In ovefeenstemming met den last moet
men uitgaan tot alle creatuur. In de uit
verkorenen wordt de wereld behouden.
God heeft in, de uitverkorenen de wereld
liefgehad. Christus is een Zaligmaker der
wereld. En het einde moet zijn, dat de
wereld behouden worde. Natuurlijk niet
in alle individuen, maar als wondere orga
nische schepping Gods. Waar nu eene
bevolking van bijna 30 millioen aan ons
volk in koloniaal bezit is toevertrouwd,
ligt het voor de hand dat niet alle, crea
tuur ons even bijzonder is aangewezen,
allereerst ligt de roeping der kerken in
Oost- en West-Indië. Maar ook op dat
terrein is niet eene groep menschen even
belangrijk hoe meer op het middenpunt
van onze koloniën gewerkt wordt, hoe
krachtiger onze invloed zal zijn de ker
ken hebben ongetwijfeld haar hoofdkracht
op het hoofdvolk te richten. Doch zóó,
dat we wel de personen zoeken, maar in
het volksverband, waarin ze door God ge
plaatst zjn. Jezus gebood de volken te
onderwijzen en Paulus gaat te Athene niet
eene Griek thuis opzoeken, maar wendt
zich tot het volk op den Areopagus. Waar
uit volgt, dat men niet eenige schuilende
Javanen in hun dessa (dorp) moet opzoe
ken, maar dat men zich wenden moet tot
het volk in zijn middenpunt, in zijne leids
lieden, in zijne hoofden en geledingen.
V. Hoe moet de Zending ge
dreven?
Dit staat niet aan menschelijke willekeur;
de Souvereiniteit Gods is te eerbiedigen
in zijn onderscheidenlijk bestel. Daarom
reeds is Zending met geweld uitgesloten.
Jezus' koninkrijk is niet van deze wereld,
de overheid mag zich niet op het erf der
kerk begeven.
Evenmin mogen onze kerken de methode
aanvaarden om een kerk enkel uit gezon
dene ambtsdragers bestaande te stichten,
daarin personen te lokken en te zien of
men zoo invloed op het tweede geslacht
kan oefenen. Deze methode hoort thuis
bij de Roomsche Kerk.
Onze Zendingsmethode mag geen andere
zijn dan die van overtuigen, door dit over
tuigen wie niet geloofde tot geloof brengen
en de aldus als geloovigen openbaar ge-
wordenen, vergadeien in kerken.
Deze aigemeene regel eischt intusschen
nadere bepaling.
1. Er is voorbereiding noodig. Onder
wijs in het lezen op breede schaal is een
der aangewezen middelen van voorbereiding;
hetzelfde geldt uit anderen hoofde van ge
neeskundige hulp en verpleging in ziekte.
Dit alles is voorbereiding en hulpmiddel,
geen Zending daarom vloeit van dit alles
niets uit het ambt der kerk voort.
2. De religie die men bij een volk vindt,
moet men in haar beginselen aantasten, in
haar hoofdstellingen bestrijden en in haar
geestelijke levenskracht weerstaan. Daarom
moet naar een der middenpunten van Java
een Hoogleeraar, een man van groote be
gaafdheid en in den Islam doorkneed.
3. Omdat de christelijke religie niet een
plaats inneemt naast andere valsche religiën,
maar optreedt als de eenig ware religie
moet doorgedrongen tot de ware elementen
waarvan de Islam de vervalsching is.
4. Niet alle volken zijn eender. De
Javaan is anders dan wij. Daarom nimmer
den eisen stellen, dat hij onze vormen over-
neme, maar uit den boezem van het be
keerde deel der Javanen moet die Ooster-
sche vorm van lied, gebed en belijdenis
opkomen.
5. Verkeerd doet, wie alles door macht
van geld om niet brengt. Dit ondermijnt
de waardeering en geeft het gevoel van iets
opgedrongens. De kerken hebben ook in
dit opzicht eigen paden te kiezen.
6. Van het hoogste belang is, dat ook
de ware kerk van Christus in of nabij het
arbeidsveld onder Europeanen tot openba
ring kome. Indien ze dan een eere van
Christus zijn, kan men den Javaan met
goed vertrouwen op deze kerken in onder
scheiding van andere wijzen.
