In ovefeenstemming met den last moet men uitgaan tot alle creatuur. In de uit verkorenen wordt de wereld behouden. God heeft in, de uitverkorenen de wereld liefgehad. Christus is een Zaligmaker der wereld. En het einde moet zijn, dat de wereld behouden worde. Natuurlijk niet in alle individuen, maar als wondere orga nische schepping Gods. Waar nu eene bevolking van bijna 30 millioen aan ons volk in koloniaal bezit is toevertrouwd, ligt het voor de hand dat niet alle, crea tuur ons even bijzonder is aangewezen, allereerst ligt de roeping der kerken in Oost- en West-Indië. Maar ook op dat terrein is niet eene groep menschen even belangrijk hoe meer op het middenpunt van onze koloniën gewerkt wordt, hoe krachtiger onze invloed zal zijn de ker ken hebben ongetwijfeld haar hoofdkracht op het hoofdvolk te richten. Doch zóó, dat we wel de personen zoeken, maar in het volksverband, waarin ze door God ge plaatst zjn. Jezus gebood de volken te onderwijzen en Paulus gaat te Athene niet eene Griek thuis opzoeken, maar wendt zich tot het volk op den Areopagus. Waar uit volgt, dat men niet eenige schuilende Javanen in hun dessa (dorp) moet opzoe ken, maar dat men zich wenden moet tot het volk in zijn middenpunt, in zijne leids lieden, in zijne hoofden en geledingen. V. Hoe moet de Zending ge dreven? Dit staat niet aan menschelijke willekeur; de Souvereiniteit Gods is te eerbiedigen in zijn onderscheidenlijk bestel. Daarom reeds is Zending met geweld uitgesloten. Jezus' koninkrijk is niet van deze wereld, de overheid mag zich niet op het erf der kerk begeven. Evenmin mogen onze kerken de methode aanvaarden om een kerk enkel uit gezon dene ambtsdragers bestaande te stichten, daarin personen te lokken en te zien of men zoo invloed op het tweede geslacht kan oefenen. Deze methode hoort thuis bij de Roomsche Kerk. Onze Zendingsmethode mag geen andere zijn dan die van overtuigen, door dit over tuigen wie niet geloofde tot geloof brengen en de aldus als geloovigen openbaar ge- wordenen, vergadeien in kerken. Deze aigemeene regel eischt intusschen nadere bepaling. 1. Er is voorbereiding noodig. Onder wijs in het lezen op breede schaal is een der aangewezen middelen van voorbereiding; hetzelfde geldt uit anderen hoofde van ge neeskundige hulp en verpleging in ziekte. Dit alles is voorbereiding en hulpmiddel, geen Zending daarom vloeit van dit alles niets uit het ambt der kerk voort. 2. De religie die men bij een volk vindt, moet men in haar beginselen aantasten, in haar hoofdstellingen bestrijden en in haar geestelijke levenskracht weerstaan. Daarom moet naar een der middenpunten van Java een Hoogleeraar, een man van groote be gaafdheid en in den Islam doorkneed. 3. Omdat de christelijke religie niet een plaats inneemt naast andere valsche religiën, maar optreedt als de eenig ware religie moet doorgedrongen tot de ware elementen waarvan de Islam de vervalsching is. 4. Niet alle volken zijn eender. De Javaan is anders dan wij. Daarom nimmer den eisen stellen, dat hij onze vormen over- neme, maar uit den boezem van het be keerde deel der Javanen moet die Ooster- sche vorm van lied, gebed en belijdenis opkomen. 5. Verkeerd doet, wie alles door macht van geld om niet brengt. Dit ondermijnt de waardeering en geeft het gevoel van iets opgedrongens. De kerken hebben ook in dit opzicht eigen paden te kiezen. 6. Van het hoogste belang is, dat ook de ware kerk van Christus in of nabij het arbeidsveld onder Europeanen tot openba ring kome. Indien ze dan een eere van Christus zijn, kan men den Javaan met goed vertrouwen op deze kerken in onder scheiding van andere wijzen. 