1 hoi HOF Vruchi Bouw- en en 2 Gei Barometer: ADVEBTENTIEN. OPENBAI met Huis een percc 1 per ongevee GEMENGDE BERICHTEN Woensda Woensdag te ko Vrijdag openbi Ontvang Firma Wed. Goes. Zaterdagmiddag, terwijl eenige kinderen aan liet magazijn eener firma in landbouwwerktuigen alhier, spelende wa ren aan een snij molen, had het zoontje van R. alhier de onvoorzichtigheid of het ongeluk om met zijne hand dermate in aanraking te komen met dit werktuig dat drie zijner vingers ernstig gekwetst werden, een van dewelke door dr. Kooman moest worden afgezet. Men meldt, dat de firma Alberts en Co. te Middelburg in hare houtzagerij de stoomkracht gaat vervangen door electri- citeit en zich voorneemt, alsdan voor haar personeel den 8-urigen arbeidsdag in te voeren. Thans heeft de firma reeds loonsver- hooging gegeven. VI. Crt. Vlissingen. Door twee ondernemende ingezetenen alhier is besloten tot het op richten van eeue houtskoolbriquettenfabriek Het terrein dat zij daarvoor kozen, is ge legen aan den Singelweg naast de electro- tinfabriek. VI. Crt. Rilland. Met het begrinten van de verschillende dwarswegen in den Reiger bergschen polder is de aannemer jongstle den Vrijdag klaar gekomen. Zaterdag werd door het bestuur van dien polder in te genwoordigheid van den opzichter en den aannemer het werk opgenomen en geble ken voldoeade te zijn. De aannemer de heer B. den Exter van den Brink heeft er alle eer van. Uitgezonderd de twee zoogenaamde „vierde" wegen welke ge keerd werden zijn thans alle dwarswegen geheel of althans voor een groot gedeelte begrint, Een landbouwer te Hoonsterzwaag (Schoterland) eergisterenmorgen te zijnen huize bezig met het verplaatsen van een stier, werd door het dier op zoo verschrik kelijke wijze mishandeld, dat het inroepen van geneeskundige hulp onverwijld nood zakelijk was. 't Bleek dat hij zeer ernstige verwondingen had bekomen eenige ribben waren naar binnen geduwd, terwijl op ver scheidene plaatsen het lichaam zwaar was gekwetst. De stier had hem tot driemaal to e in een hoek geduwd en ten slotte op de horens genomen en over een schutting geworpen Terwijl de post al genoeg te doen heeft met het ontcijferen van adressen, welke door onvolledigheid, door gebrekkige ontwikkeling van de afzenders niet goed begrijpelijk zijn, heeft men altijd nog „grap penmakers", die het den postambtenaren nog moeilijker maken door een adres te schrijven in den vorm van een rebus. Zoo kwam te Amsterdam een briefkaart uit den vreemde aan met het woord „Hollande" en verder niets dan twee vechtende slan gen. Een postbeambte achtte het in overeen stemming met de taak der posterijen deze rebus op te lossen, en de briefkaart te zenden aan den heer Dudok de Wit, „Slangenvecht", bij Breukelen. Honderd kazen op den loop. Boer Jan, een steile zeventiger, had thuis aan onbekende kaashandelaars 100 groote kazen verkocht voor een prijs, die hem een paar vroolijke plooien bracht om zijn. vast gesloten mond. De kaashande laars hadden het nommer van den kelder opgegeven, waarin hij op een der grachten van Amsterdam een paar dagen later de kazen leveren moest. In d9n morgen van den bepaalden dag werden op twee wagens de honderd groote kazen geladen. Op den eenen wagen zaten de boer en zijn zoon, op den anderen de knecht. De lucht was heet, de zon scheen vroolijk, en de boer was warm en blij. De zwaar beladen boerenwagens holderden en bolderden over den weg en de oude keien van de gracht. Voor het huis met het opgegeven nom mer beschilderd hield het holder-gebolder plotseling op, de deur ging open, de twee kaaskoopers kwamen eruit en de kazen