NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 143. 1896.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Synodale Portretten.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 s.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
Gen. Syn. der Geref. Kerken in Ne
derland. Zitting op Dinsdag
1 September.
Met het zingen van Ps. 893 wer d
deze vergadering geopend de praeses leest
Openb. 1 10—einde en gaat voor in 't
gebed. Uit het appel nominaal bleek dat
alle en wel dezelfde afgevaardigden
tegenwoordig warenalleen van N. Hol
land en N. Brabant was de primus ouder
ling verhinderd en zijn secundus nog niet
aanwezig. De 2e scriba doet voorlezing
der notulen, welke onveranderd worden
goedgekeurd. De praeses deelt mede, dat
het moderamen, namens de {Generale Sy
node op 31 Aug. jl. een telegram van
gelukwensch gezonden heeft aan H. M.
onze geëerbiedigde Koningin, luidende als
volgt
Paleis Soestdijk.
De Gereformeerde Kerken, te Middel
burg in Generale Synode vergaderd bieden
Hare Majesteit de Koningin op dezen hen-
gelijken dag de betuiging harer trouw en
gehechtheid aanzij danken God den
Heere voor wat in baar aan ons volk is
geschonken en smeeken zijn almachtige
genade af over Haar, opdat Haar leven
worde behoed opdat bekwaamheid worde
geschonken voor de weldra te vervullen
taak; en ook opdat onder Hare regeering
de Gereformeerde JKerken stil en gerust
zich wijden mogen aan de vervulling ha
rer roeping. Zij bieden ook aan Hare
Majesteit de Koningin-Regentes de betui
ging aan van hare eerbiedige hulde en
zenden hare gelukwenschen met deze blijde
gebeurtenis Harer Majesteit toe.
He t Moderamen der Synode
VAN SCHELVEN, Praes.
Hierop was het volgende antwoord in
gekomen
„H. M. de Koningin-Regentes draagt mij
op u en de Generale Synode dank te be
tuigen voor de gelukwenschen Hare Ma
jesteit de Koningin toegezonden".
Alsnu wijst de praeses er op, dat bij
velen en ook bij hem de begeerte leeft
dat dit de laatste week zal zijn dat de
Synode zitting houdt, zal die begeerte
FEUILLETON.
Ds. W. H. GISPEN en
Prof. L. LINDEBOOM.
III.
Daar werd dezer dagen onder de broe
deren ook een ambtsjubilé herdacht.
Ds. W. H. Gispen van Amsterdam had
zijne veertigjarige ambtsbediening vervuld.
Veertig jaren
Wat roept dat cijfer niet een aantal
herinneringen voor den geest bij hen die
het voorrecht hadden met den jubelaris
dit tijdperk van revolutie op allerlei
ook op kerkelijk gebied met bewustheid
te doorleven.
Voor veertig jaren! De eerste jaren
eener gevaarvolle jeugd voor de scheiding
waren voorbij. Na twintig jaren van uit
en inwendige beroering was het burgerrecht
verkregen. Inwendig kwam er rust. Met
het zwaard, nu meer en meer eendrachtig
tegen den vijand gekeerd, kon de troffel
ter hand genomen worden. Het mystiek-
conservatieve element, nog krachtig genoeg,
begon terrein te verliezen. De lange pijpen
en de protesten van leden in de minder
heid kenmerkten nog onze vergaderingen,
maar toch iedere drie jaren was het aspect
onzer Synodale vergaderingen weer iets
meer modern geworden. De korte broek
verdween om de kou en opkomende kui-
tenrheumatiek, en menig predikant begon
in zijn steek meer een pand te zien door
zijn vrouw dan wel door de kerk hem
toevertrouwd, en dus zonder heiligschennis
door een cylinder te vervangen.
vervuld worden, dan moeten de afgevaar
digden zich van het begin af daarop zet
ten. Daarom heeft de praeses een lijstje
opgemaakt, waaruit blijkt dat er minstens
nog veertig punten moeten behandeld wor
den. Hij heeft deze over de zittingsdagen
verdeeld en zal, wanneer die voorgenomen
taak dien dag niet afloopt, der Synode
voorstellen haar dim in een avondzitting
af te doen.
