Bestuur der Academie yau Beeldende Kunsten. Het was dr. Beijnen die, aan het Hof te Arolsen, aan de tegenwoordige Koningin-Regentes de taal en de geschie denis van haar toekomstig volk onderwees. (Nederlander). Volgens art. 2, 3,34 en 5 der wet van 21 Juni 1881, omtrent d» zeevis- scherijen, moeten alle schepen, schuiten of booten, in Nederland tehuis beboerende en die ty delij k of voortdurend de zee- visscherij, van welken aard ook, hetzij bnitea of in de zeegaten, hetzjj in de Zuiderzee, uitoefenen, het letterteeken voeren van de gemeente, waar zjj tehuis behooren, en het nommer waaronder het vaartuig in het register is ingeschreven. Big kens eene in de St.-Ct. no. 87 op genomen beschikking van den Minister van waterstaat, handel en nijverheid, dd. 5 April j.l., is dit letterteeken voor de volgende gemeenten achtereenvolgens be paald als volgt Arnemniden A.R.M. Bergen op Zoom B.Z. Biervliet B.I.E. Borssele B.O.R. Boschkapelle B.K. Breskens B.R. Brouwershaven B.H. Brninisse B.R.U. Cadzand C.Z. Clinge C.L.N. Colijnsplait C.P. Dreischor D.R.E. Etlewoutsdijk E.W.D. Goes G.O.E. Graauw G.R.A. Hoek H.O.K. Honte- nisse H.O.N. Hoofdplaat H.PKoude- kerke K.K. Krabbendijke K.B. Kruiningen K.N. Middelburg M.G. Ter Neuzen N.Z. Oost- en West-Sou burg O.W.S. Oud-Vosmeer O.V. Ouwerkerk O.K. Philippine P.L. Poortvliet P.V. Rilland R.I. Sas van Gent S.V.G. Sint Annaland S.A.L. Sint Philipsland S.P. Stavenisse S.V. Stoppeldijk S.T.O. Tholen T.H. Veere V.E. Vlissingen V.L.I. Wemeldingo W.M.D. Wolfaartsdijk W.F.D. Yerseke Y.E. Zierikzee Z.Z. Zontelande Z.O. Delft en Gouda zijn zijn wel de gril ligste districten in hunne provincie. Men kiest daar beurtelings liberalen en anti revolutionairen in de provinciale staten of in de tweede kamer. Thans herwonnen de antirevolutionairen in Gouda weer een hunner zetels in de Staten, door de ver kiezing van den heer v. d. Straaten met 1465 tegen 1140 Bttmmen op den liberaal Van Weel. Liebknecht over ons land. Liebknecht heeft na zijn bezoek aan ons land een stuk geschreven in een tijdschrift zijner partij, waarbij hij de Nederiandsche arbeiderstoe standen, in vergelijking met die ia Duitsch-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1