gingen er in. „Vrind rij nou naar het Café Bisschop op den Dam, daar zullen wij jou betalen wat wij schuldig zijn." De boer en zijn zoon en zijn knecht reden vroolijk en blij en nog heeter dan eerst langs de warme grachten en straten der stad en hielden voor het café Bisschop stil; de boer en zijn zoon gingen binnen, de knecbt moest buiten blijven bij de paar den en de wagens op den Dam. De kaaskoopers kwamen en gingen zitten bij den boer en zijn zoon met een tafeltje in hun midden en glaasjes erop. De eene kaaskooper kwam met een por tefeuille en een potlood voor den dag en krabde cijfers op het papier met zoodanig geweld, dat het zweet hem langs het voor hoofd liep. Plotseling stond hy op en ging naar buiten, om daar te doen wat hy minder gevoeglijk in de zaal kon doen. De andere kaaskooper, die nog zat bij den boer en zijn zoon, scheen wat onge duldig te worden, toen de ander langer wegbleef dan bem aangenaam washij nam daarom portefeuille en potlood van den ander over en zette het krabben van cijfers voort met niet minder geweld. Nog was de eerste niet terug, toen ook de tweede opstond en kijken ging waar de ander bleef, die de gelden, volgens de verklaring van den tweede, bij zich droeg in zijn zak. Ook de tweede ging dus naar buiten en de knecht van den boer kwam naar binnen. „Ik heb je gezegd, datje bij de wagens en de paasden moest blijven, waarom kom je hier?" „Wel baas! die mynheer heeft gezegd, dat ik maar een borrel moest nemen, hy zou wel op de paarden en wagens passen." Weg vloog ook de boer naar builen, naar zijn wagens met de paarden, die na tuurlij k onbeheerd stondenweg vlogen de paarden met de wagens, den boer, den zoon en den knecht, naar den kelder, doch koopers noch kazen waren te vinden. Toen naar de politie, met wier hulp zij een der afzetters hebben gevonden. Te Terschelling verdronk Vrijdag een tweejarig kind in een kuip met water. Te Arnhem viel een vierjarig kind in een pot met kokend water en stierf aan de beko men brandwonden. De zeeramp bij Qnessant. Latere berichten omtrent bet vergaan van de „Drummond Castle" versnelden, dat slechts twee personen der bemanning zijn gered, James Wood en William Goldbolt de derde geredde is een passagier, Charles Marquardt, in dienst bij de „Rand Mines, Limited", die met verlof naar Engeland ging. Zij werden bij nacht op het wrak gered en naar Isle de Molène gebracht. Drie uur nadat Wood en Grodbolt waren opgevischt, kwamen een aantal visschers- booten door een menigte wrakgoed en kisten, waartus=cken het lijk van een man. Deze, opgevischt zijnde, werd in het bezit gevonden van een horloge, dat om elf uur was blij ven staan. Toen werd onmiddellyk een onderzoe kingstocht om de verschillende rotsen on dernomen, waarbij verscheiden lijken wer den gevonden; onder deze een aantal kin deren, in nachtgewaad gekleed. Toen de visschers te Molène aankwamen, was daar de reddingsboot in gereedheid gebracht, doch deze ging niet uit, daal de visschers verklaarden, dat van een schip niets te zien was, evenmin als van dren kelingen behalve degene, die zij aan boord hadden genomen. Uit de verslagen der geredden is 'tvol gende bericht opgemaakt Het was fraai, kalm weer, alleen werd het uitzicht door een lichten mist eenigs- zins belemmerd. Verscheidene passagiers waren nog aan dek, alleen de vrij talrijke kinderen waren naar de kooi. Eensklaps hoorde men een lang gekraak en het voor steven van het schip begon te zinken. Op dat oogenblik was kapitein Pearce op de brug en luitenant Brown op het vooiste ven. „Kalm blijven jongens riep de ka pitein dadelijk. Daar hij meende