NIEUWSBLAD
CHRISTELIJK-
Ho. 91. 1896.
Mecditg 2 flet.
bife laarpng,
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
CHRISTELIJK-HISTORISCH.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
„De Zeeuw maakt de opmerking, dat de
bewering onlangs in de Rott. kiesvereeni-
ging geait alsof antirevolutionai r
had een zuiver politieken klank, terwijl
men bij christelijk-historisch
denkt aan de kerk met name aan de
erve onzer vaderen, de Ned. Herv. Kerk,
ten eenenmale ongegrond is.
Wij zpn het daarin met de Zeeuw van
harte eens. Dat de redacteur van de N.
Sprokkelaar niet inziet, dat de liefde
voor de Ned. Herv. Kerk met de antirevo
lutionaire of christelijk historische beginselen
niets te maken heeft, komt daarvandaan,
dat deze begrijpelijkerwijs by alles in de
eerste plaats het belang van de Ned. Herv.
Kerk voor oogen heeft, en zich nu ver
beeldt, dat alle problemen met die kerk in
verband staan. Doch dit laatste is eene
particuliere opinie, die zekerlijk door de
kiesvereeniging, waarin ze opnieuw werd
uitgesproken, niet gedeeld wordt. Ten over
vloede blijkt dit uit de algemeene sympathie
waarmee op een der vorige vergaderingen
het referaat van den voorzitter, den heer
Gerritson, werd ontvangen, een referaat,
waarin de woorden antirevolutionair en chris
telijk historisch, naar uitdrukkelijke verkla
ring, werden beschouwd als van eenerlei
beteekenis. Hetzelfde werd in de jongste
vergadering door vele sprekers, waaronder
de Voorzitter, herhaald, terwijl men alleen
om tactische redenen, met name om het
licht, waarinde naam antirevolutionair door
het optreden der Kuyperianen allengs was
komen te staan, aan den naam christelijk
historisch de voorkeur gaf. Het verslag in
ons blad liet dit uitkomen in de zinsnede
dat de heer Van Bentveld met zijne op
merking „eenigszins geïsoleerd" stondver-
moedeluk is dit aan de Zeeuw ontgaan.
Ook het feit, dat bij de kiesvereeniging
meerdere leden van een gereformeerde kerk
zijn aangesloten, en dat éen hunner zelfs
in het bestuur zit, is hier niet zonder
belang.
Dat nu de kiesvereeniging tegenover de
in 't voorbijgaan gemaakte opmerking van
den heer Van Bentveld dit haar standpunt
uitdrukkelijk had behooren te handhaven
zooals de Zeeuw had gewenscht schijnt
ons niet juist. Waar zou het heen, indien
een vergadering oificiêel moest protesteeren
tegen elke min juiste voorstelling van een
der aanwezigen!
Het zal evenwel de vra >g worden, of de
naam „christelijk-historisch", al is hij met
dien van antirevolutionair principieel van
eenerlei zin op den duur niet de meest ge
schikte zal blijken om het verschil met
„christeljjk-democratisch" aan te duiden.
Naarmate de beteekenis van het laatste meer
in het licht treedt, zal, dunkt ons, ook
meer licht moeten vallen op het begrip
„christelijk-historisch."
Het bovenstaande schreef de Nederlander
in antwoord op onze aanmerkingen aan
het adres der Chr. historische kiesvereeni
ging te Rotterdam.
Voor de| onbewimpelde verklaring van
instemming betuigen wij de redactie dank,
onder opmerking dat de naam „Kuyperia
nen" in dit verband ons niet aangenaam
tegenklinkten dat wij voor ons vrij wat
liever als Kuyperiaan dan als Van Bent-
veldiaan in de kiesvereenigingen opereeren
zouden.
Zou het voor de christelijk historische
kiesvereenigingen, om het licht waarin de
naam christelijk historisch door het optre
den van den heer Yan Bentveld allengs
zal komen te staan, geen tijd worden, dien
naam zijn voorkeur te ontnemen, en maar
terug te keeren tot „anti-revolutionair"
Misschien kan het nuttig zijn te herinneren
dat de strijd over de namen „antirevoluti
onair" en „christelijk historisch" niet van
zoo jongen datum en van zoo onschuldigen
aard is, als men uit het bovenstaande zou
mogen afleiden.
