NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Ho. 19. 1896.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
RECHTSZAKEN.
DoaMag 12 flownfe.
fffife laatgang
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
„In eiken vorm".
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p- f 0,95.
Enkele nummers0,02J.
UITGAVE VAN
EN
OO
Wij meenen ds loterij in eiken vorm
te moeten veroordeelen. Zoo eindigden
wij ons artikel over de Staatsloterij en
beloofden tevens op deze zaak te zullen
terugkomen.
Het ii eene kwaal van onzen tijdwaar
tegen naar onze meaning ernstig dient ge
waarschuwd.
Wij hebben reeds opgemerkt dat in den
bloeitijd van het Calvinisme 't den Staten
van Holland niet gelukken mocht eene
loterij op te richten. De volksconsciëntie
kwam tegen deze instelling op, en zoo
bleef zij achterwege.
Nu willen wij sns geen oordeel aan
matigen over de kracht die in onzen tijd
van het weeropbloeiend Calvinisme uitgaat.
Dat het kerkelyk en maatschappelijk zich
krachtiger gelden doet dan hij voorbeeld
een halve eeuw geleden, zal wel niemand
ontkennen. Maar of de invloed op 't indi-
vidneele leven zooveel sterker is, blijft eene
vraag, welker beantwoording vrij moeilijk
vallen zou.
Wel weten wij dat in vele positief
christelijke kringen of die althans als zoo
danig bekend staan, het peil van bet ge
loofsleven is gedaald, dat de soliditeit er
niet op vooruitging en dat de rustige
kalmte die een leven bij Gods Woord ver
gezelt, maar al te zeer wordt gemist.
Dit is een feit, dat ieder zien kan, die
niet opzetteljjk zijne oogen wenscbt te
sluiten voor de werkelijkheid.
Waaruit dit onder anderen big kt?
Uit de zucht naar spel, en de speculatie
op deze volkszwakheid.
De 128ste psalm begint met doze gulden
woorden
„Welgelukzalig is een iegelijk die den
Heere vreest, die in zijne wegen wandelt.
„Want gij znlt eten den arbeid uwer
handenwelgelukzalig zult gij zijn en
het zal u welgaan.
„Uwe huisvrouw zal wezen als een
vruchtbare wijnstok aan de zijdon van
uw huis; uwe kinderen als olijfplanten
rondom uwe tafel.
„Ziet, alzoo zal zekerlijk die man geze
gend worden die den Heere vreest."
Uit deze woorden blijkt hoe reeds onder
het Oude Verbond aan de vreeze des fleeren
groote zegeningen verbonden waren.
Dit rustige woord van den Israëliet is
nog voor menig Christen een oorzaak van
groote gerustheid. De waarheid er van
werd en wordt door honderden ervaren.
Maar beantwoordt hieraan nu de steeds
meer openbaar wordende zncht van velen
tot het spelde eigenaardige wijze waarop
men het spel tracht te verdedigen, deze
zonde poogt goed te praten
Hoe redeneert menige huismoeder in
onze dagen
Het is een slechte tijd de inkomsten
zijn schraal, de kinderen worden grooter,
het huisgezin breidt uit; wij kunnen er
nauwelijks komen. Wij moesten ons ge
luk ook eens beproeven. Een keer zal niet
hinderen. Eu de weg is zoo gemakkelijk.
Men behoeft heelemaal geen lot fe nemen.
Wie 11 besteedt bij bakker of kruidenier
of boekhandelaar, die krijgt een bon. En
zulk een bon is immers een onschuldig
ding. Er is in Óen keer een groote winst
mee te behalen. Valt de prijs op ons
nommer, dan geven wij een gedeelte aan
armen of kerk en 't andere kunnen wij
goed gebruiken.
En zoo beproeft men zijn „geluk".
Eens, tweemaal, en zoo voort. Men wint
iets. De hartstocht beeft zich gevestigd.
Men tracht weer een bon te krijgen. Men
"wint weer; de hartstocht heeft een prikkel
ontvangen, de geloofsoefening ontbreekt
er wel bij, maarhet is toch zoo ge
makkelijk „verdiend". En zoo maakt men
zichzelf en anderen wijs dat er niets on
behoorlijks in steekt.
