NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho; 186. 1896.
Dinsdag 18 Hugnsfus.
diende laargang,
Hereeniging.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Buitenlandsch Overzicht.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p- 0,95.
Enkele nummers0,02 B.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
In afwachting dat de eerste kamer bin
nenkort dc kieswet aanneemt, beginnen de
toongevende bladen in de verschillende
party en al vast hunne gedachten te zeggen
over reorganisatie der party en en het oor
deel te vragen over de al of niet wen-
schelykheid van een program van actie.
De schrij ver der Haagsche Brieven in de
Zaanlandsche Courant heeft aan deze vraag
eene beschouwing gewijd. Hij betreurt het
dat de kans op een anti-clericale party is
verkeken maar troost er zich mee dat er
nog een ander middel van hereeniging is.
Er moet z. i. een programma zijn dat een
vereenigingspunt kan worden voor ver
schillende nuances; want het moet voor
alles 't streven zijn om, by alle gebleken
verschil, voor de naaste toekomst de krach
ten te vereenigen tot het tot stand bren
gen van die hervormingen en verbeteringen
waaromtrent men eenstemmig denkt.
Het program der Liberale Unie omvat
te veel voor een werkprogram voor vier
jaren. De schry ver stelt de praatische
politiek der opportuniteit boven de princi
pieels hoogs politiek. Hij verlangt eene
bijeenkomst, byv. te Utrecht, van afge
vaardigden van alle vooruitstrevende ver-
eenigingen, staande op den grondslag van
eerbiediging onzer Staatsinstellingen en van
het wettig gezag. Aan die vergadering
wil hy 't stellen van een program van
actie zien opgedragen, waarmee men de
clerieale en conservatieve legers kan ver
slaan. Gaan gematigden en radicalen elk
huns weegs dan ziet de schry ver daarin
het begin van den totalen ondergang der
liberale party, en de meerderheid komt
dan in handen van reactie en clericalisme.
Zoo is in 'tkort de meening van dezen
liberalen schry ver.
Wij merken op dat zijn advies iets
nieuws bevat voor zijn party, al is 't ook
een namaaksel van ons die hy wenscht
te beschouwen als de partij der reactie.
Met programs van actie heeft de liberale
party nooit veel op gehad. Maar zij
zag hoe de antirevolutionairen er in 1888
mee vooruit waren. Daarom gaf zy in 1891
ook een vrij uitgebreid program, waarop
onder anderen voorkwam uitbreiding van
kiesrecht vooropdan persoonlijke dienst
plicht eindelijk belasting op het roerend
vermogen.
Wat deed echter de, op dit program
meerderheid geworden, liberale partij
Nauwelijks meerderheid geworden bergde
zij dat programma netjes op.
De uitbreiding van kiesrecht werd, ge
lijk ooe het kabinet van '88 had gewild,
achter de belasting geschoven. De persoon
lijke dienstplicht ging van de baan. De
belasting op het roerend vermogen eveneens.
Dit komt niet doordat de liberalen in
'91 gehuicheld hebben. Het is de schuld
van de tweeheid die er bestond tusschen
de leiders der kiesvereenigingen en de
leiders die een ministerie moesten vor
men. Tak kwam en Seyffardt kwam en
Pierson, mannen met zeer niteenloopende
inzichten, schoon alle drie liberaal. Zij
waren tegen persoonlijken dienstplicht
en vonden goed de belasting voor 't kies
recht te stellen.
En de kamerleden die op naleving van
het program van actie, allereerst by zich
zelf hadden moeten aandringen, lieten de
„regeering" vrij.
Zoo kreeg een dusdanig program van
actie het karakter van een verlanglijstje;
evenals 't antirevolutionaire program van
aotie onzer party in 1888 tot niets meer
bleek te zyn verlaagd.
Toch wil deze briefschrijver het nog eens
er mee beproeven.
Of 't gaan zal
De heer Pyttersen, de leider der oud-
Takkianen heeft aan het program der Libe
rale Unie nog tal van wenschen met'toog
op den landbouw enz. toegevoegd en deed
daarmede het Vaderland oordeelen dat „te
veel wordt toegegeven aan agrarische verlan
gens die ons op een gevaarlyken weg zou
den kunnen brengen".