op de waterdichte schotten te kunnen rekenen, gaf hij order het dek te doen ontruimen maar de „Drummoud-Castle" zonk meer en meer en de passagiers liepen in de grootste verwarring door elkaar, loen hij zag dat alle hoop verloren was, beval de kapitein dat men de booten moest uitzetten. De matrozen haastten zich te gehoorzamen, maar voordat zy de booten konden uitzet ten, zonk het schip, naar Wood zeide, als een blok lood". Hij, Wood, stond bij een der booten, die hij had losgemaakt. Toen het schip zonk, geraakte hij onder de sloep, maar hij dook, wist er onder nit te komen en klom er in. Iets verder zag hij zijn kameraad Goldbolt zwemmen. l)oor middel van een plank, die hy uit het water had opgevischt en die hy als riem bezigde, wist hij hem met de sloep te bereiken en redde hem. De stroom deed de sloep met de twee zeelieden van de plaats des onheils afdrijven. Om 2 uur na middernacht, hoorden zij in hun nabij heid een stem, die in het Engelsch om hulp riep riep. Het was een der schip breukelingen, die eveneens door den stroom was meegesleept. De beide zeelieden tracht ten hem te bereiken, hetgeen met de ge brekkige hulpmiddelen, die zij hadden om hun vaartuig te besturen, niet gelukte en de ongelukkige werd voor bun oogen door de zee verzwolgen. Den geheelen nacht dreven Wood en Goldbolt rond, slechts gekleed in hemd en broek. Toen de dag aanbrak zagen zij om zich heen niets meer dan lucht en water, geen enkel zeil ver toonde zich aan den horizon. Wood lag met kramp op den bodem van de boot en kon zich niet meer bewegen. Om zeven uur zagen zij in de verte een schip, daar was de redding. Goldbolt richtte zich in zijn volle lengte op en zwaaide met de armen. Gelukkig werden deze teekenen opgemerkt het overige weet men. Het hartverscheurend gejammer der vróuwen en kinderen, die met het schip in de diepte verdwenen, zal ik mijn leven lang niet vergeten", voegde Goldbolt er bij toen hij zijn verhaal geëindigd had. Beide geredden hebben een begrafenis van slacht offers bijgewoond. De derde gerelde, Marquardt, zegt het volgende Te kwart over 10 ging ik naar de rook- salon, toen ik een lichten schok voelde, en het schip van voren zag zinken. Uit voor zorg nam ik mijn overjas en zwemgordel ter hand, doch eer ik ze kon aandoen, zonk het schip en bevond ik mij in het water. Zeven of acht personen stonden naast mij, onder welke een vrouw, die mij in haar angst by de keel greep. Ik maakte mij van haar los en hielp haar op een stuk wrakhout. Toen het daglicht kwam, be vonden wij ons nog slechts met ons drieën, allen manuenik zelf, de heer Ellis, en een passagier, wiens naam ik niet ken. Ellis greep een rooster, dat op den vloed ons werd toegevoerd en liet daarom het stuk hout los, waarop wij beiden gingen zitten. Onze onbekende passagier was uitgeput geraakt en kon het niet langer uithouden. Een paar maal draaide hy zich om, en toen verdween hij in de diepte. Ik greep hem bij zyn zwemgordel, doch die ontglipte mij. Toen begon ook mr. Ellis de hoop op redding op te geven. Ik geloof, dat hij tegen negen uur des morgens gestorven is, maar hij kan ook langer tijd geleefd hebben. Het getij begon nu te keeren, en het wrakhout kwam los van de „grating". Ik greep een dichtbij drijvend stuk hout en hield het vast. Kort daarna zag ik een visschersschuit naderen en riep haar aan met al de kracht, die ik nog in ray had, maar ik kreeg geen antwoord. Toen moet ik zeker myn bewustzijn heboen verloren, want ik herinner my niets meer tot hot oogenblik dat ik mijn oogen opende en den dapperen visscher Berthele over mij heen gebogen zag staan. Hij