En men vergeet daarbij de hoog ernstige
apostolische vermaningal wat uit het
geloof niet is, dat is zonde.
En dat 't waarlijk om die schilderij, om
dat boek, om die fiets, om die villa, om
dat zilver stel, om die kleinere zaken,
door onze winkeliers beloofd, te doen is,
big kt uit de hartstochtelijke wijze waarop
men over deze dingen spreekt, over dat
sterke verlangen waarmede men den dag
der trekking tegemoet ziet.
De Heere heeft aan de vreeze Zijns
naams Zijn zegen tot zelfs in geslachten
verbonden. Men gaat thans zoo ver dat
men dien zegen wanneer dergelijke
buitenkansjes zegen mogen heeten zicli-
zelven Iracht te verschaffen, door inleg van
een dubbeltje of ook, want het zondigen
wordt der consciëntie zso gemakkelijk mo
gelijk gemaakt! door bij een bepaalden
winkelier of boekhandelaar een bestelling
te doen, waaraan eene kans om 't begeerde
te verkrijgen, zonder eenige eigen inspan
ning, zonder een cent van zijn kosten,
verbonden is.
God geeft geen andere verbetering van
positie, of vermeerdering van inkomsten,
dan langs den weg van vlijfigen, ingespan
nen, door 't geloof geadelden arbeid. Een
tweede middel van Hem gegeven om onze
welvaart te verhoogen, is er niet, en komt
ook niet. En onder welken vorm het ook
wordt aangeboden, het kan onmogelijk zijne
goedkeuring wegdragen. Men kan niet God
dienen en den Mammon.
Ter andere zijde valt op te merken dat
alle aanbiedingen en beloften van een of
ander prachtig voorwerp cadeau in den
grond boerenbedrog is.
Wie zijne waar te koop aanbiedt, wil
verdienen. Hij moet er van bestaan en
zijne kooplui betalen. Niemand wane der
halve dat 't gratis lot of de bon niet door
den kooper der koopwaar zou betaald
zijn. De verkooper rekent hiermede bij de
bepaling zijner prijzen. De tijden zijn er
niet naar dat eenig voorwerp van waarde
zou kunnen worden door hem ten geschenke
gegeven. De gezamenlijke koopers hebben
derhalve 't ding toch betaald. En ieder van
hen hoopt dat God neen de Fortuin
hem het voorwerp beschikken zal waar
voor hij zijn kleinigheid gestort heeft. En
dat dit kwaad al ver is voortgewoekerd,
big kt ook wel uit 't feit dat reeds zoovele ad-
vertentiën en circulaires de hoofden onzer
huismoeders op hol brachten en dat dage
lijks het aantal winkeliers toeneemt die tot
deze reclame hnn toevlucht nemen.
Ons komt het voor eene zeer bedenke
lijke speculatie op de traagheid en het
egoïsme te zijn eene stilzwijgende erken
ning van de groote insoliditeit, onvastheid,
waarvan de maatschappij aan elkander
hangt.
Daarbij opent de winkelier die deze ca-
deaux in't uitzicht stelt, een onmogelijke
concurrentie met die vakgenooten welke zich
in dezen door Gods Wet, ook die der tien
geboden, laten leiden.
Alles stroomt naar de winkels met de
beloofde gouden bergenen de winkel
van den eonscientieusen buurman big ft ledig
staan.
Het wordt een droeve wedloop onder
de winkeliers, wie de prachtigste „geschen
ken" zal aanbieden. Een boek, een schil
derij, eenig zilver, een fietsnog niet ge
noeg immers de begeerlijkheid is nooit
bevredigd.
En het publiek vraagt ten slotte niet
meer, wie de soliedste waar levert, maar
alleen wie de grootste cadeaux in 't voor
uitzicht stelt.
'tls moeilijk, wij verstaan het zoo, om
den strijd om't bestaan volte houden; om
eerlijk man te blijven, om zijn stand op
te houden, aan zijn verplichtingen te blijven
voldoen, door de wereld te komen. Wij
zouden onzen winkeliers zoo gaarne een
rustiger, een minder moeitevol leven gun
nen. De concurrentie is voor velen zoo
zwaar, zoo op het doodende af.
