NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Hemelvaartsiiec
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 96. 1896.
Donifecifag 14 flei.
lieiufe laacgang.
VERSCHIJNT
Oud Nieuws uit de Tweede
Kamer.
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers 0,02s.
De dag der kroning is gekomen
O all* gy Vorsten! kust denZoon!
Hy heeft de heiburcht ingenomen!
De Triumfeerder stijgt ten troon
Aarde en Hemel galmen
if ion! van uw psalmen
davert het Heelal
God is opgevaren
met gejuich der scharen
met bazuingeschal
Dien dag reeds groette met verlangen
het lieilverbeidend voorgeslacht
Dien riepen ze uit met ommegangen,
toen de Arke Gods werd opgebracht
Met gewijde reien,
trommels en schalmeien
vierde reeds dit feest,
dezen dag der eere
van zijn Zoon en Heere,
David in den Geest
De schaduwbeeltnis is verdwenen,
die Isrel door 't geloof verstond
En in zijn tempel is verschenen
de Levende Ark van 't Godsverbond,
Buigt u voor den drempel
van dien kemeltempel,
Kerke Gods op aard
Looft Hem in den hoogen,
Heil'gen, voor wier oogen
God zich dus verklaart
Ge ontsloot u voor den Vorst der eere,
o poorten der gerechtigheid
Ge ontvingt der legerscharen Heere
in Zijne Middlaarsmajesteit
Jezus daalde neder!
Jezus keerde weder
In Zijn heerlijkheid,
daar Hij voor de Zijnen,
tot Hij zal verschijnen,
bidt, en plaats bereidt
De Heere sprak tot mijnen Heere
„Zit aan Mijn rechterhand met Mij
Dat alle hoogheid zich verneêre
voor 't scepter dezer heerschappij
Leg de waapnen neder
voor dien Draakvertreder,
overwonnen hel
Schuddet Hem uw palmen,
wierookt Hem met psalmen,
Geestig k Israël
De glorie straalt uit dien Behouder,
dien 't bloedig zweet werd uitgedrukt
De Heerschappij rust op dien schouder,
die onder 't kruishout ging gebukt
Dien de Heidnen hoonden,
en met doornen kroonden,
heerscht als aller Heer
Dien de wereld smaadde,
Dien de vloek belaadde,
leeft, gekroond met eer
In U verheugt zich thans die Koning,
o Kerk, Zijn uitverkoren Bruid
Op U, tot eeuwge trouwbetooning,
strooit Hij de gaven zeegnend uit
Vier met Hem victorie
op den dag der glorie
van des Menschen Zoon,
op den dag der kroning
van den Vredekoning,
Priester op Zijn troon
Ge ontvingt die gaven, blijde scharen,
thans geen verlaten weezen meer 1
Gg zaagt uw Heer ten Hemel varen
de Heil'ge Geest daalde op U neêr
De Engelen daarboven,
met de Heilgen, loven
God, op aard geweest!
en de Kerk beneden
ziet Zijn plaats betreden
door Zijn eigen Geest
Laat ons steeds hopen, bidden waken,
en ons versterken in ons Hoofd
Ook heden wil Hij vreugde maken
aan al wie dezen Geest gelooft
Gij werdt opgenomen,
Gij zult wederkomen,
onze Hemelvorst
Gij stort uit den liooge
stroomen op het droge,
laving aan wi» dorst
Laat aarde en hemel zich verbinden,
thans door Zijn bloed verzoend te zaam,
om voor dien Name lof te vinden,
die kooger is dan alle Naam
Van triumfzanggalmen,
van Hosannapsalmen,
davere 't Heelal
God is opgevaren
met gejuich der scharen
met bazuingeschal
Da Costa.
Wij wenschen geregeld kortelijk mede
te deelen wat naar aanleiding der Kies-
rechtvoorstelleu dezer dagen in de Tweede
Kamer zoo al ter sprake komt.
Nieuws zal 't wel niet zijn. Dat kan
niet. Het zal dus oud nieuws wezen. En
wie dit niet gaarne leest, sla het gerust
over.
Maar de belangstelling in het gewich
tig volksbelang dat thans in bespreking
is, mag er niet op verminderen. En wan
neer het parlement nu maar met praten
aanhoudt, verwachten wij dat zelfs de
onwilligste om te luisteren ten slotte ook
luisteren gaat.
De inzet was vrij goed.
Geen te breede algemeene beschouwin
gen vernam men uit den mond der spre
kers die het woord voerden. Eeitelijk
waren bijna alleen de bezwaarden aan het
woord.
Men zou, hen hoorende, geneigd zijn
te vragen waar Van Houten zijn meerder
heid van daan moet halen.
Nagenoeg allen stelden hun stem afhan
kelijk van amendementen in hun geest.
