NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 64. 1897. Metdttg 27 #e6cuau. fCfiie laocgang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Uit de Pers. Ons Zondenregister. PRIJS DER ADVERTENTIËN Aan onze aanstaande miliciens. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en De a. r. Nederlander acht discussie met Het Handelsblad, over wat de liberalen en de antirevolutionairen verricht hebben niet onaangenaam, en vruchtbaarder dan ver handelingen over programma's van actie, die, als zeniet binden, ook niet veel be duiden, en alB ze wel binden met goede constitutioneele beginselen in strijd dreigen te raken (1) Het blad herinnert aan 't zonderegister der a. r., ook door ons aan onze lezers medegedeeld, en in 't kort hierop neerko mende 1 de liberalen wilden wel maar de antirevolutionairen maakten het hun on mogelijk. De Nederlander gaat het lijstje na en voegt achter elke beschuldiging tevens de weerlegging er van. In 1852 stemde Groen v. P. met de ge- heele rechterzijde tegen de belastingplan nen van Mr. van Bosse. Die plannen wer den verworpen met een meerderheid van 6 stemmener waren toen slechts 3 anti revolutionairen in de Kamer, Groen, van Lynden, Mackay. Hun stem gaf dus niet den doorslag. In 1855 stemde Elout „met zijn geest verwanten" tegen de afschaffing van brood- accijni. Die geestverwanten waren twee in getal, van Lynden, Mackay, en het wetsontwerp wordt aangenomendus hielp hun stem niets tegen. In 1863 stemde Groen „met zijn meeste aanhangers" tegen de afschaffing van den accijns op de brandstoffen. De „meeste aanhangers" bestonden uit Mr. v. Asch v. WïjckEn het ontwerp werd aangenomen met 55 tegen 6 stemmen. Groen en |zijn „meeste aanhangers" hebben dus niets te gengehouden. In 1865 stemden alle antir. Kamerleden tegen het voorstel tot opheffing vau plaat- «eljjke accijnsen. Al die antirevolutionai ren bestonden uit drie personen, van Asch van Wijck, graaf van Zuylen, baron van Lynden, en het ontwerd werd aangenomen met 47 tegen 25 stemmen. Wat hebben zij dan tegengehouden? In 1872 stemden alle antirevolutionairen tegen de belastingvaorstellen Blussé. Dit maal waren er, alles bij elkaar geteld, vijfvan Wassenaar, van Loon, Saaymans Yader, Mackay en van Lynden van Sanden- burg. Maar, vermits het voorstel verwor pen werd met 51 tegen 27 stemmen, gaf ook nu hunne houding niet den doorslag. In 1881 bestreden de antirevolutionairen het ontwerp-Yissering. Maar dit ontwerp is nimmer in stemming gekomen. Alleen de bewering, dat door de oppositie van 17 antirevolutionairen het voorstel- Grobbée viel is juist. Wat blijft dan nu van geheel de be schuldiging, dat de liberale hervormingen door de antirevolutionairen zouden zijn tegengehouden, over Wat van een stelsel matige oppositie, die meestal dan toch aonder effeet zou geweest zijn Maaï, zal het blad zeggen, al waren zij te machteloos, uwe geestverwanten, om op den loop der zaken invloed te hebben, zij hebben hun waren aard toch getoond wij weten welke beginselen zij zouden hebben toegepast, indien zij gekund hadden men ZÜ riu.3 gewaarschuwd. Wij ontkennen niet, dat de antirevolu tionairen van die dagen op belastingge bied meer de denkbeelden van de conser vatieven dan die der liberalen waren toe gaan, en dus in indirecte belastingen meer heil zagon dan in directe, omdat zij Tan oordeel waren, dat laatstgenoemde Vfel in schijn billijker werken, maar in direct de nationale welvaart belem meren. De vraag mag echter worden gedaan, of de