NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH lo. 99. 1896. DoiuMdji 21 ilei. ftenife Iflflcgang, VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, ie Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Loon en Arbeidsduur. PATRIMONIUM. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p- 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. li. Niemand ontkent de treurige toestanden en dat spoedige verbetering wenschelij k is. Allereerst hebben wij die verbetering echter aangedrongen met een beroep op Gods Woord dat het karakter van den arbeid als het middel om te leven en zich uit te breiden klaar heeft geteekend. Wij kunnen het ook doen met een beroep op de consciëntie dier werkgevers welke nog rekenen met Gods Woord en nog niet gansch ontbloot zijn van de middelen om deze verbeteringen in het leven te roepen. Maar er zijn ook onwilligen en tegen dezen die den mensch als mechanische arbeidskracht misbruiken dient de arbeid te worden beschermd. Be schermd door de vaststelling van een laagBte loon, onafhankelijk van vraag en aanbod, een loon, waar beneden men niet gaan mag. Een minimum loon. Werklieden, die in overleg met hunne patroons, óf by gebleken onwil, van de zijde dezer laatsten langs wettigen weg en daar behooren zeer zeker) de werksta kingen ook bij zich een dergelijk loon weten te verzekeren, handelen verstandig wanneer zij, zonder hulp der overheid ilus uitsluitend door het particulier initia tiefhun arbeid op zoo billijk mogelijk een prijs houden. Maar vele werklieden kunnen dat nu eenmaal niet. Zij hebben geen vasten patroon, loopen door overbevolking te vaak zonder werk kunnen zich niet vereenigen; of zijn in dienst van groote ondernemingen in wier mond het „voor u een ander" maar al te zeer bestorven ligt. Hunner kan de overheid zich aantrekken door de onwillige patroons tot betere loons- en werkverdeeling te verplichten. Doch niet zonder de voorlichting, liefst niet zonder het wel gemotiveerd voorschrift der Kamer van Arbeid. Wij hebben het reeds uitgesproken dat eene uniforme loonsregeling onmogelijk is. Wij verlangen deze ook niet. Een derge lijke eisch ligt op den weg der revolutie. Een betere loonsregeling blijft echter noo- dig. En aan den eisch daarvan moet in de eerste plaats de gemeente zelve als de grootste werkgeefster, zich onderwerpen in betrekking tot de werklieden in haar dienst. En datzelfde geldt ook voor den arbeids duur. Ook voor dezen kunnen geen alge- meene voorschriften worden uitgedacht. Met name de landbouwers weten dit ook wel. In oogsttijd zouden zij althans met een wet van zoo- of zooveel uren dagelij k- schen arbeid weinig geholpen zijn. Trouwens de natuur zelve stoort er zich dan ook niet aan. Maar er zijn nu eenmaal van die hart- looze werkgevers, die hunnen werklieden te groote lasten opleggen, in den vorm van een langen arbeidsduur. Niet dat de werkman, de huisvader niet verplicht is zich geheel te wijden aanzijn werk. Er zijn werklieden en dat zijn niet de arbeiders alleen die zich wel moeten af sloven om hun gezin te onderhouden, dewijl tegenspoeden hen treffen en zooveel naar dokter of apotheker gaat, of de buitenge wone behoeften van het gezin zoo groot zijn. Die toestand zal wel altijd zoo blijven, en daar is dan ook de Liefde voor om dergelijk leed te verzachten, om aan te vullen hetgeen door buitengewone omstan digheden ontbreekt. Maar voor den normalen werkman met een gewoon gezin i» ook eene zoodanige regeling van arbeidsduur noodzakelijk dat hij zoo dicht mogelijk aan het onbekrom- pene, met den noodigen vrijen tijd zich in den kring der zijnen kunne bewegen. Eene snaar kan al te lang, al te strak gespannen zijn, en eindelijk breekt zij. Zoo stellen wij 'tons ook voor bij den werktijd. Wanneer de jonge man in de kracht des levens, onbezorgd daarheen gaat, dan ziet hij tegen een uur langer of korter werkens niet op en het loon nu ja, hij is alleen en verdient genoeg. Maar hij komt te trouwen. Het huisgezin breidt zich uit. De levensbehoeften worden grooter. Belastingen vragen al meer. De bijdragen voor velerlei vermenigvuldigen. De zorg begint te kwel len. Ziedaar de loonvraag in de praktijk. Evenzoo gaat 'tmet den arbeidsduur. Naarmate het huisgezin uitbreidt, stelt het hooger eischen. Eischen aan den vader, eischen aan den opvoeder, aan den geroepene tot het priesterlijk werk in zijne huiskamer. Ieder uur dat kan uitgespaard, om het te midden