NIEUWSBLA VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 80. 1896. Dinsdag 8 Decemüec. ffcfife fiMicgang. VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIËM De geestelijke belangen van ïndië. G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Buitenlandsch Overzicht. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent-. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. In de laatste dagen werd in de Tweede Ka mer roor de zooveelste maal, thans door den heer Kuyper, een lans gebroken roor het recht in "verband met de geestelijke be langen vai Indië. Hoe lang zal er op dat aambeeld nog moeten geslagen worden Gaan wij een halve eeuw terug dan hooren wij in de Tweede Kamer voor deze belangen het pleidooi reeds voeren door het drietal Groan-Maokay-v. Lijnden later door Elout en Keuchenius nog later door Saaijmans Vader, Van Loon en de Jonge in de laatste jaren door Donner en v. LimbnrgStirum; thans door den bezielenden redenaar, straks genoemd, die met mannen als Esser en Wijnmalen buiten de Kamer voor deze zelfde belangen zoo herhaalde lijk reeds was opgekomen. En wien kwam hierbij niet de dichter lijke wensch van den sinds jaren ontslapen Ter Haar in de gedachten O! bracht de dankbre Europeaan In ruiling voor de ontvoerde schatten, Zóó wijd om 't strand uw golven spatten, U 't hooger licht des geestes aan! De rede van den Sliedrechtschen afgevaar digde in haar geheel op te) nemen, laat de beperkte plaatsruimte van ons blad niet toe. Maar wij wenschen een artikel over deze zaak te schrijven, dat voor wie de rede 1 duidelijk zal doen zijn dat ook wij haar lazen. Vooraf ga de betuiging onzer ingenomen heid met iedere poging dergenen die Indië voor goed als het land hunner inwoning verkozen hebben, om den inlander hooger op te leiden; blijkens den door hen geboden steun aan inrichtingen als de school te Depok bij Batavia, en andere. Ingenomenheid met 't niet minder heu gelijke feit, waarop wij trouwens reeds vroeger de aandacht vestigden, dat ook bij ons te lande, ook onder hen die vroeger slechts verguizing of een minachtend schouderophalen voor het werk der Zending over hadden, en een „Godsdienstwaanzin" slingerden naar 't aangezicht van den minister, die 't waagde als orgaan der Kroon de Zending zedelijken steun te bieden, zulk een belangrijke kentering van denkbeelden te bespeuren valt. Dat bij velen de belangstelling in de zaak der Zending en voor 't lot van den Inlander steeds van meerder omvang en beteekenis Wordt. Van Christelijk historische zijde is 't altijd beweerd Wie eens het voorrecht heeft gehad, eenigen tijd te vertoeven op een Zendings- post in Indië, moet het nog levendig voor den geest staan, hoe een zachte Christelijke zin de maatschappij daarginds als met een zuurdeessem heeft doortrokkenen aan trekkelijk is de stemming, die den inlander aldaar beheers&chteen beginsel dat zich niet alleen uitspreekt in het kerkelijke, neen, ook in het burgerlijke leven. De maatschappelijke toestaud op een Depok of in de Minahasse geeft getuigenis van een welstand, dien men vaak tevergeefs °P andere plaatsen zou zoeken, mogen die plaatsen onder Maleischen of Alfoerschen invloed zijn Maar van] liberale zijde te hooren be weren, wat een oud-gouverneur van Suma tra in 1891 schreef: „Ik heb de zendelin. 8en (in de Battalanden) hoog leeren waar- deeren. Ieder die, zooals ik, hen in hun loffelijken arbeid heeft gadegeslagen, zal °y»rtuigd zijn, dat men hun heilzamen in vloed niet licht kan overschatten. De ge winnen der zendelingen waren in elk opzicht pioniers der beschaving en duizenden tot «gen." Dat maakt een nog aangenamer indruk, ij rijn er dankbaar voor. Maar 't politiek belang der Zending, dat ®oet meer worden ingezien. Gelukkig, het geschiedt. Het geschiedt van Christelijk historische, het geschiedt ook van liberale zijde. Vroeger? O, men heeft slechts de breede rij van felle bestrijders in de Volksverte genwoordiging na te gaan, die zich tegen 't politiek beleid van den Staatsman Keu chenius steeds hebben verzet. Men herinnere zich maar welke belangen de meesten uit 't moederland naar Indië dreven; dat geld verdienen en rijk worden en spoedig terugkeeren en dan lekkerlijk leven veler hoogste ideaal was. Dezulken hebben meestal zeer eigenaar dige beschouwingen als zij vandaar met fortuin zijn weergekomen, vooral ten op zichte van den inlander, die, in hun oog, wel steeds zal blijven wat hij