beschouwingen over de werking van zeker belastingstelsel wel heel nauw sa menhangen met antirevolutionaire begin- tcieti x Wij voor ons zouden wellicht die ar gumenten thans niet meer beamen. De ervaring is eene goede leermeesteres, en wij behoeven volstrekt niet ons te scha men ook door die ervaring te hebben ge leerd. Maar is het zoo zeker, dat de op positie van toen zoo'n ongelijk had? Onder de maatregelen, door de antire volutionairen, hoewel vruchteloos, bestre den behoort ook het voorstel tot ophef fing der plaatselijke accijnsen. Wie is er thans, die die afschaffing met de daarbij behoorende vervanging door de uitkeering van het personeel niet afkeurt Verdient inderdaad het flnantieel beleid der liberalen zoo onbetwistbare toejuiching, dat de op positie er tegen, als stelselmatige, der halve onredelijke, gezochte oppositie mag worden gebrandmerkt Ziehier wat onlangs de heer Seydoux schreef in eene zeer nauwkeurige, van veel zaakkennis getuigende studie van onze finantien, voorkomende in de „Annalen de 1 Ecole libre des sciences politiques, 15 Juli 1896." Na geheel de geschiedenis onzer finantiën en de hervormingen van den mi nister Pierson evenals de hangende plannen van den tegen woordigen Minister nagegaan te hebben, eindigt hij met het constateeren van deze feiteneen rijk, bevolkt land van den eenen kant in het hezit van prach tige kolonies, verstandig, zuinig, zonder leger of aanzienlijke militaire uitgaven, en van den anderen kant met gemeentelijke finantien door schulden gedrukt; met zóó zware belastingen dat de bewoners ze van tijd tot tijd pogen te ontvluchtenmet staatslieden van groote beteekenis, maar die niet weten ef men den aangevangen arbeid moet afbreken, dan wel dien tegen alle weer en wind in voltooien." Waar een onpartijdig vreemdeling, die zich uitnemend op de hoogte van den toe stand gesteld heeft, aldus oordeelt, moet dunkt ons de liberale partij zich een weinig bedenken, alvorens een banvonnis uit te spreken over hen, die geweigerd hebben dien toestand in het leven te roepen. Nu hij er evenwel eenmaal is, ook dit had niet mogen worden verzwegen, helpt de a.-r. partij, althans een deel daarvan, loyaal mee de zaak zoo mogelijk weer in t reine te brengen. Als men over die partij spreekt, be hoort men toch in de eerste plaats te let ten op 't geen zij sinds haar organisatie, dus sedert zij een vast program heeft, heeft verricht. De liberale partij, die reeds onder Thorbecke naar vaste beginselen geleid werd, heeft een langer staatkundig verleden achter zich dan de antirevolu tionaire. De afschaffing van de bepalingen tegen de vrijheid van verdediging der werklie den a9 W1J gaven het reedg de iberalen te danken, maar daarbij mag niet worden vergeten dat er destijds geen an- eren in de Kamer waren die eenige aan spraak op den naam van antirevolutionair konden maken dan de H.H. Saaymans Yader, van Lynden van Sandenburg en van Wassenaer van Catwijck! Die afschaffing was bovendien iets nieuws, waarop des- s ran de zijde der werklieden niet eens werd aangedrongen. Maar zoodra Me prin- cipieele vraag omtrent de gelijkgerechtigd heid van patroon en werkman aan de orde kwam, gingen de antirevolutionairen voor op. Hoelang hebben ook de liberalen, zelfs D0° Tl61kabinet-Mackay, van Kamers van Arbeid niet willen hooren, terwijl tsch van antirevolutionaire zijde, en van die zijde «1/em, er op aangedrongen werd T, ?m4®'rijk de bewering aangaat, dat het kabinet-Mackay op schoolgebied juist datgene