N1EUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 5. 1896. SaWttg 10 ©cfofiet. iffife Ittacgang VERSCHIJNT Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Buitenlandse!* Overzicht. F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- ea VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pr f 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. ELEMKEKK, te Goes Patrimonium. Op eene vergadering van de Amster- damaelie afdeeling van „Patrimonium" zullen deze week onderstaande stellingen in zake de pensioneering worden besproken. Ze zijn ingediend door „eenige leden" en worden gepubliceerd in bet blad „Patri monium." 1. Loon is betaling van geleverde arbeids kracht, in den tijd dat deze arbeidskracht kan worden vernieuwd. 2. Pensioen is uitkeering, in den tijd dat de arbeidskracht niet kan worden ver nieuwd, van gekapitaliseerde arbeidskracht of ook wel van te voren gestorte premiën. 3. Het is het recht van den arbeid dat zijn dienaar, ook na volbrachten diensttijd, „naar zijn stand" een onbezorgd leven en een „menschwaardig bestaan" geniet. 4. Toegevende dat ook een deel van het loon kan worden besteed om het recht in sub 3 genoemd te verkrijgen, achten wij den arbeider niet in staat zonder hulp van den patroon, voldoend „pensioenkapitaal" te vormen. 5. Teugellooze concurrentie en andere soci ale misstanden verhinderen den patroon om de arbeidskracht te kapitaliseeren. 6. Het is daarom de roeping der overheid om door wetgeving deze rechten van den arbeid te bezorgen en te verzekeren. 7. De eisch aan de overheid om door wet geving ook aan den arbeid die rechten te verzekeren, die voor zijn gedijen onmisbaar zijn, is geen staatssocialisme. Bij 2, 3, 5 en 7 wordt verwezen naar resuluties naar het Sociaal Congres. Bij 7 bovendien naar een artikel van het So ciaal Program. Verscheidene moderne predikanten hebben 't voorbeeld van hun modernen collega, den geruchtmaker Bahler gevolgd en aan Yan der Yeer hunne adressen van sym pathie en adhaesie verzonden, naar aan leiding van zijn verzet tegen den schutters dienst. De bewoordingen waarin hunne sympa thiebetuigingen zgn vervat, komen alle ongeveer op hetzelfde neer. De leer van „den zachtmoedigen Jezus" is het stramien, waarop deze nog wat jonge en daardoor niet geheel toerekenbare heeren voortborduren. Dominé" v. Wijk uit St. Jacobi Parochie is er zelfs nog een weinig gemoedelijk bij, en hij jubelt Van der Veer toe: „Gij hebt ons aangevuurd, en wat uw straf moge zijn, laat Christus u leeren dat doorlijden en kruisdragen de weg tot goede werken ^Flen ander „dominé" Sevenster uitBeets -vvenscht dat Van der Veers voorbeeld de oogen opene voor de ongerijmdheid dat menschen die zich noemende naar den zachtmoedigen Jezus, zich kleeden in schuttersuniform en wapenen dragen". Wie die zich niet ergert bij zulk kinder achtig geschetter. Wij hebben 't niet verheeld dat naar onze meening de heer v. d. Veer verzet pleegt tegen de overheid als instelling Gods. Doch wij kunnen hem, den revo lutionairen socialist, veel vergeven. Maar deze heeren predikanten die hem steunen, spelen een onverantwoordelijk spel; en het ware wel te wenschen dat er eene wet bestond die de mogelijkheid opent, wanneer straks Van der Veer in de provoost gaat, dat ook hun daar een plaats bezorgd werd, Zij prediken schaamteloos het meest zondige verzet onder aanroeping van den eenigen naam onder de hemelen tot zalig heid gegeven, en met een beroep op den Gezalfde van eeuwigheid, die de Bron is van'alle gezag en wiens toorn blijft op een iegelijk die Hem ongehoorzaam is. Welk een verblind modernisme! Welke predikanten En arme schapen die door dergelijke herders worden geweid! ln 'f verleden ligt liet heden. Het verleden werpt op het heden der volken somwijlen een eigenaardig licht. Bep&le ons overzicht zich ditmaal alleen tot Spanje. De Spanjaarden beginnen in hunne ko loniën het al meer te kwaad te krijgen. Toch als men bedenkt wat ze van vroegere eeuwen al op hun geweten hebben, is het wel begrijpelijk dat de inboorlingen niet erg Spaanschgezind zijn. Welke wreedheden hebben zij niet ge pleegd bij de ontdekking van Amerika Men ijst er van als men lsest wat De Las Casaseen der Oversten, en naderhand Bisschop van Chiapa, daarvan heeft bekend gemaakt. Volgens