7. Indien na goede voorbereiding, en
na volhardende zending gedurende geruimen
tijd, bij kt dat op eenig terrein geen ge
loovigen openbaar worden, behooren onze
Kerken gedachtig te zjn aan Jezus'last, om
het stof van de voeten af te schudden, èn op
dat de zending niet tot eene bespotting
worde èn opdat andere oorden er niet van
verstoken bij ven.
8. Overmits de zending niet alleen last
tot prediking, maar ook tot Doopen inhoudt,
moet ze, zoodra meerdere geloovigen open
baar worden, en de kracht hiertoe aanwe
zig blijkt, tot kerkstichting leiden, moeten
in deze kerken de ambten ingesteld, en
door hen, die de ambten bekleedden,
Woord en Sacrament bediend, en Tucht
geoefend, en de Dienst der Barmhartigheid
openbaar worden.
9. Het meest gewenscht is dat zoo spoe
dig mogeljk een Dienaar beroepen worde
uit de inlandsche geloovigen, en althans in
den aanvang zou opleiding van deze Die
naren hier te lande, zoo al geen eisch, dan
toch zeer gewenscht zjn. In Indië kunnen
z j die opleiding vooralsnog niet ontvangen.
10. Bj de Zending mag men zich, ge-
Ijk hier te lande bij den dienst des Woords,
ook van helpende personen bedienen. Deze
kunnen in lndië op de Keucheniusschool
worden opgeleid, maar mogen nooit als
ambteljke personen worden beschouwd.
Ze staan op éène ljn met onze ziekentroos
ters, catechiseermeesters en wijkbroeders.
11. Overmits elke plaatseljke Kerk,
ook op Java, in zich zelve compleet is, en
rechtstreeks onder Koning Jezus staat
ag de zendende kerk, als moederkerkj
zulk eene Kerk op Java wel steunen en
raden, maar zich nooit eenige autoriteit
over haar aanmatigen.
En 12. Daar er in Christus is noch Jood
noch Griek, en dus ook noch Javaan, noch
Nederlander, moeten de geloovigen op Java,
van wat ras of natie ook, in ééne Kerk
saamleven, en mag alleen verschil in be
lijdenis, kerkregeering en taal hen scheiden.
VI. Het Verband der Zending.
Bedoeld is hiermede het verband der
zendende Kerken tot wat buiten baar staat
1. Met de Overheid. Ook in het werk
der Zending hebben de zendende Kerken de
Overheid op haar terrein te eeren, en voor
zooverre dit niet in conflict komt met
haar roeping, de regeling der Overheid te
volgen. Maar evenzeer rust op de Kerken
in Nederland de plicht, om door inwerking
op de overheid en het Staatsbestuur hier
te lande uit de gemaakte regeling alles te
verwjderen, wat óf de zending, of het
stichten van Kerken in Indië, of het bloeien
dier Kerken zou belemmeren. Niet voorde
uitzending zelve maar wel voor onderwijs
en hospitaal-verpleging mag geldelijke steun
van de Overheid gevraagd en aangenomen
worden.
2. Met andere Kerken. De Gerefor
meerde belijdenis handhaaft ook bij afzon-
derljke groepeering van Kerken nochtans
de eenheid van het lichaam van Christus,
en dus voor geïnstitueerde Kerken den
plicht tot correspondentie met buitenland-
sche Kerken van geljke beljdenis. Deze
correspondentie behoort met name op liet
gebied der zending geoefend te worden,
vooral waar men op nab j elkander gelegen
terrein werkt.
3. Met andere zending stations. Naar
onze Indiën zenden niet alleen onze Ker
ken, maar ook andere Kerken en genoot
schappen dienaren uit. Dit stelt den dub
belen eisch, dat eenerzjds niet door ons
toedoen het ware en het valsche in de
schatting van den Javaan dooreenvloeie
maar ook anderzjds, dat ,de Catholiciteit
in den Doop niet door ons gekrenkt worde.
4. Met de Kerken van goede belijdenis
in Indie. Met deze Kerken kan niet
anders worden aangegaan, dan correspon
dentie of Kerkverband, waarvoor afzonder-
ljke regelen zjn vast te stellen, maar
zonder dat onze Kerken zich daardoor
eenig oppergezag over deze Kerken aan
matigen.