7. Indien na goede voorbereiding, en na volhardende zending gedurende geruimen tijd, bij kt dat op eenig terrein geen ge loovigen openbaar worden, behooren onze Kerken gedachtig te zjn aan Jezus'last, om het stof van de voeten af te schudden, èn op dat de zending niet tot eene bespotting worde èn opdat andere oorden er niet van verstoken bij ven. 8. Overmits de zending niet alleen last tot prediking, maar ook tot Doopen inhoudt, moet ze, zoodra meerdere geloovigen open baar worden, en de kracht hiertoe aanwe zig blijkt, tot kerkstichting leiden, moeten in deze kerken de ambten ingesteld, en door hen, die de ambten bekleedden, Woord en Sacrament bediend, en Tucht geoefend, en de Dienst der Barmhartigheid openbaar worden. 9. Het meest gewenscht is dat zoo spoe dig mogeljk een Dienaar beroepen worde uit de inlandsche geloovigen, en althans in den aanvang zou opleiding van deze Die naren hier te lande, zoo al geen eisch, dan toch zeer gewenscht zjn. In Indië kunnen z j die opleiding vooralsnog niet ontvangen. 10. Bj de Zending mag men zich, ge- Ijk hier te lande bij den dienst des Woords, ook van helpende personen bedienen. Deze kunnen in lndië op de Keucheniusschool worden opgeleid, maar mogen nooit als ambteljke personen worden beschouwd. Ze staan op éène ljn met onze ziekentroos ters, catechiseermeesters en wijkbroeders. 11. Overmits elke plaatseljke Kerk, ook op Java, in zich zelve compleet is, en rechtstreeks onder Koning Jezus staat ag de zendende kerk, als moederkerkj zulk eene Kerk op Java wel steunen en raden, maar zich nooit eenige autoriteit over haar aanmatigen. En 12. Daar er in Christus is noch Jood noch Griek, en dus ook noch Javaan, noch Nederlander, moeten de geloovigen op Java, van wat ras of natie ook, in ééne Kerk saamleven, en mag alleen verschil in be lijdenis, kerkregeering en taal hen scheiden. VI. Het Verband der Zending. Bedoeld is hiermede het verband der zendende Kerken tot wat buiten baar staat 1. Met de Overheid. Ook in het werk der Zending hebben de zendende Kerken de Overheid op haar terrein te eeren, en voor zooverre dit niet in conflict komt met haar roeping, de regeling der Overheid te volgen. Maar evenzeer rust op de Kerken in Nederland de plicht, om door inwerking op de overheid en het Staatsbestuur hier te lande uit de gemaakte regeling alles te verwjderen, wat óf de zending, of het stichten van Kerken in Indië, of het bloeien dier Kerken zou belemmeren. Niet voorde uitzending zelve maar wel voor onderwijs en hospitaal-verpleging mag geldelijke steun van de Overheid gevraagd en aangenomen worden. 2. Met andere Kerken. De Gerefor meerde belijdenis handhaaft ook bij afzon- derljke groepeering van Kerken nochtans de eenheid van het lichaam van Christus, en dus voor geïnstitueerde Kerken den plicht tot correspondentie met buitenland- sche Kerken van geljke beljdenis. Deze correspondentie behoort met name op liet gebied der zending geoefend te worden, vooral waar men op nab j elkander gelegen terrein werkt. 3. Met andere zending stations. Naar onze Indiën zenden niet alleen onze Ker ken, maar ook andere Kerken en genoot schappen dienaren uit. Dit stelt den dub belen eisch, dat eenerzjds niet door ons toedoen het ware en het valsche in de schatting van den Javaan dooreenvloeie maar ook anderzjds, dat ,de Catholiciteit in den Doop niet door ons gekrenkt worde. 