is, wat trouwens den Europeaan die Iudië weder den rug heeft toegekeerd, volkomen koud laat, zoo slechts de voordeelen, door be hulp van dien inlander verkregen of nog te verkrijgen grootendeels den Europeaan in den schoot vallen Dit wetende vergeeft men gaarne ruwe uitvallen als van den kapitein ter zee van Bloemesteyn, in zijne brochure Java en d* Javanendat het namelijk zaak was om den eersten zendeling den besten, die landde onmiddellijk op het wachtschip te zetten ten einde hem met het eerste terugkeerend schip naar Europa te zenden in het belang van Javavan Nederland en vooral van de Javanen zeiven; en van den schrijver eener andere brochureNederlanders Het is alsof alle elementen van vernietiging gelijktijdig op uw koloniaal bezit moeten neerstorten want gewis niets is meer geschikt om het verlies uwer kostbare koloniën te bemoedigen dan het werk der evangelisatie en beschaving van de Indische natiën.1' Maar, gelijk gezegd, zoo oordeelde men vroeger. Thans oordeelen liberalen als Schmalhausen, Brooshooft en Kielstra er an ders over en het Handelsblad juicht dit toe. Zij allen zijn van 'tpolitiek belang der Zending wel degelijk overtuigd. Schmalhausen zei in 1888 reeds„Ik maak alleen melding van het feit dat de Christen-inlander de anderen in welvaart, orde en zedelijkheid verre vooruit is, ter wijl - let hierop de Christen-dorps hoofden de meest betrouwbare zijn." Brooshooft schreef „Wij achten krachtigen steun van het zendingswerk door de Regeering noodig in het belang eener goede vervulling van onzen plicht als koloniale Mogendheid." En Kielstra toonde de zending niet min der als politiek element in ons koloniaal beleid te waardeeren, toen hij beweerde „De staatsman d. i. dus de koloniale staatsman beseft dat alleen op deze wijze, door den arbeid der zendelingen, waardoor een zachtere geest de bevolking doordringt en eenigszins de uitbreiding van den Islam wordt beteugeld, en dat geene inlandsche bevolking zich eerder dan eene Christelijke bij het Nederlandsche gezag aansluit." Voor dezen ommekeer van denkbeelden is vierderlei oorzaak. lo. De volharding der missionarissen (zen delingen) 2o. De invloed van het Angel-Saksi sche ras. 3o. Het wegsterven van het oud-conser- vatismo. 4o. De wijziging van het karakter van den Islam. De volharding der missionarissen verdient van de ministerstafel evenzeer een woord van hulde en lof als de dapperheid onzer Indische troepen, 't Is heroïsme, helden geest, dat hen bezielt. Het Anglo-Saksische ras heeft in zijn kijk op de Zending vroeger even hard gedwaald als het Germaansche. Nog in 't begin dezer eeuw meende de Engelsche regeering uit staatkundig belang de Zen ding uit hare Indiën te moeten weren. Maar vrijzinniger denkbeelden braken zich baan en thans steunt zij de Zending krach tig. Wordt eens Engeland de baas in UITGAVE VAN en Midaen-Afrika dan zal dit voor eeq niet gering deel vrucht van 't werk der Zen delingen zijn. Maar ook onder ons zagen wij de ken tering reeds in 1848 komen. Velen zagen in dat 't niet genoeg was, maar altijd te staren op het batig slot; tegen exploitatie van den Javaan als uitsluitend blijk van beleid verzette zich de Christen Esser, Keuchenius maar ook de liberale kolo niale staatkunde Fransen v. d. Putte, v. Dedem werd. een protest er tegen terwijl ook van Roómsche zijde Van Nispen, v. d. Hoever. steeds krachtiger op kerstening en beschaving van den In lander werd aangedrpugen. In de laatste plaats viel te rekenen met 't gewijzigd karakter van den Islam, den Mohamedaanschen „Godsdienst". Neen, Mo hammed was zoo mak niet als men gedacht had. De betere communicatiemiddelen spoor wegverkeer, enz. tusschen Java en Mekka met zijn graf van den profeet, en Kaïro met zijn machtige mohamedaansche hoogeschool, deed al meerderen daarheen trekken, niet alleen om zich in engeren zin meer belijdend Moharaedaansoh te vor men, maar ook de studiën in theologie en rechtsgeleerdheid to volgen, en op Java teruggekeerd, aldaar van liever lede het Mohamedaansch recht te verscher pen en te bevestigen. Zoo heeft ook die gemakkelijker communicatie mat den Levant er toe geleid om naar onze Indiën èn mis sionarissen èn boeken, in het Arabisch ge steld en die zeer goedkoop gedrukt worden, te doen komen. Nu weet men dat vooral op Java deze boeken grooten aftrek vinden en deze missionarissen er worden geëerd. Immers er hebben zich in den Levant, wij zouden zeggen een