Het is ook van onze zijde meermalen
opgemerktdoor te veel te beloven aan
het volk, stelt men allen teleur. Een ver
langlijstje is spoedig opgemaakt; maar de
uitvoering, dat is een tweede zaak.
Datzelfde blad zoekt het dan ook meer
in de wederzydsehe waardeering dan in de
programma's.
„Het bewustzijn, zoo zegt zij „dat
men nieuwe kiezerslagen vertegenwoordigt,
die verwachtend opzien tot hun vertegen
woordigers, kan nieuwe kracht geven. Ook
het geloof, dat nu alles beter moet worden,
kan suggereerend werken, wellicht wonde
ren doen. De tijd voor krachtige partyor
ganisaties is misschien voorbij, die der
groepencombinatiën wellicht aangebroken.
Maar ook op die wijze zal 's lands belang
behartigd kunnen worden, mits meer on
derlinge waardeering, meer vertrouwen in
elkanders goede bedoeling, meer een oprecht
streven om elkander te begrijpen de Kamer
bezielt, dan thans het geval is."
Men ziet hetdeze verwacht het van
betere waardeering in de Kamer, terwijl
de ander het meer verwacht van waardeering
buiten de Kamer.
In ieder geval is toch onder beide ge
noemde voorwaarden, naar het ons toeschijnt
zulk een program van actie nog zoo kwaad
niet. Mits maar de kamerleden het als
leiddraad kiezen voor hunne adviezen aan
de regeering; en het niet, gelyk tot nog
toe geschied is, wegsluiten in hun kast
wanneer zy in de minderheid geraakten,
of het ter zijde zetten wanneer zy de meer
derheid hebben verkregen.
En daarvoor bestaat gevaar onder alle
partyen. Yoor de liberale party wanneer
zy weder als vroeger de Treubs, Kerdijks,
Pyttersens, Yan Houtens,] Roëll's, Basterts
en Van Karnebeeks onder eenzelfden anti-
clericalen hoed houden wilen voor de
antirevolutionaire partij wanneer zij al de
meer conservatieve elementen met de meest
vooruitsfrevenden de Beelaartsen en de
Staalmans gelijkelijk zou willen omvatten.
Het is in beide partijen alzoo gesteld dat
er onder haar zyn wandelaars, loopers
en fietsers. Een verschil in graad e* niet
in beginsel, zal men zeggen. Toegegeven
doch hoe zullen deze te zamen een program
van actie kunnen vaststellen
Intusschen zal over deze q.uaestie het
laatste woord nog wel niet gesproken zyn.
Van onze tegenpartij die de „anti-cleri
cale" leus weer opzocht hebben wij alvast
te leereu, dat wij ons niet als „antilibera
len" hebben aan te dienen. Die leus is
gansch uit den tyd.
Overal verdeeldheid.
Ook onder de revolutionairen.
Ook in Frankrijk.
De vorige week zouden de blanquisten,
allemanisten en anarchisten te Parijs in de
groote zaal van de Arbeidsbeurs een mee
ting houden waar de marxisten en gues-
disten plechtig zouden worden uitgestooten;
de minister verbood echter de vergadering
als in strijd met het reglement der Arbeids
beurs.
De spanning in het Oosten.
Ons overzicht omvatte ditmaal alleen
Turkije en zyn besognes met Creta en Ma
cedonië.
Sinds jaren worden de harten bezigge
houden met de Oostersche quaestie.
Wat is de Oostersche quaestie
Het is de beweging die in het Oosten
van Europa aan de staatkundigen handen
vol werks geeft, de quaestie wat er van
Turkije terecht moet komen.
Turkije, niet ten onrechte de zieke man
genoemd, begint al meer de kenteekenen
van een stervenden man te vertoonen.
Afgetakeld en bestookt, door vijanden van
binnen en buiten, heeft het thans weder
een schok te doorstaan van de zyde der
Maoedoniërs en Cretenzors, die zich aan het
Turksch gezag willen onttrekken.
Doch laten wij, om deze quaestie te kun
nen begrijpen, de geschiedenis van het
Turksche rijk nog even ophalen.
Het vaderland van de Turken is waar
schijnlijk het brongebied van de Ob in
het Altai-gebergte. Van hiergingen zij in
de vijfde eeuw onzer jaartelling naar 't
land der Kaspische Zee, dat naar hen den
naam Turkestan kreeg. In de 8e eeuw
bekeerden zy zich tot het Mohammedanisme.