B. Crondtrekken voor de regeling
van den arbeid der Zending.
I. Van de Kerken elk op zichzelf.
1. Elke plaatseljke Kerk bezit het recht
en de bevoegdheid, om een of meerdere
harer eigene Dienaren, of van eene anrlcre
Kerk geleende Dienaren, van den dienst
ter plaatse te ontheffen, en af te zonderen
voor den dienst des Evangelies onder Hei
denen en Mohamedanen.
2. Zj bezit evenzoo het recht en de
bevoegdheid om jonge mannen, die hope
geven van voor dezen dienst door God
voorzien te zjn, de middelen te verschaf
fen, om zich voor dezen bijzonderen Dienst
als Dienaar te beroepen, met het doel tot
uitzending.
3. De uitzending van een Dienaar door
eene Kerk kan tjdelijk of voor levens
lang zjn.
4. Voor deze uitzending is noodig de
bewilliging van den begeerden Dienaar,
en de bewilliging der Classis.
5. De Classis heeft te onderzoeken lo.
of gestel, leeftijd en uiterljk voorkomen
aan den billjkerwjs voor dezen dienst te
stellen eisch voldoen 2o. of de aangewe
zen Dienaar genoegzaam bekend is met
het volk, waar hj heen zou gaan, met
de geschiedenis der Zending, met de Gere
formeerde beginselen der zending en voorts
met de wortelstukken der Beljdenis en
van ons kerkrecht, als mede met de
Elenchthiek. Vertrouwdheid met de talen
der volkeren zal aanbeveling, geen eisch
zjn; en 3o. of de zendende Kerk kan be
schikken over de noodige middelen voor
dit werk.
6. Indien eene Kerk, die wil uitzenden
zelve niet over genoegzame middelen be
schikt, is de Classis bevoegd en gerechtigd,
het ontbrekende aan te vullen, mits om
streeks de helft van het benoodigde uit de
zendende Kerk kome.
7. De zendende Kerk stelt zoo zj zelve
geheel in het noodige voorziet, zelfstandig,
en zoo de Classis haar geldeljk steunt,
onder goedkeuring der Classis, de instructe
voor den te zenden Dienaar vast.
8. De zendende kerk laat hierbj, aan
haar gezonden dienaar onverkort die mate
van zelfstandigheid die ook hier te lande
aan den Dienaar bj de uitoefening van
zijnen Dienst is toegekend.
9. De zendende kerk correspondeert zelve
met den gezonden Dienaar.
10. Elke uitzending van een Dienaar moet
plaats hebben onder verband van de rege
len die de gezamenljke kerken voor de
uitzending en den arbeid van de uitgezon
denen zullen overeenkomen.
11. De gezondene bljft rang en titel
in zijn kerk behouden, en heetN. N. Die
naar des Woords bj de kerk te Zeist, enz.
afgezonderd voor den dienst te Poeworedjo
De generale naam zal zjn die van.: mis-
sionaire-predikanten.
12. Elke kerk is bevoegd ter voorbe
reiding van- of in verband met eigen of
anderer uitzending, schoolmeesters of school
meesteressen, geëxamineerde artsen, of zie
kenverpleegsters naar een der zendings
stations te doen uitgaan.
13. Zij, die aldus uitgaan, dragen den
naam van missionaire onderwijzers, mis
sionaire artsen en rüissionaire verpleegsters.
14. Kerken, die tevens een Dienaar uit
zonden, doen bet sub 12 en 13 genoemde
in verband met die uitzending. Andere
kerken, die zeiven geen Dienaren uitzon
den, doen dit in verband met een zenden
de kerk ter harer keuze, en met bewilli-
ng dier kerk.
15. Ook voor dezen arbeid, die geene
uitzending, maar voorbereidend en helpend
is, gelden wat goedkeuring van Classis,
samenwerking met de kerken der Classis
enz. betreft de zelfde grondtrekken als bo
ven aangegeven,
16. Elke kerk ziet toe, dat in den dienst
der gebeden, in de predikatie des Woords
en op de Cathechesatie de last van Matth.
28 19 niet vergeten worde.