soort zendingsgenootschappen, men noemt ze daar „broederschappen", ge vormd, die in grooten getale er op uit zijn om in andere Islamietisclie landen den ijver voor het Islamisme op te wekken, bij (voorkeur Java uitkiezen als veld voor hunne missen en daar grooten ingang vinden. Het was in verband daarmede dat dan ook de heer S. J. de Vries, die twintig jaren in de residentie Ambon verkeerd had, zelf erkende en betoogde, dat althans op Ambon „de voortgang van den Islam een voor de rust en het bvhoud van In dië gevaarlijk karakter aannam." Hierdoor ontstond allengs eene nieuwe beschouwing over den Islam, die bovendien nog gevoed werd doordien men bij diepere studie van het Mahomedaansche reeht tot die over tuiging kwam, dat men bij het Mohame daansche recht volstrekt niet alleen te doen had met enkele losse, op zich zelf staande bepalingen van socialen en juridischen aard, maar dat het Mahomedanistisch recht wor telde in beginselen en dat die beginselen rusten op godsdienstige ideeën, en als zoo danig van oudsher door zeer kundige ju risten uit den Koran waren afgeleid. Ook dit helderder inzicht dat men met terdaad stond voor een recht, dat eene andere wereldbeschouwing representeert, en daar door een kring van geheel andere instel lingen, zeden, geweonten en moreele invloe den ontsloot, leidde er in verband met de vier eerstgenoemde oorzaken toe, om de vroegere voorstelling alsof de zendeling schadelijk was, op zijde te zetten, en daar- E9n ergerlijk staaltje van achterlijkheid in de waardeering der Zending geelt de Middelburgsche Crt. in haar no. van heden, Aan 'tslot van een berichtje over een Engelschen Zendeling die zoo slecht Ohi- neesch sprak dat de Chineezen hem niet konden verstaan, zegt toch dit vooruit strevend vrijzinnige blad „John Wesley heeft eens gezegd, dat het Chineesch door den duivel was uitgevon den, om de chistenzendelingen uit het He- melsche Rijk te houden. Dan deed de duivel daardoor misschim nog wel een goed werk"" In deze laatste woorden teekent zich do meest schaamtelooze domheid van den haat! En dat heet zich v r ij"z i n n i g I entegen de overtuiging te vestigen dat Nederland als koloniale Mogendheid veeleer een hoog politiek belang heeft bij de evan gelisatie van den inlander. De regeering moet voorstaan het Christen dom onder geloofsverdeeldheid. Christendom boven geloofsverdeeldheid is een dwaze uitdrukking. Ook de Christelijke religie is een orga nisme, en nu begint de verdeeldheid van den boom in zijn takken niet boven maar onder den stam. Een dat Christendom, dat zekere algemeene beginselen heeft, welke alle Christelijke Kerken saam belijden en door welke beginselen het op 't geheele sociale leven in de Europeesche maatschap pij een invloed heeft uitgeoefend, waar door een geheel ander iets ontstaan is dan in een Islamietische of heidensche maat schappij ooit bestaan kan, dat Christen dom behoort de regeering voor te staan. Zij mag haar Christelijk Europeesch ka rakter derhalve niet verloochenen, maar moet 't handhaven daar waar 't bij het re gelen van staatsrechtelijke of sociale aan gelegenheden, in botsing komt met het Aziatisch Islamietische element. Nu is de houding van den minister jegens de Zending niet onwilwillend. Maar uit de gewisselde stukken blijkt dat die hou ding daarom nog niet onberispelijk is. De minister toch laat maar al te veel door schemeren dat hij er op rekent dat mea hem voor zijn welwillendheid dankbaar zal zijn. De minister zegt„Wat wilt gij meer? Den inlander wordt vrijheid gelaten om zijn godsdienstplichten te ver vullen." Maar hiermede is het ware wit niet getroffen. Dit is een zaak van publiek belang maken tot eene zaak van particu lieren aard; en dit mag niet. Men moet ook hier niet alleen weten van welke be ginselen men uitgaat, maar ook den moed hebben ze te belijden. En welke is nu hier de roeping van den Staat? Het kamerlid Kuyper gaf het antwoord reeds in een rede op 11 Nov. 1874, waar mede de regeering zich in 1890 bij monde van den minister Mackay heeft vereenigd „De Staat moet geen propaganda maken, maar mag in Indië zijn Europttsch-Chris- telijk karakter als overheid nooit verloo chenen." En „De Rtgeering heeft aan te moedigen de inwerking van het particulier initiatief van de Christelijk-Europe* >che maatschappij op de maatschappij in Indië." Inzake de nieuwe wet op het personeel vermelden wij mog dat de aanslag als volgt is of wordt