In de 13e eeuw had de voornaamste stam
der Turken, de Seldsj ukken geheeten, zyn
macht over geheel Klein-Azië, van de
Kaspische Zee tot de Aegaeische Zee uit
gebreid, en bezat hij ook Armenië en Phygië.
Osman, naar wien de Turken zich Otto-
manen noemden, veroverde in 1326 Broessa
in Azië aan den Hellespont, breidde zyn
gebied uit tot aan de zee van Marmora en
veroverde zich vasten voet in Europa. Zijn
zoon veroverde in Europa geheel Koniaen
Thracië, verlegde zijn residentie naar Adri-
anopel, versloeg de Öerviërs en de Hongaren
op 't Lysterveld bij Kossawa in 1389 en
maakte Servië aan de Turken schatplichtig.
Zoo vielen achtereenvolgens in de 15e eeuw
Walachije, Boelgarije, Macedonië en Thes-
salië in hunne handen.
Geheel Europa beefde voor Bajasid, den
geweldhebber, die in Azie en Europa zyn
macht versterkte, Stiermarken, Bosnië en
Albanië verontrustte, van den Eufraat tot
de golf van Corinthe zyn scepter zwaaide,
de legers der Christenen herhaaldeljjk ver
sloeg en Constantinopel het middelpunt der
Gri'eksch Christelijke macht, meteenbele?
dreigde.
Wel werd dit gevaar afgewend en haalden
de Christenen zelfs een halve eeuw lang na
zyn dood vry er adem; doch in 1448 werden
dezen op het straks genoemde Lysterveld
andermaal verslagen door Mohammed, wiens
zoon in 1453, zelfs Constantinopel in handen
viel, waarheen hij zijn zetel verplaatste en
alzoo de heerschappij van hetByzantynsche
rijk vernietigde. Van dien dag af werden
de veroveringen geregeld voortgezet. De
Peloponnesus, Servië, het keizerrijk Tre-
bizonde, Albanië, een deel van de Krim,
het poolsche rijk Moldavië werden achter
eenvolgens ingelijfdzelfs Italië werd aan
getast door de verovering van Otrento.
Ook in Azië breidden de Turken zich
uit. Onder anderen Syrië en Palestina
werden op de Mamelukken veroverd (1520).
Weldra volgdenEgypte, Belgrado, Rhodes,
de Venetiaansche eilanden in de Aegaeische
zee, Hongarije, Noord Afrika, Cyprus en
omliggende eilanden. Is het te verwonderen
dat het Christelijk Europa sidderde voor
dezen vijand, en ten slotte zich verheugde
toen op den gedenkwaardigen 7en Ootober
1571 in den zeeslag by Lepanto de zege
praal der Jurken werd gestuit?
Hierop volgde nog eene eeuw van afwisse
lenden strijd en overwinningen, In 1669
werd Candia veroverd, het eiland der Cre-
tenzers, welke thans tegen hun heer in
opstand zyn. Na dien tyd echter begonnen
de Turken van het veroverde terrein te
verliezen, al behaalden zij af en toe nog
geduchte overwinningen.
Zoo onder anderen werd in Creta 1669, na
een hardnekkige verdediging en meesterlijk
beleg van tien jaren, door hen veroverd
op de Venetianen. Zij moesten 't echter
in 1829 aan Egypte afstaan, doch ontvingen
't door bemiddeling der groote mogend
heden weder terug. Doch hierover straks.
Aan Polen werden Podolië en Oekraine
aan Rusland Asov verloren, de nederlaag
by Mohacz kostte hun Hongarijede Ve-
nitianen heroverden den Peleponesus en
Cephalonia, alles in 1703. In 1774, nadat
de Turksche vloot door de Russen verbrand
was, werden de Krim benevens alle vaste
plaatsen aan de noordkust der Zwarte Zee
aan Rusland afgestaan, gevolgd in 1807
door verlies van grondgebied in het noor
den aan Oostenrijk.
Door een kortstondig bondgenootschap met
Napoleon meende sultan Selim het verlo
rene te zullen herwinnendoch hij werd
vermoord, uit wraak door zijn eigen fa
milie dewijl hij het leger naar Europeesoh
model wilde inrichten.
