NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Düisdiag 15 SepfemBec.
tiende laatgaiig.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 148.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Uit de Pers.
„Moderne Achteruitgang."
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers 0,025.
UITGiVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Niet „Het Volk" maar „God" zal nu
voortaan de kiesvereeniging „Het volk
achter de kiezers moet er in" te Goes bij
verkorting in de volkstaal heeten.
Wij betreuren de ongelukkige keus van
den nieuwen naam.
De oude kiesvereeniging heet „Voor
Nederland en Oranje". Waarom kon nu
ter onderscheiding van deze, bijv. het
woord „voor" niet worden weggelaten. Moet
nu, waar wij tegen het ijdellijk, dat wil
zeggen ledig gebruiken van 's Heeren Naam
zoo ernstig gekant zijn, deze heilige Naam
worden ontheiligd als opschrift eener
kiesvereeniging? Zijn wij daardoor niet
zeiven oorzaak wanneer de schuchterheid
in het uitspreken van dezen Naam nog
al meer, zelfs onder onze eigen geestver
wanten te loor gaat?
Waarlijk, er waren wel beiere namen
voor geweest dan de nu gekozene.
En het zal ons genoegen doen, wanneer
genoemde kiesvereeniging tot eene nieuwe
naamskeuze zal willen overgaan.
Zelfs de schijn van profanie dient onder
ons vermeden.
Wy gaven in ons vorig nummer uit
een weekblad een advertentie te lezen van
een overledene die dankte voor de be
langstelling by zyn begrafenis ondervonden.
Deze dankbetuiging voor zyn doodge
schreven of anders na zyn dood door an
deren namens bem opgesteld is een erger-
lijk staaltje te meer van den grooten ach
teruitgang in zedelijkheid Jen ernst onder
de bewoners van een Christelijk land als
het onze.
Maar nog treuriger is een ander bericht
dat wij in sommige bladen lazen en dat
gewaagt van oen begrafenis te Amsterdam,
waarbij de familieleden na terugkomst van
het graf zich zoodanig bedronken dat zij
elkanders wartaal niet meer verstaan kon
den. Een hunner vroeg wat aan zijn ka
meraad, hetwelk deze niet verstond, bei
den waren er te dronken voor; waarop
een ander de vraag aldus vertolkteDe
broer van het lijk vraagt of u nog iets zult
gebruiken.
Zoodanig spotten met den dood wie
Bnngeners Julien kent zal het beamen
herinnert aan de schamperheden der Pa-
rysche filosofen in 't gezicht van den dood.
Toen echter was 'tde kwaal der aan
zienlijken, thans is 't ook die van den
minderen man, in welks kringen men im-
meis het langst nog eerbied voor den ko
ning der verschrikking had bewaard.
Maar de Schrift zegt oek duidelijk:
Weet dat in het laatste der dagen spotters
zullen opstaan.
De moord te De Wijk (Veeningen) in
Drente, Zondagavond in een tapperij ge
pleegd, is weder een treurig staaltje van
zeer grooten achteruitgang op zedelijk ge
bied onder de kinderen. De huzaar werd
namely k vermoord door een kind van
zeventien jaar. Natuurlijk een door den
drank verhit kind maar dan toch zeker
een kind dat op dat uur stellig in zyn
bed had behooren te zyn.
Laten de ouders toch vooral ook des
Zondagsavonds hunne kinderen by zich
houden en laat er toezicht zyn waar deze
hun vrijen tijd doorbrengen. Een jongen
die op zyn zeventiende jaar zich bedrinkt
en een moord pleegt, heeft meer gezien.
Laat het gebeurde te Veeningen een
ernstige roepstem wezen.
In verhand met de aanvrage van twee
departementen om meer geld voor ambte
naren, haalt Recht voor allen een schry ven
aan van den Haagsche-briefschrijver in
het Nieuws van den Dag, waarin onder
meer verteld wordt van „„een voornamen
en vermogenden hoofdambtenaar aan een
openbaar bureau van rijk of gemeente, die
ïes morgens om 10 uw half 11 naar
zijn kantoor fietst, tegen 12 uur alweer
op weg is naar zijn lunch, in den na
middag nog eens komt kijken en lang
vóór vieren alweer de straat op is, wat
hem niet verhindert met een gerust ge
weten elk kwartaal een vierdedeel van
een mooi traktement op te strijken.""