der zijnen door te brengen, wordt door de huisgenooten met vreugde begroet en gewaardeerd. En zij hebben 'tnoodig. En zij hebbe* er recht op. Daarom is ook vaststelling van een maximum arbeidstijd noodig. Dat wil zeggen een langste arbeidsduur waarboven men niet gaan mag. Wij achten het dan ook wel degelijk tot de roeping der gemeenten te behooren om voor eene betere regeling daarvan ten bate der werklieden in haar dienst, te zorgen. Gemeenteverlichting, stadsreiniging, nacht wacht, politie, onderhoud, enz., in dat alles moeten de loonen en het aantal werkuren per dag voor de minderen evenredig zijn aan die der hooger geplaatste ambtenaren. En voor de werklieden, indirect in haar dienst, dat wil zeggen de werklieden, in dienst van bazen die werken voor de ge meente hebben aangenomen, kunnen de ge meentebesturen evenzeer zorgen door in de bestekken bij aanbesteding van gemeente werken te bepalen hoe hoog een loon op zijn minst moet bedragen en hoeveel uren dagwerk op zijn meest door haar wordt verlangd. Dit laatste eohter niet wij herhalen het zonder voorafgaand overleg met de gezamenlijke werkgevers, of met den Arbeidsraad, nog liever met de Kamers van Arbeid. Deze laatsten zijn de meest bevoegde tot beoordeeling. Hunner dan het recht en de taak om dit minimum loon, dezen maximum-arbeidstijd vast te stellen. Het gaat niet aan de gemeente op het terrein van den arbeid zoo maar voetstoots het recht te gunnem om, zonder eenige zaakkennis, zonder eenig respect voor den Arbeid als Souverein in eigen kring, eenigen uit de theorie geboren last hem op te leggen. Daarom kome spoedig de organisatie van den Arbeid tot stand, welke ook in zake minimum-loon en maximum-arbeidstijd blijvende verbeteringen kan invoeren. Bij deze vragen om betere regeling van loon en arbeidsduur voegt zich ook de behoefte naar enkele ontspanningsdagen in het jaar. Hieraan zullen mettertijd de gezamenlijke werkgevers eveneens de hand moeten slaan. Doch voorloopig worde er recht gedaan aan dien breeden kring van werklieden, die buitenshuis hun brood verdienen moeten en zich bezwaard gevoe len dat hun de gelegenheid ontbreekt zich op bepaalde uren van den dag uitsluitend aan den kring van hun gezin te geven. Deze rechtmatige wenechen hebben na tuurlijk niemendal te maken met de brood dronken eischen van sommige lieden die aan den arbeid zijne eer en zijne bestem ming wenschen te ontrooven en door de oplossing van bovengenoemd vraagstuk wenschen te komen tot zoo min mogelijk werk bij zoo groot mogelijk inkomen. Van hen die wel veel genot en ontspanning doch by na geen werk begeeren. Tusschen ons en hen ontbreekt elke band van ge meenschap. Daarom echter behoeven wij ■iet de samenwerking te weigeren met allen die met ons een gezonde oplossing van dit deel der sociale quaestie zoeken. w Nog eenige amendementen. Door den heer Van Karnebeek is een amendement voorgesteld, waarvan de stiek- king is den huutprys overal, behalve in de gemeenten der beide laagste klassen, waarvoor door de Regeering een hooger cpfer in de tabel is aangenomen, gelijk te stellen met de belastbare huurwaarde volgens de nieuwe regeling der personeele belasting. De heeren Willing en Houwing stelden voor in de tabel, bedoeld by artt. 1 en 2 der kieswet, in de afdeeling huurprijs 1 b lo te lezen f0.80 inplaats van f 1.00 ten opzichte van al de gemeenten of gedeelten van gemeenten, welke zijn geplaatst in de 9e klasse der tabel bedoeld in art. 5 der wet, regelende de belasting op het perso neel van 16 April 1896. De heeren Houwing, Willinge, Meesters en Van Deinse hebben een amendement voorgesteld om behalve vrije woning of inwoning en vrye kost en inwoning ook „vrye kost" op te nemen by de bereke ning van het inkomen dat iemand in dienst betrekking moet hebben genoten om aan spraak te maken op kiesrecht, een en ander volgens de bedragen der bij de wet gevoegde tabel. De kiesvereenigingen op Walcheren gordden zich reeds aan voor den aanstaan den stembusstrijd. De gezamenlijke antirevolutionaire kies vereenigingen stelden den heer jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije, rechter bij de arr rechtbankde verschillende liberale kies' vereer.igingen stelden den heer C. J. J. A- van Teylingen, oud-lid van gedep. staten, definitief candididaat. Het geldt hier de voorziening in de vacature van mr. P. J. P. v. Voorst Vader. Indien eene dergelijke verkiezing alleen provinciale belangen