En zoo zien wij Turkije al meer ver
zwakt, verarmd, bestookt van binnen
en van buiten, zich schikkend in zijn
lot, al meer de kenmerken vertoonen van
een „zieken man". Al meer aftakelen.
Bij den vrede van Parijs (1814) moet
het aan Engeland het beschermheei schap
over de Venetische eilanden afstaan; in
1821 maakt Griekenland zich los; in 1826
verkrijgt Ruslun 1 de regeling der staats
rechterlijke verbindingen in Servië, Rume
lië en Wallachij e. In 1829, na een ver
nederenden oorlog met dit rijk worden de
eilanden aan den Donaumond en de kust
streek van Kaukasia aan Rusland afgestaan
en het beschermrecht over genoemde staten.
In 1833 werd de band met Egypte en Klein
Azië losser gemaakt, dank zij de tnsschen-
komst van Rusland, Turkije's ouden vijand,
nu zyn bondgenoot om te voorkomen dat heel
Azië en Afrika den Turk ontvallen. Ne
derlaag op nederlaag lijdend tegen Mehe-
med Ali in Syrië wordt door de tusschen-
komst der groote mogendheden den zieke
de behulpzame hand. geboden, waarop Syrië
van vijanden vrij komt en Mehemed Ali
zich tot Egypte moet bepalen. De hulp
wordt echter betaald met gedwongen slui
ting van Bosporus en Hellespont voor
vreemde oorlogsschepen.
In 1861 is de toestand wanhopig, en
Turkije ryp voor het smadelijkst bankroet.
Moldavië en Wallachij e, straks tot het
koninkjijk Rumenië vereenigd,Jscheurenzich
los in 1862. Van 1866 tot 1869 heeft de
sultan handen vol werks om den opstand
op Creta te dempen. In 1867 wordt de
Turk ook uit Servië verdreven, e* Egypte
al meer van hem vervreemd.
Achtereenvolgens krijgt hy het (1875 en
1876) met Bosnië en Herzegowina, Ser
vië en Montenegro te kwaad. De uitslag
was dat bij den vrede van San Stefano
het Turksche ryk tot zyn tegenwoordig
zeer verkleind gebied in Europa beperkt
werd.
Rumenië en Servië werden onafhanke
lijk verklaard. Dobroedsja werd aan Rus
land afgestaan. Boelgarije met Thracië e*
Macedonië werd tot een afzonderlijk vorsten
dom vereenigd.
Maar op die manier schoot er voor
Turkije te weinig over naar Engelands
zin. Eu zoo werd dan op 't oongres
van Berlijn beslist, dat Thracië en
Macedonië by Turkije bleven. De mogend
heden kregen echter het recht van bezet
ting in Bosnië, Herzegowina en Novibazar
(Oostenrijk), Cyprus (Engeland) en de
Zwarte Zee (Rusland). Griekenland ver
kreeg Epirus en Thessalië. Tunis ging aan
Frankrijk over. Noordelijk Thracië werd
ender den naam Oost Rumelië als zelfstan
dige provincis erkend doch scheidde zich
spoedig geheel af en vereenigde zich met
Boelgarije.
En wanneer nu het overige Thracië en
Macedonië hun kans schoon zien, zullen
zij zich ongetwijfeld haasten zich aan het
zwakke, dure, doodende, fanatieke beheer
van de Porte, of liever van de ambtenaren
der Porte te ontscheuren.
Macedonië in het noorden en Creta in
het Zuiden van het Enropeesch Turksch
gebied, hebben dat dezer dagen getoond
door voor de zooveelste maal in opstand
te komeu.
Beginnen wij met Creta.
Thans heet het Candia, de Turken
noemen het Kirdidieen eiland in de
Middellandsche Zee, over welks geheele
lengte, ongeveer anderhalf maal die van
ons land, een bergketen loopt, waartoe
de Ida behoort, welke uit ïde Grieksche
mythologie (fabelleer) bekend is. Volgens
deze is op genoemden berg uit het huwe
lijk van Saturnus en Rhea, god Jupiter
geboren, de god des hemels en de vader
der goden en der menschen, terwyl hij
aldaar, onttrokken aan de vervolgingen
zijns vaders die het kind te doodenzooht,
door de nimfen werd opgevoed.