4. Met de Kerken van goede belijdenis in Indie. Met deze Kerken kan niet anders worden aangegaan, dan correspon dentie of Kerkverband, waarvoor afzonder- ljke regelen zjn vast te stellen, maar zonder dat onze Kerken zich daardoor eenig oppergezag over deze Kerken aan matigen. B. Crondtrekken voor de regeling van den arbeid der Zending. I. Van de Kerken elk op zichzelf. 1. Elke plaatseljke Kerk bezit het recht en de bevoegdheid, om een of meerdere harer eigene Dienaren, of van eene anrlcre Kerk geleende Dienaren, van den dienst ter plaatse te ontheffen, en af te zonderen voor den dienst des Evangelies onder Hei denen en Mohamedanen. 2. Zj bezit evenzoo het recht en de bevoegdheid om jonge mannen, die hope geven van voor dezen dienst door God voorzien te zjn, de middelen te verschaf fen, om zich voor dezen bijzonderen Dienst als Dienaar te beroepen, met het doel tot uitzending. 3. De uitzending van een Dienaar door eene Kerk kan tjdelijk of voor levens lang zjn. 4. Voor deze uitzending is noodig de bewilliging van den begeerden Dienaar, en de bewilliging der Classis. 5. De Classis heeft te onderzoeken lo. of gestel, leeftijd en uiterljk voorkomen aan den billjkerwjs voor dezen dienst te stellen eisch voldoen 2o. of de aangewe zen Dienaar genoegzaam bekend is met het volk, waar hj heen zou gaan, met de geschiedenis der Zending, met de Gere formeerde beginselen der zending en voorts met de wortelstukken der Beljdenis en van ons kerkrecht, als mede met de Elenchthiek. Vertrouwdheid met de talen der volkeren zal aanbeveling, geen eisch zjn; en 3o. of de zendende Kerk kan be schikken over de noodige middelen voor dit werk. 6. Indien eene Kerk, die wil uitzenden zelve niet over genoegzame middelen be schikt, is de Classis bevoegd en gerechtigd, het ontbrekende aan te vullen, mits om streeks de helft van het benoodigde uit de zendende Kerk kome. 7. De zendende Kerk stelt zoo zj zelve geheel in het noodige voorziet, zelfstandig, en zoo de Classis haar geldeljk steunt, onder goedkeuring der Classis, de instructe voor den te zenden Dienaar vast. 8. De zendende kerk laat hierbj, aan haar gezonden dienaar onverkort die mate van zelfstandigheid die ook hier te lande aan den Dienaar bj de uitoefening van zijnen Dienst is toegekend. 9. De zendende kerk correspondeert zelve met den gezonden Dienaar. 10. Elke uitzending van een Dienaar moet plaats hebben onder verband van de rege len die de gezamenljke kerken voor de uitzending en den arbeid van de uitgezon denen zullen overeenkomen. 11. De gezondene bljft rang en titel in zijn kerk behouden, en heetN. N. Die naar des Woords bj de kerk te Zeist, enz. afgezonderd voor den dienst te Poeworedjo De generale naam zal zjn die van.: mis- sionaire-predikanten. 12. Elke kerk is bevoegd ter voorbe reiding van- of in verband met eigen of anderer uitzending, schoolmeesters of school meesteressen, geëxamineerde artsen, of zie kenverpleegsters naar een der zendings stations te doen uitgaan. 13. Zij, die aldus uitgaan, dragen den naam van missionaire onderwijzers, mis sionaire artsen en rüissionaire verpleegsters. 14. Kerken, die tevens een Dienaar uit zonden, doen bet sub 12 en 13 genoemde in verband met die uitzending. Andere kerken, die zeiven geen Dienaren uitzon den, doen dit in verband met een zenden de kerk ter harer keuze, en met bewilli- ng dier kerk. 15. Ook voor dezen arbeid, die geene uitzending, maar voorbereidend en helpend is, gelden wat goedkeuring van Classis, samenwerking met de kerken der Classis enz. betreft de zelfde grondtrekken als bo ven aangegeven, 16. Elke kerk ziet toe, dat in den dienst der gebeden, in de predikatie des Woords en op de Cathechesatie de last van Matth. 28 19 niet vergeten worde. 