NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Sinsifiti) 2 fflnntf.
CHRISTELIJK- sr
HISTORISCH
Ito. 65. 1897.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De arbeid en de beginselen.
SUIKERBIETEN.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p.0,95.
Enkele nummers0,02 6.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De mensch is in de eerste plaats schepsel
Gods. Zijn lichaam werd uit het stof der
aarde gevormd en zijn adem werd hem
ingeblazen. Uitslag van deze scheppende
daad Gods is dat de mensoh Gods beeld
drager is.
Aan dezen oorsprong beantwoordt ook
's menschen bestemming. Als beelddrager
God» is hij geroepen zijn Schepper te ken
nen, te verheerlijken en eens met Hem in
de eeuwige zaligheid te leven. Zij n be
stemming is een hoogere dan die der dieren,
en vindt niet in den tijd maar in de
eeuwigheid hare rust.
Ook in den staat der rechtheid had hij
het eeuwige leven nog niet, maar
moest het in den weg der gehoorzaamheid
verdienen.
Deze bestemming voor de eeuwigheid
sloot echter de taak in den tijd niet uit.
Het geestelijke is niet eerst maar het na
tuurlijke. De eerste mensch was uit de
aarde aardsch en ontving een roeping ook
voor deze wereld. De taak voor deze
aarde, was in engeren zin, den hof te be
bouwen en te bewarendoch in ruimeren
zin de aarde te vervullen en te beheerschea.
Deze taak is met die voor de eeuwigheid
niet in strijd. De trouwe vervulling der
aardsche roeping in den dienst des Heeren,
bereidt juist voor de eeuwigheid voor en
wordt door een leven in de dingen der
eeuwigheid gesterkt.
Tot vervulling dezer dubbele taak ont
ving de mensch alle gaven en krachten.
En door de schepping van man en vrouw
stelde de Heere den mensch in staat de
aarde te vervullen en te beheerschen.
Dit onderscheid des geslachts, deze in
stelling van het huwelijk, sluit in kiem
alle latere sociale verhoudingen in zich
van man en vrouw, ouders en kinderen,
broeders en zusters, patroons en knechten,
vrouwen en dienstbaren, overheid en onder
danen. Daarin zijn in beginsel alle onge
lijkheden gegeven welke straks onder
menschen zullen gevonden worden.
Dit laatste echter niet te misverstaan,
als zouden de schreeuwende misstanden op
sommig gebied, en onnatuurlijke toestanden
als bijv. armoede in het gezin van den
goedwilligen, nijveren, matigen werkman,
van God gewild zijn. Wel 't verschil in
levenspositie, rijken en armen, door den
Heere beide gemaakt, is eene zaak die
niet als vrucht der zonde, maar als van
God te voren reeds ingesteld, moet be
schouwd worden.
De mensch heeft derhalve de roeping
tot arbeid. Wijl de Schepper zelf werkt
tot nu toe, zal ook zijn schepsel zulks
doen, met inachtneming en heiliging van
den van God gestelden rustdag.
Dezen rustdag te genieten, opdat de
mensch in den hemel het einddoel van
zijn streven zou zien en ruste zoeken in
gemeenschap met God.
Voor dit gansche leven in en uitwen
dig heeft de mensch een regel en
leiddraad ontvangen in Gods wet. In zijn
staat der rechtheid stond deze wet hem
in het binnenste geschreven. Zoolang hij
zich aan dezen regel hield, behoefde hij
voor geen stoornis, zelfs niet van den Dood,
te vieezen. De zonde echter, overtreding
van Gods wet, bracht die. Zij veroorzaakte
verbreking der gemeenschap met God,
d®ed den mensch voortaan jagen naar ge
not in het aardsche, verbrak de verhouding
van den mensch tot zichzelf. Yleesch te
gen den geest begeerende. Verstand, wil,
hartstochten en wandel zondigendezelf
zucht verving de liefde; en nijd, haat, bedrog
en zooveel andere booze overleggingen komen
thans voort uit het hart. De maatschappij
Verdorven, de verhoudingen omgekeerd, de
verscheidenheden tot tegenstellingen, de
ongelijkheden tot contrasten geworden.