Thans komt aan de orde het nieuwe
Rapport voor de Zending saamgesteld door
de commissie Ds. Gispen, Ds. Wagenaar,
de ouderlingen Rijpstra en Vermeulen, de
adviseerende leden Dr. Bavinck, Dr. Kuy-
per en Dr. Rutgers. Rapporteur Dr. Kuy-
per. Daar de leden der Synode dit rapport
reeds eenige dagen in hun bezit hebben,
behoeft het niet te worden voorgelezen,
doch gaat men dadelijk tot bespreking over.
Zeer beknopt laten we den inhoud hier
volgen
A. Wat aangaat de beginselen.
Het begin, en dus ook het beginsel,
voor alle ding, en zoo ook voor den ar
beid der zending, ligt in God, die hemel
en aarde geschapen en ook het rijk der
genade heeft voortgebracht. Deze souve-
reiniteit Gods laat de Gereformeerde be
lijdenis als beginsel op heel haar terrein
tot heerschappij komen. Kan van deze
belijdenis gezegd worden, dat zij recht
streeks genomen is uit het apostolisch ge
tuigenis alle dingen zijn uit God, door
God en tot Goddit geldt ook van en
voor de zending. Van Hem moet ze uit
gaan, door wien Hij daartoe verordent, tot
degenen op wie Hij ze richt, op de wijze
door Hem bepaald, in het verband door
Hem daarvoor gelegd. Zoodat achtereen
volgens te onderzoeken is
I. Het hoogste einde.
Het hoogste einde van alle ding ligt,
naar luid onzer Geref. Belijdenis, in God
Drieëenig. Ook het einddoel der Zending
is gelegen in hare bestemming om God te
verheerlijken. Ook waar de zending niet
tot redding, zelfs waar ze tot verharding
leidt, loopt ze uit op hetzelfde hoogste
einde. Men denke aan Bethsaïda, Chorazin
en Kaperniium. Wat de apostel Paulus be
tuigt, dat God eenerzijds zijne barmhartig
heid maar ook anderszijds zijn toorn en
macht wil bekend maken, sluit ook voor
Met het uiterlijk voorkomen ging meer
en meer een losheid van houding en be
weging gepaard, een gemis aan eerbied
voor vormelijkheid, die bij velen reeds
voor veertig jaren het einde der kerkelijke
herleving deed tegemoet zien.
De jubilaris in 't midden 'der Synodale
vergadering is de illustratie van de groote
verandering der laatste jaren de traih
d'union tusschen heden en verleden.
Ds. Gispen, irenisch van karakter, fleg
matisch van temperament, humoristisch
van aanleg, begaafd met groote werkkracht
en een juiste opmerkingsgave verpersoon
lijkt in zich de wijziging door de omstan
digheden gebracht.
Deze man van singuliere gaven heeft
begrepen dat bij die singuliere gaven ook
singuliere arbeid behoort om de Kerk te
dienen te midden van het zich ontwikke
lende volksleven. Hij heeft het verstaan
dat menige predikstoel singulier ontwijd
wordt door een verschrikkelijk moord
partij van Hollandsche zinnen, die, niet
zelden zonder kop of staart, met gebroken
lenden of geknakte ruggegraat, dooreen-
gehaspeld en geradbraakt op langwijligen
toon den spreker uit den mond loopen.
Daarom deed hij alzoo zijn arbeid niet.
Door aanleg en karakter, maar ook door
voortdurenden arbeid is ds. Gispen ondanks
zijn klimmende jaren en zijn veertigjarigen
dienst jong gebleven. Ook bij den hoogen
ernst des levens is van zijne lippen de
gulle lach der vroolijkheid niet geweerd.
Met belangstelling big ft hij nog steeds
kennis nemen van alles wat rond ons heen
gebeurt. Daarom is hij de beminnelijke,
ook de beminde onder de broederen. Hg
de zending in, dat ze, ook al leidt ze niet
tot bekeering maar tot verharding toch al
toos dienstbaar is aan de souvereine Ma
jesteit onzes Gods. De vreeze des Heeren
moet öök bij de zending de bewegende
kracht zijnGod hierin te dienen moet bij
heel deze arbeid de leidende gedachte zijn.