17. Elke Kerk houde telken jare mins tens óene inzameling voor de uitzending, éene tweede inzameling voor den voorbe reidenden arbeid, en eene derde inzameling voor de kerkgebouwen, de drukkerj, het hospitaal en ander materieelebenoodigheden. 18. De Kerk die zelve een Dienaar zendt beschikt zelve over de opbrengst der eerste, wie voorbereidend werkt over de opbrengst der tweede inzameling, en de opbrengst der derde inzameling ga in aigemeene Kas. 19. Kerken van eene Classis, die met eene zendende Kerk in haar midden ac- coord van hulp hebben aangegaan, hande len wat de opbrengst betreft in denzelf den geest. 20. Kerken die nocb uitzonden, noch voorbereidend werken, zenden do opbrengst der drie inzamelingen aan den quaestor der Classis door. II. Van de gezamenlijke Kerken. 1. De gezamenljke Kerken stellen vast, naar welk arbeidsveld onze Kerken zullen uitzenden. Ze nemen dit veld nietgrooter dan in evenredigheid is met onze kracht. Ze scheiden terrein van terrein, en deelen elk terrein op zulk een wijze in, dat eene Kerk die zenden wil, onder goedkeuring der Generale Synode, haar eigen wel be grensd station kiezen kunne. 2. Zij verdeelt de terreinen, en het erf van elk terrein, evenzoo voor den voor bereidenden arbeid, en stelle, zoodra een station door eene zendende Kerk bezet is, dezen voorbereidenden arbeid met dit sta tion in organisch verband. 3. Zij handelen, voor zooveel noodig, bij de Overheid en wjzen hiervoor van Synode op Synode Generaal drie Depu- taten aan. 4. Zij stellen in een aanhangsel op de kerkenordening de regelen vast, die voor den Dienst des Woords, den dienst der Sacramenten, de Tucht, de vergadering en het bestuur van Inlandsche Kerken noodig zullen blijken, teneinde die eerst later in de kerkenordening in tc vlechten. 5. Zj stellen de liturgische formulieren voor dezen dienst vast en evenzoo de onderzoekingen des geloofs, die in plaats van den Heidelb. {Catechismus op het zendingsveld zullen gebruikt worden. 6. Zj bezetten zeiven op het Zendings terrein den centralen post tegenover den Islam door het uitzenden van eeu Hoog leeraar, en stellen dezen teven aan als Adviseuren-Visitateur der stations. 7. Zij regelen de suppletoire onderzoeking van den uit te zenden Dienaar, en evenzoo de onderzoeking van missionaire onderwj- zers, artsen en ziekenverpleegsters, en be noemen voor die examinatie zeiven drie Deputaten met recht van veto. 8. Zij openen, voor zooveel dit noodig blijkt, daorhet publiceeren van handboeken, of ook door de aanstelling van leeraars, de gelegenheid om zich voor het suppletoire examen te bekwamen. 9. Zj bevorderende openbaarmaking en instandhouding van de ware Kerke Christi op of nabij het arbeidsveld onder de Eu- ropeesche bevolking, en eerbiedigen, juist opdat deze Kerken een eere Christi zijn mogen, stipt plaatseljke en ambteljke zelfstandigheid. De missionaire arbeid in zulke Kerken kunnen zj ondersteunen, mits deze van die Kerken uitga, enbljke doeltreffend te zjn. 10. Voor zoover de plaatseljke Kerken in haren plicht tot uitzending van Dienaren, of in het optreden door voorbereidenden arbeid in verzuim bijven, zoeken zj plaatselijke Kerken, die hiervoor geschikt zjn op te wekken tot optreden, en waar dit blijkt tot geen effect te leiden, zenden zij zelve nit, door den Dienaar eerier plaatseljke Kerk, met zjne en hare be williging, voor de gezamenlijke Kerken te ontleenen. In dit laatste geval richten zj deze zaak uit door Deputaten, en ver gaderen zij telken jare, om deze te man- dateeren en hunne verrichtingen te be- oordeelen. Of ook, stuit dit op te groote bezwaren, dan kunnen zj eene plaatseljke Kerk opdragen, zulk een uitgezonden Die naar als van haar uitgezonden, onder ver antwoording aan de Synode Generaal, te gebruiken. 