had mij in bet water zien drijven, toen hy naar huis terugkeerde, en mij aan boord genomen hij behandelde mij met de grootste vrien delijkheid. Het was toen tien uur inden morgen. Ik had twaalf uur in het water gelegen." De weg langs kaap Finistère is een der gevaar lij kste van den geheelen Oceaankapitein en officieren van de„Drummont Castle,"allen er varen zeelieden, kenden die gevaren. Boven dien, zijn nergens langsde kusten zulke nauw gezette maatregelen getroffen om ongelukken te voorkomen als hier. Het vergane schip was slechts 15 jaren oud en in uitmun tenden staat, bovendien was de zee kalm, weinig wind en onbeduidend mist. Men neemt daarom aan, dat de kapitein roeke loos is geweest om tijd te winnen en de reis binnen den vastgestelden tijd te vol brengen, iets waar de Engelsche zeelieden hun eer in stellen. Hij heeft den kori sten weg genomen, maar die ook het meeste gevaar oplevert, en dit heeft de ramp veroorzaakt. Wij kennen allen het door den pro feet zeiven vermelde en door den Heiland bevestigde verhaal van Jonas, die drie dagen en drie nachten in de maag van een walvisch vertoefde. Wil men den heer Courbets, een wal- vischjager, gelooven, dan is een dergelijk voorval nu voor eenige jaren aan een van zijn matrozen overkomen. In Februari, zoo vertelt genoemde heer, bevond zich de walvischvaarder „Star of the East" in de zeestreken der Malouines. Twee booten waren uitgezonden om op een grooten walvisch jacht te maken. Voor zichtig werd naar het monster toegeroeid, de harpoenen in gereedheid gehouden. Toen men dicht genoeg bij bet dier ge komen was om een worp te wagen, vlogen de harpoenen door de lucht en het dier, door de zware ijzeren lansen getroffen, lag weldra te stuiptrekken in het water. Een der booten, die onvoorzichtig ge noeg te dicht bij den walvisch gekomen was, werd door den machtigen staart van het dier getroffen en kenterde. Fluks kwam de andere boot te hulp en vischte de dren kelingen op. Op twee na werden allen gered, doch ofschoon men het lijk van een der matrozen terugvond, van den tweeden wi.8 geen spoor te vinden. Nadat het monster opgehouden had de zee met zijne groote vinnen en staart te geeselen, en men de zekerheid had dat het dood was, werd de kolossus aan boord ge- heschen, waar men een aanvang maakte met hem aan stukken te snijden. Een dag en een nacht duurde deze operatie, Eindelijk kwam de maag bloot te liggen. Hoe kan men zich echter den schrik voor stellen, toen men bij het opensnijden van de maag het lichaam van den vermisten zeeman James Bartley ontdekte. Hij was niet dood maar bewusteloos, wat na een verblijf van 36 uur in een walvischmaag niet te verwonderen is. Men bracht hem in zijn hangmat, wreef hem en wist hem zoo bij te brengen, maar gedurende vele dagen had hy herhaalde aanvallen van waanzin en was hetoninogelyk hem aan het praten te brengen. Eindelijk, na drie weken, kreeg hij zijn verstand terug en kon hij uitlegging geven van hetgeen hij ondervonden had van het oogenblik af dat hij te water viel totdat hij weer bijgekomen was. „Ik herinner mij zeer goed," zeide hij, dat de walvisch mij in de hoogte wierp en mij daarna opslokte. Ik voelde mij in een zachte buis glijden, waarvan de sa mentrekkingen mij tegen wil en dank noodzaakten dieper en dieper te zakken. Deze gewaarwording duurde echter slechts kort, weldra bevond ik mij in een zeer groo ten en donkeren zak. Ik kon hier ten minste ademhalen, ofschoon met moeite. Ik ondervond een vreeselijke hitte en verbeeldde mij levend gekookt te zullen worden. De vreeselijke gedachte, dat ik veroordeeld was om in den