II. Wie zendt.
De autoriteit, de macht om aldus te zenden
rust eeniglijk in God zeiven en is slechts ditn
aan een mensch of aan een lichaam van
menschen zoo God uitdrukkelijk daartoe
autoriteit verleent. Die macht heeft God
uitgeoefend door het uitzenden van engelen
of getuigen en centraal door het uitzenden
van Zgn Zoon. Hij alleen is en blijft de
gezondene des Vadersdoch heeft de autori
teit om den zendingslast uit te voeren door
wien Hij hiervoor aanwijst en machtigt.
Zoo zond hij eerst de twaalven, later de
zeventigen en stelde ten slotte de apostelen,
ook Paulus aan. Hieruit volgt dat niemand
zich deze autoriteit kan aanmatigen. De
zending door vereenigingen of genootschappen
moet, als in strijd met de Schrift, verworpen.
Particulieren of genoutschappen bezitten
noch den dienst des Woords noch dien
der Sacramenten en kunnen alzoo aan
het bevel van Matth. 2819 niet
voldoen. Deze macht is, blijkens Matth.
28:19 en Hand. 13:1 v.v., door Christus
gelegd in Zijne Kerk en wel in de plaat
selijke geïnstitueerde lccrk. Overmits de
autoriteit tot zenden niet is af te scheiden
van de autoriteit tot den dienst des Woords,
des Doops en des Avondmaals, kan, wat
de zending aangaat, dit alles, wat het wezen
der zaak betreft, niet van de plaatselijke
kerk afgescheiden, maar is tevens de plaatse
lijke kerk daarbij gebonden aan de regelen,
die ook voor Jdezen missionairen Dienst des
Woords en deze missionaire bediening der
Sacramenten, tusschen de kerken, naar eisch
van Gods Woord, worden vastgesteld. De
plaatselijke kerken, die in kerkverband
leven, moeten zich voegen naar wat de
gezamenlijke kerken, voor de uitoefening
van deze autoriteit der plaatselijke kerken,
saam, naar den Woorde Gods, vaststellen.
III. Wie te zenden
De te zenden personen moeten personen
in het ambt zijn. Kan de kerk op ander
gebied (b.v. op bouwkundig, medisch, fi-
nantiëel en ander terrein) allerlei door
niet-ambtelijke personen doen verrichten,
vertegenwoordigt in de vergadering der
kerken de scheiding in haar lieflijksten
vorm, hij is daar als de Ridder van het
Kerkelijk Metalen Kruis, de vieux delaveïlle.
Welwillend mensch, geliefd prediker,
verzoenend kerkbestuurder, gaarne genoten
correspondent voor Jeruzalem, père noble
dezer synode, blij ve uwe tegenwoordigheid
nog langen tijd in ons kerkelijk leven het
heden aan het verleden verbinden
I
Men verhaalt van de Nansen-expeditie
die met de F ram den laatsten Noordpool
tocht heeft volbracht, en hooger dan ooit
in die ijs woestijn is doorgedrongen, dat
vreeselijke gedruktheid zich van de man
schappen meester maakte gedurende lange
maanden van aanhoudende duisternis.
Toen de lente kwam werden ze weer
vroolijk te moede, maar het duurde
niet lang, want het bestendige daglicht
werd spoedig even drukkend als de
winterduisternis was geweest. Zij werden
zoo gedrukt door het voortdurend, zien van
dezelfde gezichten en het hooren van de
zelfde stemmen dat er eindelijk een gevoel
van prikkelbaarheid over hen kwam. Soms
gingen zij een lange wandeling op het ijs
doen, ieder op eigen gelegenheid, om el
kander eens niet te zien en niet te hooren.
Gelijk in de natuur zoo ook in het
geestelijk leven.
Eentonigheid vermoeit, en werkt, lang
durig voortgezet, schadelijk.
