NIEU WSBLAD VOOR ZEELAND. DornMag 1 EptiC. ifftfc fancpng. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 78. 1897. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Een herinneringswoord 1 elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,02 5. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedore regel meer 10 cent. H E R IJ K. Wolfaartsdijk 5 April. Heinkenszand, ook voor s-Heer Arendskerke, 6 en 7 April v. m. 's Heerenhoek, ook voor Borssele en Nieuwdorp, (gemeente s-Heer Arends kerke) 7 April n. m. en 8 April. Ovezand, ook voor Nisse, 9 April. Ellewoutsdijk, ook voor Driewegen 10 April. Baarland, ook voor Oudelande, 20 April. op Kleen was de vloot van krom stevens en boeiers die (in 1572) op den eersten van Grasmaand voor Briello's ree her anker vallen liet, maar Gods Woord was op die kleine vloot een macht. Scheeps- order was het, „dat alle die schipluiden en soldaten souden ghehouden zijn 's mor gens ende 's avonts boven te comen, voor zij aten ofte droncken, om Godes Woort te hooren bij verbeurte een schelling, een helft voor den armen en een helft voor den perfoost". Dat heilig Boek, vrij aan boord gelezen, en in het lieve vaderland hun uit de hand geslagen, was, hoe ook onbewust, het program van den strijd, waartoe die stoere, stugge Geuzen het zwaard hadden aangegespt. üm Vrijheiddat dierste goed, waarvoor ie man van karakter willig zijn bloed ten beste geeft, ging het bij dien strijd. Er was dorst naar een nieuwemachtige vrij heid, alom bij den landzaat, maar in hun horst bovenal geboren. Welk een vrijheid was hun doel Het ging niet om Staatkundige vrijheid 1 Men dacht er nog niet aan, den Honing van Spanje af te zweren. „Voor God wil ik belijden en Zijne groote macht, dat ik ten geenen tijde den Koninck heb veracht Ook niet om Burgerlijke vrijheid Dacht ge het, laat dan de Thym's en Nuyens's het u zeggen, of er ooit een vrijer volk dan op Hollands erve onder zijn Graven en Hertogen had geleefd Npen, de nieuwe Vrijheid, die met heur goddelijke, scheppende kracht een nieuwe natie in ons goede Holland stichten zou, was nog een ongekende vrijheid, een vrij heid van oneindig hooger orde, de Vrij heid der consciëntie. In Oranje's brief, kort na Brielle's in neming aan de Staten uitgegaan, klonk het eerste artikel zoo plechtig „So roepe ick God Almachtig tot getuig he, dat ick dese en geene andere reden tot desen oorloghe hebbe, dan dat lo. alle decreten, door de welcke de Conscientien en wetten ge weidt aengedaen wordt, vernietigd werden, en dat elck een, die het gelieft, de vrij heid hebbe de leer van de Profeten, van Chris tus onde de Apostelen aen te nemen, en 2o. dat de naem van Inquisitie voor •euwig uitgeveegt werde, enz." Niet om liberalistische vrijheidsleuzen, uiaar om Vrijheid van consciëntie kampte tten ten bloede toe, om een plek ook voor ®i* Kerk, dat ze ruste mocht vinden toor het hol van haren voet. „Aldegonde!" riep de groote Oranjevorst, „laet men ons vertrappen, mits we hulpe mogen bieden aan Gods Kercke Vrijheid van consciëntiedus heet dan de nieuwe macht, wier geboorte-ure sloeg, teen Brielle's poorte onder pek- en stroo it'® werd stukgerammeid en ten leste h'W deuren bezweken 1 Die vrijheid was een gave Godsaan Nederland eerst, en straks door Nederland 8»n Europa 1 Die vrijheid bestond nog niet. De Hervormers mochten die vrijheid Vermoed hebben, maar kenden ze nog niet. Calvijn wierp nog den braudstapel op voor Servet Ook de Watergeuzen begrepen haar nog niet. Zij konden nog bloed vergieten, waardoor juist het heilig recht dier Cons- cientievrijheid werd miskend. Die vrijheid kwam van boven. God, die Liefde is, zond ze ons. Men moet de feiten laten staan. Dht feit, die daad Gods bovenal. In die ruwe zeerobben, met stuk ge knipte ooren en afgesneden neuzen, had de Heer dorst naar die nog «ngekende vrijheid gewekt, niet door wijsgeerige ont wikkeling, niet door verfijnde beschaving, maar door den nooddoor doodsnood. Zij hadden niet, als wij, een Martelaars boek gelezenmaar het angstgegil der ge- martelden, het akelig doodsgekrenn der geworgden gehoord. Geen zwarte prent, maar het akelig schavot, rood met bloed geverfd, had hun het beeld van den Mar