Het blad merkt hierbij aan dat bureaux-
schoonmaak niet kwaad zou zyn.
Welk kamerlid wil deze zeer juiste
gevolgtrekking uit een aangehaalde open
bare mededeeling aan de ministers over
brengen?
Welke minister wil dan een onderzoek
instellen of de aanklacht waar of niet
waar is en de gevolgtrekking al dan niet
behoort te worden ingetrokken
Ministers van alle tijden en richtingen
hebben steeds den dienstijver der ambte
naren geprezen. Was dat al dan niet
op grond van persoonlijke waarneming?
Wee den wolf die in een kwaad ge
rucht staat, geldt ook voor de ambtenaren.
Zy zyn over het algemeen by het volk,
dat zoo vaak zonder eenigen grond, een
krantenpraatje opnemend, een onjuist oor
deel velt, verdacht.
Maar baten dan de ministers eens voor
al dezen laster den kop indrukken na
door nauwkeurig, herhaald, persoonlijk
onderzoek zich van de volkomen onjuist
heid der zware beschuldiging te hebben
overtuigd.
Het volk in 1789 meende dat de Bastille
groote gruwelen verborg, en bij onder
zoek vond het er slechts een enkelen
gevangene.
De Belgische regeering heeft aan de kie
zers die voor het vervullen van het kies
recht van den trein willen gebruik maken,
vrij vervoer toegestaan. Deze maatregel
worde ook aan de Nederlandsche regeering
in overweging gegeven. Hij kan strekken
om den kiesvereenigingen groote kosten te
besparen en de spoorwegmaatschappy en heb
ben er immers gsen hinder van. De trein
rijdt toch.
De Telegraaf bevat een „woord van ver
weer" van de heeren Kater en Root op
't geschrijf der bestuurders van de vereeni-
ging Vergelding te Maastricht in de Volks
stem, waarin zij beschuldigd zyn van par
tijdig, oppervlakkig, bevooroordeeld onder
zoek te hebben gedaan.
Het stuk van de heeren Kater en Root
draagt het stempel van rondheid en oprecht
heid, Trouwens wie heeft deze eigenschap
pen', ooit aan Kater ontzegd
Het stuk is te lang om het hier op te
nemen. Wij hopen dat het in Patrimonium
komt én door onze chr. werklieden gelezen
wordt. De vereenigingen hebben 't bewijs
er in te zien dat Kater een betrouwbaar
stuurman is, tegen wiens advies in te han
delen, niet dan na grondig onderzoek,
grondiger althans dan door hemzelven ge
schied is, dient te geschieden. Over het
besluit van de Utrechtsche afdeeling zal
wel niemand verwonderd staan, die de felle
oppositie tegen Kater bij v. op 't Sociaal
Congres wel eens heeft bijgewoond. In-
tnsschen staat uit de mededeelingen der
heeren Kater en Root thans vast dat de
door de stakers geuite beschuldiging aan
't adres hunner patroons, van fiesschen-
trekkerij, hongerloon en gepleegde valsch-
heden door de stakers niet konden bewezen
wordendat de strijd te vroeg en te licht
vaardig is begonnen, dat het eindoordeel
nog niet kan worden opgemaakt, dat de
firma Regout geen gunstigen indruk heeft
gemaakt, dat de stakers den weg tot het
geven van inlichtingen hebben afgesneden,
dat het bestuur voor zyn taak niet berekend
schijnt en bang was dat de waarheid aan
de stakers werd medegedeeld, dat het
strenge recht op den kant der firma is en
dat de stakers menschen van geringe ont
wikkeling zyn, die daardoor vaak dom- en
brutaalheden begingen en voorts goedig
van natuur zijnde licht een prooi worden
van volksleiders,
De antirevolutionairen in de
Eerste Kamer.
Dat de houding der anti-revolutionairen
in de Eerste Kamer tegenover de Kieswet
bij sommigen dier partij zeker gejuich zou
doen opgaan, was, meent de (snti-rev.)
Nederlander, wel te voorzien. Het heeft
toch al den schijn, alsof die Kamerleden
min of meer de houding van dr. Kuyper
in de Tweede Kamer goedgekeurd, en daar
entegen het door de oud-antirevolutionairen
gevolgde beleid veroordeeld hebben.