Indien een objectief beoordeelaar de
Generale Synode te Middelburg in haar
geestelijk-kerkelijke beteekenis karakteri-
seeren moest, ik twijfel niet of zgn oordeel
zou zgn: daar is te veel licht en te weinig
bij de hanteering van de sleutelen des
hemelrijke is zij èn hier èn overal, aan
het ambt gebonden. Deze personen moeten
dus zijn Dienaren des Woords, overmits de
kerken van Christus' wege geen andere
ambtsdragers voor dezen dienst ontvangen
dan de herders en leeraars, mogen zg, op
straffe van ongehoorzaamheid, zich ook niet
het recht aanmatigen om andere, niet aldus
gequalifleeerde personen, voor dezen dienst
te gebruiken. Een plaatselijke kerk kan
niet anders zenden dan een dienaar, in het
ambt zijnde, hetzij haar dienende of van
eene andere plaatselijke kerk geleend.
Zulk een dienaar blijft dan in het ambt
zijner plaatselijke kerk, maar wordt salvo
honore hetzij tijdelijk, hetzij levenslang,
van de waarneming van den dienst in die
kerk ontslagen.
De waan hieraan te ontkomen door het
weer oprichten van het ambt van Evangelist
berust op misverstand. Dit ambt heeft be
staan doch alleen Christus kon het opnieuw
instellen leefden de apostelen nog, zg zou
den het ook kunnen, maar nooit is deze
macht aan een kerk of eenige kerken ge
zamenlijk verleend. Ook gaat het niet aan
uitgezonden Dienaren des Woords evange
listen te noemen, beide titels toch duiden
twee zeer ondersoheiden ambten aan. Op
gelijken grond is het te wraken, dat men
een soort mannen uitzendt, die men zende
lingen noemt. Zulk een nieuwe naam wekt
het denkbeeld, dat men met een nieuw ambt
te doen heeft, zoodat een Dienaar des
Woords, die werd uitgezonden, opnieuw
geordend en als zendeling betiteld werd.
Onze kerken hadden in offlcieele stukken
nooit het woord „zendeling" moeten gebrui
ken. Temeer, omdat deze naam alleronge
lukkigst gekozen is, als men let op wat de
Nederlandsche taalgeleerden van dezen uit
gang op ling aanmerken. Persoonsnamen
toch, met den uitgang ling, zijn kostelijk
als ze van naamwoorden gevormd zijn maar
zgn ze gevormd van staramen van werk
woorden, dan duiden ze bijna altoos iets
lijdelijks, zwaks, ondergeschikts, kleins en
hulpbehoevends of ook iets intiems aan
juist dus het tegendeel van wat een zendeling
zgn moetn.l. een held Gods, vol kracht
des Heiligen Geestes. Een gezant is een
naam der eere, zendeling een naam der
zwakheid. Wie Paulus een zendeling noemt
miskent dan ook zijn heilig heroïsme. Ook
schaduw. Gelijk voor de manschappen
van de Fram blijft het |licht bestendig,
duisternis komt niet. Het woord is on
verpoosd aan het idealisme, het bestaan
van het pessimisme kan men slechts ver
moeden, het openbaart zich niet.
Wie geeft ons oppositie, opdat ik den
opponent u zou kunnen voorstellen 1
Tot heden is het slechts Prof. Lindeboom
die de zware taak van opponent heeft op
zich genomen.
En laat ik er dadelijk bij voegen, Prof.
Lindeboom is een uiterst zwak opponent,
zonder eenige gaven voor die taak ge
vorderd.
Prof. Lindeboom, in onze kerkelijke
wereld naar zijne initialen bekend als L. L.
of in meer intiemen kring, ter onderscheiding
van zijn broeder die mede predikant is in
de Gereformeerde kerk, als Lucas Linde
boom is een zeer gewaardeerd prediker,
een zeer werkzaam philantroop, een zeer
kerkelijk man, en niet behept met de zonde
van twijfelzucht althans niet aan eigen
ideëen. Prof. Lindeboom heeft het jammer
lijk ongeluk bewaarheid en be godsvrucht
voor zijne denkbeelden uitsluitend op te
eischen, en schijnt niet te kunnen be
grijpen dat in eene vergadering van 40
menschen 39 gelijk kunnen hebben en hij
alleen ongelijk.
Daarbij komt dat de argumenten door
Prof. Lindeboom voor zijne meeningen
aangevoerd zoo dun en schraal zgn, en
weinig afdoende dat ze bij de minste aan
raking als een kaartenhuis ineenzakken.
Voor de moeielijke taak van opponent,
die Prof. Lindeboom in deze Synode heeft
op zioh genomen is hij gebleken niet be-
voor onze uitgezonden mannen moeten we
van dien naam „zendeling" af.