buik van een walvisch om te komen, martelde mij erg. Ik hield echter al mijn gedachten by el kaar en gevoelde de vreeselijke stilte, die mij omgaf. Ik kon mij niet opheffen, noch schreeuwen, ik stikte bijna. Toen verloor ik het bewustzijn." Dit merkwaardige avontuur werd beves tigd door de matrozen en den kapitein der „Star of the East." Het schijnt, dat James Bartley bekend staat als een zeer gehard en ondernemend zeeman. De emoties die hy in de maag van den walvisch ondervond, waren evenwel zoo hevig, dat hij by aan komst te Londen in het ziekenhuis moest opgenomen worden, waar hij eenige we ken verbleef. Zyn gezondheid heeft even wel niet geleden, alleen zyn huid blijft als gelooid door de inwerking der maagzuren van den walvisch. Hoe merkwaardig dit verhad ook klinke, men verzekert, dat de kapitein van den walvisGhvaarder iemand is, die wel te ver trouwen is. Buitendien ls het meer voor gekomen, dat de walvisschen, woedend geworden, menschen opslokten; doch dat deze weer levend te voorschijn kwamen, scjiijnt na het geval van Jonaiets nieuws. De macht van het geld. Hoe zelts een instelling als de Bank van Engeland voor de macht van het geld moet buigen, leert ons, zegt een Amerik. blad, het volgende vrij vermakelijk avontuur, dat zij eens met baron Rothschild had. De directeur der bank had namelijk ge weigerd een wissel van een aanzienlijk be drag door Anselm Rothschild te Frankfort op zijn broeder Nathan te Londen getrok ken, te accepteeren. De bediende, die den wissel had aange boden, kwam terug met het antwoord, „dat de bank slechts haar eigen wissels accepteerde en niet die van particulieren". Maar zij had hier te doen met een „par ticulier", die sterker was dan de geldrots zelve. „Particulieren 1" riep Nathan woe dend uit, toen hij dat antwoord ontving, „particulieren! dan zal ik dien heeren eens leeren, welk soort van partioulieren wij wel zijn." Na verloop van drie weken in wel ken tijd Nathan al de vijfponds bankno ten had ingewisseld, die in Engeland en op het vasteland te verkrijgen waren was hij des morgens bij het openen van de bank reeds op zyn post. Hij haalde een banknoot van vijf pond te voorschijn waarvoor hij vijf goudstukken in ruil ont ving, ai kon de beambte, die hein hielp, maar niet begrijpen, dat de groote Roth schild zich met zulke kleinigheden inliet. De baron bekeek de goudstukken een voor een en liet ze vervolgens iu een lederen zak glijden. Toen gaf hij de tweede bank noot, vervolgens de derde, de tiende, de honderdstesteeds ging hij voort met wisselen, en steeds bekeek hy elk goud stuk en woog het tusschenbeide op de handen met een blik, die scheen te willen zeggen „De wet geeft er mij het recht toe." Toen de eerste portefeuille ledig en de eerste zak vol was, gaf hij beiden aan een bediende over, en ontving daarvoor eene andere gevulde portefeuille terug, en zoo ging hij voort met wisselen, totdat het uur van sluiten daar was. De baron had zeven uren noodig gehad om 21,000 pond te wisselen. Maar daar tevens negen kler ken in dien tijd zich met dezelfde bezig heid onledig hadden gehouden bleek het, dat hij dien dag ruim 200,000 pond had ingewisseld, en dat hij daarmede den kas sier zooveel werk had gegeven, dat niemand anders konden helpen. Al wat exentriek is, trekt den Engelsch- man aan, en daarom lachten de beambten der bank dan ook om de gril van baron Rothschild. Maar toen zij hem den vol genden morgen stipt op het uur der ope ning opnieuw zagen verschijnen, geflan keerd door zijn negen bedienden en eenige wagens om het goud te vervoeren in de achterhoede, werd de spot al minder. En