De toelichting in de Eerste Kamer ge
geven, was te sober, om zoodanige gevolg
trekking tersfond af te snijden.
Wie echter de korte toelichting nauw
keurig leest en zich op het standpunt dier
leden plaatst, bemerkt al spoedig, beweert
genoemd blad, dat de juichers zich ver
blijden met een doode museh.
En dan vervolgt het aldus
Dat do wet-Van Houten evenzeer als de
wet-Tak met de antirevolutionaire begin
selen in stryd is, werd door beide antire
volutionaire fracties in de Tweede Kamer
zoo kras mogelijk geconstateerd; toen dus
de antirevolutionaire Eerste-Kamerleden om
des beginsels wille zfch verzetten tegen de
wet, waren ze noch met de eene, noch met
de andere fractie in stryd.
Maar, waar geen vooruitzicht bestaat het
beginsel te doen zegevieren, legt men zich
soms bij een wetsvoorstel neder, om erger
te voorkomen. Dit was het standpunt, dat
de oud-antirevolutionaire club innam, te
meer omdat de gekozenen bjj de stembus
uitdrukkelijk hadden verklaard, dat zij,
mits binnen de grenzen der grondwet, de
verst mogelijke uitbreiding zouden aannemen.
De nieuw anti revolutionnairen daarente
gen stemden tegen, niettegenstaande hun
leider tot vervelends toe vroeger verklaard
had, dat, nu zy hun zin niet hadden ge"
kregen en het dus niet ging in éenen, he'
maar in tweeën moest geschieden. Hadden
ook de oud-antirevolutionnairen hun vroe
ger ingenomen standpunt verlaten, dan zou
wellicht de kieswet zyn verworpen, en
zouden wy op dit osgenblik weer zitten in
de ellendigst denkbare crisis.
De Eerste Kamerleden daarentegen ston
den op een gansch ander standpunt. Dat
de Kieswet daar zou worden aangenomen,
stond als een paal boven water. Geheel de
oppositie-Borgesius c,s. in de Tweede Kamer
ontbrak in de Eerste. Mitsdien behoefden
die leden niet, uit vrees voor de gevolgen,
anders te stemmen dan hun beginsel mee
brengt; iets dat altijd zijn bedenkelijke
zyde heeft.
Wat was nu de hoofdbedenking dier leden
Dat het zijn van hoofd des gezins niet als
teeken van geschiktheid was aangenomen.
"Wij laten het afdoende van dit argument
onbesproken; maai het is in allen gevalle
iets anders, ja het omgekeerde van 'tgeen
dr. Kuyper c s. hebben voorgestaan.
Want deze heeren hebben geenszins ver
langd dat alleen de gezinshoofden zouden
worden toegelaten; zelfs niet '*e gezinshoof
den en zij die bij zekere wetsfictie, daarmee
konden worden gelijkgesteld; maar „even
goed de niet-gezinshoofden; precies dezelfde
personen als, zelfs nog meer dan door mr.
Van Houten waren voorgesteld I"
Dat dan ook de amendementen Kuyper
c.s. op dit punt volstrekt zonder de minste
beteekenis waren, hebben wij vroeger aan
getoond, en niemand, ook dr. Kuyper zelf
niet, heeft ook maar gepoogd dat te weer
leggen.
Het eenige, waarom de Kuyperiaansche
Kamerleden zich ten hunnen gunst» op de
houding der Eerste Kamerleden kunnen
beroepen, is het bezwaar door dezen aange
voerd tegen de regeling van het gemeentelijk
kiesrecht.
Het is mogelijk dat op dit punt zjj in het
meer conservatieve, o. i. onhoudbare stand
punt van dr. Kuyper deelenhoewel dit niet
eens door hen is uitgesproken.
Voorloopig heeft dus, meenen wij, de Kuy
periaansche club in de Tweede Kamer nog
geen reden in de antirevolutionaire Eerste
Kamerclub haar verlengstuk te zien.
De Synode der Gereformeerde Kerken.
De Heraut bevat een terugblik op de
Middelburgsche Synode. Die te Dordrecht
werd gehouden kort na de Vereeniging,
kon eigenlijk niet meetellen, zegt zij. Het
was een tusschentijdsehe hulp-synode die
een voorloopig karakter droeg,en de vijanden
die op grond der Dordtsche samenkomst
een totale mislukking der Vereeniging voor
spelden hadden het deerlijk mis.