zou hebben voorgesteld, waartegen de antirevolutionairen drie jaren te voren gestemd hadden, daarin vergist het blad zich ten eenenmale. Mackay stelde voor, dat aan de bijzondere scholen een bijdrage zou worden verleendhet ontwerpgrond- wet hield slechts in dat de wet bepalen zou of en in hoeverre dat geschieden zou. Juist daarover liep de quaestie. Het was de heer Mackay die tijdens de grondwets herziening voorstelde dat eene bijdrage kon worden verleend. Maar dit voorstel is juist door alle liberalen verworpen met 43 tegen 42 stemmenHet is derhalve precies omgekeerd als het Handelsblad het voorstelt. De heer De Savornin Lohman heeft gisteren in de Kamer tot den minister van binnen- landsche zaken eenige vragen gericht die een breedvoerig antwoord van dezen en een breed voerig tegenantwoord van den heer Lohman tengevolge hadden, meteen tamelijk lange repliek van den minister en een dito van den heer Lohman. De zaak is deze. De heer dr. Bredius, directeur van het Mauritshuis, is een kunstkenner van de bovenste plank, een ijverig ambtenaar en een man die zeer schoone schilderijen voor goedkoope prijzen weet aan te koopen. Er moest een onderdirecteur benoemd worden. Hij droeg daartoe iemand voor dien hij het meest geschikt achtte. dogii minister Yan Houten is een sutoiitnir, haast zouden wij zeggen, schijnt een eigenzinnig man. Na eerst de benoeming van den candidaat van dr. Bredius te hebben in uitzicht gesteld, veranderde hij van meening en benoemde een ander die door dr. Bredius geheel ongeschikt verklaard was en omtrent wien anders kunstbeoordeelaars hetzelfde hadden beweerd. Dr. Bredius, die de benoeming in strijd met het belang der Kunst en van het Mau ritshuis en van de goede orde achtte heeft daarop ontslag gevraagd. En nu schijnt het niet onmogelijk dat de referendaris Victor de Stuers hierin weder de hand heeft gehad. Deze man beheerseht een deel van Bin- nenlandsche Zaken, afdeeling Kunst, en heeft 't hierin wel eens zoo bont gemaakt dat de minister (Lohman) hiertegen moest opkomen met het gezag van zyn ambt. De slotsom is geweest dat minister Van Houten verklaard heeft dat hij niets terug neemt dat hij nog verder zal gaan en dr. Bredius een niet-eervol ontslag zal geven, dat hij baas blyft om te benoemen wien hij wil en dat dr. Bredius eerbied hebben moet voor het gezag der regeering en der Kroon. Het is opmerkelijk dat deze minister die meer dan eenig ander het gezag der regee ring en dat der Kroon dat ornament! heeft gespot, met dit gezag te schermen weet, zoodra hij zelf in 't geding is. En dan spreekt het vanzelf dat hij de revo lutionaire theorie laat uitblinken dat de ministers de regeering zijn en de Kroon het ornament. Ten slotte heeft de heer Lohman, onder applaus der Kamer den wensch uitgespro ken dat gepoogd zal worden van de zijde des ministers om dezen verdienstelijken staats- ambtenaar te behouden. Plaatsruimte dwingt ons om over de belangrijke bespreking in de Tweede Ka mer van het wetsontwerp Kamers van Arbeid ons zeer beknopt uit te spreken. In een volgend no. hopen wij een eenigs- zins uitvoeriger samenvatting van het ver handelde te geven. Voorloopig ontvingen wij deze indrukken: lo. dat het ontwerp de oud-liberalen type Rutgers niet bevredigt en zij er toch voor stemmen 2o. dat het ontwerp de nieuw-liberalen, type de Kanter, en radicalen, type Ger- retsen, wel voldoet, en voorzoover zij nog verbeteringen vragen, zij die door amende menten trachten te verkrijgen 3o. dat de vader