De harmonische ontwikkeling belemmerd,
de worsteling om het bestaan voor de
aamenwerking in elkanders belang in de
plaats getreden, neemt al droever verhou
dingen aan. De arbeid werd een strijd, in
denwelken de mensch het oordeel gevoelt.
En de verwoestende werking der zonde zet
zich voort in de aantasting van het lichaam,
in ziekte en dood en bederf.
Doch de genade Gods stuitte de zonde
in haar loop. Reeds van het begin harer
werking aan. Hij doet dat nog op velerlei
wijze. Wat den mensch betreft, hij mocht
nog eenige sporen van het beeld Gods
behoudende rede, het geweten, de on
sterfelijkheid. De Godskennis in den mensch
ging derhalve niet geheel en al te loor.
En ook bleef in hem bewaard de trek tot
gezelligheid, het gevoel van saamhoorigheid,
de natuurlijke liefde tot vrouw en kruost,
de behoefte aan vriendschap en genegenheid.
In de volken wordt de deugd der vader
landsliefde ingeplant. En zoo blijft, dank
zij de algemeene genade, nog de gelegenheid
open dat de mensch zich natuurlijk ont-
wikkele en de heerschappij over de aarde
niet geheel verlieze.
Deze bedeeling der algemeene genade
was echter niet genoeg. (Zij betengeit den
mensch wel, doch zij herschept hem niet.
Terwijl de Heere daarom de Heidenen
wandelen laat in hunne wegen, verkiest
Hij Israel om zijn naam |te dragen, zijn
deugden te verkondigen, den Heidenen
tot zegen te zijn. Hij geeft Israel zijn
rechten en wetten. Rechten die ook uit
wendig, ook natuurlijk, ook maatschappe
lijk, het bestaan van dit volk als volk,
en voor ieder persoen die tot dat volk be
hoort afzend erlijk, regelt.
Op maatschappelijk, op sociaal terrein
vinden wij onder meer de volgende in
zettingen.
Israel is Gods volk, maar ook het land
dat de Heere hun erfelijk te bezitten geeft,
is het zijne. Zij hebben zich slechts te
beschouwen als vreemdelingen en bijwoners.
Zij hebben het land slechts in leen. De
Heere regelde de verdeeling er van onder
de stammen.
Die staramen, en ook dat is eene in
stelling Gods die de aandacht verdient,
die stammen en geslachten werden in
stand gehouden en voor hunne bezittingen
bewaard. Hub werd vruchtbaarheid be
loofd en de gedachte levendig gehouden
dat kinderen een erfdeel des Heeren zijn.
De bezittingen gingen op de zonen over;
indien er geen zonen waren, erfden de
dochters, met de verplichting nochtans
om te huwen met mannen uit haar eigen
stam. Een kinderlooze weduwe moest door
den naastbestaande van den overleden
man ten huwelijk genomen worden, opdat
zijn broeders Daam niet uitsterven en
diens bezitting niet aan anderen over
gaan zou.
Ook werden de bezittingen voor de
stammen bewaard. Een schoone instelling
daartoe was het jubeljaar. Israëlieten die
wegens verarming, zich als knecht verkocht
hadden moesten niet alleen in dat jaar
worden vrijgelaten, maar ook hun bezittin
gen moesten hun teruggegeven worden.
Bovendien kon een op deze wijze ver
kochte Israëliet ten allen tijde gelost
worden.
Ook het verkochte kon ten allen tijde,
door hem zelf of zijn nabestaanden worden
teruggekocht. Maar in het jubeljaar moest
het hem in ieder geval, zonder prijs, der
halve geheel kosteloos, teruggegeven
worden.
Yan deze bepaling was het gevolg dat
verarming eenerzij ds, ophooping van kapi
taal in éen hand anderzijds werd voor
komen. Toch moest er ongelijkheid zijn.