zij lachten volstrekt niet meer, toen de vorst der bankiers hun heel streng mede deelde „Danr de heeren geweigerd hebben mijn wissels te betalen, heb ik gezworen de hunne niet te houden. Ik kan u over! gens wel zeggen, dat ik er nog genoeg heb om u een paar maanden bezigheid te verschaffen. Voor 2 maanden! En 11 millioen ponden aan goud te nemen uit de bank, een somdie hij nooit bezeten heeft 't Was al te erg, en de directer was wanhopig. Er moest iets aan gedaan wor den Den volgenden dag kon men dan ook reeds in de dagbladen lezen dat de Engelsche bank voortaan de wissels van het huis Rothschild evenals haar eigene zou honoreeren. Jongelingsbode. Een berucht individu, zekere Lueien Maurouard, een 26-jarig zwerver, die evengoed den weg wist in de gevangenis als in eens anders zakken, slenterde Zater dagmiddag tegen drie uur door een der straten van Parijs, toen zijn aandacht plot seling getrokken werd door een melkboer, die op zijn wagen plaats nam en een welvoorzien geldzakje naast zich op den bok neerlegde. Alvorens er de zweep over te leggen, herinnerde de melkboer zich, dat hij nog iets vergeten had; hij sprong van den bok en verdween in de gang van een huis. Maurouard maakte deze zeldzame gelegenheid gebruik door op den wagen te springen en het geldzakje te grijpen. Op hetzelfde oogen blik echter vloog een hond, die onder den bok lag, den dief naar de keel en greep hem stevig tusschen de tanden, ter wijl het paard wegdraafde. Maurouard, die zich als een wanhopige wrong en hevige smartkreten slaakte, viel eindelijk op straat en werd overreden. Voorbij gangers snelden toe, evenals de melkboer, door wiens optreden alleen het mocht gelukken, den waakzamen hond los te doen laten. De onfortuinlijke gauwdief, wien het bloed bij stroomen uit een vree selijke wonl aan de keel vloeide en wiens voet door een wiel van den wagen half afgereden was, werd in een apotheek voor- loopig verbonden en naar het hospitaal vervoerd, waar hij ter beschikking der ustitie blijft. Jules Simonde illnstre schrijver en staatsman, bezocht, twee jaar geleden on geveer, den pastoor van het dorpje Bran- ville bij Villers, wien hy verzocht, of hij hem zijn kerk, een juweeltje van architectuur, eens wilde laten zien. Terwijl beide heeren door de fraaie kerk wandelden, zei Jules Simon tot den pa stoorIk zie, dat hjer nog een beschil derd kerkraam ontbreekt, wanneer u my de juiste afmetingen wilt. opgeven, zal ik er u een ten geschenke geven, en voegde hij er glimlachend bij onder de figuren zult u het portret vinden van mijn kleindochter Marguerite. De pastoor nam dit aanbod dankbaar aan, zoodat neen thans in het beschilderd kerkraam der oude keik van Brauville het portret van de kleindochter van Jules Simon, zyn welbeminde Marguerite, kan bewonderen. Eene goed geslaagde operatie. Dezer dagen meldde zich in het algemeene zieken huis te Weenen een slotenmaker aan, wiens ooren bijzonder wijd van het hoofd stonden en zich van deze kwaal wilde laten genezen. De menschen lachten hem daarom uit en eens zelfs zeide hij is mij eene goede betrekking ontgaan, op grond dat mijne ondergeschikten zich vroolijk zouden maken over mijne ooren. Professor Weinlecher verklaarde zich bereid en wist eerst van het rechter-, en daarna van het linkeroor zooveel uit te snijden, dat de man met een paar gewone ooren het ziekenhuis verliet. Uit de Spaansche stad Corunna komt het volgende bericht eener ontsnapping uit de gevangenis van 8 misdadigers. Toen de gevangenbewaarder Casal, vergezeld van een anderen wachter, de ronde deed door de zware voor boosdoeners bestemde