Randen NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. >pringbeer CHRISTELIJK- HISTORISCH facturen9 she Hypotheekbank 8.000 GULDEN fwiENER Jr., IERMANSKNECHT KNECHT DoniMag 8 Bpif. HUISHOUDSTER ilburg. eddeiitijken, mteii, Hand- en z. enz. rteering ZIJDEN- TE I RESTANTEN AMDIJCK, Goes. PIETfeRSE Dz. n „Groenkraag". „Mammouth". en Van Teijlingen, p aangeboden )ns Veeren Bed luw en Kussens, ex AKBEiD. ^eë'w*'mamb~ lijk bekende Mosterd Prachtige Olie en zachte Zeep 10 ct. (ed. DEKKER, Middelburg. lij J. YADER, Serooskerke. 1 yam dam te Kapelle v: inka Dienstbode Ho. 81. 1897. VERSCHIJNT elken MAANDAG-, woensdag- en vrijdagavond. uitgave van G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bij de gratie Gods. PATRIMONIUM. Ilissingen. MELDINGE, eigen teelt zaad van onder eerste hypothecair Agenten. po goed als nieuw bij den Boekhandelaar E. ddelburg. achinen,Horloges etc. WECCECEVEN. IR BROS, Rotterdam, franco oer post, het bovenste ge- >unlight Zeepomslagen. "iffiGHrZEEPf M ZIÉT f IsPAftRT - V\JO,GELO gen. EEHE VROUW ER i VflOEEÊB OUD UiT DAN Langedelft B 116, Middelburg, I Broeken- en Vesten* r ^ns een flinken Jongen o® behulpzaam te zijn. 1 aaker L. DE BRUIJNE Souburg' nmeren en metselen vers' MARIS te Misse. J. ORANJE, Kloeting' ij ABRm. MALJAARS A Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,025. EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij belijdt, dat de overheid regeert bij de gratie God», ea hieraan hare regeeringsmacht ontleenende, het recht heeft, den «ed te vragen, en, ter vrij lating vau den dag des Heeren, en alzoo mede in 's volks be lang, na wijziging der bestaande Zondagswet, zoowel zelve zoo veel doenlijk in al haar ver takkingen op dien dag behoort te meten, ais in haar conces- siën aan maatschappijen van vervoer geheelen of gedeeltelij ken stilstand van zaken voor dien dag heeft te bedingen. Artikel 5 van Ons Program). De overheid heeft het gezag uit te oefe- mn, den eed te handhaven en den rustdag vrij te laten, eene bevoegdheid welke zij ont leent, aan haar regeeren „bij de gratie Gods". Bij de uitoefening van eerstgenoemden plicht treedt de overheid op als handhaaf ster van Gods wet. Hiermede wordt niet bedoeld de wet der tien geboden; maar de algemeene zedewet welke voor den val reeds gold, en na den val nog zoo krachtig spreekt dat zelfs van de heidenen kan getuigd worden dat „de hei denen, da wet niet hebbende, zijn zich- zelreu eene wet, als die betoonen het werk der wet geschreven in hunne hartenhna geweten mede getuigende en de gedachten onder elkander hen besohuldigende of ook ontschuldigende". Ter bestrijding van 't standpunt van hen die meenen dat wel degeljjk ook de wet der tien geboden bedoeld is, stippen wij slechts aanlo dat dit toch al heel bezwaarlijk gaan zou met het tiende gebod; alsmede dat wanneer de overheid de Mo zaïsche wet heeft te handharen, op haar tevens de verplichting rust om het Evan gelie te handhaven, propaganda te dry ven voor 't Koninkrijk Gods; terwijl wij dan hebben terug te keeren tot den tijd der strengste theocratie en tot de Roomsche staatsrechtelijke beginselen. In zake den eed merken wij op dat deze niet past voor een Staat naar „libe raal" model. Van die zijde tracht men het getal officiëele eedzweriugen te beperken. Eerbied voor den eed is er weinig meer. Het besef voor de heiligheid van den eed Wordt niet gevoed, en steeds meer wordt ie eed door de belofte verdrongen. Het kan ook niet anders, een staatsrecht als het „liberale" dat met God niet rekent, heeft ook met den eed niet op. Het aanvaardt eenvoudig niet meer de uitleg ging van den Heidelberger dat „een recht eedzweren is God aanroepen dat Hij, als 4te