11. Zj stellen de door elke Kerk te houden inzamelingen voor dezen Dienst vast, ontvangen in den kerkelijken weg bericht van opbrengst, verzamelen die op brengst, voor zoover eenige plaatseljke Kerk of Classis hierover niet zelve ge rechtigd is te beschikken, en noodigen de quaestoren der Classis uit, die gereede gelden te storten in handen van opzetteljk daar voor aan te wjzen Deputaten van beheer, die afzonderijk de gelden voor den dienst der uitzending, voor den voorbereidenden arbeid, en voor de gebouwen enz. beheeren. 12. De Deputaten sub 11 bedoeld, die nen een begrooting in, met aanwijzing van recht van overschrijving, mogen deze be grooting niet overschrijden en doen rekening en verantwoording. 13. Uit de uitzendingskas wordt gekweten door Deputaten rechtstreeks het salaris en de emolumenten van den Hoogleeraar steun, het alterum tantum nooit te boven gaande, door de Gen. Synode toegekend aan de plaatselijke kerken die zelve zenden salaris er.z. van geleende Dienaren, die de gezamenljke kerken zei ven mochten uit zenden steun voor de opleiding hulp aan Europeesche kerken op Java en beurzengeld voor logische studie van inlanders. Uit de Voorbereidingskas steun aan ker ken die in dezen dienst werkzaam zijn, telkens volgens besluit der Generale Sy node onkosten van te drukken werken, aanschaffing van medicjnen en instrumenten enz.uitzending van een kundig onderw jzer om de scholen te inspecteerende Keu- chenius-sekool. Uit de Gebouwenkas, altoos volgens ingediende begrooting, al wat noodig is voor den bouw, het onderhoud, de repara tie van kerkgebouwen, schoolgebouwen, woonhuizen, hospitalen enz.voor ds drukkerij, voor bibliotheek, enz. 14. De gezamenljke Kerken regelen de correspondentie over dezen Dienst met de Buitenlandsche kerken. 15. De gezamenlijke Kerken regelen de verhouding van onze stations tot stations van andere Kerken of genootschappen. 16. Zij regelen de correspondentie en het kerkverband van onze Kerken met ontstaande inlandsche Kerken in Indië. 17. Zij nemen voor hare rekening de Keucheniusschool, ten einde inlandsche helpers en inlandsche onderwjzers op te leiden, en openen tevens de gelegenheid, om op deze school aan Javaansche jonge lieden meer uitgebreid onderwjs te doen geven, en benoemen hiervoor een kundig onderw jzer als Deputaat. 18. Zj openen door beurzen de gele genheid voor Godvreezende en talentvolle inlanders, om aan vankei jk hier te lande in de Godgeleerdheid te studeeren. 19. Zj benoemen drie mannen in het kerkrecht bjzonder ervaren, en dicht bj elkaar wonende, om als gedeputeerde Ad viseurs, aan Kerkeraden, Classen of Pro- vinciale Synoden te doen verstaan, welke uitspraken inzake van geschil of bezwaar, die huns inziens geen uitstel gedoogen, ai dan niet voor rekening der gezamenlijke Kerken kunnen komen, of wel voor de persoonlijke verantwoordelijkheid van de leden der mindere vergadering bij ven. III. Van meerdere Kerken. 1. Kerken, die op eenzelfde zendingster rein een Dienaar uitzonden, of voorberei dend werken, vergaderen door afgevaardig den, zoo dikwijls een der kerken zulks verlangt, in missionaire Classis, om gemeen- schappeljk overleg te plegen, en den ge- meensehappeljken arbeid, bj ziekte, tijde- ljke ontstentenis enz. te regelen. 