Van veel grooter belangrijkheid is dit
eiland evenwel voor ons Christenen hier
door dat het in de Schrift genoemd wordt,
dat I'aulus er geweest is en er het woord
Gods gepredikt en er Titus achter „ge
laten" heeft (Titus 1:5) om de gemeente
des Heeren aldaar te stichten. En ook
omdat hij er op zij ne reis als gevangene naar
Rome (Zie Hand. 27) ook geweest is en,
voorziende den storm, den hoofdman gewaar
schuwd heeft om van Creta niet af te varen.
Zooals de lezer weet heeft men des apos
tels raad in den wind geslagen; en toen
men eindelijk bij het opsteken van den
Storm op Creta wilde terugkeeren en in
de haven van Felix binnenloopen, bleek
het te laat.
Uit de mededeelingen van Lukas blijkt
dat op het Pinksterfeest te Jeruzalem ook
vrome Joodsche mannen van Creta tegen
woordig waren (Handel. 2 11) terwijl
uit Paul us' brief aan Titus blijkt hoe
schromelijke afdwalingen in de Christelyke
gemeente op dat eiland te bestraffen waren.
Voornamelijk onder hen die uit de Joden
waren overgekomen. Men kan dit lezen in
Titus I. De Cretenzen hadden over 't al
gemeen bij de volken geen besten naam
en ook onder hun eigen volkje niet. Een
hunner eigen wijzen had gezegdDe Cre
tenzen zijn altijd leugenachtig, kwade
beesten, luie buiken. En Paulus, dit ver
nemende, zeideDeze getuigenis is waar
(Titus 1 12. 13).
Oorspronkeiijk waren de Cretenzen eene
Egyptische kolonie die beschaafd was en
onder een goede wetgeving leefde. Het
eiland telde wel honderd steden, die bloei
den door zeevaart, handel en nijverheid.
Na Paulus' prediking werd het geheele
eiland aan het Christendom geloovig, de
Ooster Romeinen (Grieken) bezaten en be
zetten hetdoch in de 9e eeuw ging het
eiland uit Byzantijnsche in Saraceensche
handen overdan de Grieken herwonnen
het, om het in 1204 bij de verovering
van Constantinopel door de Latijnen, aan
de Venetiërs te verliezen. In 1669 kwam
Creta onder Turksche heerschappij en
bleef 't, behoudens een kort interregnum
van den Egyptischen onderkoning. Moede
van het Turksche wanbeheer stonden de
Cretenzen in 1866 tegen de Turken op,
doch tevergeefs. Zij zonken allengs in den
toestand van slavernij terug, doch konden
den achteruitgang en dat ondanks 't schoo-
ne klimaat, den vruchtbaren grond en de
deugdelijke handelsgelegenheden, niet lang
verkroppen. Thans na 30 jaren duldens,
is de bevolking door de Grieken in 't ge
heim, daarna openbaar geholpen, opnieuw
tegen de Turken opgestaan. Aanvankelijk
leden de Muzelmannen verliezen doch de
(meest Grieksche) Christenen die de minder
heid der bevolking uitmaken, zullen 't op
den duur niet uithouden.
Creta telde voorheen ruim een miljoen
inwoners. Sinds echter de Turk er zyn
doodelijken voetstap zette, is de bevolking
er tot 275 duizend geslonken.
Dat het ook daar tot een nieuwen op
stand komen moest is te begrijpen.
Of nu alle berichten over groote mis
handeling der Christenen door Turtcen zoo
juist zyn als beweerd wordt, kunnen wij
moeilijk beslissen.
De Engelsche pers heeft er een handje
van om de gruwelen buiten haar landpale
gepleegd, breed uit te meten, terwijl zij
zwijgt over de moorden door haar eigen
natie in de Engelsche bezittingen, of liever
bezettingen, bedreven. Overal waar do
Engelschman den voet zet, daar moordt hij,
niet met de sabel zooals de Turk doet,
maar met de Maxims, waarvan er een
genoegzaam is om er honderden weg te
maaien. Doch hoe het zij, ook op Creta
geschieden de grootste ongerechtigheden,
al zyn zij niet zoo groot als de Engelsche
pers het voorstelt.
En dat de bedoelingen der Porte lang
niet zuiver zijn, blijkt wel uit het feit