Maar zou dan toch, in ernst, zou dan
toch dit middel het rechte zijn, om aan
't grijnzend spook der armoede te ontko
men Is deze maatregel den Christen
waardig? Kan men om een zegen bid
den over zulk een reclame Schuilt, in
dergelijke praktijken ook maar eenige op
voedende kracht
Wij willen niemand oordeelen.
Maar waar wij geen kans zien, dit kwaad,
dit verderf uit onze maatschappij te weren,
daar vragen wij dringend aan ons volk
dat zij met deze dingen geen gemeenschap
hebben en wanneer zij soms het boycott-
stelsel reeds hadden toegepast op den win
kelier die geen bons, geen kansen op
winsten, geen loterijen met enkel nieten op
één na aan te bieden heeft, of 't dan geen
tijd wordt tot den miskende terug te
keeren, en hem juist meer dan den anderen
de clandisie te gunnen.
Den Heere te kennen in al onze wegen,
zal toch ook wel beteekenen dat wij Hem
rekenschap geven van het waarom onzer
handelingen, en van de wijze waarop wij
zelfs de minste onzer aardsche sohatten
hebben verkregen.
En aan de Calvinisten onder onze win
keliers vragen wij dringend, onderzoekt
eens of dit recht is dat gij uwen broeders
zulk een concurrentie aandoet, en of gij
moogt mede oorzaak wezen dat, bij de
toenemende macht van het materialisme,
in onze dagen op zoo bedenkelijke wijze
aan het licht tredend, het schoone Aposto
lische woord ten eenenmalu vergeten wordt:
Wordt deze wereld niet gelijkvormig;
maar wordt veranderd door de vernieuwing
uws gemoed», opdat gij moogt beproeven
welke de goede, en volmaakte, en wel-
behagelijke wille Gods zij.
Volgens den jongsten Unie-Almanak ver
meerderde in 1896 het aantal Chr. scholen
in ons land met 18, dat der onderwijzers
met 42, dat der onderwijzeressen met 19,
dat der scholen bij Chr. Volksonderwijs
aangesloten met 4dat der scholen bij den
Schoolraad aangesloten met 19 (van 273
tot 292). De Vereeniging voor Christelijk
Nationaal verminderde met 6, Gereformeerd
met 1.
Men mag dus blijven wijzsn op een aan
houdenden stillen vooruitgang.
Wij merkten reeds op dat evenals de
antirevolutionaire partij, vooruitstrevend,
democratisch of hoe ook geheeten, belem
merd wordt door de oppositie van conser
vatieve elementen met den niet-eonserva-
tieven staatsman Lohman aan 't hoofdzoo
ook de liberale partij gevaar loopt bijaldien
hare conservatieve oppositie den niet-conser-
vatieven staatsman Pierson in haar vaar
water neemt.
En dat voor dit laatste metterdaad ge
vreesd wordt, blijkt wel uit een artikel
in „De Telegraaf", waarin zelfs zijdelings
op een uitwerping van Pierson den
Takkiaan! gedoeld wordt.
De schrijver toch zegt:
„Pierson noemt het volmaakt willekeurig
hen, die niet met den eisch minimumloon
en maximumwerktijd medegaan conserva
tieven te noemen. Het is mogelijk. Maar
dat zij in een werkelijk vooruitstrevende
partij even groote sta-in-den-wegs zijn als
de conservatieven, dat is, dunkt ons, duide
lijk genoeg."
Hier mag derhalve ook wel gevraagd
worden: wie biedt hier eene reddings
plank. aan
Het gevaar schijnt niet denkbeeldig dst
mannen als Pierson, Lohman, Seyffardt,
Schaepman en andere bezwaarden, door de
minder vreesachtigen uit onwetendheid op
stal gezet worden.
Zij toch behooren tot die mannen van
studie, welke nog niet met ie uitkom
sten hunner studie gereed zijn, en op
wie allen men bij 't op gang gaan van 't
groote leger, naar Levy's teekenachtig
zeggen niet wachten kan.
