NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 89. 1896. Hontfecilag 81 DecemGec. (Mfife laatgang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN PARTIJ. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 26 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Het is opmerkelijk dat er zoovele partij programma's in druk kwamen. Mensehen die vroeger weinig met eene partij op hadden, in de woorden party, party dig, partijschap, partijnaam, partyleus niets dan kwade beteekenis inlegden, voe gen zieh thans bijeen tot eene party. En wie niets tegen eene party hadden maar wars waren van een program, hebben zich gehaast om zulk een program te dichten en in de krant te zetten. Dit is, wanneer tenminste alle manifest, als bijv. dat van de heeren Bronsveld, c. s. en dat van de Roomsetie Kamerle den dien naam verdient, een heele voor uitgang. Vroeger kon naar veler meening, iemand die van partyen Bprak, niet beter dan al het verkeerde van party vorming doen uit komen. Party zou reeds verkeerd zijn in den wortel. Party wezen een onkruid dat spoedig moest uitgeroeid. Party digheid een schande die slechts vraagt naar 't be lang der party. Partij verband een beletsel voor waarheid en eerlijkheid. De uitdrukking „Christelijke partij" werd van geachte zijde een contradictio in ter minis geheeten een tegenstrijdigheid twee woorden die niet bij elkander behooren, en zoo ze bij elkander staan het een het ander opheffende. En ook nog in onzen tijd verneemt men stemmen die van 't vormen eener partij afmanen, als van iets dat zoo niet iets heel kwaads, dan toch iels onvrooms is, en niet te pas komt onder hen wier wandel is in de hemelen. Werkelijk tedere zielen worden door dergelijk vroom gebazel ingenomen, ver voerd, in de war gebracht; en schamen zich dan om zich te voegen by de party, bij de kiesvereeniging, waarbij hunne vrienden zich hadden aangesloten. Zij blijven alleen, op zich zelf, geïsoleerd staan. En niet zelden vallen zij ten slotte in dagen van verkiezingen diengenen ten buit, die 't gemoedelij kst, 't vroomst weten te bazelen of te beuzelen van de slechtig- heden der partyen en der candidaten door deze partijen aanbevolen. Nu wordt er inderdaad wel eens naar partybelang alleen gevraagd partybelang boven 't algemeen belang gesteld. Het liberale kamerlid Viruly deed dit onomwonden in zijn rede van 26 Nov. 1885 in de Tweede Kamer uitkomen. Hij kon, zeide hij, zijn stem niet geven aan de voorgestelde wijziging der kiestabel, waarvan het gevolg kon zijn dat zijn partij een zetel verloor. Hij achtte zich verplicht voor zijn party te strijden. Met andere woorden, hij wilde, alleen in het belang zijner partij, den valschen toestand bestendigen van een volksvertegenwoordi ging, waarin de meerderheid des volks door de minderheid der leden vertegenwoor digd werd. Evenmin valt te ontkennen dat wie tot een partij behoort zich ook wel eens aan partijdigheid schuldig maakt. Doch in het laken van dergelijke handelwijs doen wij voor niemand onder. Partijdigheid is een ondeugd, maar het is ook iets anders dan party kiezen. Partijdig zoo heeft pro fessor Fabius eens gezegd is hij die party kiest naar een verkeerden maatstaf, die zaken niet van personen weet tescheiden. Party dig zyn is derhalve niet een ge volg van party kiezen. Het tegendeel is waar. Het moge paradoxaal, dat wil zeggen als een ongerijmdheid klinken, toch is het zooals Groen zeiOnpartijdig kan alleen hij zijn die party kiest. „Velen sidderen", zoo schreef hij, „als voor een schrikbeeld voor het woord party. Menigwerf heb ik er aan herinnerd dat een party geboren wordt uit eendrachtige naleving an een beginsel". Een party wordt derhalve geboren uit een beginsel. Zij die zich groepeeren om O In een volgend no. wenschen wy dit program over te drukken. eenzelfde beginsel of overtuiging, vormen een partij. En wel eene partij die te krachtiger is, niet naarmate de groepse- renden vele zijn, maar naarmate dezen het beginsel zuiver bewaren. Dat is ook de beteekenis van Groens woord„in ons insolement ligt onze kracht." Geen woord is ooit zoo misverstaan door onze tegenstanders dan dit. Zij willen er in