Rijken en armen ontmoetten elkander, de
Heere had ze beiden gemaakt. Maar een
„menschwaardig bestaan" was voor ieder
een mogelijk. De tegenstellingen werden
verzacht. Dit kwam vooral op den Sabbath
en op feestdagen uit. Dan waren er geen
armen en geen dienstknechten, maar dan
leefden allen uit de hand des Heeren. Het
werkkleed werd afgelegd. Het feestkleed
door allen gedragen. Het was een feest
den Heere.
En bij dit alles kwam de groote plaats
die de Heere beschikte voor den dienst
der barmhartigheid.
Aan den arme moest gewillig worden
geleend. Van den inboorling mocht geen
intrest genomen worden. Een pand mocht
niet met geweld genomen worden. Waar
het genomen was, moest het in sommige
gevallen voor den avond worden terug
gegeven.
Schulden moesten in het zevende jaar,
het Sabbathjaar! worden terugge
geven. Het dagloon van den arbeider mocht
niet bij den werkgever vernachten. Voor
weduwen en weezen, voor armen en vreem
delingen waren bijzondere attenties voor
geschreven. Zij vooral moesten rechtvaardig
behandeld worden. Zij hadden recht op de
nalezing van den oogst. In het Sabbathjaar
was de geheele oogst voor hen. Zij hadden
ten allen tijde recht van aanzitting aan
offer- en liefdemaaltijden. Gebrekkigen
mochten niet bespot; ouden van dagen
moesten bijzonder geëerd worden. Zelfs
voor de behandeling van het dier bestonden
ernstige voorschriften. En al deze wetten
werden toegelicht en aangedrongen met de
herinnering aan 's Heeren wegen en aan Is
raels vreemdelingschap en dienstbaarheid
in het slavenhuis Egypte.
En golden deze schoone wetten reeds
onder de oude bedeeling, hoeveel te
schooner moeten zij wel uitblinken in
de nieuwe periode door 's Heeren komst
in 't vleesch ingeleid en gewijd. Christus
is de vervulling der wet. Daarom kent
ook het Nieuwe Testament geen wetgeving,
die zoo maar door den Staat kan worden
aangenomen en met gezag opgelegd.
Maar wel worden uit de Oudtestamen
tische wet de eeuwige beginselen afgeleid,
welke allen het bestaan en de weivaart
van huisgezin, maatschappij en Staat kun
nen waarborgen. En zij worden ook niet
geschreven op steenen tafelen, maar op
vleeschen tafelen des harten. En hier
mede is de taak omschreven van de ge
meente, het Israel van den nieuwen dag,
het geestelijk Israel.
Hare roeping is in de eerste plaats, de
redding der zielen. De waarde van een
menschenziel is boven die der geheele we
reld. Noodig derhalve dat voor die red
ding elk mensch alles heeft te verlaten.
Voor dit vraagstuk valt elk ander vraag
stuk weg. Gelijk ook de Schrift zegt dat
in Christus niet is man of vrouw, Griek
of Jood, dienstbare of vrije, arm of rijk,
en dergelijke onderscheidingen.
Dit beteekent echter niet dathierdoor deze
ongelijkheid wordt uitgewischt welke
krachtens de Schepping bestaat. Jezus en
zijne Apostelen hebben haar altijd geëer
biedigd.
Wat is er dan geschied
De verschillende tegenstrijdigheden wor
den weder tot hun oorspronkelijk karakter
van verscheidenheden teruggebracht. Ook
komen de verhoudingen bij de Schepping
geregeld nader aan hun recht. Christus
vestigt zijne leer, en de gemeente ver
breidt die, dat de mensch slechts rentmeester
is van zijn goed en eenmaal rekenschap,
zal afleggen van zijn rentmeesterschap.
De leer verder van de verhouding tus-
schen man en vrouw, heeren en dienst
knechten, vrouwen en dienstmaagden,
overheden en onderdanen, rijken en ar
men, ouders en kinderen, broeders en
zusters, meerderen en minderen. De leer
voorts, dat arbeid voorwaarde voor loon
en voedsel is, dat rijkdom niet behoort
nagejaagddat bezorgdheid niet te pas
komtdat armen altijd met ons zijn dat
groote ontferming jegens hen moet geoefend,
enz. Daarom heeft de gemeente dan ook
in het diaconaat een eigen ambt voor den
dienst der barmhartigheid.