De Belgische ministerraad onder voor
zitterschap van Koning Leopold, heeft
vasi 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
beslist dat het voorstel van den minister
van oorlog Brassine omtrent den
persoonlijken dienstplicht - geen haaRt
heeft (niet urgent is/) en derhalve niet
aan de Volksvertegenwoordiging behoeft
te worden aangeboden.
Het is met het vraagstuk van den per
soonlijken dienstplicht in België al even
treurig gesteld als in Nederland. Het
wsrdt telkens van het kastje naar den
muur gezonden.
Rome is de groote macht die vele, zoo
niet alle wenschelijke verbeteringen tegen
houdt.
Natuurlijk den goeden niet te na gesproken.
Ten onzent hebben Schaepman en de
zijnen den Rootuschen minister Bergansiu»
krachtig gesteund, er hun zetel veor veil
gehad.
En zoo ook gaat thans in België de
derde minister heen wien deze billijke door
Recht en Vaderland zoo dringend geëischte
oplossing niet werd toegestaan.
Toch is in beide landen het clericalisme
het inerte blok dat zich op dezen weg
van vooruitgang plaatst en de belangen
van het vaderland opoffert aan die der
remplaganten en der geldmacht welke dezen
op de been houdt.
Wij weten hoe in 1891 het schoone
wetsontwerp Bergansius door de Room-
sche en Liberale schijnvrienden is afge
maakt, hoe de Liberale partij, sinds 1891
ia de meerderheid en „aan het roer van
Staat", dit beginsel van persoonlijken dienst
plicht letterlijk heeft verdonkeremaand;
en hoe de voorstanders uit alle partgen,
onder den druk der tijdsomstandigheden,
verzuimd hebben op dit euvel te wijzen.
Maar laten wij dan nu, terwijl bij onze
naaste buren, weder een staatsman
ter wille van dit schoone beginsel werd
afgemaakt, er hij onze geestverwanten
op mogen aandringen om toch eenstem
mig te zijn in ons getuigen tegen elke
conservatieve macht, die in ons vaderland
de uitvoering van dit schoone denkbeeld
immers niet 't eigendom van één partij,
maar van alle partijen te beletten.
Laat de persoonlijke dienstplicbt een
eerste punt zijn op onze programs van
actie wat zeg ik op onze programs
van urgentie.
Gerechtigheid verheogt een volk.
11 Nov. '96.
Voor eenigen tijd zijn, zooals onze lezers
weten, de Roomsche leden der Kamer
gereed gekomen met het opstellen van
een program. Medegedeeld werd, dat dit
program vooreerst niet publiek zou ge
maakt worden. Dat dit zoolang duurt,
meldt men ons, vindt zgn oorzaak in de
omstandigheid, dat 't ontwerp ter goed
keuring aan de bisschoppen is voorgelegd
en dat deze het niet eens zijn. Ned.
Pensioen voor den werkman
Naar het eerste nummer van Het Sticht
(orgaan van de antirevolutionaire propa-
ganda-club „Keuchenius" te Utrecht) meldt,
is het in de Staatscommissie, voor een
pensionneering van den werkman, tot een
gewientig besluit gekomen. Men heeft na
melijk besloten dat deze verzekering ver
plicht gesteld moet worden.
Belediging van Balische getuigen in
zake Maligan.
De „Soer. Ct." geeft de volgende be
schrijving van deze plechtigheid
Beklaagde Maligan die hoewel nog bleek,
hersteld scheen en de Lomboksehe getui
gen worden in de raadzaal geleid waar
hunne namen werden afgelezen. Het bleek
dat allen op twee na present waren. Van
die twee was er een overleden en een
door zware ziekte verhinderd te verschijnen.
Daarop begon de plechtigheid op het
voorplein van het paleis van justitie.