Voorts zij opgemerkt dat de plaatselijke
kerken niet een Dienaar mogen zenden,
zonder dat de gezamenlijke kerken, hem
voor zijn dienst bekwaam hebben gekend,
want wat hij doet, geschiedt op naam en
onder verantwoording van de kerken, Er
wordt een Dienaar vereischt, die bijzondere
gaven van God'ontving: zijn inzichten in
de Belijdenis en het kerkrecht moeten zeer
helder zijn hij moet kennis bezitten van
de Elenchtiek (d.i. de overtuigings-of we
derleggingskunst), van den Islam, van de
Javaansche volkenkunde, van de historie
der zending en zoo mogelijk ook van de
Javaansche taal, aangezien het spreken door
tolken niet verkieslijk is. Doch niet elke
plaatselijke kerk is gehouden een van hare
eigene dienaren uit te zenden dit hangt
van drieërlei afle. of de kerk er genoeg
zame kracht toe bezit; 2e. of een kerk
geschikte personen weet te vinden, en 3e.
of een kerk in eigen boezem genoeg ge
fundeerd is om tot dezen dienst verwaar
digd te worden.
IV. Tot wie men zendt?
De keuze tot wie men zenden zal, is
te bepalen naar Gods Woord. Wie door
de Zending tot geloof en bekeering zullen
komen, hangt aan Zijne vrijmachtige ver
kiezing; de uitnemendste zending is vol
strekt onmachtig om één eenig Jood, Hei
den of Mohammedaan ten leven te brengen.
Dit leven geeft alleen God door zijn
Heiligen GeeBt en aan wie Hij het geeft,
hangt niet af van onzen ijver, maar eenig
lijk van Zijnen raad. Dit mag niet ver
leiden de zending te beperken, want zij
heeft niet alleen naar Gods verborgen,
maar ook naar Zijn geopenbaarden wil te
werken. Slechts zooverre mag hier de be
lijdenis der uitverkiezing heerschen, dat zij
ons vervulle met de diepste afhankelijk
heid en anderzijds dat de liefde voor de
uitverkorenen, die thans nog schuilen, ons
te volijveriger in dezen dienst werkzaam
doe zgn. De hierin werkende liefde richt
echter niet uitsluitend [op de verkorenen,
maar evenzoo van mensch op mensch en
alzoo van de kerk van menschen op het
menschelgk geslacht. Waarbij nog komt,
dat het rijk der genade ingericht is op
het rijk der natuur en rekent met de
gchepping en de scheppingsordinantiën.
rekend te zijn, en de photograaf die zich
zorgvuldig trachtte te onthouden deze of
gene opzettelijk te flatteereniets waar
op de heeren der schepping in den regel
ook niet gesteld zijn meent de tolk
van velen te zijn als hij den wensch uit
spreekt dat Prof. Lindeboom de vele ga
ven door God den Heere hem geschonken
om naar zijn aanleg en vermogen de Kerk
te dienen niet verder moge besteden
om als Roeper of opponent dienst te doen.
Moge God ons voor die zware taak an
dere mannen geven 1
En nu ik sluit mijn atelier.
Niet omdat het mij aan kijkjes of kijken
ontbreken zou.
Gaarne richtte ik mijn lens nog op me-
nigen kop, en trok den zwarten doek over
eigen hoofd.
Maar het is voor ditmaal genoeg.
Door onbekendheid komen allerlei dwaze
voorstellingen spoken in het brein van een
eenzijdig ingelicht couranten-lezend publiek.
Een van die dwaze voorstellingen is wel
deze, dat men bij eenig verschil van mee
ning als vijanden tegenover elkander zou
staan en ook behooren te staan.
Ik heb deze portretten genomen om voor
den betrekkelijk grooten kring waarover
ik beschikken kon door middel van ons
veel gelezen blad duidelijk te maken dat
waardeeren geen flatteeren behoeft te zijn,
en dat we eenparig, dienende eenen Heer,
verscheidenheid van gaven hebben te
eerbiedigen zonder haat of vijandschap.
Mogen daartoe deze korte schetsen iets
kunnen bijdragen!
.na
-■r eu