het getuigenis van De La3 Casas waren Hispaniola en de naburige eilanden, zoowel als het vaste land, bij derzelver eerste ontdekking, vol volks men vond de inboorlingen doorgaans schrander en vlug van begrip zij waren zacht van aard, weerloos, en genegen om anderen wel te doen, zonder kwaadaardigheid, inhalig heid of eerzucht, gehoorzaam aan hunne overheden, matig in spijs en drank, doch teeder van lichaamsgestel. „Op deze onnoo- zele schapen (dus drukt hij zich uit) vie len de Spanjaarden aan als verslindende wolven en tijgers," en hadden in veertig jaren tijds, te weten van 1492 tot 1532 (in welk jaar De Las Casas zijn verhaal schreef) niet opgehouden, hen te pijnigen, te vermoorden en te vernielen, door eene menigte van ongehoorde wreedheden. „Dus", vervolgt hij, „waren van de drie millioen zielen, welke zich op Hispaniola bevonden hadden, geen twee honderd inboorlingen overgebleven, en het eiland Cuba, schoon niet minder volkrijk geweest, was genoeg zaam geheel van inwoners ontbloot. De eilanden Portorico en Jamaica, bloeiende en vruchtbaar toen de Spanjaarden er kwamen, waren woestijnen geworden. De Bahama's-eilanden, op welke men vijfhon derd duizend zielen vond, hadden (toen de Bisschop zijn boek schreef) geen levende ziel meer over, en de inboorlingen der Caraïben waren meerendeels op dorgelijke wijze vernield." Vervolgens een verhaal gevende van de wreede handelingen der Spanjaarden op het vasteland, getuigt hij, dat zij door hunne wreedheden tien koninkrijken ont volkt hadden, welke te zarüen op eene uitgestrektheid van zes honderd uren gaans geschat werden, en dat zoo voegt hij erbij terwijl deze rijken zoo wel bevolkt waren geweest als eenig land der wereld. Hij was in staat om aan te toonen, dat de Spanjaarden twaalf millioen menschen, zoo mannen, vrouwen, als kinderen, binnen den genoemden tijd van veertig jaren op eene onrechtvaardige en barbaarsche wijze, hadden ter dood gebrachten hij geloofde inderdaad, dat er op dien tijd reeds vijftien millioen menschen door hunne handen ge sneuveld waren, tengevolge van hunne onverzadelij ke geldgierigheid en heerseh- zucht. De bisschop verhaalt verder, met eigen oogen gezien te hebben dat vier of vijf Indiaansche Prinsen of Grooten, allen te gelijk op roosters over een klein vuur ge schroeid en gebraden werden, anderen liet men door honden verscheuren hij had gezien hoe de Spanjaarden de inwoners van geheele steden omgebracht hadden, vrouwen noch kinderen sparende, EN Het was gebeurd, dat hij met eenige Spaanscho troepen joptrok naar een stad of vlek, bestaande uit drie i'.uizend Indianen, welke hun te gemoet kwamen met alierlei ververschingon, en niettc'min werden zij altemaal, tot vrouwen en kin.leien toe, om het leven gebracht, zonder dat zij Je Spanjaarden ook maar eenigszins beleedfgd of getergd hadden. Op een anderen tijd hai hij zes duizend kinderen, in drie of vie. maanden tijds zien vergaan, door gebrek aan menschen om hen te verzorgenzijnde de ouders en allen gedwongen ver van huis te trek ken om in de mijnen te werken of anderen zwaren arbeid te verrichten waar zij wel dra het leven bij lieten. De officieren en soldaten hadden de gewoonte om de inboorlingen onder elkander te verdoelen, en hij kende er één, wien driehonderd Indianen te beuri gevallen waren, en die er tweehonderd en zestig, binnen den tijd van drie maanden, door zwaren arbeid in de mijnen, om het leven bracht; gelijk hij naderhand nog eens deed met een gelijk aantal, dat hem andermaal was toe bedeeld geworden. De Las Casas beschrijft ook zeer omstan dig de manier op welke de Spanjaarden omtrent de ongelukkige Indianen te werk gingen. Wanneer zij vernamen, zegt hij, dat er in eenige stad of vlek overvloed was van goud of andere schatten, waren zij gewoon eenig volk uit te zenden, ten einde de inwoners te vermanen om Christenen te worden en zich onderdanen te verklaren der Spaansche kroon. Wanneer de Indianen dit weigerden hielden zij zich gerechtigd om de plaats te plunderen, en de inwoners, vooral die tegenstand boden, te vermoor den. Vele van deze afgezondenen gingen nog verder zij lieten op eenigen afstand van de plaats door uitroeping bekend maken, dat de inwoners terstond moesten komen hulde doen aan den Koning van Spanje en of die