In verband met deze dingen nam dan
ook het Sociaal Congres indertijd de na
volgende stellingen van dr. Bavinck over
lo. De Heilige Schrift leert dat de
menschelijke samenleving niet naar eigen
goedvinden mag worden ingericht, maar
gebonden is aan de wetten die daarvoor
door God zeiven in de Schepping en in
zijn Woord zijn vastgesteld.
2o. Ook het bestaan van allerlei onge
lijkheden tusschen de menschen is in ds
Schepping, d. i. in den wil van God zei ven
gegrond, en dient om hun de vervulling
hunner aardsche levenstaak mogelijk te
maken.
3o. Afwijking van deze wetten en ordi
nantiën, door God aan zijn schepselen ge
steld, is in het algemeen de oorzaak van
alle sociale misstanden. Door haar toch
hebben de verscheidenheden, die krachtens
de schepping onder de schepselen beston
den, hare eenheid verloren, zijn ze in te
genstellingen veranderd on de schepselen
zeiven in een vijandige houding tegenover
God en elkander gesteld.
4o. De herschepping wischt de krachtens
den wil Gods bestaande verschillen niet
uit, maar vernieuwt alle verhoudingen naar
hare oorspronkelijke gestalte, door alle
ding eerst in verzoende betrekking te
stellen tot God.
5o. Het groote algemeene beginsel voor
de oplossing der sociale quaestie behoort
naar de Schrift dat der gerechtigheid te
zijn, d. i. de aanwijzing voor ieder mensch
van die plaats welke hij naar Gods or
dinantiën tegenover God en alle andere
schepselen heeft in te nemen.
6o. Het is daarom geheel in overeen
stemming met de H. Schrift om
a. den mensch niet slechts de voorbe
reiding voor zijn eeuwige bestemming maar
ook de vervulling zijner aardsche levens
taak mogelijk te maken
b. het onderscheid en verband dezer
dubbele roeping door de instelling van
den Sabbath naast de werkdagen ook op
politiek terrein te bandhaven;
c. van het kruis van Christus uit, dat
de verzoening met God ons predikt, alle
andere verhoudingen der menschen nieuw
te regelen en in haar oorspronkelijke ge
daante te herstellen en meer bepaald op
sociaal terrein
d. armoede en ellende, vooral verarming
te voorkomen
e. opeenhooping van kapitaal en grond
bezit tegen te gaanen
f. voor ieder mensch naar zijn sland
een onbezorgd leven en menschwaardig
bestaan te begeeren.
7o. De overheid, als dienaresse Gods
geroepen om ook in de maatschappij het
recht staande te houden, heeft de verplich
ting om dit recht te baseeren op en af
te leiden uit die eeuwige ordinantiën
welke in het Woord Gods voor de ver
schillende levenskringen neergelegd zijn.
8o. Daarnaast blijft er een zeer groote
plaats voor den dienst der barmhartigheid
over, dewijl door de werking van zonde
en dwaling allerlei ellende steeds zal
blijven bestaan en in deze aardsche huis
houding nooit door het recht zal wegge
nomen worden.
De Nederlander (a. r.) bevat de portret
ten van den Koning en de Koningin van
Griekenland (George I en Olga van Rus
land) met die hunner zonen kroonprins
Constantijn, prins George en prins Nico-
laas, benevens een kaartje van het eiland
Creta met bijschrift.
N
Quast en Scharp.
In een hervormd kerkgebouw te Rot
terdam heeft eenige weken geleden de heer
ds. Quast, optredend voor een schare van
wel zesduizend, onder welke niet weinige
vrijdenkers, de protestanten opgehitst tegen
Rome.
Tegen deze „protestanten"-beweging
dienden alle „geloovige protestanten"
stuitende naam op te komen.
In een dierzelfde protestantsche kerken
heeft 80 jaar geledenOctober 1817de
bekende ds. Scharp scherp maar waar,
zich tegen de protestanten van dien tijd
uitgesproken.