17. Elke Kerk houde telken jare mins
tens óene inzameling voor de uitzending,
éene tweede inzameling voor den voorbe
reidenden arbeid, en eene derde inzameling
voor de kerkgebouwen, de drukkerj, het
hospitaal en ander materieelebenoodigheden.
18. De Kerk die zelve een Dienaar
zendt beschikt zelve over de opbrengst
der eerste, wie voorbereidend werkt over
de opbrengst der tweede inzameling, en
de opbrengst der derde inzameling ga in
aigemeene Kas.
19. Kerken van eene Classis, die met
eene zendende Kerk in haar midden ac-
coord van hulp hebben aangegaan, hande
len wat de opbrengst betreft in denzelf
den geest.
20. Kerken die nocb uitzonden, noch
voorbereidend werken, zenden do opbrengst
der drie inzamelingen aan den quaestor
der Classis door.
II. Van de gezamenlijke Kerken.
1. De gezamenljke Kerken stellen vast,
naar welk arbeidsveld onze Kerken zullen
uitzenden. Ze nemen dit veld nietgrooter
dan in evenredigheid is met onze kracht.
Ze scheiden terrein van terrein, en deelen
elk terrein op zulk een wijze in, dat eene
Kerk die zenden wil, onder goedkeuring
der Generale Synode, haar eigen wel be
grensd station kiezen kunne.
2. Zij verdeelt de terreinen, en het erf
van elk terrein, evenzoo voor den voor
bereidenden arbeid, en stelle, zoodra een
station door eene zendende Kerk bezet is,
dezen voorbereidenden arbeid met dit sta
tion in organisch verband.
3. Zij handelen, voor zooveel noodig,
bij de Overheid en wjzen hiervoor van
Synode op Synode Generaal drie Depu-
taten aan.
4. Zij stellen in een aanhangsel op de
kerkenordening de regelen vast, die voor
den Dienst des Woords, den dienst der
Sacramenten, de Tucht, de vergadering en
het bestuur van Inlandsche Kerken noodig
zullen blijken, teneinde die eerst later in
de kerkenordening in tc vlechten.
5. Zj stellen de liturgische formulieren
voor dezen dienst vast en evenzoo de
onderzoekingen des geloofs, die in plaats
van den Heidelb. {Catechismus op het
zendingsveld zullen gebruikt worden.
6. Zj bezetten zeiven op het Zendings
terrein den centralen post tegenover den
Islam door het uitzenden van eeu Hoog
leeraar, en stellen dezen teven aan als
Adviseuren-Visitateur der stations.
7. Zij regelen de suppletoire onderzoeking
van den uit te zenden Dienaar, en evenzoo
de onderzoeking van missionaire onderwj-
zers, artsen en ziekenverpleegsters, en be
noemen voor die examinatie zeiven drie
Deputaten met recht van veto.
8. Zij openen, voor zooveel dit noodig
blijkt, daorhet publiceeren van handboeken,
of ook door de aanstelling van leeraars,
de gelegenheid om zich voor het suppletoire
examen te bekwamen.
9. Zj bevorderende openbaarmaking en
instandhouding van de ware Kerke Christi
op of nabij het arbeidsveld onder de Eu-
ropeesche bevolking, en eerbiedigen, juist
opdat deze Kerken een eere Christi zijn
mogen, stipt plaatseljke en ambteljke
zelfstandigheid. De missionaire arbeid in
zulke Kerken kunnen zj ondersteunen,
mits deze van die Kerken uitga, enbljke
doeltreffend te zjn.
10. Voor zoover de plaatseljke Kerken
in haren plicht tot uitzending van Dienaren,
of in het optreden door voorbereidenden
arbeid in verzuim bijven, zoeken zj
plaatselijke Kerken, die hiervoor geschikt
zjn op te wekken tot optreden, en waar
dit blijkt tot geen effect te leiden, zenden
zij zelve nit, door den Dienaar eerier
plaatseljke Kerk, met zjne en hare be
williging, voor de gezamenlijke Kerken
te ontleenen. In dit laatste geval richten
zj deze zaak uit door Deputaten, en ver
gaderen zij telken jare, om deze te man-
dateeren en hunne verrichtingen te be-
oordeelen. Of ook, stuit dit op te groote
bezwaren, dan kunnen zj eene plaatseljke
Kerk opdragen, zulk een uitgezonden Die
naar als van haar uitgezonden, onder ver
antwoording aan de Synode Generaal, te
gebruiken.