telaar getoond. Er was een vader geweest dien ze zoo liefhadden, een broeder dien ze minden, een zoon waar al hun hart aan hing, en ze hadden het moeten aan zien hoe eene ruwe beulsband ze „hing, doorstack, of worghde, nae se vileinelick getracteert, of met gloeiende yzers ge- tormenteert te hebben". Yan eene lieve moeder, eene dochter die hun hope, een bruid die hun verlustiging was, hadden ze het beleefd, dat men ze voor hun oogen „met de hairen gesleipt, bij de borsten ge grepen, onder de oksalen gebrandt en met stroppe en korde mishandelt en gepijnigt, jae, ze verkracht, gewondt, gedoodt hadde". Toen werden ze Geuzen. Dood aan den Geusheette het in den Bloedraad. Maar zij roerden de trommelen! „Leve de Geus", werd hun leus! en als dan de trommelen zwegen, dan schreiden ze, dan kermden ze „Heere Godl verlos Dy ons!" En toen kwam het. Toen sloeg de ge boorteure der Conscientievrijheid. Den Briel zou worden verrast. God beschikte het. Immers, wat een Vorst uit het Oranje huis eens van heel het werk der bevrij ding schreef, het gold vooral hier: „deze zaak en dit werk waren niet uit men- schen, maar uit God 1" Hij deet het! Niet de Watergeuzen, want die hadden koers naar Texel en niet naar den Briel gezet. Niet de Prins van Oranje, want die wist er niet van, en keurde het eer af dan goed. Niet de groote massa der burgerij, die schrikte bij het hooren en slechts voor wraak beducht was. Ook niet Graaf Lumey, want die wilde, den buit aan boord, weer ifluks het ruime sop in. Neen, die het deed,was de Heer! En wat instrument Hij er toe ge bruikte? Allereerst Alva zelf, die bij Enge- lands Koningin bewerkt had, dat ze de Watergeuzen wegjoeg van haar kusten. Alva zelf, die zijn vendelen krijgsvolk uit Brielle's veste lichten moest, om het Utrechtsch garnizoen te versterken. Dan den Prins van Oranjedie als Souvereine prins een vloot op zee mocht houden. Voorts „den wind en de stormendie den tocht naar Texel afsneden, en de Geu zen dwongen voor anker te vallen bij den Briel. Vooral ook Treslongdie juist bij de vloot kwam, toen ze van Dover onder zeil zou gaan, en als de eenige Briel] e- naar aan boord de verrassing vanBrielle besliste. Eindelijk ook dien „Syriër jin zijn een voudigheid", Coppelstockdien wakkeren veerman, die op geluk af naar boord roeide en straks met zijn „vijfduizend Geuzenl" de Brielsche Vroedschap geheel van stuk bracht. „Necopinata per Contrariais de in goud gedreven zinspreuk, die ter gedach tenis aan ons eeuwfeest op een keurige gedenkpenning gegraveerd werd. „Necopi natau d. i.tegen alle verwachting, „pet Contrariad. idoor wat vlak verkeerd scheen. En zoo was Het ook. Aller oog was op Duitschland, - en het kwam van de Zee. Men duchtte de Watergeuzen, en juist zij brachten verlossing. „Vlak tegen net begeerde, Én door het vlak verkeerde". w j Sinds zijn drie eeuwen over ons volk en vaderland heengegaan, en geen brand stapel hoort ge meer-knetteren, geen Alva trapt ons meer op de borst Én nu. Van Brielle's inneming weet elk kind nog op onze straten te zingen. Het feit was te machtig. De volksdeun van „Verloos Alva sijnen Bril" stierf nog niet weg. Maar wat wel bij de massa wegstierf, is de herinnering aan het Oranjewoord: „Dit werk is niet uit menschen, maar uit God". Men jubelt van Revolutie, men eert de Geuzen; van Roobol en van Cop pelstock weet weer elk te spreken. Maar waar blijft de eere, de dankzegging, de verootmoediging voor onzen God? Wat wel dreigt weg te sterven, het is die eigen nationale geest, die eens van '8 Heeren wege onzer natie in hart en consciëntie geblazen werd. Wat reeds weer bedreigd wordt en gekrenkt, het is juist die heilige Gewe tens vrij heid: de vrijheid om in Kerk en School der Vaderen God, naar Vaderen trant te dienen. Wat reeds bijna nitstierf, het is dat besef van zedelijke volksroeping, dat vooal Hollands natie verkoren is, om voor zich zelf en al Europa's volkeren, banierdraag ster, niet maar der vrijheid, maar der vrijheid van consciëntie te zijn. Toch zijn er nog die naar den eisch der historie dit kostelijk erfgoed in het hart dragen. O, dat ze dan niet vertragen, al is hun aantal weinig, klein hun kracht; „kleen was ook de vloot der geuzen". Dat