NIEÜWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho; 124. 1896. (Dinsdag 21 Mi. tiende laargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. J Uit een bericht in ons blad kunnen de lezers zien voor welke zonde de onderwijzer Den Hartog uit Amsterdam voor niet-eervol ontslag wordt voorgedragen. Het dagelijksch bestuur dat hem voor ontslag voordraagt, bestaat op een na uit liberalen, radicaal liberalen en radicalen. Vooruitstrevende mannen die principieel van den beklaagden onderwijzer in niets verschillenen slechts gradueel door de opvatting van wat mag en niet mag of wat nu reeds of nog niet mag van hem zijn gescheiden. Strafrechtelijk zijn de gebezigde woorden stellig niet vervolgbaar. De onderwijzer pleegde hier geen verzet tegen zijnevsupe- rieuren. Of hij op het standpunt der liberalen eigenlijk wel strafwaardig is, zal dus de groote vraag zijn. En de weinig principiëele vraag der radicalen of de man niet te zwaar gestraft wordt, toont wel de onvastheid van het standpunt aan waarop deze heeren staan. Zoolang echter de neutraliteit niet ver biedt dat sociaal democraten onderwijzers op de openbare school kunnen zijn, zoolang zal de gemeentelijke overheid het ook moeten dulden dat deze heeren in sehool- zaken die niets met sociaal democratie te maken hebben, met hunne collega's van meening verschillen en desnoods op minder parlementaire manier daarvan jegens hen doen blijken. Socialisten of niet, de heeren klasse on derwijzers hebben groot gelijk dat zij met allerlei eerlijk wapen strijd voeren tegen vernederende en karakterbedervende klasse examens. Met den leider der beweging onschade lijk te maken, stuit men niet alleen de beweging niet maar houdt men ook het socia lisme niet uit de harten der openbare onder wijzers. Wij die op een ander standpunt staan, kunnen deze historie lezende niets anders doen dan de vraag herhalen, waarom men niet mede werkt aan de verwezenlijking van het denkbeeld; de vrije school voor heel de natie. Dan snijdt men immers al dergelijke gebeurlijkheden at. De socialis ten krijgen dan even goed hun eigen school, als de liberalen en de geloovigen. Dan is er een zedelijk contractdan is er vrijheid van beweging; dan is er voor elke school een leven uit eigen beginsel. Nu is de openbare school nog het hei lige huisje der liberalen. Zij wordt het reeds hier en daar van de radicalen. Zij zal het eens zijn der sociaal democraten. Iedere party die de macht erlangt, kan haar annexeeren. Een verplaatsing meer en meer van den schoolstrijd naar eigen boezem. Door aan vaarding van de beginselen van het Unie Rapport ontkomt men aan dezen toestand. Vrij onderwijs voor elke groep die 't ver langt. Dat is het beste. O Homoeopatisch Maandblad no. 7 bevat een kort „In Memoriam" aan den oudsten der homoeopathische geneesheeren in Ne derland dr. Gruber die op 75 jarigen leef tijd de vorige week te Utrecht overleed. oorts een artikel „Een rechtvaardig oor deel' Dan een opstel over „Het eeuw feest der Homoeopathische geneeswijze". Vervolgens „Iets over de behandeling van krankzinnigen km het laatst der vorige eeuw". En eindelijk „Tegenwerpingen te gen de Homoeopathie". De opstellen zijn geschreven door bekende Homoeopathische geneesheeren. Het laatste dat vandr. J. V. behandelt de volgende tegenwer pingen Geloof. Dieet. De Homoeopa- ten zyn eenzijdig. De Homoeopathie heeft geen versterkende middelen. De Homoeo pathie heeft geen purgeermiddelen. Kinde ren hebben een groote hoeveelheid kor reltjes zonder nadeel voor