De heer Pijnappel, die zich overigens
een nuchter jurist toonde, had bezwaren
doch noemde ze niet. Hij noemde alleen
als voorwaarde voor zijn stem dat aan de
regeling van het kiesrecht een goed einde
kome; en hij waarschuwt dat hij verlangt
geschikte kiezers zonder correctieven en
geen ongeschikte kiezers met correctieven.
Dit laatste is tamelijk rekbaar.
De heer Michiels(voorzitter der commis
sie van rapporteurs) pleitte voor stemplicht,
is tegen regeling van gemeentelijk kies
recht nu en heeft grond w ettige bezwaren
tegen den staart van het wetsontwerp.
Dat is het aangelaschte artikel 160
waarbij zoolang de oude personeele-belas
tingwet van kracht blijft, allen kiezer zijn
die het later volgens het nieuwe kiesrecht
niet zouden zijn; en ook kiezer zijn allen
die den aanslag niet betalen.
Het was te begrijpen, dat tegen zoo
zonderling een wetsartikel zou geprotesteerd
worden. Artikel 80 der Grondwet spreekt
van kenmerken van maatsehappelijken wel
stand. En nu wil de minister alle wan
betalers in de belasting zij 't ook tij
delijk kiezer maken. Een zonderling
kenmerk van maatsehappelijken welstand
inderdaad
De heer Bastert had zeer treurige ver
gezichten. Hij zal niet meewerkenzegt
hij tot het kweeken van kiezers die
vijandig zijn aan de bestaande orde van
zaken, voor algemeen stemrecht en voor
landnationalisatie zijn.
Ook de Heer Harte verlangt stemplicht,
in dien zin dat in de wet staan moet dat
de stemgerechtigde die zich onthouden wil
van het stembureau daarvan rekenschap
komt geven en dan f 100 boete betaalt.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De heer Goeman Borgesius heeft met
zijn politieke vrienden een stel wijzigin
gen gereed gemaakt, die de wet in over
eenstemming moeten brengen met het dooi
de nagenoeg geheele overige Kamer goed
gekeurde beginsel dat aan Taks kieswet
ten grondslag lag, dat wie voorzien kan
in eigen onderhoud en dat van het gezin
kiezer zijn.
Bij verwerping dezer wijzigingen zul
len de Takkianen tegen de wet stemmen.
Nochtans is er nog een hoopje dat deze
bezwaarden ten slotte voor de wet zijn
wanneer aan hunne helaas heterogene
wenschen is tegemoet gekomen.
Alleen de heer Veegens trad op als on
voorwaardelijk tegenstander der wet, lo.
omdat zij niet zoo ver gaat als de grond
wet (alles of niets)2o. wijl zij is vastge
koppeld aan den onredelijken belasting-
census (geldbezit voor geschiktheid)3o.
wegens de nog gebrekkiger regeling dan
de additioneele artikelen der Grondwet
(kiezersmoord in handen der administratie).
Niemand zal ontkennen dat deze bezwa
ren juist zijn maar of zij gronden moeten
zijn voor verwerping, dat is een andere
vraag.
Een ding staat alvast vast. Ongeschonden
komt ook deze wet er niet af.
Gemeentelijk kiesrecht gaat aan den kap
stok; en om het kwijnend beestje gezond
te maken, zal wel een stukje van den
staart af moeten.
De minister zal wel niet naar links en
rechts tegelijk kunnen zienof tegelijk
den rechtervoet voor- en den linkervoet
achteruit kunnen zetten. Dit zou hij be
lmoren te doen bij inwilliging van alle
eischen. Doch zeer zeker zal hij, dunkt
ons, zijne positie versterken, met onbe
krompen en onbevangen in te gaan op voor
stellen in de lijn der breedste uitbreiding.
13 Mei 1896.
Bij kon. besluit is aan A. J. Bos, baas
timmerman bij het Belgiseh| loodswezen te
Vlissingen, vergunning verleend tot het
aannemen der hem door Z. M. den Koning
der Belgen geschonken herinneringsmedaille,
ingesteld ter gelegenheid van de vijftigste
verjaring der invoering van den dienst der
Staatspakketbooten tusschen Ostende en
Dover.
Voor de a. s. tentoonstelling te Hulst
zijn door de Maatschappij tot bevordering
van Landbouw en Veeteelt in Zeeland tot
keurmeesters benoemd, de veeartsen M.
Lucieor te Oostburg (voor paarden) en J.
Van der Vliet t# Kruiningen (voor rundvee).
Goes. Maandagavond vergaderde de
gemeenteraad onder voorzitterschap van
den heer burgemeester. Afwezig de heer
Temperman met kennisgeving. Aan Mej.