dan uit hun woningen (op dezen dag) dank en bede opklimme voor wat God aan ons lieve vaderland gaf en vergaf bovenal. Hun roeping is zoo schoon! Te strijden, niet slechts voor zichzelf en hun kinderen, maar ook voor hun landgenooten, ook voor Europa, ook voor de menschheid, opdat het Recht blij ve, de Conscientievrij heid niet gesmoord worde en het naar 's prinsen leuze weer allereerst ga „om de Glorie onzes Gods". Dat zulleu ze, mits ze den standaard aandurven, waaronder èn Prins èn Geus eens streedde standaard van „Gods Woord" 1 „Voor Godes Woord geprezen heb ick vrij onversaagd, als een held zonder vreezen mijn edel bloed gewaagd". Dat zullen ze, mits ze, door dat Woord geleerd, de stemme der Historie maar niet verachten. En schuilen die „kinderen der historie" dan meest onder „de luiden van kleine en middelbare middelen", geen nood Ook voor drie eeuwen schreef een Oranjevorst: „Vele rijken houden zich alsof ze schielijk geheel arm geworden waren, ja vele contribueerden alleen om op het rolleke te staan, maar de luiden van kleine en middelbare middelen toonden hun goed hart en warme genegenheit". Vergeet het nietOok door het Woord is de erve niet slechts vrig, maar ook het leeg geplunderd Holland weer de rijkste der natiën geworden. Dat zullen ze, eindelijk, mits ze, naar den eisch van dat Woord, maar niet hoog moedig smalen op anderer ontrouw, maar als kinderen huns volks, en met hun volk lotgemeen, om vergiffenis voor 's volks zonde pleiten bij hun God Wij ontleenen bovenstaande aan bet eerste artikel van de Standaard 1 April 1872 wier optreden samenviel met Neerlands Jubeldag over de Inneming van den Briel. Wij meenden op dezen dubbelen ber- inneringsdag 1572—1872 waarop Neerland zijn nationale vrijheid, en de an- antirevolutionaire partij den 25-jarigen arbeid van de Standaard en van dr. Kuy- per als hoofdredacteur van bovengenoemd gewaardeerd hoofdorgaan, viert, onze in stemming niet beter te kunnen betuigen da» door overneming van bovengenoemd artikel. Niet om een kroon te vlechten voor eenig menschenkind, maar om, waar de Standaard op 1 April 1872, zoo kernach tig juist mede begon, op 't voetspoor van Oranje in 1572, „de glorie van God 't aangaande, „aan een syde te zetten alle ambitie ende eigenbaat" en God de eer te geven die, in deze vijf-en-twintig jaren, aan ons Christenvolk, en dies aan de gamche natie, in en door dr. Kuyper zoo groote winste te zien gaf in Kerk en Staat, in School en Maatschappij. School-, en Kies- en Werkliedenvereni gingen in Christelijk historisehen geest en alle man onder ons die nog waardeeren kan wat God door eenig zondig meiysohen- kind, ofschoon Hij niemand noodig heeft, kan en wil tot stand brengen en tot stand bracht, zullen instemmen met de bede dat de arbeid van dr. Kuyper en van de Chr. historische pers Land en Volk steeds meer tot zegen zij. Een onzer lezers vraagt ons of wij in ons artikel aan 't adres van de Nederlander niet eene onjuistheid en dierhalve eene onbillijkheid pleegden jegens den hoofd redacteur van dat blad, door onze gevolg trekking als zou de Ned. bezig zijn een deel der antirevolutionairen te voeren op eene baan aan 't lange einde waarvan de Chr. historische kiezersbond thans is terechtgekomen. Wij antwoorden onzen geachten inter- pellant dat wij de vraag stelden naar aanleiding van 't advies om in Breukelen werkloos te zijn. Dit advies, zoo meen den wij, moest wel den liberalen candidaat ten goede komen. Deze vraag wordt echter bij deze door ons ingetrokken. Reeds voor zij aan dit blad bekend werd ontvingen wij 't antwoord in de toelichting nit Breukelen, nit welke toelichting blijkt dat de a. r. kiesvereeni- ging hoegenaamd geen notitie nam van 't verzoek om samenwerking en derhalve van die zijde geen hulp begeerde. Dat 't advies derhalve luiden moest gelijk 't luidde, verklaart zich, en daar wij weten dat de hoofdredacteur van de Ned. den vrede en de samenwerking hartelijk begeert en de Ned. tegen den chr. bist. kiezersbond flink positie (koos, had onze vraag in dien vorm niet mogen wereld kundig worden. Wij wenschen 't karakter van den tegenstander, en van den dissentiëerenden geestverwant ongerept te houden. Voor wat