lezen dat eene partij krachtig is alleen wanneer zij op zich zelve staat en geene samenwerking zoekt met andere party en. Wij komen op deze foutieve beschou wing nog wel eens terug. Wij kunnen er nu niet diep op ingaan. Maar de libe ralen hadden het mis toen zij de antirevo lutionaire party op grond van Groens ge vleugeld woord samenwerking met andere partijen zochten te ontraden. Juist het tegendeel is waar. Hoe zui verder eene partij haar beginsel bewaart, in Isolement leeft, des te minder licht loopt zij gevaar van vervloeiing. Isolement baant juist den weg om samenwerking tot een goed eind te brengen. En eveneens is juist het gemeenschappelijke handelen van twee partyen bedenkelijk als een van beiden de koers niet helder is. Weet ik duidelijk dat mijn weg met dien van miin medewandelaar gedurende twee mijlen dezelfde is, dan weet ik ook dat ik maar twee mijlen met hem gaan kan, om vervolgens of links óf rechts mij van hem te ver wij deren. Weet ik daar entegen niet precies hoe ver mijn weg gelijk loopt met den zijnen, dan kon ik ten slotte op zijn weg en ik dwaal al verder en verder van den mijnen af. Het is dan ook niet de samenwerking, maar de wijze waarop samengewerkt wordt, waartegen dit woord van Groen zich richtte. Het dateert uit 1866, toen de antirevo lutionaire partij met andere partijen te zamen ééne groote conservatieve partij vormde, opgaand, vervloeiend,vervluchtigend in de groote antiliberale partij, haar eigen levensbestaan in gevaar bracht. Iets dergelijks scheen ook in 1871 te dreigen. Yan daar dat Groen, afkeerig van eene groote massa zonder naam en zonder kracht, alle antirevolutionaire Kamerleden die op dit punt minder kies keurig bleken, losliet en alleen met het drietal Keuchenius, Yan Otterloo, Kuyper voor de kiezers kwam. Daarna, in 1878, zijn de beginselen en eischen der antirevolutionaire party neer gelegd in ons Program. Meerdere bestudeering van dat Program zal velen van de noodzakelijkheid om zich te voegen bij deze partij kunnen overtuigen. En voorzoover de groepen die te voren in het antirevoluionair partijverband leefden, doch zonder veel van Ons Pro gram te kennen of te begrijpen of er veel voor te voelen de goeden, de staats lieden onder hen niet te na gesproken zich nu nogmaals om Ons Program of om een stuk van Ons Program zich heb ben vereenigd, kunnen wij 't niet anders dan toejuichen, dat hetgeen Groen bedoeld heeft met zijne betuiging„In mijn isolement ligt mijne kracht" nog zoo sterk in hen natrilt en nawerkt. Er blijkt uit dat hij met deze leus te kiezen juist gezien heeft. In ons isolement, in onze beginselvastheid ligt onze kracht ook tot samenwerking met andere par tijen. Deze les is door de liberalen verbeten Yandaar de inzinking hunner partij, reeds voor jaren merkbaar; thans helaas vol tooid, zoodat er van haar zoo goed als niets meer over is. Dat is juist de eigenaardigheid onzer partij, zoo klonk het van daar ons tegen, dat wij vrij zijn. Vrij zelfs van een program! Anti-clericaalwerd dan ook de zwakke leus, waaronder de liberale party allengs haar laatste kracht uitputte. Thans ligt zij verbrokkeld uiteen, grooten- deels weggezakt in het drijfzand harer grondlooze overtuiging. Partij onderstelt eenheid van inzicht. En die vindt men in de liberale partij niet; derhalve is zij geen partij meer. Trouwens dat was zij reeds in 1889 niet meer. Toen immers was het niemand minder dan professor Drucker, de voor zitter der liberale „unie", thans kamerlid voor Groningen, die in eene openbare vergadering van Burgerplicht te Groningen het onverholen uitsprak: „Als 't waar is: „Zooveel hoofden zooveel zinnen", dan is dit bij de liberalen het geval". En wie nu ons schimpend toevoegen zou dat wij naar onze eigen partij hebben te zien, dien zouden wij willen herin neren dat met een Program van Begin selen en een basis naar Gods Woord, ge lijk de antirevolutionaire paitij 't onmoge lijk is dat deze derwijs zou uiteenvallen. Wel kan zij slinken, wanneer zij wat veel en te snel is uitgegroeid en zich bij haar hebben aangesloten die eigenlijk niet van haar zijn. Maar zoo wegzakken gelijk wij het dezer dagen van de