De indruk van het samenzijn in Middel
burg wordt aldus weergegeven
Middelburg was eigenlijk onze eerste mêe-
tellende Synode. Dordrecht trekt de schrijver
der historie alleen pro memorie uit.
En op die Middelburgsche Synode, pas vier
jaren na ons samenkomen, bleek de Ver
eeniging zoo boven alle verwachting goed
en gelukkig geslaagd te zijn, dat niemand,
meer aan A of B dacht, en er nog slechts
even 50 op de 620 plaatsen overbleven,
waar deze antiquiteit nog met beschaamd
gelaat voortkwijnt.
Dit was zelfs zóo sterk, dat al wat in
Deputaatschap of Rapport nog van de
Dordtsche Synode nawerkte, als sneeuw voor
de zon wegsmolt en dat voor de toekomst
de leefregel op allerlei gebied zoo goed als
met algemeene stemmen werd vastgesteld.
Men heeft zich te Middelburg als één
bekend en na een oogenblik hortens, als
éen gevoeld.
Naar het verleden zag niemand meer,
ieders blik was op de toekomst gericht,
en die toekomst ging men vol vreugde en
goede hope tegsn, als voor oogen ziende,
hoe de sterkte des Heeren in het lichaam
der kerk indrong, en ons opriep om met
vereende kracht, vergetende wat achter ons
ligt, aan de weeroprichting van het Calvi
nisme, overeenkomstig zijn aard, en in
onverdroten trouw aan zijn beginselen te
arbeiden.
Van overwinnaars of overwonnenen was
dan ook, gelijk het op een Synode der kerken
betaamt, geen oogenblik sprake.
Men hielp elkander om vooruit en verder
te komen.
Men begreep, zoo goed als eenparig, dat
de positie van een kerkengroep, die gelijk
de onze thans breed haar vleugelen uit
spreidt, een geheel andere is, dan vroeger
de positie der twee kleine groepen elk op
zichzelve genomenen men zag in dat die
veranderde positie vanzelf duurder verant
woordelijkheid, hooger plicht en anderen
leefregel met zich bracht.
Dit besef nu legde aan alle onderling
getwist hef zwijgen op. Er was vreugde-
olie voor treurigheid. Dank en lof en heilige
vreugde in de Synode en onder het volk,
dat haar in hooge en lage bank omlijstte.
Al aanstonds ging er een juichtoon in
heel Walcheren op. Van Walcheren klonk
die juichtoon over al Zeelands eilanden na.
En van Zeeland ging die toon der dank
zegging en der blijde hope heel het land door.
Ook ons is deze uitkomst ooizaak van
ongeveinsde vreugde, niet het minst met
het oog op hetgeen voor de Zending is
verricht.
Onze Zending tobde. Ze zwalkte in te
ondiepe wateren, en raakte daarom telkens
vast.
Nu is ze vlot geworden, en door een diepe
geul heen, in vrij vaarwater geleid.
De naderende veldtocht.
Na eenigen tyd van afwezigheid neemt
dr. Kuyper in de Standaard weer zelf
het woord. Zijn eerste artikelen zullen
zijn gewijd aan „den naderenden veldtocht".
Aan de inleiding daarvan is het volgende
ontleend:
Uitsluitend om ons democratisch streven
op het stuk van kiesrecht deed men het
fatale manifest tegen ons uitgaan. Voors
hands is het kiesrechtsvraagstuk nu opge
lost. Niemand, die er aan denkt, hot voor
de eerstkomende vierjarige periode aan de
orde te stellen.
Wacht |dus af, of de kreet van 1894
oprecht was, en of, wie om de Kieswet
opzij ging, nu de Kieswet er is, roepen
zal: Zie, hier ben ik.
En inmiddels volge de antirevolutionaire
partij de haar door God gegeven roeping,
en boete ook nu haar aanspraak op den
eerenaam van staatsparty niet in, door als
party ooit iets anders, dan de eere Gods
allermeest en in Hem het Vaderland te
willen dienen.
Wrok te koesteren om overkomen smaad,
zou uw eere te nakomen, en met die hei
lige roeping in stryd zijn.