tegen onze bedoeling daarmede streed, vragen wij rerschooning. Maar wij voegen er de opmerking aan toe dat 't bij ons nog lang niet vaststaat of niet een giooter of kleinei deel der dissentiëeren den, die der. heer Lohman en de Neder lander als Jhun tolken eeren, vroeger of later in 't zeltde kamp zullen terechtkomen, waarop de Ned. thans, met onze hartelijke instemming, hare pijlen is richtende. Niet de leiders, maar de volgelingen gepen in den regel den toon aan. En dit te doen uitkomen, meer niet is dan ook feitelijk in 't gewraakte, op dit punt door ons herziene, stnkske, bedoeling geweest. Het zal ons verblijden, wanneer later, zij 't spoedig blijken macht dat wij ons vergist hebben. Want niets liever verlangen wij jdan spoedige hereeniging van wat uiteenging, hereeniging onder eenzelfde banier. Van antirevolutionaire zijde is men zeer ingenomen met het concept program van actie en terecht. Van liberale zijde laakt men 't dat de antirevolutionaire partij door dit program een terugtred doet naar de „Katholieken". Het Centrum een Roomsch blad merkte op dat dit ligt aan de gewichtige punten van aanraking, gevolg van overeenkomst in beginseldat hier niet behoeft gedacht aan tactiek alleen. Het blad vestigt voorts de aandacht op 't geen in de jongste vergadering van „Groen van Prinstarer" te Goes door den beer M. de Jonge Jzn. omtrent het program gezegd is en prijst den helderen blik van de Roomsche kamerleden op de behoeften van het volk, blijkens 't feit dat de beide programs zooveel punten van overeenkomst vertoonen. Het Centrum schijnt door deze redenee- ring de wijze waarop het program der R. kamerleden tot stand kwam, te willen goedpraten. Het komt ons voor dat dit niet mag. Het manifest der R. kamerleden is een program „van boven af" voortge komen dit doet natuurlij k niets af van de mogelijkheid dat al de R. Kamerleden met de volksbehoeften op de hoogte zijn. Doch het volk heeft bij de totstandkoming van 't program formeel niets te zeggen gehad, en de kiesvereenigingen zijn er buiten gehouden. Ware ons program van Actie op dezelfde wijs tot stand gekomen, velen onzer zouden het links laten liggen. In 't zuiver democratisch karakter van ons Program ligt onze kracht. Gemeenlefinanciën. De Tweede Kamer nam gisteren een be langrijke beslissing. Zij heeft n.l. het ge wijzigd regeerings-artikel 11 C van 't ontwerp tot regeling der gemeentefinanciën (verandering van art, 242 der gemeente wet in den zin van verhooging der gewone en heffing van buitengewone opcenten op de grondbelasting voor gebouwde en on gebouwde eigendommen) met 47 tegen 39 stemmen verworpen. Tegen stemdende Antirevolutionairen Donner, Lucasse, v. Alphen, v. Limburg Stirum, v. Dedem, Lohman, Schiinmel- penninck, Mackay, v. Alphen, 't Hooft, Quarles en v. Bylandt; de liberalen: Eerf, Meesters, Macaré, Tydeman, v. Delden, Henneqnin, de Beaufort, Bastert, Tak, Cremer, Goekoop, v. Bylandt, Rutgers, v. Borsele, v. Kerkwijk en v. Deinse; en de Roomschen: Everts, Vos de Wael, Vermeulen, de Bieberstein, v. d. Kun, Bahlmann, Travaglino, Nolens, Michiels, v. Vlijmen, Dobbelmann, v. Berckel, v. d. Berch, de Ram, v. Basten Batenburg, Loeff, Smits, v. Oyen, Harte, Borret en Mutsaers. Het bedreigde artikel 142 blijft derhalve luiden: Het getal opcenten op de grond belasting kan voor de gebouwde eigen dommen tot 40, voor de ongebouwde tot 10 gaan. Te voren waren de door de Commissie van rapporteurs en door de heeren Zijlma en Borgesius ingediende amendementen in getrokken en verworpen het amendement Bastert (verhooging alleen van de gewone opeenten) met 75 tegen 9 stemmen en het amendement Meesters (vrijstelling van de in aangrenzende gemeenten wonenden) met 51 tegen 36 stemmen. Voor Buitenlandsch Overzicht was heden geen plaats. Vermelden wij alleen dat als gevolg van de onthullingen van Arton, den zwende laar in de Panama-zaak weder vier leden der Eransche Kamer, waaronder een oud- minister en een socialistisch afgevaardigde, in staat van beschuldiging gesteld zijn. Voorts dat de vij andelij kh eden om en op Creta voortduren dat aan de Turksch- Grieksohe en Turksch-Macedonische grens

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1