alleen het hart kent, der waarheid getuigenis wil geven, en mij straffen in dien ik valschelijk zweer" en dat de eed •trekt „tot Gods eer en der mensehen za ligheid". Daarom strijdt de antirevolutionair zoo voor het handhaven van den eed, dewijl de eed nog een der krachtigste kenmerken is dat wij een overheid hebben die nog iet God rekenen moet. Wat toch beteekent 8et aanroepen en doen aanroepen van Gods "aam, wanneer men dien God niet meer •Is zoodanig erkent? Daarom verblijdt het ons, al heeft men den eed reeds in velerlei geval door de Plofte vervangen, dat in de wetten nog Met de heiligheid dezer ceremonie gerekend Wordt. Vooral de overheid als rechter heeft de eere vau den eed hoog te houden. Voor de rechtbank toch treedt zij niet slechts °P om den schuldige en den benadeelde ®et hunne getuigen te hooren, maar ook eti bovenal als in de tegenwoordigheid Gods om Zijn recht te handhaven. Dit geldt ook den klager en de getuigen. Doch ook daar waar de overheid een eed van trouw heeft af te nemen aan een soldaat of ambtenaar, .blinkt iets van die majesteit van het hoogste recht en van de erkentenis u tegen dat het gezag van God is en woordbreuk jegens dat gezag, schenning is van Gods heilig recht, waarover men Gods straffen inroept. Dat onze Heiland het eedzweren verbood, heeft op dezen burgerlijken eed geen be trekking. Wanneer de overheid het vor derde heeft ook Hij den eed gedaan, wat big kt uit Matth. 26, waarin van den eed gesproken wordt, „bij den levenden God", waarmede de Heere bevestigde dat Hij de Zoon van God was. Voor leden van kerken die uit eerbied voor Gods Woord het eedzweren verbiedt, dient de overheid de belofte toe te laten, wat de wet dan ook doet. En voorts, ter wille van de heiligheid van den eed, dient ook de atheïst, mits hij tot geen kerk be hoort, van 't afleggen van den eed ontslagen te zijn, mits hij de verklaring aflegge, dat hem zijn belofte even heilig, even bindend is als een gewoon Christenmenschden eed. En eindelijk de overheid heeft ook hare verpliohtingen jegens den Zondag. Een rustdag om den arbeid voor uit putting te bewaren, laat zich ook in een god-loozen Staat zeer goed denken. En de beweging voor Zondagsrust ver dient alleszins steun; doch gelijk bij den eed moet ook bij den rustdag in de eerste en hoogste plaats gelden de eere Gods en eerst daarna des menschen geluk. Gelijk de Heidelberger dit omtrent den eed zeer juist doet uitkomen, doet hij dit ook in betrekking tot de Zondagsrust. Gods Woord en de Sacramenten, en dan Christelijke handreiking. Het op orde houden van 't arbeidsin- strument is bij de predikers onzer dagen van Zondagsrust het een en al, de eere Gods komt niet eens in aanmerking. De moderne Zondagsrust is dan ook geen rust, zij is ontspanning in schouwburg en con cert, iu kroeg en café, op spoor en boot, met bier of drank. Toch mag deze beweging met sympathie begroet, in zoover zij een onbewuste uit drukking is van 't bestaan eener ordinantie Gods, de ordinantie van den zeveudendaag- sohen rustdag. Hier hebben wij wederom te rekenen met de natuurlijke Godskennis. „Zijne onzienlijke dingen", zegt de Schrift, „worden van den beginne der Schepping aan, uit zijne sehepoolou verstaan en door zien, opdat zij niet te verontschuldigen zijn." Bij deze natuurlijke godskennis voegen zich dan nog de historie van Nederland als christennatie, en de invloed van het Woord Gods, en dus ook van de tien geboden, op de consciëntie der overheids personen. Deze drie factoren wijzen de overheid hare plaats aan die zij tegenover de Zondagsheiliging behoort in te nemen. Schoon zelve onmachtig om het volk geestelijk voedsel toe te dienen, kan zij anderen de gelegenheid openen