afdeeling van het tuchthuis, vielen plot seling verscheidene gevangenen op hem aan en op zijn geleider en wierpen beiden op den grond. Daarop ontrukten zij aan Cèsal zijne revolver, üp het rumoer kwam de directeur der gevangenis, Mar- tos, toeloopen met de revolver in de hand. Ook hij werd overmeesterd, op den grond geworpen en beroofd van de revolver. De gevangenen beraadslaagden nu, hoe zij in het bezit van den sleutel der groote poort zouden komen. Zij besloten den directeur en de beide andere mannen op te sluiten en te zoeken in de kamer van den directeur. Nadat zij ook de vrouw van den directeur hadden opgesloten, maakten zij zich mees ter van de sleutels van alle cellen, openden zij al de deuren der gevangenis en wilden ook andere gevangenen overhalen tot de vlucht. Slechts twee volgden hen echter zeer beslist sloegen de vrouwen eene deel neming aan de ontsnapping af. Acht ge vangenen gelukte het te ontvluchten daaronder bevinden zich één wegens moord ter dooi veroordeelde en vijf wegens struik- rooverij, moord, enz. tot 15 a 18 jaar tuchthuisstraf veroordeelden. De opge sloten beambten werden eerst later door een zoon van (Jksal bevrijd. Verschillende personen werden gevangen genomen, die verdacht worden de vlucht der misdadigers begunstigd te hebben. De familie Kruger. Mevrouw Kruger is de waardige gezel lin van haar eenvoudigen, degelijken echt genoot. Met modes houdt zij zich niet op; zij draagt altijd een wijden rok en een ge makkelijk halfaangesloten jacquet, met het eenige verschil dat zij zich 's morgens met een zwart alpacaboezelaar en een zwart kappi tooit, en 's namiddags als zij bezoek ontvangt, een zwirt zijden boezelaar en een wit kappi draagt. Van juweelen en versierselen heeft zy in haar puriteinsche opvatting een heiligen afschuw. Men kan zich dus voorstellen dat haar echtgenoot nooit groote oogen behoeft op te zetten als de rekening van haar naaister of modiste komt. Mevrouw Kruger zou zich trouwens ook wel wachten, den President reden tot ongenoegen te geven. Zy is een der wei nige vrouwen die, ondanks de ook in Zuid-Afrika veld winnende denkbeelden, gelooven, gehoorzaamheid en onderdanig heid verschuldigd te zyn aan haar man, en president Kruger houdt er van, baas in huis te zijn. Zijn wil is daar even goed wet als in den Uitvoerenden Raad. In zyn ledige oogenblikken houdt hij zich bezig met het kweeken van bloemen en groenten, die zijn vrouw voordeelig weet te verkoopen. si Donderdag 25 Juni hopen onze ge- l!l liefde Ouders Cs. BRUIJNZEEL Ma. STEVENSE te Vlake, hunne 25-jarige Echt- vereeniging te gedenken. Hunne dankbare kinderen. Vlake22 Juni 1896. 'Hl PIETER BREURE NEELTJE VAN BEZOOIJEN hopen a.s. Woensdag 24 dezer hunne 35-jarige Echtvereeniging jj te herdenken. Hunne dankbare kinderen en kleinkinderen. Kats, 23 Juni 1896. f v Heden JACOI Goes, 22 Ju De Notaris J des namiddags de Erven wij li in de herberg gelegen te B> nummers 3076, groot 2.28.18 In pacht bij November 189| Informatiën den beer W. De Notari te Zoutelande, des voormiddag VAN VLAAN te Zoutelande, straat, groot 6 daarnaast, groot 8 1 in de gemeente lijke grootte vai 74 r.) onder Westkape de helft van 5( Na afloop d« alsTarw nen, "Witti appelen, N en Hooi-, gras. En des namJ melde te verko L als2 Kot ren, Varke "Wagen, Dj gen, Kru Kortmolen Slijpsteen, ken, Stand Landboir alsKarn, Paardenwj Mutsaai ds Boekenkas Tafels en pen, Bed r Koper-, B werk, enz. Gedrukte N( kantore van d alwaar inlichti gegeven worde: De Nota des namiddags 1 van ABR. Cl Ritthemin het MM -MM— II

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 2