2. De Kerken eener zelfde gewone Classis verzamelen de gecollecteerde gelden, en ma ken die óf aan de zendende kerk in haar midden óf aan de Synodale Deputaten van het beheer over. Voorts oordeelen zj ter eerster instantie over voor haar gebrachte geschillen dezen dienst rakende. En ein- deljk pogen zij, des noodig een of meer Kerken uit haar midden tot actief optreden hetz j in het uitzenden, hetz j in het voor bereidende werk, te bewegen. 3. De Kerken eener zelfde provincie oordeelen in appel over geschillen dezen dienst rakende, en benoemen in Synode drie Deputaten, om minstens elk jaar in éen kerk van elke Classis dezen dienst te gaan aanbevelen, door het houden van een Zendingsdag, en met name door tegen den tijd der collecten door het verspreiden van traktaten de belangstelling aan te wakkeren. Deze Deputaten doen verslag van hun ar beid en van de verkregen resultaten. En eindeljk zenden zj op elke Generale Sy- nede bericht in omtrent al hetgeen in de Kerken van hun gewest sedert de laatst- gehoudene Synode Generaal rakende dezen dienst is voorgevallen, en door de kerken op het Zendingsveid is verricht. De Classen leveren hun daarvoor de stoffe. We gaven zeer beknopt den inhoud van A weer en lieten B in zjn geheel afdruk ken. Onze lezers kunnen zich nu eeniger- mate op de hoogte stellen met de begin selen en grondtrekken, die de zending van onze Kerken op het arbeidsveld in lndië leiden moet. De geheele zitting werd aan de bespreking van dit rapport gewjd. Zij, die het woord over deze zaak voerden, kunnen we aldus groepeeren De zendings- director Ds. Donner, die adviseerde thans niet op dit rapport in te gaan, omdat men de Kerken hierover niet gehoord had. Ds. Feringa, die zjn bljdschap over dit Rapport uitsprak en het meer in den breede besprair. Prof Wielenga, Ds. 11. Dijkstra, Ds. Littooy en Ds. v. d. Valk die allen lof brachten aan dit rapport en zich ieder een paar vragen veroorloofden. Ds. Lion Cachet, wien dit rapport bitter teleurgesteld heeft en die er het kleinste atoompje nog niet door veranderd is. Dr. Rutgers, Dr. Davinck en Dr. Kuyper die het rapport toelichtten, en de gevraagde ophelderingen verschaften. Besloten werd te handelen overeenkom stig de beginselen en grondtrekken, in dit rapport neergelegd. De overgangs bepalingen komen later. De Praeses sloot met dankzegging, na mededeeling dat Woensdag avond zitting zal worden gehouden, doch met gesloten deuren. P.S. In een schrijven d.d. 1 Sept. j.l. verzoekt Prof. Lindeboom terug te komen op eene uitdrukking in het verslag van het Vrijdagavoudnommer. De opmerking van ds. Littonj aan zijn adres is z. i. niet geheel juist en volledig weergegeven. Waar uit een onderzoek bj ds. L. ons bleek, dat iets aan onze aandacht ontsnapt was, voldoen we gaarne aan het verzoek van Prof. L. en verzoeken de bedoelde regels in Kolom 5 van no. 141 aldus te lezen „Onze Professor Lindeboom houde het mij ten goede, dat ook ik openlijk uitspreek, wat ik nog nimmer te voren deed, dat, naar het mij voorkomt ook Prof. L. niet irieenen mag dat hij alleen de godsvrucht heeft. Daartegenover veroorloof ik mij evenzeer op te merken, dat niet alleen Prof. Noordzij c. s. wenschen te handelen overeenkomstig de ordinantiën Gods. Dit wenschen wj allendit wenscht zoowel Dr. Bavinck als Prof. Wielinga, Ds. Bos zoowel als ik, we wenschen allen te handelen naar den wille Gods we zjn één in onzen H. J. Chr. en daarom juist kan de wereld ons niet begrjpen, waar ze vaak denkt, dat we bj verschil van mee ning nit elkaar zullen spatten. Vooral aan ware zelfkennis hebben wj allen be hoefte zij maakt ons n iderig voor God en verdraagzaam jegens elkander. Vergadering van den Middelburgschen Ge meenteraad van Dinsdag 1 Sept. 1896. Afwezig de