om zich van dezen plicht te kwijten. Dit kan zij doen door den Zondag vrij te laten; door zelve geen werkzaamheden op Zondag te verrichten door sluiting van alles wat anders alieen door vergunning der overheid geopend wordt en met 't doel van den Zondag in strijd is; en door gestrenger straf- stelling op al wat de openbare godsdienst oefeningen belemmert. Derhalve geen schouwburg of tooneel op Zondag; sluiting van kroegen en café's; strenge straf op burengerucht of straatge- schreeuw op Zondag. Geen spelende ker mistroepen of optochten van muziek, en dergelijke; geen oplaten van luchtballons. Sluiting van alle winkels en werkplaatsen; tempering, waar afschaffing onmogelijk is, van het publiek vervoer. Zie, wanneer de Overheid eens voor deze antirevolutionaire inzichten kon gewonnen worden, dan kon de Zondagswet, die ge smade, worden ingetrokken. Maar het spreekt van zelf zoolang de overheid tot dit standpunt niet bekeerd is, moeten dergelijke wetten blijven bestaan en aan trouwbreuk maakt zich schuldig eik magistraatspersoon die weigeren zou deze wet uit te voeren en toe te passen. Weer een nieuwe verkiezing. De heer mr. J. van Gennep, lid dei- tweede kamer voor het hoofdkiesdistrict Rotterdam, is bij kon. besluit benoemd tot lid van den raad van state, vacature Swart. De verkiezing is bepaald op 27 April. Het wordt inderdaad tijd dat op plaatsen waar zulks tot nogtoe verzuimd werd, eene commissie worde geconstitueerd voor het huldeblijk aan de Regentes. Anders komt men te veel achteraan. Immers er is bericht ingekomen dat zelfs de Nederlaadsohe kolonie in de Argentijnsche republiek zulk eene Com missie rijk is geworden voor de Hollanders uit de La Plata-landen. k Zegelrecht op effecten. De Tweede Kamer heeft gisteren een wetsontwerp aangenomen, betreffende de nadere regeling van het zegelrecht op effecten. Tegelijk sneed zij het den lever uit door te bepalen dat de wet eerst in werking zal treden bij een door de wet nader te bepalen tijdstip. Men maakte er namelyk bezwaar tegeu dat menschen die door de paraonoele belasting zouden worden verlicht, thans weder in anderen vorm zouden worden getroffen. Afschaffing accijns op geslacht. De Tweede Kamer behandelde ook eene motie van den heer Schepel uitsprekende de wenschelijkheid tot afschaffing van den accijns op geslacht „zoowel in het belang van den producent als van den consument". De voorsteller verdedigde de motie op de navolgende gronden: lo. de afschaffing is noodig om de protectie in omgekeerden zin te weren, die het buitenland tegen het binnenland beschermt2o. die af schaffing zal ons ook weer onafhankelijk maken van de belemmerende bepalingen van het buitenland tegen den invoer van ons vee; 3o. het is noodig dat het rund- vleesch niet veel duurder zij dan spek; uit de verbruiks-statistiek toch blijkt dat de mindere man wel degelijk rund vleesch gebruikt als 't niet te duur is. De minister bestreed de motie dewijl hij nog niet voldoende gegevons heeft om de zaak te beoordeel en is de Kamer beter op de hoogte dan zal hare beslissing een aansporing kunnen zijn voor een volgende regeering. De heer Mees was er tegen dewijl hier bij motie een inkomst van 3 miljoen wordt prijs gegeven, zonder 't middel aan te wijzen om die 3 miljoen op andere wijze te verkrijgen (aequivalent). De heer Kolkman, schoon met sympathie voor de zaak, bestreed de motie dewijl zij deze weldra stervende Kamer laat voor- uitloopen op een beslissing der volgende Kamer, en de beslissing thans g«en resul taat zou hebben. De minister beweerde, in tegenstelling met den heer Pyttersen, dat het niet zoo zeker is dat de ufschaffing van den accijns in 't belang der veehouders zou zijn. Een