geregeld. Een haardstede vroeger met de 20 op centen, die thans vervallen zijn,f 0.42 thans niets. Twee haardsteden vroeger f 1.68 thans f 1. Drie haardsteden vrosger f 4,32 thans f 3. Vier haardsteden f 6. Vjjf haardsteden f 10. Zes haardsteden f 15. Het gaat met een opklimming volgens de reeks f 1, f 2, f3, eaz. En nu de dienstboden. Een dienstbode tusschen 18 en 21 jaar f 4. Voor dienstboden boven de 21 jaren: Voor een f6. Voor twee f 17. Voor drie f33. Voor vier f54. Enz. Voor tien f285. De bij telling geschiedt volgens de reeks 11, 16, 21, enz. Ia de liberale kiesvereeniging te Meppel was men algemeen van meening dat men de toekomstige Kamerleden tot stemmachi- nes zou verlagen door hen letterlijk t» bin den aan het nieuwe Pregram. Deze mee ning is men vrij algemeen in den lande toegedaan. Het is zeker een redmiddel voor mannen van af wij kende meening en veor de eerlijke nuchtere mannen der weienschap die nog aarzelen zich op sommige belang rijke punten als Staatspensioneering, Pro tectie, Herziening pachtcontract te ver klaren. Inmiddels hebben enkele Kiesvereenigin- gen, ook die van Groningen, zich van de Liberale Unie afgescheiden en is tusschen sommige liberale bladen onderling een strijd ontbrand) over de vraag aan welke partij zich 't nauwst aan te sluiten. De „Midd. Crt." heeft eenige weken gele den al gezegd bij herstemming doen wij weer met de oud-liberalen samen tegen de „elericalen" en andere bladen willen ook in de Kamer met deze achterblijvende geest verwanten saamwerkenmaar een ander blad (de lib. Nederlander) wenscht de oud liberalen los te laten en voeling te zoeken bij de democratisch antirevolutionairen. Als dat maar geeu fuik isVan dat loslaten der oud-liberalen hebben wij na '94 nog niet veel gezien. Toen Van Houten met enderwijsvoorstellen kwam, welke te rugwerkten op eene indertijd door de Kamer genomen beslissing toen de antiliberalen in de meerderheid waren, zag men alle liberalen van allerlei gading behoorlijk met hem medegaan. Men laohte met 't principieel verzet der democratische antirevolutionairen. Neem welken nieuw-liberaal gij wilt, zoo lang hij niet door daden toost dat den oud libera len zuurdeesem in zich heeft uitgezuiverd, blijft hij een principiëele tegenstander wiens kameraadschap aan de reis van den ijzeren en den aarden pot doet denken; voor wien wij ons te wachten hebben. De heer Lobman heeft den minister van binnenlandsche zaken aan den tand ge voeld omtrent diens plannen inzake do opheffing van den vaccinedwang Op dat punt althans zal men den heer Lohman den lof van een zeer vooruit strevend staatsman te zijn, meer dan alle oud- en nieuw liberalen te zamen, niet kunnen onthouden. Naar aanleiding toch van een pas ver schenen rapport eener Engelsche commissie die tot dezelfde slotsom kwam, als waar toe reeds in 1890 in zijn doorwrocht, tot nog tee onweerlegd staatsstuk en stuk van wetgeving, de heer Lohman ge komen is, namelijk noodzakelijke ophef fing van den vaccinedwang, voor ouders die aan de magistraat van hunne consciën tiebezwaren tegen de vaccine doen blijken, vroeg de heer Lohman of deze minister zijne bekende leus: „Tegen 't clericalisme en tegen 't protectionisme" niet kon aan vullen toet „tegen den vaccinedwang". De minister was] gelukkig niet doof aan dit oor. Dit is 't eerste tast rare bewijs van in stemmingvan liberale zijde met ds schoone, tot nu tie doodgezwegen brochure „Vac- cine-veresring". Hoop doet leven, zeggen wij, met 'toog op de toezegging van den minister om in naam der persoonlijke vrijheid de anti revolutionaire en andere oprechte voor standers der ware vrijheid in hun strijd tegen den vaccinedwang te zullen steunen. Voor de propageering ook van dit sehoo- ne beginsel bleek weliswaar een kwart eeuw niet lang genoeg. Maar zoo er een hoop komt denkt aan Lea's uitroep bij de_ geboorte van haren Gad dan willen wij den smaadjjen den dwang ons en on zen kinderen in naam der medische weten schap al dien tijd aangedaan, gaarne vergeten I Dat er something rotting is in de Duit- sche maatschappij, in de perswereld en in het leger, heeft het incident-Von Bruse- witz en het proces Leckert wedsr duide lijk bewezen. Von Brnsewitz is de officier die een koffiehuisbezoeker doodstak omdat deze bij ongeluk tegen zijn stoel stootende verzuimde hem daarvoor vergiffenis te vragen. Leckert is de 20 jarige knaap die

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1