P. C. G. Koch wordt op haar verzoek
wegens vertrek naar Zwolle eervol ont
slag verleend als onderwijzeres aan school
E, en in haar plaats benoemd no. 1 der
voordracht mej. M. A. W. Middel veld
Viersen te Voorburg. Mej. F. G. Koch te
Harlingen verkreeg 4 stemmen. Tot on
derwijzer aan school B, vacature v. d.
Maas, wordt met 10 stemmen benoemd de
heer D. A. Poldermans te Ellemeet. De
heer C. Elsacker te Tholen bekwam er 2.
Een wijziging in de begrooting van het
burgerlijk armbestuur over 1895 wordt
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Aan de orde komt de begrooting der
schutterij over 1896.
De Voorzitter zegt dat de meerderheid
der finantiëele commissie adviseert tot
goedkeuring der rekening, terwijl de min
derheid dier commissie bezwaar maakt we
gens onwettigheid wijl daarop voorkomt
een post groot f5 welke som aan de po
litie is uitgereikt wegens diensteH. De
Voorzitter merkt op dat hij den grond
voor het bezwaar van de minderheid niet
kan vinden. Deze post toch komt reeds
enkele jaren achtereen telkens op de be
grooting voor onder de rubriek Onvoor
zienzij dagteekert van den tijd dat de
commissaris van politie Van Dij k auditeur
bij den schuttersraad was. Deze heeft nooit
bezwaar gemaakt,Ken daarom moet die
post dus wel wettig zijn. De verordening
zegt dat de politie gratificatiën mag aan
nemen, mits hiertegen geen bezwaar be
staat bij den commissaris van politie.
De heer De Jonge zegt de bedoeld e
minderheid te zijn in de finantiëele com
missie. Hij ontkent dat de bedoelde post
reeds jaren op de begrooting heeft voor
gekomen. Ware dit zoo, hij zou er niet
tegen opkomen.
De Voorzitter zegt bedoelt te hebben de
rekening.
De heer De Jonge heeft dan ook daarop
aanmerking. Deze post kwam inderdaad
op de rekeningen der schutterij herhaalde
lijk voor, maar zij werd nooit genoemd.
Altijd was zij bij andere posten onderge
schoven en werd dan ook nooit verant
woord. Zoo ook nu wordt zij steelsgewijze
onder de rubriek „Kleine uitgaven" ge
plaatst. En toch is het een jaarlijks terug-
keerende pest die derhalve voorzien is en
niet behoort onder de Onvoorziene uitga
ven, maar wel degelijk behoort voor te
komen op de raming. Hieruit volgt dan
ook Sprekers bewering dat deze post is
onwettig. Immers art. 34 en 35 der
wet op de Schutterijen zegt dat iedere
post op de begrooting moet begroot wor
den. Zij is ook ongemotiveerd. De finan
cieels commissie heeft herhaaldelijk last
met de administratie der schutterij en
Spr. persoonlijk heeft nog ten vorigen jare
aan den commandant gezegd dat hij voor
betere administratie zorgen en onder meer
thans den gewraakten post ramen moest
doch deze schijnt tot dit laatste niet genegen.
Wat het eerste aangaat, daarvoor heeft
Spr. thans allen lofde schuttersraad
schijnt thans in het bezit van een goeden
administrateur te zijn. Doch op het laat
ste punt schijnt de commandant het on
geoorloofde van zijn handelwijs niet in
te zien en dit is thans ook in den Schut
tersraad opgemerkt geworden. Hij heeft
vroeger deze som aan de politie steeds
uitgekeerdzonder den schuttersraad er in
te kennen, en dit heeft, naar Spr. vernam,
thans in den Schuttersraad verschil van
meening doen ontstaan, zoodat deze post
dan ook slechts bij meerderheid van stem
men door dien raad is gevoteerd. En toen
dan ook door den secretaris aan den com
mandant de begeleidende briet bij de re
keningter teekening werd aangeboden, wei
gerde hij zulks dewijl in bedoelden brief
gezegd werd dat die post slechts met eene
meerderheid was geedgekeurd.
Bovendien is de post onnoodig. Heeft
de politie te weinig tractement, laat men
dat dan verhoogen volgens artikel 3 der
politie-verordening is zij tot het vervullen
van diensten verplicht, als bijv. het wek
ken van de officieren bij brand, waarvoor
naar de commandant der schutterij verklaard
heeft, deze belooning gelden moet. Wan
neer dit het eenige is, dan vindt Spr. dat
duur. Eens in de tien jaar kan er 's nachts
brand ontstaan, dan wordt dat wekken van
de heeren officieren voor de gemeente een
duur postje. De bepaling dat 't de politie
niet verboden is belooningen aan te nemen
heeft Spr. in de verordening van '86 niet
gelezen.