11. Zj stellen de door elke Kerk te
houden inzamelingen voor dezen Dienst
vast, ontvangen in den kerkelijken weg
bericht van opbrengst, verzamelen die op
brengst, voor zoover eenige plaatseljke
Kerk of Classis hierover niet zelve ge
rechtigd is te beschikken, en noodigen de
quaestoren der Classis uit, die gereede gelden
te storten in handen van opzetteljk daar
voor aan te wjzen Deputaten van beheer,
die afzonderijk de gelden voor den dienst
der uitzending, voor den voorbereidenden
arbeid, en voor de gebouwen enz. beheeren.
12. De Deputaten sub 11 bedoeld, die
nen een begrooting in, met aanwijzing van
recht van overschrijving, mogen deze be
grooting niet overschrijden en doen rekening
en verantwoording.
13. Uit de uitzendingskas wordt gekweten
door Deputaten rechtstreeks het salaris en
de emolumenten van den Hoogleeraar
steun, het alterum tantum nooit te boven
gaande, door de Gen. Synode toegekend
aan de plaatselijke kerken die zelve zenden
salaris er.z. van geleende Dienaren, die de
gezamenljke kerken zei ven mochten uit
zenden steun voor de opleiding hulp aan
Europeesche kerken op Java en beurzengeld
voor logische studie van inlanders.
Uit de Voorbereidingskas steun aan ker
ken die in dezen dienst werkzaam zijn,
telkens volgens besluit der Generale Sy
node onkosten van te drukken werken,
aanschaffing van medicjnen en instrumenten
enz.uitzending van een kundig onderw jzer
om de scholen te inspecteerende Keu-
chenius-sekool.
Uit de Gebouwenkas, altoos volgens
ingediende begrooting, al wat noodig is
voor den bouw, het onderhoud, de repara
tie van kerkgebouwen, schoolgebouwen,
woonhuizen, hospitalen enz.voor ds
drukkerij, voor bibliotheek, enz.
14. De gezamenljke Kerken regelen de
correspondentie over dezen Dienst met de
Buitenlandsche kerken.
15. De gezamenlijke Kerken regelen de
verhouding van onze stations tot stations
van andere Kerken of genootschappen.
16. Zij regelen de correspondentie en
het kerkverband van onze Kerken met
ontstaande inlandsche Kerken in Indië.
17. Zij nemen voor hare rekening de
Keucheniusschool, ten einde inlandsche
helpers en inlandsche onderwjzers op te
leiden, en openen tevens de gelegenheid,
om op deze school aan Javaansche jonge
lieden meer uitgebreid onderwjs te doen
geven, en benoemen hiervoor een kundig
onderw jzer als Deputaat.
18. Zj openen door beurzen de gele
genheid voor Godvreezende en talentvolle
inlanders, om aan vankei jk hier te lande in
de Godgeleerdheid te studeeren.
19. Zj benoemen drie mannen in het
kerkrecht bjzonder ervaren, en dicht bj
elkaar wonende, om als gedeputeerde Ad
viseurs, aan Kerkeraden, Classen of Pro-
vinciale Synoden te doen verstaan, welke
uitspraken inzake van geschil of bezwaar,
die huns inziens geen uitstel gedoogen, ai
dan niet voor rekening der gezamenlijke
Kerken kunnen komen, of wel voor de
persoonlijke verantwoordelijkheid van de
leden der mindere vergadering bij ven.
III. Van meerdere Kerken.
1. Kerken, die op eenzelfde zendingster
rein een Dienaar uitzonden, of voorberei
dend werken, vergaderen door afgevaardig
den, zoo dikwijls een der kerken zulks
verlangt, in missionaire Classis, om gemeen-
schappeljk overleg te plegen, en den ge-
meensehappeljken arbeid, bj ziekte, tijde-
ljke ontstentenis enz. te regelen.
2. De Kerken eener zelfde gewone Classis
verzamelen de gecollecteerde gelden, en ma
ken die óf aan de zendende kerk in haar
midden óf aan de Synodale Deputaten van
het beheer over. Voorts oordeelen zj ter
eerster instantie over voor haar gebrachte
geschillen dezen dienst rakende. En ein-
deljk pogen zij, des noodig een of meer
Kerken uit haar midden tot actief optreden
hetz j in het uitzenden, hetz j in het voor
bereidende werk, te bewegen.