arme menschen het gehoord hadden of niet, zij werden, zonder verder onderzoek, onbarmhartig vermoord. InJien zij al het leven van sommigen spaarden, was het alleen om hen te pijnigen en daardoor te dwingen tot het ontdekken van verborgen schatten, of om hen tot slaven te maken. De edele Bisschop ge tuigt, dat door den Gouverneur van Terra Firma, alleen in die landstreek tusschen de jaren 1514 en 1522, achthonderd duizend menschen zijn om het leven ge bracht. Vervolgens gaat hij over tot het verhaal van de wreedheden, welke de Spanjaarden in de bijzondere landschappen hadden be dreven. In de provincie Nicaragua maak ten zij de Indianen, die zij niet om 't leven brachten tot slaven, en voerden hen meest alien naar de mijnen van Peru, waar zij binnen weinig tijds stierven. Dan waren in die Provincie alleen, binnen den tijd van tien jaren, te weten, van 1523 tot 1533 over de vijfhonderd duizend menschen omgebrachtzoodat ten tijde toen De Las Casas zijn vertoog opstelde, er geen vijf duizend in het geheele land meer over waren. In Mexico, verzekert hij, werden in den tjd van twaalf jaren, van 1518 tot 1530, vier millioenen menschen ter dood gebracht, behalve nog diegenen welke men tot slaven gemaakt had, of door honger en zwaren arbeid had doen omkomen. Te Cholula, eene stad van dertig duizend huizen, had de bevelhebber Cortez de voornaamste inwoners van het naburige land doen bijeenkomen doch zoodra hij hen bijeen had, gaf hij last om al het „gemeen" te vermoorden, welk bevel door de Spanjaarden en hunne bondgenooten, de Tlascalanen, terstond werd uitgevoerd, waarna hij alle grooten levend deed ver branden. Dit was de gewone handelwijze der Spanjaarden in elke provincie waar zij vielen, om zoodoende de andeven door schrik tot onderwerping te noodzaken. Nog geeft Dn Las Casas aangaande de van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedore regel meer 10 cent. wreedheden der Spanjaarden de volgende feiten op. De oppertiran, gelijk hij Cortez noemt, zond twee andere tiran ïen uit, nog wreeder dan hij zelf, te weten: Petro d'Alvarado, naar het landschap Guatimala en een anderen naar Honduras, De eerste schreef een brief aan Cortez, waarin hij hem bericht gaf, dat hij het geheele rijk van Guatimala, ter uitgestrektheid van honderd uren gaans, door plundering, moord en brand, vernield had de andere bevel hebber, welke afgezo' den was om Hondu ras te overweldigen, bracht in die schoone en volkrijke landstreek meer dan twee millioen menschen om het leven. Een Spaansch bevelhebber gebruikte achtduizend Indianen tot het aanleggen van zijn paleii en tuinen, en diezelfde man, naderhand Gouverneur van Mexico gewor den zijnde, deed tusschen de vijftien- en twintigduizend Indianen dienen op een tocht om de bagage te dragen en het geschut te slee pen, doch naardien die arbeid veel meer paarden dan menschenwerk was, sneuvel den zij allen op tweehonderd na, indezen dienst. In de provincie Mechoiican, waar men de Spanjaarden vriendelijk ontmoet, hun geschenken gedaan had, en aangeboden had zich te onderwerpen, werd de Koning met do voetzolen aan het vuur gebraden en op de onmenschelijkste wijze gepijnigd om zijne schatten te ontdekken; want wanneer de Indianen geene veisierselen van goud of kostbare gesteenten droegen, verbeeldden zich de Spanjaarden, dat zij deze verbor gen hielden. Een Spaansch bevelhebber, die in 1526 Gouverneur van Jucatan werd, vond geen goud in dat land, doch om er zooveel uit te halen als hem maar mogelijk was, ver kocht hij, na eerst een deel inboorlingen vermoord te hebben, de overigen tot slaven of verruilde hen voor andere goederen. Zoo gering was de prijs, dien men op deze menschen stelde, dat de zoon van een der Vorsten voor een kaas, en honderd man nen voor éen paard gegeven werden, zelfs had men eens achthonderd Indianen ver kocht voor éene merrie. De Las Casas besluit zijn verhaal van de Spaansche wreedheden met deze woor den: In weinig minder dan veertig jaren zijn door ons volk meer landschappen van inwoners ontbloot, dan geheel Europa bevat. Wij hebben niet alleen dezelve overkeerd, maar ook twinig millioenen menschen vermo rd. Wie denkt niet, dit lezende, aan het Schriftwoord dat de Ileere een wreker is over de zonde. Immers ook voor de vol ken