liberale party met hare acht programs of daaromtrent, gezien hebben, is haar onmogelijk dewiji zij staat op een vast fondament. Party en beginselen staan in nauw ver band. Wie partij kiest verklaart dus een beginsel als maatstaf te kiezen. Hij be hoeft zijne geestverwanten, partijgenooten niet van alle smetten vrij te verklaren, het verkeerde in hen niet goed te pratenom hunnentwil de leugen niet jte dienen. Het beginsel blijve afgescheiden van de belijders. Evenmin baat het den tegenstanders ook maar iets wanneer zij hun aanval op éèn bepaalden persoon of personen richten. Zij hebben beginsel tegen beginsel te stellen. Trachten zij liever feen man, in wien zij de party verpersoonlijkt, het beginsel ge ïncarneerd wanen, te bestrijden of te las teren, zij zullen de partij als zoodanig geen kwaad doen, wijl het beginsel blijft doorwerken. Wie dat goed verstaat, die zal ten allen tijde den personen zijner tegenstanders recht laten wedervaren. Fortiter in re, suaviter in modo Krachtig waar 't beginselen, be scheiden waar 't personen betreft zal en moet de leus zyn. Man kan de beginselen eener party, wanneer men die voor land en volk verderfelijk acht, niet scherp ge noeg bestrijden, ^men eere nochtans den tegenstander, en menge nooit een druppel der verbittering in den principiëelen strijd. Een echte partijstrijd zal dan ook juist verheffen boven persoonlijkheden 'en bere keningen. In dat partij kiezen, in dat stellen van een beginsel als maatstaf, ligt karakter. Er behoort moed toe een overtuiging te hebben, en die tegenover een ieder te ver dedigen. In het Koninkrijk det hemelen geldt Wie vader of moeder liefheeft boven my, is mijns niet waardig. Teere banden springen vaak, alleen door getrouw te blijven aan zyn beginselen. Welk een weemoed klinkt ons niet tegen uit het woord van Groen aan „mijn ouden vriend Thorbecke", zijn door hem hoogge- schatten tegenstander. Maar let wel dan toch tegenstanderEen tegenstander die hem op zyn beurt steeds betitelde in de Kamer als „mijn geachte vriend." Het is dan ook beslist verboden en bo- paald schadelijk banden van vriendschap boven alles te doen gaan. Zulken kunnen geen party kiezen. Zij gaan onder in par tijdigheid, dewijl zy het zwaartepunt zoe ken in personen. Yelen die tegen partyen zyn, zyn eigen lijk tegen de antirevolutionaire party. En die vroeger alzoo waren, gelijk de Brons- velds, c. s., die blijken thansgelukkig van het partyleven niet zoo afkeerig. In partij kiezen zit dan ook niets ver keerds. Het suiker wetje noodwet, uiet te verwarren met die welke de tweede kamer pas aangenomen heeft, is door de eerste kamer met 27 tegen 21 stemmen aange nomen. Vóór de heeren Rahusen, Yan Bjneval Faure, Nebbens Sterling, Yan Lier, Nijs- bingh, Fennema, Van Swinderen, Geertsema, Van Marie, Alberda van Ekenstein, Pijn- acker Hordijk, Muller, Vlielander Hein, v. d. Putte, Viruly, Yan Alphen, Prins, De Jongh, Wertheim, Vening Meinesz, Van Hall, Van Hoek, v. Tienhoven, v. Wei deren Rengers, v. Asch v. Wijck, Bergsma, en de Voorzitter. Tegen de heeren Sickesz, Merckelbach, S. v. d. Oye, Reekers, Van der Biesen, Cremers, L. van Nispen, Welt, v. Zinnecq Bergmann, Verheijen, Yan Nispen tot Pannerden, Melvill van Lijnden, Bultman, Prinsen, Bresbaart, Magnée, Regout, Kist en Sassen. Afwezig Engelberts en Pijls. Tegen stemden derhalve o. a. al de zuidelijke leden uitgezonderd de heer v. Asch v. Wijck. Met dezen stemden alle liberalen voor, uitgezonderd de heeren Breebaart, Bultman en Kist uit Noord Holland, Welt uit Groningen, en Siekesz. De eerste kamer benoemde tot rappor teurs over 't wetsontwerp houdende bepa lingen omtrent den accijns op de suiker (definitieve wet) de heeren Magnée, Welt, Melvil v. Lijnden, Muller en Godin de Beaufort. Vier tegenstanders van het nu aangenomen noodwetje, en de vijfde is volbloed vrijhandelaar! Als dit maar geen slecht voorteeken is Het oudejaar sluit met voortdurende verwikkelingen, opstanden en binnenland- sche oorlogen. De opstand der Drusen in Aziatisch Turkije tegen de Turken is nog niet ge dempt. In het Turksche leger worden velen geveld door besmettelijke ziekten. De opstand der