3. De Kerken eener zelfde provincie
oordeelen in appel over geschillen dezen
dienst rakende, en benoemen in Synode
drie Deputaten, om minstens elk jaar in
éen kerk van elke Classis dezen dienst te
gaan aanbevelen, door het houden van een
Zendingsdag, en met name door tegen den
tijd der collecten door het verspreiden van
traktaten de belangstelling aan te wakkeren.
Deze Deputaten doen verslag van hun ar
beid en van de verkregen resultaten. En
eindeljk zenden zj op elke Generale Sy-
nede bericht in omtrent al hetgeen in de
Kerken van hun gewest sedert de laatst-
gehoudene Synode Generaal rakende dezen
dienst is voorgevallen, en door de kerken
op het Zendingsveid is verricht. De Classen
leveren hun daarvoor de stoffe.
We gaven zeer beknopt den inhoud van
A weer en lieten B in zjn geheel afdruk
ken. Onze lezers kunnen zich nu eeniger-
mate op de hoogte stellen met de begin
selen en grondtrekken, die de zending van
onze Kerken op het arbeidsveld in lndië
leiden moet.
De geheele zitting werd aan de bespreking
van dit rapport gewjd. Zij, die het
woord over deze zaak voerden, kunnen
we aldus groepeeren
De zendings- director Ds. Donner, die
adviseerde thans niet op dit rapport in
te gaan, omdat men de Kerken hierover
niet gehoord had. Ds. Feringa, die zjn
bljdschap over dit Rapport uitsprak en
het meer in den breede besprair. Prof
Wielenga, Ds. 11. Dijkstra, Ds. Littooy en
Ds. v. d. Valk die allen lof brachten
aan dit rapport en zich ieder een paar
vragen veroorloofden. Ds. Lion Cachet,
wien dit rapport bitter teleurgesteld heeft
en die er het kleinste atoompje nog niet door
veranderd is. Dr. Rutgers, Dr. Davinck
en Dr. Kuyper die het rapport toelichtten,
en de gevraagde ophelderingen verschaften.
Besloten werd te handelen overeenkom
stig de beginselen en grondtrekken, in
dit rapport neergelegd. De overgangs
bepalingen komen later.
De Praeses sloot met dankzegging, na
mededeeling dat Woensdag avond zitting
zal worden gehouden, doch met gesloten
deuren.
P.S. In een schrijven d.d. 1 Sept. j.l.
verzoekt Prof. Lindeboom terug te komen
op eene uitdrukking in het verslag van
het Vrijdagavoudnommer. De opmerking
van ds. Littonj aan zijn adres is z. i. niet
geheel juist en volledig weergegeven. Waar
uit een onderzoek bj ds. L. ons bleek,
dat iets aan onze aandacht ontsnapt was,
voldoen we gaarne aan het verzoek van
Prof. L. en verzoeken de bedoelde regels
in Kolom 5 van no. 141 aldus te lezen
„Onze Professor Lindeboom houde het
mij ten goede, dat ook ik openlijk uitspreek,
wat ik nog nimmer te voren deed, dat,
naar het mij voorkomt ook Prof. L. niet
irieenen mag dat hij alleen de godsvrucht
heeft. Daartegenover veroorloof ik mij
evenzeer op te merken, dat niet alleen
Prof. Noordzij c. s. wenschen te handelen
overeenkomstig de ordinantiën Gods.
Dit wenschen wj allendit wenscht
zoowel Dr. Bavinck als Prof. Wielinga,
Ds. Bos zoowel als ik, we wenschen allen
te handelen naar den wille Gods we zjn
één in onzen H. J. Chr. en daarom juist
kan de wereld ons niet begrjpen, waar ze
vaak denkt, dat we bj verschil van mee
ning nit elkaar zullen spatten. Vooral
aan ware zelfkennis hebben wj allen be
hoefte zij maakt ons n iderig voor God
en verdraagzaam jegens elkander.
Vergadering van den Middelburgschen Ge
meenteraad van Dinsdag 1 Sept. 1896.