Daar de party veel te klein is „om ook
maar met de toppen der vingeren te reiken
naar den teugel van het tewind", kan zij
vrijer gang gaan. Zonder overhaasting kan
zij zich organiseeren met het oog ,op den
nieuwen toestand. Dat vindt zich van zelf.
Veel ernstiger, en daarom hooger in
spanning vorderend, is de vraag, hoe ge
voor de nieuwe vaart uw koers zult be
palen, en welke, als de stembus opengaat,
bij die stembus, voor de vier eerstkomende
jaren de beperkte, wél saamgevoegde eisch
van uw beginsel, wilt ge, wat uw program
van actie zal zyn.
Dit vast te stellen eischt daarom ditmaal
zooveel 'scherper toeziende omzichtigheid,
omdat de algemeene koers van het Staats
beleid thans verlegd wordt, en uw eerste
program bij de nieuwe vaart wel slechts
vier jaren bestrijkt, maar tevens op de acht
en zestien, die daarna komen, vooruitloopt.
Met het oog hierop kon het geraden zijn,
voor de vaststelling van zulk een program
ditmaal alle beschikbare wijsheid uit onzen
kring tot saamwerking op te roepen.
Niet alleen de mannen van comité's
en kiesvereenigingen, van Pers en Kamer
clubs, maar ook de mannen van Patrimo
nium en Boiiz, van velerlei Schoolvereni
ging, van Koloniale Zending en zoo veel
meer.
Gewenscht zelf# ware, dat men een week
lang rustig saam vergaderen kon, om na rijp
beraad onder aller samenwerking de fun
damenten, waarop het ditmaal aankomt,
zuiver te leggen. Iets wat, ook al stelde
de uitkomst teleur, en al bleek van ach
teren veel, dat we bij ons rekenden, niet
van onzen kring te zijn, in elk geval tot
gewettigde, aan alle persoonlijke bitterheid
gespeende, en dies eerbied afdwingende en
wederzijdsche waardeering waarborgende,
scheiding leiden kon.
Van samenwerking met welke partij ook,
kan eerst bij herstemming sprake zijn.
De kleuren van de nu te ontplooien
vaandels moeten sprekend zijn.
Maar juist daarom moeten de banen en
kleuren in uw dundoek vooral ditmaal
met zorg gekozen en voor vriend en
vijand sprekend zijn.
Sprekend voor wie vriend is, om goede
drift te wekken en te bezielen en sprekend
voor wie tegen u optrekken, opdat men
wete, wat men in de Staten-Generaal van
u te wachten beeft.
Want dit sta voor alle dingen vast
De worsieling bij de stembus èn in de
Staten-Generaal moet in geest en strekking
éèn zyn. De wissel, voor de stembus
afgegeven, moet in de Kamer niet worden
geprotesteerd.
Doeh dan geve ook die wissel alleen
den doorslag.
Wie uw stembusprogram bijvalt, kan
heel het land door uw man zijn. Hij, en
hij alleen. Maar dan ook een iegelijk,
die zich aldus uitspreekt, zonder dat er
in iemands verleden gewroet, of wat
achter ons ligt op iemand verhaald worde.
Dit was steeds der antirevolutionairen
standpunt, en dit blljve het.
Eenige jaron geleden, verscheen er in
het Engelsche tijdschrift Blackwoodls Maga
zine een artikel, dat eenige opschudding
teweegbracht. Het artikel gaf voor de
ervaringen mee te deelen van een Franschen
geestelijke der R. K. Kerk, die door éen
vriend werd uitgenoodigd de vergaderingen
bij te wonen van een geheime vereeniging
van Duiveldienaars en aanbidders. Men
dacht onder het lezen, dat de beschrijving
meer aan de verbeelding van den sclirij ver
dan aan de werkelijkheid te danken was.
Sedert, zoo meldt een bericht dat men
ons zond, is er licht over de zaak opge
gaan. Duivelaanbidding is gebleken eene
Parijsche instelling te zijn. Boeken, arti
kelen in tijdschriften, zaken die voor het
hof hebben gediend, toonen ten duidelijkste,
dat de godslasterlykheid, waarvan de Fran-
sche geestelijke getuigde, werkelijk tot de
gebeurtenissen van den dag behoort