raakte, gelijk van liberale zijde altijd beweerd is, dan zou den zij zeer zeker ons den zetel van den antirevolutionair niet betwisten en er geen bezwaar in zien dat hij weder door een geestverwant van den heer van Voorst Vader bezet wordt. Maar er zijn ook politieke belangen in het spel. De provinciale staten zyn de kiescolleges voor de eerste kamer. Daarom zullen de liberalen hard hun best doen om dezen zetel voor hunne partij te veroveren. Reden te meer voor de onzen om alle krachten in te spannen opdat deze zetel voor de antirevolutionaire party niet ver loren ga. Zy 't een nobele kamp. Tusschen de redactie van de Goesche Crt. en den secretaris van den Schutters raad bestaat thans een formeel geschil over de uitlegging van de Schutterij wet op 't punt van publiciteit der vergaderingen van dien raad. Eenige vinnige opmerkingen der redactie door een scherp epistel van den secretaris en een zeer persoonlijke repliek van eerst genoemde gevolgd, gaf het publiek het onverkwikkelijk schouwspel van een penne- strijd, in denwelken wij naar de waar schuwing van Spreuken 26 17 ons niet mengen zullen. Alleen voorzoover wy ons over de wets- kennis van de redactie uitlieten, veroor loven wy ons eenige opmerkingen. Vooreerst dat onze opmerking hierom trent niet juist schijnt te zyn wijl de Goesche Crt. toont de „Schutterywet" en hiermede bedoelen wy het bekende no. 12 Ned. Staatswetten, Schuur nans Editie enz. op dit punt wel degelijk te kennen. Er is dus alleen verschil in wetsw/f- legging. De „Schutterswet" zegt omtrent open baarheid der vergaderingen niets. Alleen het K. B. van 25 Mei 1829, art. 13 spreekt er van. „Het zal aan geen lid van den raad vrij staan, iets van hetgeen in den- zelven is behandeld, aan iemand buiten den raad te openbaren". Maar qu heeft de vader van het K. B. eenige maanden later, bij Kabinets-mis- sive van 14 Aug. 1829 verklaard dat het verbod alleen betreft deliberatiën van den Raad over de misdadigheid der be schuldigden en de toepassing der straf. Hieruit concludeert de Goesche Crt. dat bedoeld is dat de vergaderingen van den Schuttersraad, waarin deze als raad van discipline optreedt openbaar zyn en dus niet waar hij als raad van ad ministratie, gelyk in 't onderhavige gevift is aan te merken. Onze conclusie is een andere, hoewel wy gaarne verklaren niet onfeilbaar te zyn. Wanneer toch de minister, die het verbod uitlokte, zelf zegt dat 't alleen ba- treft deliberation by strafzittingen, dan is al H andere openbaar. Wij zyn zoo vrij deze conclusie te handhaven tegenover die van de Goesche Crtzonder in te gaan op vragen waar om dan het K. B. maar niet liever is in getrokken. De Goesche Crt. zal waarschijnlijk zeg gen de missive werd uitgelokt door be zwaren die gerezen waren tegen art. 13 die bezwaren hadden alleen betrekking op de functiën van den schuttersraad als Raad van discipline; bijgevolg had ook de missive in quaestie en de daarin gegeven uitleg ging van art. 13 alleen betrekking op den schuttersraad, wanneer die optreedt als Raad van discipline, en geenszins waar hy optreedt als Raad van administratie. Het is mogelijk dat deze redeneering juist is; en is zy dat dan zyn de vergaderingen van den Schuttersraad als Raad van administratie publiek. Immers dan moet ook overal in het K. B. van 25 Mei 1829 handelende uitslui tend over de rechterlijke fnnctiën van den Schuttersraad, het woord Raad worden op gevat als Raad van discipline, en strekt bijgevolg het verbod van art. 13 zich niet uit tot den Raad van administratie. Moet nu daarentegen het woord Raad of Schuttersraad steeds worden opgevat in de meest uitgebreide beteekenis, dan geldt dit voor art. 13 maar ook voor de toe lichting van dat artikel in de bewuste missive, welke dan ook voor alle verg. van den Schuttersraad behalve „de deli beratiën enz." het daarin vervatte verbod als niet van kracht verklaart. Dat de Goesche Crt. het ter handhaving van haar standpunt voordeelig acht om bij de bewuste missive de beteekenis van het woord Raad op te maken uit den inhoud van het stuk, en bij genoemd Kon. be sluit dat niette doen, is begrijpelijk. Doch dit komt ons voor meten met twee maten te zijn. Onder voorzitterschap van den heer Kater vergaderden Maandag en Dinsdag te Am sterdam de afgevaardigden der afdeelingen van Patrimonium. De voorzitter sprak een bezielend wel komstwoord, waaraan hij de waarschuwing vastknoopte dat het sturen in