gezondheid in genomen. Zulke kleine hoeveelheden art senij kunnen onmogelijk helpen. Dat zijn wel de meest gewone bezwaren die tegen de Homoeopathie worden ingebracht. Wij vestigen op deze bezwaren en de weerleg ging er van gaarne de aandacht, zonder in het minst voor of tegen een van beide geneeswijzen ons partij te stellen. Trouwens de Homoeopathische geneeswijze spreekt voor zichzelf. De verkiezingen voor de eerste kamer hebben ten gevolge gehad dat een liberaal lid zitting hebbende voor de provincie Gel derland, "plaats maakte voor een Roomsch oud-lid der tweede kamer, mr. Reekers. En dat een liberaal, zittende voor Zeeland, vervangen werd door een antirevolutionair jhr. mr. v. Asch v. Wijck. De verhouding der partijen wordt hier door 31 tegen 19. Verder zouden de „antiliberalen" het onder de thans oude Kieswet het wel niet hebben kunnen brengen. Hadden alle „antiliberalen" ook in Fries land en Overijsel voor jaren één lijn ge trokken, dan zouden wij natuurlij k verder geweest zijn. Doch die kans is thans ver keken. En wat onze provincie betreft, betuigen wij onze ingenomenheid met deze verkie zing het meest, wijl de oud-gouverneur van de West zoo spoedig de gelegenheid ver kreeg, als onverdacht antirevolutionair, in een der beide Kamers der Staten-Generaal terug te keeren. In het verslag van de rede des hoeren Lohman staan twee onjuisthedeneen lapsus aan 't begin en een hiatus aan 't slot. Aan 't begin staat Epr. beschouwt de kiezers niet als vreem delingen maar als vrienden. Voor vreemdelingen leze men souvereinen. Aan 't slot staat De liberalen komen ook op voer volks rechten. Maar er is verschil in grond. Dit moet zijn „De liberalen komen ook op voor volksrechten. Dus is dit niet iets kenmerkends antirevolutionair. Maar er is een ander kenmerk. Wij antirevolu tionairen eeren het gezag omdat het uit God is". Het slot der rede van den heer Lohman dient nog aangevuld met deze tirade die wij uit het verslag in De Ned. over schrijven: Het gezag is een instelling Gods. Daar over hoort men wel, helaas de antirevolu tionairen in den laatsten tijd niet veel meer spreken. Men maakt zich liever druk over wie het gezag zullen uitoefenen. Maar niettemin blijft dit punt van een allesbe- heerschend gewicht. Laat ons bovenal letten op den grondslag van het gezag en als goede antirevolutionairen vasthouden aan God zelf als de bronwel, aan wien alle gezag, dat op aarde wordt uitgeoefend, ontvloeit. De werkstaking te Maastricht is niet alleen nog niet geëindigd, maar 't einde er van is ook nog niet te voorzien. Een onpartijdig onderzoek bij beide partijen door mr. Kruseman, namens Het Handelsblad verricht, heeft geleid tot de gevolgtrekking dat het recht en de eerlijk heid wat trouwens meer gebeurt aan de zijde der verdrukten is. De mededeelingen der stakende werklie den kunnen den toets der waarheid door staan. Niet, naar de heer Kruseman meent, die der firma. Loonsverlaging, wijzigingen inhetloon- tarief, ongemotiveerd ontslag aan de werk liedendie bestuursleden zijn der vereeniging; 't is alles waar bevonden. De firma Regout heeft beweerd dat de „zeven" die zij ontsloeg socialisten waren. Dit is niet waar. Zij zijn geen socialisten zy zijn alleen bestuursleden eener vereeni ging die de firma onwelgevallig is. Zoo ooit dan is hier een machtsmisbruik van het kapitaal, waartegen de geheele pers moet protesteeren niet alleèumaar 't ook inderdaad doet. Het is te hopen dat de werkstaking ten gevolge van dit onderzoek eindelijk ophoude. Voor de firma staat de