De Voorzitter erkent dat een jaarlijks
op de begrooting voorkomende post moet
geraamd worden, en derhalve de onderha
vige post niet thuis behoort bij Onvoor
zien. Maar de heer de Jonge heeft zeker
niet de jongste verordening gelezen op het
punt Gratificatiën aan de politie. Spreker
toont dit aan en merkt voorts op dat B.
en W. niet zijn afge gaan op hun on
bekende intimis van den Schuttersraad
doch op de officieele rekeningen met
deze alleen hebben te rekenen, niet met
wat binnenskamers kan zijn gesproken. Dat
de politie ook verplicht zou zijn bij de
veertiendaagsche oefening hare diensten te
presteeren, betwijfelt Spr. en deze diensten
voornamelijk schijnt men op 't oog te heb
ben gehad. Immers dan schijnt een minder
gewone inspanning van haar gevorderd te
worden om terrein af te schutten of de
schutterij naar het terrein buiten de stad
te geleiden.
De heer Ochtman zegt namens de meer
derheid der financieels commissie dat zij
wat den minder gelukkigen vorm be
treft, waarin deze post wordt aangeboden
een vorm minder passend in eene goede
gemeente-administratie, het met den heer
de Jonge eens is; doch zij meende dat,
nu deze uitgaaf eenmaal is geschied, het
niet aangaat, om deze eeDe informaliteit de
geheele rekening af te keuren. Zij hoopt
dat bij het indienen eener volgende be
grooting rekening zal gehouden worden
met de hier gevoerde debatten.
De heer De Jonge antwoordt den Voor
zitter dat hij zich wat betreft het niet
voorkomen van een artikel in de Veror
dening, vergist heeft. Maar nochtans meent
hij dat de schutterij niet moet worden
beschut door de politie. De commandant
wenne liever de schutterij er aan zichzelf
te beschutten door het uitzetten van posten
als anderszins op 't exercitieterrein.
De heer Ramondt geeft in overweging,
de administratie van de schutterij te ge
lasten dat zij voortaan dezen post raamt,
dan is de zaak in het reine.
De heer De Jonge geeft dit toe, doch
heeft geen lust de rekening goed te keu
ren, dewijl wat de heer Ramondt wil, door
Spr. herhaaldelijk aan den commandant van
de schutterij is geadviseerd, doch waarop
deze blijkbaar niet heeft willen ingaan.
De rekening der schutterij wordt hierop
met 11 tegen 1 stem, die van den heer
De Jonge, aangenomen.
Bij de gewone rondvraag vestigt de heer
Van der Peijl de aandacht van B. en W.
op den toestand bij avond van den West-
wal. Door gebrek aan verlichting hebben
de wandelaars daar bij avond nogal last
van de jolige jeugd, die gelokt door de
oefeningen van het Leger des Heils de
passage op den Wal stremt. Hij meent
dat door het plaatsen van een lantaren ter
hoogte van de Ambachtsschool en een
aan den ingang van de gang naar de Brou
werij de geheele Wal verlicht en aan de
grieven van het wandelend publiek tege
moet gekomen zalzijn.
De I oorzitter zegt dat hij deze zaak in
het college van het dagelijksch bestuur
ter sprake zal brengen, maar dat de plaat
sing kostbaar zal zijn, wijl daar ter plaatBe
leiding moet aangebracht worden.
De heer Van der Peijl herneemt dat de
leiding ligt tot aan de Doopsgezinde Kerk
en dus slechts weinig behoeft verlengd te
worden, terwijl aan den anderen kant
spoedig een aanvrage kan verwacht worden,
die de plaatsing van een lantaarn mogelijk
maakt. Toorts wijst Spr. er op dat de
muziek van het Leger des Heils bombarie
makend hinderlijk is. Was het geede mu
ziek, hij zou er misschien naar gaan luis
teren, maar nu moet men er zich zoo
spoedig mogelijk van verwijderen. De
jeugd, die daar jolig soms veel te jolig
is, maakt dat leven daar nog erger. Spre
ker zou B. en W. willen vragen of zij
het Leger des Heils niet in overweging
kunnen geven, zijne bombarie makende
muziek zooveel mogelijk te temperen. Daar
door toch zal het tevens ophouden lokvo
gel te zijn, waar het Leger feitelijk om te
doen is.
De Voorzitter antwoordt dat dit onmo
gelijk is. Yooreerst wijl de wet iederen
burger beschermt in zijn bedrijf en in zijn
vrijheid zoolang geen met de wet strijdige
handelingen worden gepleegd. En voorts
omdat het niet aangaat iets te verbieden
omdat de heer Y. d. Peijl en anderen
het leelijk vinden, waar tegenover immers
anderen het schoon vinden.
Dat de muziek van tambourins leelijk
zou zijn is een subjectieve meening die
door anderen niet wordt gedeeld, en tus
schen welke meeningen de burgemeester
geen party mag kiezen.