Ter linkerzij van het zeer primitieve
gebouwtje waarin de priester op de baleh-
baleh plaats nam, zat de raad geschaard,
daarbij beklaagde met den tolk voor de
Engelsche taalrechts een breede groep
van belangstellende Europeanen waaronder
verscheiden dames. Aan inlandsche nieuws
gierigen ontbrak het allerminst, in dichte
drommen waren zij komen opzetten reeds
van 's morgens acht uur af.
De president wees door tusschenkomst
van den Balischen tolk, de getuigen op
het groote gewicht van den eed waarna
tot de aflegging daarvan werd overgegaan.
Onder het afdak van kadjong waren op
de circa lVs meter hooge baleh-baleh allerlei
eetwaren uitgespreid, als gekookte rijit,
kippen-, eenden-, geiten- en varkensvleesch
en meelkoeken, te midden waarvan de
priester zat gekleed in een wit katoenen
sarong, met wit katoen over beide schouders
en loshangend haar. In de linkerhand had
hij een bel, terwijl hg met de rechter
de spijzen met bloemen water besprenkelde
onder het prevelen van gebeden, waarin
hij door een ander werd bijgestaan, die
een collier door de vingers liet gig den
en lontarschrift las.
Voor den priester op den grond zat een
derde man met den rug naar eerstgenoemde
gekeerd, de banden ter hoogte van de kin
tegen elkander gedrukt en vooruitgestoken
als bij bet maken van de Sembah.
De getuigen gegroepeerd om die baleh-
baleh op den grond gezeten, hadden allen
eenige bloemen tussshen de tegen elkander
gedrukte handen, waarmee zij eveneens de
Sembah maakten.
Ieder hunner kreeg wat arak te drinken
en volgens Balisch gebruik werd ook geld
onder hen verdeeld.
Recht tegenover de baleh-baleh was een
kleine stellage de roemak dewa waar
eveneens eetwaren waren uitgestald en waar
naast (noordelijke zijde) een vierkante
ruimte van gebakken steen was opgericht
dienende als haard.
Daarin brandde vuur, aanvankelijk de
veel rook verspreidende bamboe daarna
het bout. Het vuur werd herhaaldelijk
met minjak boemi en zout besprenkeld.
De plechtigheid, waarbij de priester en
de getuigen eerst met het gelaat naar het
oosten daarop naar het zuiden gewend wa
ren, duurde ongeveer 3/4 uur.
De raad keerde daarop naar de zaal
terug waar de getuigen volgden zso-
dra zij de spijzen, die onder hen warsn
verdeeld, hadden verorberd.
In de raadzaal werden nu de «amen, do
ouderdom ongeveer, het beroep en de woon
plaatsen van getuigen opgenomen.
Zij verklaren allen Maligan te kennen, beu
voor of na den overval te Mataram, te
Tjakra en te Goenoeng Soerie te hebben
gezien.
Arrondissements-Rechtbank te Middelburg.
Dinsdag zijn veroordeeld wegens
hel door schuld een ander zoodanig licha
melijk letsel doen bekomen, waaruit tijdelijke
ziektis ontstaanCh. M., 28 j., dienst
knecht, Groede, tot 6 d. hechtenis
stroojoery Th. J. de S., 14 j., koewachter
Zuiddorpe, tot 3 d. gev. straf
diefstal: S. M. de P., 18 j., dienstbode,
destijds te IJzendijke, thans in België, tot
4 m., en Th. J. de 8., voornoemd. C. de
S., 12 j., en C. N., 12 j., beiden zonder
beroep, allen Zuiddorpe, de le tot 7 d. en
de 2e en 3e ieder tot 3 d. gev. |strafen
mishandeling C. K., 18 j,, landbouwers
knecht, Nieuw en St. Joosland, tot 14 d.
gev. straf
VrijgesprokenL. V., 20 j., arbeider,
Axel, en P. D., 36 j., los werkman, Rot
terdam, beiden beklaagd van diefstal.
Hooge doktersrekeningen.
Bevestigd is door het Gerechtshof te
's Gravenhage het vonnis van de rechtbank
te Zisrikzee, waarbij de vordering van sen
arts te St. Annaland tot betaling van f 1250,
wegens geneeskundige behandeling van een
inmiddels overleden rijke weduwe, slechts
tot f375 is toegewezen.