van het denkbeeld Kamers van Arbeid dr. Kuyper met deze wet, die niets heeft van hetgeen hij reeds in 1874 gevraagd heeft, toch van 1 5 regels '25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedare regel meer 10 cent. maar zal aannemen, zonder echter zijn denkbeelden prijs te geven; 4o. dat de beide ministers die dit wets ontwerp indienden en moeten verdedigen, die van justitie [v. d. Kaay] en die van waterstaat [v. d. Sleyden] zeer zwakke verdedigers van het ontwerp zijn, en de leiding der debatten niet bij hen maar bij enkele leden der Kamer berust; 5o. dat 't zwaartepunt der verdediging berust bij de commissie van rapporteurs en met name bij den voorzitter dier com missie, den heer Lohman, wiens denkbeelden omtrent Kamers van Arbeid tamelijk wel in dit wetsontwerp worden teruggevonden. 6o. dat de geheele Kamer, op enkele uitzonderingen na, de door Kuyper of Drucker voorgestelde verbeteringen, ondanks den krachteloozen togenstand der ministers, aanvaardt en blijkbaar zwanger gaat van het denkbeeld om met dit wetsontwerp furore te maken bij de kiezers. 7o. dat de „vooruitstrevend" liberale pers thans de maatregelen toejuicht welke reeds voor jaren door „conservatieve" an tirevolutionairen waren aanbevolen, en afwijst, wat van meer „radicaal" antire volutionaire zijde wordt gepresenteerd. 8o. dat voor het denkbeeld Kamers van Arbeid met publiekreehtelij k karakter, om in de lijn te blij ven der verdwenen gilden, het schoone denkbeeld, steeds door de antir. pers, zij 't ook eenigszins dualistisch, bepleit, de propaganda van den grond af opnieuw zal dienen te beginnen, dewijl instemming er mede, althans in de Kamer, slechts van radicale zijde Gerritsen betuigd werd 9o dat ook wij met deze wet tot zekere hoogte grooteljjks ingenomen mogen zijn, voorzoover zij veel goede bepalingen uit de ontwerpen Pyttersen Schimmelpen- ninck overschreef. Laten onze Kiesvereenigingen de laatste der wintermaanden nog eens goed gebrui ken om nieuwe leden en partij genooten te werven. De Hollander (van 25 Febr.) na de noodzakelijkheid van linker- en rechter zijmannen te hebben aangetoond, zegt hiervan Daarom is er steeds op aangedrongen om bij het werven van nieuwe partijge- nooten de quaestie van droite of gauche absoluut er buiten te houden en alleen te vragen of men buigt voor Gods Woord. Dat is de eenige voorwaarde, de eisch. Een eisch waar onverbiddelijk aan moet worden vastgehouden. In Friesland is samenwerking van alle Christenen nog meer noodig dan bij ons. Dit is een gevolg van de krachtige pro paganda van het Bocialisme. Tegen de revolutie het evangelie, was Groens leus. En dit kan men ook in Friesland doen door stichting van Chris telijke scholen. Zoo verstaat men het ook te Pingjum. Daar is de heer Kars Brouwer, geref. predikant, met eenige vrienden aan 't werk getogen. Doch daar is kleine kracht. Men deed reeds wat men kon. Doch om aan den bouw te beginnen, ontbreekt nog een zekere som. En nu deden zij een beroep op de Zeeuwsche Christenen, terwijl de heer C. E. van Koetsveld te Goes zich welwillend belast met ontvangst en opzen ding der gaven. Hij ontving tot nog toe zeer weinig. Wie wil nog helpen een steentje bij te dragen Wij bevelen deze zaak zeer aan. 