van Europa geldt het woord dwaalt niet, God laat zich niet bespotten, zoo wat men zaait, dat zal men maaien 9 Oct. '96. Ook aan de echtgenoote van den oud- gouverneur Van Asch v. Wijek is, namens de vrouwen uit Suriname door eene com missie bij monde van mevrouw Juda eon geschenk overhandigd, bestaande uit een fraaien brillanten armband met steenen van buitengewoone zuiverheid. £\3ieuw St. Joosland. Indejl. Woensdag gehouden vergadering van den gemeenteraad 'is met 5 tegen 1 stem goed gekeurd het door Gedeputeerde Staten opgemaakt ontwerp tot grensverandering met Middelburg. Het besluit viel na een krachtige oppositie van den heer Polder dijk, die er op wees dat velen de grens verandering niet verlangen, en dat de voord eelea geringer zullen zijn dan ge raamd is. Goes. De heer D. J. Braakenburg, commies 2e kl. ten postkantore alhier, wordt met 15 Oct. a. s. naar Leiden ver plaatst. De Koningin-Regentes heeft aan een te Amsterdam gevormde commissie voor de aanbieding van een huldeblijk aan H. M. de Koningin bij hare meerderjarigheid doen berichten dat, hoewel dankbaar voor het voornemen, de Koningin beslist wenscht, dat haar bij de aanvaarding der re geering geene geschenken worden aange boden. De Regentes zelve kan in 1898 slechts eeno hulde aanvaarden, die niet bestaat uit een stoffelijk geschenk, maar ten goede komt aan een liefdadig doel. Tot klerk der posterijen en telegrafie 2e kl. te Rotterdam is met 1 Nov. benoemd mcj. C. F. van Sohelven, thans geagreëerd klerk te Goes. Verder zijn verplaatst met 1 November de co mies der posterijen H. H. Dumoulin van het spoorwegpostkantoor no. 1 te Rotter dam, naar het zeepostkantoor Vlissingen Queenboro en A. Sandberg van laatst genoemd kantoor naar het spoorwegpost kantoor no. 2 Rotterdam. Coss. Bij het bestuur der Harmonie Euphonia bestaat het plan, om ter gelegen heid van haar tienjarig bestaan, op den 2den Pinksterdag 1897 een groot Interna tionaal Festival te geven. Zierikzee. Tot waarnemend gemeente bouwmeester is benoemd de heer C. H. Bijl, op eene bezoldiging van f 150 per maand. Aardenburg. Aan den heer J. L. J. de Glopper, geneesheer, is in eene ge combineerde vergadering van regenten van het burger gasthuis en van den gemeente raad ontslag verleend uit zijne betrekking van geneesheer van het burger gasthuis. Viissingen. De heer A. Meerman in ,'t militair tehuis alhier sneed deze week van zijn wingerd een tros die het gewicht had van zeven en een half ons. Twee landbouwers in de gemeente St. Kruis zijn de dupe geworden van een oneerlijk handeling van een Belg. Zij hadden namelijk hem een partij appelen verkocht, waarvan de eene helft verleden Woensdag moest geleverd worden, en de andere helft Vrijdag daaraanvolgende. Dan zou hij alles komen betalen. De eerste helft 2000 kilo is verzonden doch de Belg is niet teruggekomen om de andere helft en ook niet met het geld. Den deumenee „Jantje Jantje nog scheller: „Jantje!" Maar de vijfjarige bengel luisterde niet naar moeder, een knappe flinke schippers vrouw, wier hoofd en bovenlijf uit het luik van 't schip staken, dat bij Heerenveen lag en waar ik juist voorbijkwam. Jantje liep aan wal en ging nog een eindje ver dei den verkeerden weg op. „Jantjeals je wegloopt zal de booze boeman je halen Jawel! Jantje had al zoo dikwijls van den boozen boeman gehoord en hem toch nooit zien komen, dat hij een heel gewet tigd vermoeden had gekregen, dat dit spook alleen in moeders verbeelding leefde. Moeder wipte naar boven en ging bij de loopplank staan. „Jantje," riep ze blijk baar voor 't laatst en op den schelsten toon, „als je nou niet als de weerga zoo gauw komt, dan haal ik den deumenee Dat hielp, Jantje maakte oogenblikkelijk rechtsomkeert en kwam zoo gauw als zijn beentjes hem dragen konden terug. Die kleinigheid gaf veel te leeren. Er ger, veel erger dan „de booze boeman" is „de deumenee". En toch zal Jantje wel nooit een dominee ontmoet hebben, die hem den kop wou afbijten. Jantje weet waarschijnlijk in 't geheel niet wat een „deumenee" voor een ding is! 't Eenige wat hij vaD moeder leeren kan is dat er geen erger voorval in iemands leven zijn kan dan het ontmoeten van een dominee. Als Jantje over een paar jaar niet naar de

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1