democratische richting uiet uitloope op radicalisme of socialisme, maar dat het zou zijn in alle opzichten een volgen van de christelijke democratische richting. De secretaris bracht verslag uit. Hij herinnerde aan de beteekenis van het vast stellen van een sociaal program voor Pa trimonium, Patrimoniums mislukte pogingen tot werkverschaffing door grondontginning in Friesland, aan zijn bemoeiingen ten gunste van arbeiderspensioenen en de be noeming van den Bondsvoorzitter in de desbetreffende Staatscommissie. Het Jaar boekje begint eindelijk geldelijk voordeel te beloven. De Bondskas wijst een klein tekort aan. De financiën van het Orgaan zijn niet gunstig. Omtrent het aantal afdeelingen en leden ontbreken vooralsnog de juiste cijfers. De heer Yan Oversteeg herhaalt namens de fin. commissie, dat definanciëele toestand ongunstig is. De inkomsten bedroegen f1803, I de uitgaven f 1800, waaronder f 800 voor het orgaan. Daarop had de stemming plaats, onder welke een motie aangenomen werd om den heer Poesiat geluk te wenschen met zijn 40jarige echtvereeniging. De heer Poesiat werd ten vorigen jare als oudste timmmerraansbaas in de bierbrouwerij „De Gekroonde Valk" door de Koningin ge ridderd. In het bestuur werden herkozen de heeren Slegt eu Witmond, en gekozen J. v. d. Molen uit Baflo. Tot lid van de commissie van advies werd gekozen mr. H. v. d. Vegte te Zwolle mot 78 stemmen tegen 51 op den heer Staalman lid der Tweede Kamer. Tot eerelid werd onder luid applaus be noemd ds. A. R. Talma te Arnhem. Ds. Talma werd opgedragen een motie te formuleeren aan Kruger door middel van den heer Beelaarts. De motie luidt „De vergadering, enz. met bewondering vervuld voor de geestkracht door president en volk van de Transvaalsche Republiek betoond in de handhaving van hun onaf hankelijkheid tegen brutale rechtsver krachting, brengt hun daarvoor hartelijke hulde en bidt huntoedatGod hun kracht en welslagen geve in de poging om te handhaven hun vaderlijk erfdeel". Hierna kwam in behandeling het voorstel van het Verbondsbestuur tot wijziging der statuten. De heer Van Oversteeg, namens de commissie van onderzoek der amende menten, verklaarde zich met het bestuur voor openstelling der mogelijkheid om provinciale bonden te vormen, zonder die verplicht te stellen. Dit voorstel hield het midden tusschen de meeningen der besliste voor- en der besliste tegenstanders van Prov. Bonden. Er op gewezen werd dat de prov. bonden reeds bestaan (87 van de 167), en de quaestie dus alleen was op wat wijs zij erkend zouden worden. Er werd voor en tegen gesproken. Ds. Talma verdedigde het voorstel van het Bestuur met het oog daarop vooral dat het sociale leven, bijv. in Frieslanden Groningen, krachtiger was dan elders, en men behoefte had dat ook in onzen kring te bespreken. Door die prov. bonden zouden de voormannen zich ook beter doen gelden. Na verwerping der voorstellen werd het Bondsvoorstel aangenomen. Tevens werd de motie Vlissingen-Mid- delburg aangenomen om te protesteeren tegen de erkenning van den N. Malthu- siaanschen Band. Eveneens de resolutie in zake Kiesrecht „Het N. W. V. Patrimonium, sinds zijn zijn laatste jaarvergadering teleurgesteld in zijn hoop, dat het kiesrecht zou zijn losgemaakt van eiken ook verkapten census, betreurt, dat voor het aanhangig wets ontwerp genoemde band zal behouden worden, zoodat duizenden arbeiders van het kiesrecht verstoken blijven". De heer Van der Molen vindt het niet genoeg dat wij ons met deze resolutie als treurenden aandienen. Neen, we doen meer dan treuren; er is met ons gesold, en dat eten wij niet voor zoete koek op dat moet worden uitge-proken. Daarom stelt hij als tweede resolutie voor, om uit te spreken dat de kalmte der belanghebben den voortspruit uit de a. r. beginselen. De vergadering wordt verdaagd tot morgen. In de volgende vergadering wordt be sloten een telegram te zenden aan de Koninginnen van den navolgenden inhoud „Aan H. M. de Koningin Weduwe Regentes der Nederlanden, Soestdijk. Het Ned. Werkliedenverbond Patrimonium, heden vergaderd, sterkte vindend in het traditioneele „Met God voor Nederland en Oranje", heeft behoefte aan HareMaje-' steit de Koningin Weduwe en Hare Ko ninklijke dochter, onze geliefde Koningin Wilhelmina zyn eerbiedige hulde te betui gen en de ry «te zegeningen toe te bidden van den Heere. Leve Oranje K. KATER Voorzitter."

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1