'tls waar in eigen kring is veel te doen. Maar ook voor dat andere kan allicht nog wat gevonden wordenen beweldadigden zijn er altijd; en van geven in den dienst des Heeren wordt niemand arm. Lezer, denk om Pingjum! De Nieuwsbode ontkent dat door haar omtrent den burgemeester van Zierikzee beweerd was dat hij liberaal was „gewor den". Laat zij dan hare laatste Stoffel-dia- logen maar eens nalezen. En de Vlissingsche Crt. beweert dat de antirevolutionaire pers jl. Zondag verga dering gehad heeft. Dit is eene vergissing die zij wel zoo goed zal willen zijn, ter afsnijding van verkeerde gevolgtrekkingen, in haar eerstvolgend no. te herstellen, 't Was jl. Zaterdag. En er heerschte een broederlijke geest, ook bij verscheidenheid van inzicht. Waarde Vrienden Uw oude vriend vraagt een oogenblikje het woord om u eenigszins moed in te spreken tegen den dag dat gij uw burger lijk en landelijk leren voor eenige maan den zult vaarwel zeggen, voor het solda- tenleveu. Dat gij tegen de verandering opziet, kan ik goed begrijpen. Het is al wat jaren, geleden, dat ik te Middelburg werd inge deeld en onder de hoede van een korporaal met enkele andere boertjes de wandeling over Souburg naar Vlissingen maakte, waar ik voorloopig in de Bomvrije kazerne zou wonen. Dat heel andere leven begon voor mij al dadelijk nadat ik uit Middelburg was. Ik mocht niet loopen waar ik wilde. Ik moest mee in het Zwaantje, wel niet om iets te gebruiken, maar dan toch om geduldig te wachten tot het den heer korporaal be hagen zou, zijn laatste klaartje te nuttigen en wij onzen tocht kouden voortzetten. Ik herinner mij nog goed dien avond van mijn aankomst in de kazerne, mijn eerste nachtverblijf op den stroozak van een man der vorige lichting, welke, de man namelyk, op wacht was. Ik herinner mij de gedachten die zich in mij verme nigvuldigden op mijn leger, gedachten niet aan het leger maar aan betrekkingen en vrienden gewijd. Ik herinner mij myn eerste ontwaken, de eerste kennismaking met een onbeschaafden, vloekenden en schreeuwenden onderofficier, broeder van een geliefd zendeling, en hoe ik schrikte van het schrille contrast tusschen deze broeders. Ik herinner mij mijn verblijf in het hospitaal, de eerste oefeningen, mijn verder verblijf, mijne overplaatsing naar de gre nadiers, mijn afwisselende ervaringen al« soldaat in de residentiestad. Ik herinner mij dit alles zeer goed. En wanneer ik op dezen tijd terug zie, dan kan ik u gerust zeggen, vriendengij zult er wel door komen. De verandering is natuurlijk groot. Maar de middelen om er spoedig aan te wen nen, zijn ook zoo vele. Vergeet niet dat beddegoed en kleeding, schoeisel en voedsel, keuken- en tafelge rei, toezicht en behandeling, in mijn tijd tamely k, schoon voor verbetering vatbaar, thans vrijwel onverbeterlijk zijn. En naarmate de beschaving, door meer der en beter onderwijs, door verbeterde en versnelde verkeersmiddelen, door ver hooging van den levensstandaard, door het dienstnemen van rijke-lui's zoneu, al meer in het kazerneleven doordringt, naar die mate is 't verkeer in de kazerne eok dragelijker geworden. Gij gaat derhalve onder vrij wat aange namer gewaarwording uw diensttijd in, dan ik dit kon, nu ongeveer een kwarteeuw geleden. En toch heb ik van mijn soldatenleven aangename herinneringen bewaard. Ik mag u derhalve moed inspreken.,En wanneer ik mij hierbij op natuurlijk stand punt plaats, en gij mij n voorspelling gaarne aanneemt, dan heb ik hoop dat ik u evenzeer in verband met uwe christelijke roeping wel het een en ander zeggen kan, dat u moed geven zal. Ik zelf heb in deze roeping vaak te kort geschoten. Ik denk er met spijt aan terug. Doch de tijden dat ik het voor de

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1