Kaffers ten Zuiden van Transvaal is bijna geëindigd. Nog plegen zij vijandelijkheden, doch deze zijn niet van ernstigen aard. De terugtrekkende inboor lingen vuurden Maandag nog nabij de grens op de politie die juist met 't oog op de nabijheid dier grens het vuur niet beant woordde. De opstand op de Philippynen nadert het einde. Zijn kracht althans is gebroken nu de leider in handen der regeerings- troepen kwam en het doodvonnis over hem werd uitgesproken. De opstand op Cuba is, ondanks Macco's dood, nog lang niet gedempt. Toch ver liezen de opstandelingen terrein. Herhaal delijk wordt hun eene nederlaag toegebracht. Toch blijven alle vier deze genoemde op standen onafgesloten posten op de rekening der betrokken regeeringen. Ook het jaar 1896 zag, evenals zijne voorgangers, aan zoe menigen stillen fa miliekring of aan meer uitgebreide omge ving, aan Kerk en School en Vaderland, mannen en vrouwen ontvallen, wier dood met recht betreurd wordt door wie hen gekend en gewaardeerd hebben. Van de laatste noemen wij allereerst uit onze omgeving Ds. Middel te Baarland. Ds. Montagne te Vlissingen. Augustijn, secretaris van's Heer Arends- kerke. Vleugels, geneesheer te Biervliet. Voorbeytel, burgemeester van Bruinisse, Dronkers, oud-burgemeester, enz. te Ter Neuzen. Van Raamd, gemeente-bouwmeester te Zierikzee. Hage, wethouder te St. Maartensdijk. Koeman te Nisse, gemeenteraadslid. Yan der Baan te Wolfertsdyk. Dsn onder de'gesneuvelde op Atjeh Majoor Ockhnijsen. Ie luitenant Gobius. Ie luitenant Westendorp. Kapitein F. Geluk. Kapitein Kramer. Ie luitenant Vuijk. Ie luitenant Maarschalk. Ie luitenant Zon. Ie luitenant Kröhne. Voorts de oud-ministers Weitzel en Cremers. Dan de leden der eerste kamer J. Prins, Smitz en Cremers (oud-minister). Het oud-lid dier kamer Blijdenstein. De leden der tweede kamerGeneraal Van der Schrieck, Farncombe Sanders, Haffmans en Lambrechts. En de oud-leden dier kamerWillink en Tutein Nolthenius. Nog noemen wy Van Idsinga, oud-gouvernaur van Suri name. Jan Dijkmans, oud-directeur der Ned. Stoombootreederij Gey van Pittius, oud-legercommandant in Atjeh. Afar. v. Stolk, comm. der Scherpschut- tery te Rotterdam. v. Wely, luit.-kol. in Indië, geridderd op Bali in 1849. Professor Allard Piersen. Professor Brill. Professor van Haren Noman. Professor Kleijn. Tetar van Elven, schilder. Achenbach, oud-commandant der kweek school voor de Zeevaart. Ds. W. Visser te Urk. Kramers, oud-directeur van Northey. R. baron Van Lijnden, oud-kamerheer. Enschedé, uitgever Haarl. Grt. ds. Hasebroek (Jonathan). Generaal Mac. Leod. Professor v. Velzen. Van Spengler, gep. maj. kwartiermeester. Staas, president van het Seminarium te Warmond. Honig, dichter. Generaal Von Wrangel auf Lindemberg. Nicolaï directeur der kon. muziekschool te 's Gravenhage. Driessen, oud-wethouder te Amsterdam. J. G. Frederiks, letterkundige. Sol, oud-lid der Rekenkamer in Indië. Mr. G. v. d. Jagt te 's Hage. Verschoor van Nisse, lid van het Visoh- bestuur op Schelde en Zeeuwsche Stroomen. Dr. Moll, emeritis-predikant van Goes. Professor van Bell. du Moulin, gouverneur van Atjeh. Jan Mees te Rotterdam. Dr. Godefroi te 's Bosch. Ds. Beumer. Klippink, oud-directeur van het post kantoor te Goes. Pater Janssen, missionaris op Flores. Van Heemstra, oud-kamerheer van wijlen Willem III. Dr. Grüber, baanbreker der homoeopathie. Heimig v. d. Vegt, directeur der Am- sterdamsche Voorschotbank. Hamelberg, consul-generaal van den Oranje Vrijstaat. Pastoor Heeres, oud-red. van De Tijd. Ds. Koopmans v. Boekeren, kindersehrij ver. Obreen, hoofddirecteur van het Rijks Museum te Amsterdam. Bosmans, Violoncellist. Dr. Merens. Stakman Bosse, schout bij nacht. Stous Sloot, Hoofdingenieur bij de Staats-spoorwegen. Ebbinge, burgemeester van Kampen. Dr. P. Harting, leeraar te Kampen. De Vogel, oid resident in Ned.-Indië. Van den Bor, idem. Reinkens, hoofd der Oud Roomsche kerk. Bauch, Hernhutter zendeling in Suriname. Salomon, oud-directeur van den Kruis berg. Roskopf, oud-inspecteur van het onder wijs in Indië. De Lannoy, consul van Rumenië te Soheveningen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1