gelegenheid voor eene eervolle retraite nog steeds open. De heer Pyttersen heeft haar de be noeming van een verzoeningsraad uit en door de beide partijen aangeraden. Het geldt hier een beginsel. Een beginsel van vrijheid van vereenigen en organiseeren van den Arbeid, waaraan te tornen toch wel niet helpt, doch waartegen allerminst de macht van het kapitaal zich heeft te keeren. Ook in België, het land der vrijheid, staat met het recht der vrije burgers nog niet best. De stemming is geheim, leder kiezer is vrij te stemmen wie hij wil. Waarheden als koeien, zou men zeggen. Toch zijn er conservatieve bladen die dit metterdaad schijnen te betwisten. Het is namely k uitgeleid dat de liberale burgemees ter van Brussel, Buis, bij de herstemming in plaats van op de clericalen, op de socia listen heeft gestemd. Dit schijnt eene dood zonde. Men roept nu openlijk dat hij in ongenade bij den Koning moet komen, dat hij afgezet moet worden. Aan den Koning wordt zelfs in overweging gegeven dat niet dadelijk te doen, doch bij gele genheid, bijv. door by eene eerstvolgende officiëele receptie hem van zijn ongenoegen te doen blijken. Tegelijk ook een wonderlijke opvatting van de persoonlijke vrijheid des konings. Ofschoon wij ons niet bewust zijn den heer Staalman door onze opmerking bij 't overnemen van zijn grove beschuldiging van papegaaienwerk te hebben gekrenkt, willen wij toch zijn protest tegen onze opvatting en die van andere bladen de Nieuwe Prov. Gron. Crt. had van niet- christelijk gesproken wel overnemen. Hij zond 't aan De Hollander Mijnheer de Eedacteur In uw vorig nummer wordt een stukje overgenomen uit De Graafschapper, die 't weer geknipt had uit de N. Prov. Gr. Ct. Door deze handeling hebt gij u schuldig gemaakt aan opzettelijke verdacht making. U toch is bekend, mijn antwoord aan de „Volkscourant van Appingedam" in deze kwestie. U heeft dat antwoord gelezen, want in de Volkscourant van 11 Juli jl. beantwoordt de heer H" de Wilde mjjn schrijven. U wist dus dat de Graafschapper op gezag van de N. Pr. Gr. Ct. onwaarheid schrééf. U weet, dat ik niet die anti-rev. bladen papegaaiachtigheid verweet die de houding der club-Van Alphen goedkeurden, maar dat mijn beschuldiging d i e bladen gold, die u hebben nagepraat. U heeft uw lezers voorgelogen, dat de club-Van Alphen tegen de kieswet stemde, omdat vóór de wet te stemmen niet anti-revolutionair zou zijn, Zij mocht niet voorstemmen, zoo hebt ge beweerd, dat verbood haar het beslnit der Deputa- tenvergadering. Dit nu jheelt schier de gansche a.-r. pers u als een papegaai nagepraat en dat heb ik in mijn blad in éen woord naar genoemd. Ik heb dat naar genoemd, omdat er uit spreekt hoe weinig nauw men het neemt met de [waarheid. Uw beweren was onwaar en dat be wijst u de heer De Wilde, die in dato 9 Juli in de Volkscourant van Appingadam schrijft „De heeren Van Alphen c. s. stemden te gen dergelijke wetomdat zij blijkbaar de verantwoordelijkhoid voor de toekomst niet op zich wenschen te nemen.1' Zoo heb ik het ook begrepen. Precies wat ik altijd beweerde. En nu ware het eerlijk geweest wanneer de heer De Wilde dit be kend gemaakt had ook in zijn eigen blad De Hollander. In plaats daarvan maakt hij mij opzet telijk verdacht, door overname van een stukje onwaarheid. Ik zou u willen raden, deze taktiek tegen over mij te laten varen, wanneer ge althans de a.