Het gold de viering van den Hervor
mingsdag.
Kunnen wij, zoo sprak de redenaar, die
nu eens niet op Rome maar op de „Pro
testanten" zijn aanklacht richtte, „kunnen
wij dat van u verwachtenonnadenken-
dendie wel mogelijk u zei ven behaagt,
dat gij vrij zijt van een pauselijk juk,
maar geen behagen hebt, om het zachte
juk van Jezus op te nemen, tot rust uwer
zielen die, met uw verstand tevreden,
van den godsdienst geen werk maakt en
geer. behoefte gevoelt aan leering en stich
ting die den Bijbel lezen moogt, maar
nimmer inzietde waarheid onderzoeken
kunt, maar nooit er moeite toe neemt;
onroomsch zijt, muar enkel door geboorte
die voor geen heiligen kniebuigt, maar voor
Goden Jezus even weinig; geen engelen
aanbidt, maar ook niet navolgtgeen beel
den eert, maar ook het beeld Gods niet
gelijkvormig wezen wiltdie geen bede
vaarten doet, maar ook zelden kerkgan
gen geen hulde bewijst aan het heilig
sacrament, maar het even weinig gebruikt
met éen woord, die geen godsdienst heeft
dan een burgerlijk gedrag, en midden in
de wereld en met de wereld, onbekommerd
henenloeft tegen een onvoorbereid sterven,
dat mogelijk niet veraf is, en zeker een
maal komt."
Met dit citaat van Scharp behoorde de
preek van Quast te zijn aangevuld. Met
al dat schelden op Rome, wordt Rome
grooter en blijft het „Protestantisme" dat
tegen Rome te wapen geroepen wordt, met
machteloosheid geslagen
Nadat in de vorige week in 22 gemeen
ten op het eiland Zuid-Beveland, dorps
vergaderingen waren gehouden, onder
leiding van afgevaardigden door de be
sturen der Afdeelingen Kruiningen en
Heinkenszand aangewezen, hadden de
eigenaars van pl.m. 1600 Hectaren zich
tot 27 Februari verbonden, geene bieten
te zaaien op het nieuwe door den bond
van suikerfabriekanten opgemaakt contract.
Zaterdag 27 Febr. had te Goes een ge
combineerde vergadering van afgevaardig
den der beide afdeelingen plaats, ter bi-
spreking van de vraag tot welken datum
die termijn zou verlangd worden.
Van de 53 aanwezigen, verbonden zi«h
hoofdelijk 52, om niet slechts nog eenige
weken, maar gedurende het geheele jaar hnn
woord gestand te doen, en niet op dat con
tract te zaaien.
Het oude contract besproken wordende
werden ook daarin eenige bepalingen anders
gewenscht, en o. a. de billijkheid betoogd
dat de fairbankgelaen door de verbouwers
zouden worden betaald.
Deze week zal op de dorpsvergaderin
gen aan diegenen die reeds op de lijsten
geteekend hebben, worden voorgesteld het
zelfde besluit te nemen, t. w. om in geen
geval op genoemd contract te
zaaien en zullen de voorgestelde wijzi
gingen worden besproken aan welke nog
geene publiciteit is gegeven, om de ge
trouwe opkomst op de Dorpsbijeenkomsten
te bevorderen.
Dringend werd de noodzakelijkheid be
toogd, om zoowel aan de Zusterafdeelingen
der Zeeuwsche Mfj als ook de Yereenigingen
te Hontenisse, te Aardenburg en te Eist
mededeeling van een en ander te doen,
om voeling met elkander te hou
den, daar alleen van eendrachtig samen
werken kracht kan uitgaan. Het houden
eener algemeene Zeeuwsche vergadering
te Goes werd zeer gewenscht geacht.
4f
De toestand op Creta.
De mogendheden zijn het eens geworden
dat Griekenland zich van Creta moet te
rugtrekken.
Wat dit zeggen wil, begrijpt natuurlijk
een ieder en zal vooral door de arme Chris
tenen van Creta weldra op gevoelige wijze
worden ondervonden.