commissie van landbouwers heeft daaromtrent in een rapport onlangs uit gebracht sterken twijfel geopperd. De heer Kerdijk eindelijk noemde de motie een platonische verklaring, een af schaffing decreteeren alvorens 't onderzoek. Dit past wel in een debating-club, niet in de Kamer. Deze rede van den krachtigen redenaar scheen den doorslag te geven, althans de motie werd verworpen met 35 tegen 28 stemmen. Onder de voorstemmers vonden wij ie heeren Van Deinse en v. Kerkwijk; de groep Van Alphen met uitzondering van den heer Lueasse, vele Takkiaansch libe ralen en 6 Roomschen. Nog een zoo'n ruk, zou men zeggen, en deze boom valt. Patrimonium hield den 1 April j.l. een buitengewone vergadering ter behandeling van een programma voor de eerstvolgende verkiezingen. De ruimte van ons blad laat niet toe eeu groot verslag te geven. De lezers verwijzen wij naar het eerstvolgend nom- mer van „Patrimonium" dat zeker wel een groot verslag van deze belangrijke vergadering zal bevatten; wij kunnen slechts aanstippen. Allereerst dan kwam in behandeling en werd met 6000 tegen 2800 stemmen aan genomen de navolgende motie van ds. A. S. Talma „Het Nederl. Werkliedenverbond „Pa trimonium", gehoord de algemeene beraad slagingen over de punten door het Hoofd bestuur opgesteld en hetgeen daarbij is op gemerkt over het concept-program der antirevolutionaire partij, is van meening, dat „Patrimonium" als zelfstandige party nimmer mag afwijken van den eisch, dat de steun uan „Patrimonium" bij verkie zingen vau leden der Tweede Kamer on voorwaardelijk afhankelijk is van de in stemming met deze punteu vau sociaal belang. Hisrop kwam het program in behandeling. Punt 1 werd aangenomen. Het luidt „Patrimonium", van gevoelen dat voor alles de geestelijke belangen van den mensoh gaan, dringt in de eerste plaats aan op een schoolwetherziening die leiden kan tot ver- vnllftig van den alouden wenschVrije school regel, staatsschool aanvulling. Punt 2 werd aangenomen met een wij ziging door ds. Talma voorgesteldhet luidt nu Daar de arbeid evenals elk terrein van he: leven naar zijn aard moet worden be handeld, verwerpt „Patrimonium" even beslist een wettelijke regeling huiten de arbeiders om van boven af opgelegd als het voor een krachtige bescherming pleit; maar vraagt dat de overheid een ontwik keling van de rechten van den arbeid mogelijk make en daarom ook nu de ar beiders in den strijd om het bestaan be scherming verleene. Punt 3 luidt nu aldus; „Patrimonium'!, niet ondankbaar voor, maar krachtens den eisch der beginseien van „Patrimonium" geenszins voldaan met de wet op de K. v. A. van oordeel, dat de Kamers van Ar beid in hare uitingen waarborg moeten geven van een juiste uitdrukking van wat er leeft in de arbeidskringen acht noodig: a. dat Kamers van Arbeid kunnen op gericht worden waar door een zeker aantal patroons of werklieden de begeerte naar zulk eene inrichting wordt openbaar ge maakt b. dat wetten, het arbeidscontract be treffende niet worden ingediend dan na de Kamers van Arbeid te hebben gehoord. Punt 4 werd onveranderd goedgekeurd. In zake de pensioneering van den ouden arbeider blijft het „Patrimonium's" over tuiging, dat alleen door verplichting van overheidswege, en met overheidshulp voor den ouderen arbeider, de toekomst voor den afgewerkten arbeider kan verzekerd worden. „Patrimonium" vraagt deze hulp alleen voor zoolang het noodig blijkt en verlangt daarom dat de regeling en invoering op zulk een wijze geschiede, dat na verloop van jaren de regeling der pensioneering geheel aan den kring van den Arbeid kan worden overgelaten. Met groote meerderheid ging ook punt 5 er door. Het luidt Daar de Bescherming, in andere landen aan