-r. partij lief hebt. Wanneer de ,heer Lohman bejegend is door een goed deel van de a. r. pers op de wijze waarnaar men het met mij schijnt te willen beproeven, inderdaad, dan begrijp ik volkomen zijn gerechtvaardigde verbit tering. Weet echter M. de R.Staalman is vol bloed democraat en is dus niet van plan zich door een zekere combinatie te laten uitkleeden vóór hij naar bed gaat. Staalman. Natuurlijk laten wij die persoonlijke aanvallen op zijn plaats. Het is niet ken merkend democratisch om persoonlijk te zijn. De Hollander geeft in haar antwoord aan den heer Staalman daarvan een zeer loffelijk en navolgenswaardig bewijs. Maar de heer Staalman meene niet dat hij zijn zware beschuldiging hiermee heeft goed gepraat. Wy hebben indertijd hetzelfde beweerd als de Hollandermaar daarom hebben wij haar niet nagepraat. Wij zien liefst door eigen oogen. Maar dat de a. r. pers hier eenstemmig was in haar lof voor de club-Van Alphen was een gevolg van de feiten. Overigens zijn ook wij er sterk voor by bestrijding van 't zij links, 't zij rechts afwijkende gevoelens van kamerleden, waar digheid te betrachten. Klein en groot. Maak het kleine niet groot, zegtDs. J. de Liefde in een van zijne geschriften. Roep niet om een stoomhamer, ten einde eene vloo te dooden, en als er een knoop aan uw hemdsmouw ontbreekt, zet dan tegen uwe vrouw geen geziekt, alsof zij u den pols had afgesneden. Gij zijt en blijft toch maar een burgerman, ai steekt gij op uw verjaardag ook een vlag uit. En doe niet van u spreken, alsof gij geheel Noord-Holland van den watersnood verlost hebt, omdat gij eens bij laag water een man uit den Achterburgwal gehaald hebt. Maak het groote niet klein, want zoo doende zoudt gij er eindelijk toe komen, God, zoo 't mogelijk ware, van zijn troon te stooten. Zoo gij eene edele daad ziet geschieden, waartoe u de moed ontbroken heeft, verberg uwe schaamte dan niet door schamper te roepen: ,,'tls ook wat!" Klop ook iemand, dien God grooter ge maakt heeft dan gij zijt, niet familiaar op den schouder omdat hij nietged wongen worde u over den schouder aan te zien. Wat hoog is bij de menschen is wel is waar een gruwel voor God, maar 't is niet minder een gruwel voor Hem, wanneer de menschen klein ma ken wat Hij groot gemaakt heeft. Patrimonium. Een klein stukje geschiedenis van den zegen op den zwaren arbeid der Heldring gestichten wordt in den jongsten „Bode" onder den titel „Een lichtpunt" door me juffrouw M. P. vermeld. Het luidt als volgt: Als wij van een meisje in langen tijd niets hooren, of als zij nooit schrijft, is dat een slecht toekeu, zoo zeggen wij als regel. Gelukkig echter heeft deze regel zijne uitzonderingen, dit ondervond men korten tijd geleden op Bethel tot veler vreugde. Jaren geleden was daar een meisje ge weest, zij behoorde tot het derde honderd tal en nu hebben wij de duizend reeds ge haald. Geen wonder dus, dat haar beeld wat op den achtergrond was geraakt en wie nog een oogenblik aan haar dacht, herin nerde zich, dat zij lastig was, en brutaal kon zyn en ongehoorzaam: een moeielijk persoontje om mee om te gaan, maar zoo als die opbruisende karakters wel meer zijn, toch hartelijk en met goede eigen schappen door de kwade heen. Zou het goede in haar hart gezegevierd hebben Wie kan het zeggen Zij was al lang geleden weggegaan en zij liet niets van zich hooren. Anderen namen haar plaats in huis in, en kon het anders, ook die in onze belangstelling. Er is hier zoo veel, dat dagelijks al onze krachten en be langstelling eischtdie weggaat zonder iets van zich te laten hooren, geraakt op den achtergrond. Maar zie, daar verschijnt plotseling een brief, de schrijfster heeft zich