heeren Koole, Brevet, de Stoppelaar en A. P. Snouck Hurgronje. Nadat de notulen der vorige zitting waren gelezen en vastgesteld, wordt over gegaan tot de behandeling van de punten der agenda als I. Ingekomen stukken. Daartoe behooren a missiven van Ged. St. houdende goedkeuring van vroeger genomeu raads besluiten b een adres van bewoners van het Ar- nemuidsche voetpad verzoekende doortrek king van het buizennet der waterleiding tot vóór hunne perceelen c een adres van J. Koppejan, waarin h j zich bitter beklaagt over de handelwijze te zjnen opzichte van den gemeentebouw meester, zoodat hj zich genoodzaakt heeft gezien het door hem over 1896 volgens onderhoudsbestek aangenomen smidswerk van de gemeente neer te leggen d een adres van bewoners van den Ko ren- en Kinderdijk, de Bier-, Rouaansche en Londensche kaden over het riool ge legen in de binnenhaven vóór de Nieuwe Poort e een adres van bewoners van de voor malige Dampoort met verzoek aldaar nog een gaslantaarn te plaatsen f een adres van W. C. Hondsmerk om ontheven te worden van de verplichtingen om duinwater over den meter te verbrui ken, met verschillende andere adressen over toepassing van het tarief voor de drinkwaterleiding en voorstel van B en W. tot wijziging van dat tarief. Conform het voorstel des Voorzitters wordt de stukken sub a voor kennisgeving aangenomen, die sub b, c, d en e gesteld in handen van het Dagelijksch Bestuur om advies en die sub f tot later aange houden bij de behandeling der eerstvol gende begrooting. II. Benoeming wethouder. Daartoe wordt met 11 stemmen (twee waren in blanco uitgebracht) de heer H. P. den Bouwmeester benoemd. III. Benoeming der vaste raadscom- missiën. Achtereenvolgens worden benoemd a in de commissie tot het ontwerpen van verordeningen togen wier overtreding straf is bedreigd, waarvan de Burgemees ter voorzitter is, de heeren A. P. Snouck Hurgronje met 13, E. P. Schorer, van der Swalme en W. li. Snouck Hurgronje ieder met 12 stemmen zijnde telkens eene stem in blanco uitgebracht b in de commissie van Financiën de hoeren W. J. Sprenger met 12 stemmen (1 was in blanco), J. A. Tak met 12 (1 was uitgebracht op den heer E. P. Scho rer), F. G. Sprenger met 12 (1 was in blanco), G. N. de Stoppelaar en A. P. Snouck Hurgronje ieder met 13 stemmen. c. in de commissie van Fabricage de heeren den Bouwmeester, tevens voorzitter, met 12 stemmen (1 was in blanco), van der Swalme met 10 (2 waren in blanco en 1 op den heer van de Ree), en van Dunné met 12 (1 was uitgebracht op den heer E. P. Schorer); d. in de oommissie ten behoeve van de oudheidkundige verzameling en het oud arcriief de heeren de Stoppelaar met 13 en W. H. Snouck Hurgronje met 12 stem men (1 was in blanco). Voor zooverre aanwezig verklaarden allen zicb bereid hunne benoeming aan te nemen. IV. Benoeming tjdelijk leeraar in de wiskunde aan de burgeravondschool (va cature Rank) en herbenoeming van P. J. Vervenne tot tjdelijk leeraar in de Neder- landsche taal, aardrijkskunde en geschiede nis. Voor tijdelijk leeraar in de wiskunde worden door B. en W. aanbevolen dr. W. A. Poort en dr. A. D. van der Harst. De heer van der Ree vraagt of per se iemand uit de aanbevolenen moet gekozen worden, daar toch meerdere sollicitanten zijn, die bij het lager onderw js ruimschoots hunne sporen verdiend hebben. De Voorzitter wil dit den heer van der Ree niet betwisten, maar B. en W. hebben zich in hunne aanbeveling laten leiden door het advies der commissie, die van oordeel is dat van een leeraar aan de burger;

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 2