Afwezig de heeren Koole, Brevet, de
Stoppelaar en A. P. Snouck Hurgronje.
Nadat de notulen der vorige zitting
waren gelezen en vastgesteld, wordt over
gegaan tot de behandeling van de punten
der agenda als
I. Ingekomen stukken.
Daartoe behooren
a missiven van Ged. St. houdende
goedkeuring van vroeger genomeu raads
besluiten
b een adres van bewoners van het Ar-
nemuidsche voetpad verzoekende doortrek
king van het buizennet der waterleiding
tot vóór hunne perceelen
c een adres van J. Koppejan, waarin
h j zich bitter beklaagt over de handelwijze
te zjnen opzichte van den gemeentebouw
meester, zoodat hj zich genoodzaakt heeft
gezien het door hem over 1896 volgens
onderhoudsbestek aangenomen smidswerk
van de gemeente neer te leggen
d een adres van bewoners van den Ko
ren- en Kinderdijk, de Bier-, Rouaansche
en Londensche kaden over het riool ge
legen in de binnenhaven vóór de Nieuwe
Poort
e een adres van bewoners van de voor
malige Dampoort met verzoek aldaar nog
een gaslantaarn te plaatsen
f een adres van W. C. Hondsmerk om
ontheven te worden van de verplichtingen
om duinwater over den meter te verbrui
ken, met verschillende andere adressen
over toepassing van het tarief voor de
drinkwaterleiding en voorstel van B en W.
tot wijziging van dat tarief.
Conform het voorstel des Voorzitters
wordt de stukken sub a voor kennisgeving
aangenomen, die sub b, c, d en e gesteld
in handen van het Dagelijksch Bestuur
om advies en die sub f tot later aange
houden bij de behandeling der eerstvol
gende begrooting.
II. Benoeming wethouder.
Daartoe wordt met 11 stemmen (twee
waren in blanco uitgebracht) de heer H.
P. den Bouwmeester benoemd.
III. Benoeming der vaste raadscom-
missiën.
Achtereenvolgens worden benoemd
a in de commissie tot het ontwerpen
van verordeningen togen wier overtreding
straf is bedreigd, waarvan de Burgemees
ter voorzitter is, de heeren A. P. Snouck
Hurgronje met 13, E. P. Schorer, van der
Swalme en W. li. Snouck Hurgronje ieder
met 12 stemmen zijnde telkens eene stem
in blanco uitgebracht
b in de commissie van Financiën de
hoeren W. J. Sprenger met 12 stemmen
(1 was in blanco), J. A. Tak met 12 (1
was uitgebracht op den heer E. P. Scho
rer), F. G. Sprenger met 12 (1 was in
blanco), G. N. de Stoppelaar en A. P.
Snouck Hurgronje ieder met 13 stemmen.
c. in de commissie van Fabricage de
heeren den Bouwmeester, tevens voorzitter,
met 12 stemmen (1 was in blanco), van
der Swalme met 10 (2 waren in blanco
en 1 op den heer van de Ree), en van
Dunné met 12 (1 was uitgebracht op den
heer E. P. Schorer);
d. in de oommissie ten behoeve van de
oudheidkundige verzameling en het oud
arcriief de heeren de Stoppelaar met 13
en W. H. Snouck Hurgronje met 12 stem
men (1 was in blanco).
Voor zooverre aanwezig verklaarden allen
zicb bereid hunne benoeming aan te nemen.
IV. Benoeming tjdelijk leeraar in de
wiskunde aan de burgeravondschool (va
cature Rank) en herbenoeming van P. J.
Vervenne tot tjdelijk leeraar in de Neder-
landsche taal, aardrijkskunde en geschiede
nis. Voor tijdelijk leeraar in de wiskunde
worden door B. en W. aanbevolen dr. W.
A. Poort en dr. A. D. van der Harst.
De heer van der Ree vraagt of per se
iemand uit de aanbevolenen moet gekozen
worden, daar toch meerdere sollicitanten
zijn, die bij het lager onderw js ruimschoots
hunne sporen verdiend hebben.
De Voorzitter wil dit den heer van der
Ree niet betwisten, maar B. en W. hebben
zich in hunne aanbeveling laten leiden door
het advies der commissie, die van oordeel
is dat van een leeraar aan de burger;