niet op de hoogte gehouden van de veranderingen, die zich hebben voorgedaan. Zij is blijven staan bij het oude, maar dat oude is dierbaar gebleven aan haar hart, zij heeft het niet kunnen vergeten. Zy schrijft nog aan Juffr. Langelaan, aan wier leiding zij zooveel te danken heeft. „Lieve Juffrouw. Het is mij een innige behoefte des har ten om u te schrijven. U heeft in geen jaren iets van mij vernomen, maar niet temin heb ik altijd zeer veel aan u gedacht. Het is verschenen Februari twintig jaar geleden, dat ik Bethel verliet en er gaat geen dag om, dat ik daar niet over denk. Het is al zeer lang geleden en er is veel in dien tyd gebeurd ik heb nu vijf kin deren en daar is de oudste twaalf jaar van en de jongste vijftien maanden, ik heb er een jongentje bij, en vier meisjes, allen nog klein. Ik ben al vijf jaar uit mijn winkel, het wilde niet meer gaan door de groote concurrentie; al ver koopt men goedkoop, een ander doet het nog goedkooper en dan kan men het niet volhouden, zoodat het nu alles van mijn mans verdienste moet komen. Ik behoef u niet te zeggen, dat ik een groote zorg heb, wij zijn er niet op vooruitgegaan, maar het zal zeker zeer goed zijn. Het leert ons afhankelijk te leven van Hem, die de bloemen des velds en de vogelen des Hemels kleedt. Ik heb het zeer druk en moet alles alleen doen en zonder eenige hulpwant de kinders gaan allen nog school, alle week heb ik een groote waseh te wasschen en te naaien, stoppen en nog zooveel meer, te veel om te noemen. Het is een groote zegen voor mij, dat ik de handen zoo goed heb leeren gebruiken, dat alles heb ik met Gods zegen geleerd op Bethel en boven dat alles heb ik er geleerd, het eeuwig heil te zoeken en ook te vinden. O mochten alle meisjes, die op Bethel zijn, het toch goed beseffen, hoe noodig en nuttig het is, dien tijd op B. goed te besteden. Naderhand is het te laat, dan kan dat niet meer. Mijn hart is altijd met dankbare liefde vervuld jegens hen, die mij leerden. Ik woon nu (hier volgt het adres) op een tweede etage, dus dat is nog al hoog en lastig om met zulk een kleintje op straat te komen, maar nu ben ik aan het zoeken naar een benedenhuisje, dan kan de kleinste ook nog wat van de lucht genieten, als het mooi weer is. Ik hoop dat de Heer het geven zal, dat ik slagen maghet leven in een groote stad is duur en niet zoo prettig als buiten. Ik zou zoo graag zulk een huisje hebben, maar wij zullen het maar biddend in des Heeren hand geven, die zal het alles wel maken. Als u Juffrouw D. S. spreekt, wees zoo goed haar mijne hartelijke liefdegroeten over te brengen. En nu wilde ik u lieve Juffrouw nog vragen, als het u belieft en het is mogelijk, mij, al is het geen groote brief, een klein lettertje terug en dan had ik nog een beleefd verzoek aan u, ik wilde nog zoo graag Bethel-almanakken hebben die zyn zoo mooi. En nu zal ik zachtjes eindigen. Zeker zal het onze lezers, evenals ons, leed doen, dat er niet nog meer in den brief staat. De eenvoudige hardwerkende vrouw, die het lang niet gemakkelijk heeft op de wereld en wier eenig werkelijk leed schijnt te zijn, dat zy haar kindje niet genoeg buitenlucht kan geven, is het niet een beeld van menige tobbende, zwoegende moeder uit onze groote steden Maar hier zyn lichtpunten, neen hier is een groot licht dat alles omstraalt en heiligt. Zij heeft geleerd het eeuwig heil te zoeken, zij heeft het mogen vinden en met dankbare liefde denkt zij terng aan hen, die haar den weg wezen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1