de Nijverheid betoond, de concurrentie met het buitenland bijna onmogelijk maakt acht „Patrimonium" het heffen of ver- hoogen van rechten dringend noodig op bewerkte grondstoffen, waarvan de invoer aan onze binnenlandsche industrie arbeid ontneemt. Punt 6, hetere loonsregeliug bedoelende, werd warm verdedigd door ds. Talma en met een kleine toevoeging goedgekeurd, zoodat 't aldus gelezen wordt: „Patrimonium" verlangt dat de overheid, als grootste werkgeefster, zoowel hij het werkdat zij in eigen beheer, als bij het werk, dat zij in aanbesteding doet uit voeren, in regeling van loon en arbeidstijd, onder meer door vrijmaking van den Dag des Heerenen andere deelen van het arbeidscontract toone krachtig te willen medewerken om den levensstandaard van den Nederlandsohen arbeider te verhoogen. Punt 7 vond eveneens algemeene in stemming. Het luidt „Patrimonium" dringt sterk aan op eene uitbreiding van het onteigeningsrecht. Ie ter wille van de verbetering der volkshuisvesting, opdat het onbewoonbaar verklaren van slechte woningen worde be vorderd en,het bouwen van goede woningen meer mogelijk worde gemaakt; 2e opdat de gemeente geschikte gronden verkrijge om bij erfpacht den inwoners de gelegenheid te geven, zich een plek voor woning, een akker ter bebouwing of grond tot uitoefening van andere bedrijven te verzekeren. Pnnt 8 eveneens. Het luidt: „Opdat de bebouwing van het land be vorderd worde, acht „Patrimonium" noodig: a. dat door een Rijkshypotheekbank de kleine boerenstand worde geholpen es de groote boer worde behouden; h. da* maatregelen worden genomen, waardoor het gebruiken van den grond alleen als geldbelegging wordt tegengegaan c. dat het pachtcontract den pachter meer vrijwaring voor verliezen buiten zijn schuld verzekere, ook meer waarborg biede dat de vruchten van zijne inspanning aan zijne kinderen ten goede komen d. dat door heffing van invoerrechten op landbouwproducten de concurrentie met het buitenland worde mogelijk gemaakt". Eveneens punt 9; het luidt: „Met het oog op de woeste gronden, die aan menig arbeider brood kunnen ver schaffen, acht „Patrimonium" het noodig, dat vóór en aleer van overheidswege stof felijke hulp wordt verleend voor droog making van de Zuiderzee, de overheid de pogingen krachtig steune tot ontginning van heide- en woeste gronden". 7 April 1897. Op de tentoonstelling van vee, paarden en pluimgedierte te Rotterdam gehouden zijn o. a. bekroondVoor den fijnsten en zwaarsten os, uitsluitend met hard voeder gemest, onverschillig van welken leeftijd, J. Flohil te Eikerzee 3en prijs f20. Voor den fijnsten als boven doch niet ouder dan 3 jaar: le prijs f40 H. v. d. Bout Dreischor2e prijs f20: J. Flohil Eikerzee3e prijs f 10 N. L. de Oude NoordwelleVoor Merriepaarden geboren in 1895 J. A. Sterk te Nieuw- land le prijs f 30. Te Montreux is overleden mr. A. Nuhout van der Veen, laatstelijk lid van den raad van justitie te Batavia. Het voornemen bestaat om het surnumerairsexamen der directe belastingen (tweede gedeelte), voor hen, die daaraan in 1898 zouden kunnen deelnemen, reeds in het laatst van 1897 te houden. Wij vernemen uit het kiesdistrict Sliedreeht, dat dr. Kuyper bij zijn voor nemen blijft, zich voor de nieuwe Kamer niet meer beschikbaar te stellen. Als candidaat der antirevolutionairen wordt genoemd de majoor van de vestingartillerie de heer 0. M. E. van Löben Seis, thans in garnizoen te Gorinchem en oud-lid der Kamer. Nederlander. Wijziging der soldaten-uniform. Bij kon. besluit zijn de navolgende wij zigingen iu de kleeding van het leger vastgesteld, welke alle verband houden met verlichting der bepakking van dij

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1