De heer prof. mr. D. P. D. Fabius schreef
in de Prot. N. Brab. van 14 Jïin. 1893
een belangrijk artikel, hetwelk aldus be
gint
In Groen van Prinsterers dagen kwam
het voor dat sommigen wel christelijk his
torisch wilden heeten doch niet antirevo
lutionair. Schijnbaar was dit van luttel
belang. Men behield toch een naam, door
Groen zei ven geijkt. Waarom mocht aan
den eenen naam geen voorkeur boven den
anderen worden gegund?
Groen's scherpe blik doorzag echter dat
het ter zijde stellen van antirevolutionair
geenszins zoo onschuldig was, waarom hij
opmerkte (Ned. Ged. dl. I hl. II)
„Antirevolutionair. Ik mag niet afzien
van eene titulatuur, met wier eigenaardig
heid onze partij, in strekking en wezen,
zou te niet gaan."
Christelijk historisch hen ik wél, zegt
deze en gene, maar niet antirevolutionair.
Deze distinctie verwerp ik.
„Immers het kenmerk der Christelijk-
historische richting is dat het het beginsel der
Revolutie bestrijdt. Wederkeerig ligt de
kracht der antirevolutionaire partij in haar
christelijken en historischen grondslag."
En na deze aanhaling gaat de heer F.
voort
Wie niet antirevolutionair zich wil noe
men, heeft, tenzij misverstand in het spel
is, ook op den naam Christelijk-historisch
geen aanspraak. En hoe juist Groen zag,
werd door de uitkomst telkens bevestigd,
gelijk nog enkele jaren geleden, toen dr.
Bronsveld voor een wijle het geoordeeld
pogen hernieuwde, en zich voorstelde als
Christelijk-historisch maar niet anti-revo
lutionair.
Tot zoover deze schrijver.
Wij voor ons hebben nog geen lust ons
tegen zijn advies te verzetten.
Ook laten wij noch door links, noch door
rechts, ons den sckoonen naam „anti-revo
lutionair" ontrooven.
En het verblijdt ons dat ook de hoog
geachte redactie van De Nederlander er zoo
over denkt, al schijnt ze ons wel wat grif
met hare vergoelijking, ten gevolge van
het „optreden der Kuyperianen."
De Hollander vond in jhet Nieuws van
den Dag een {blad dat in duizenden
Chr. gezinnen gaarne gelezen wordt
„de volgende schandelijke en goddelooze
aardigheid" „Uit kindermond Kleine
Betsy (bij het zien van een man met een
houten been)„Kijk eens Moe wat een
rare man l Die is zeker geschapen toen
Onze Lieve Heer het nog niet zoo goed
kon."
Het blad knoopt aan dit citaat de ge
gronde klacht, vast dat nog zoovele Chris
tenen dergelijke zedebedervende bladen
steunen.
Wij steunen die klacht van harte. „Aar
digheden" als deze door haar aangehaald
vindt men in de groote liberale bladen
met de vleet.
Men zie de feuilletons er maar eens op na.
Men neme maar eens bijv. een enkele
maand de Nieuwe Rott. Crt. ter band,
het lijfblad immers van het deftige deel
In de N. R. C. van 19 Dec. jl. vindt
men het verhaal van een ouden heer
die „altijd een goeden inval had" en er
trotsch op ging dat hij zelfs „met een
goeden inval" sterven zou. Ziende hoe
smoorlijk verliefd zijn vrouw op den
dokter is, pleegt hij nit liefde voor beiden
zelfmoord, en de buren noemen dit lachend
„een goeden inval."
Het feuilleton in de N. R. C. van 20
en 21 Dec. bevat het verhaal van een
vrouw die bereid is om te sterven, wijl
de slacht en de kuikens in orde zijn en
zij zich „kapot" hoestniettegenstaande
zij „waarachtig" gelooft dat haar man een
„slaapmuts" is, en zij „hij mijn ziel" niet
weet wat daarvan terecht moet komen.
Op raad van den dokter die heengaat
„schuddend van 't lachen", dringt zij haar
Tom stervend een tweede vrouw op, be
disselt de zaak, want, zegt zij „wij moeten
allemaal eens 't hoekje om" en als haar
man bezwaar maakt, zegt zij „ik zou
nog wel eens zoo rustig in mijn kist liggen".
In dien toon gaat het voort.
In dat van 31 Dec. in de N. R. C.
staat iets van een moordenaar wien door
electriciteit zooveel leven werd ingebracht
dat hij nog honderden jaren leven kan
en die toen hij doodgeschoten werd, nog
leefde en het „waarachtig zonde vond van
zijn jas".
Wij deden slechts een greep.
Dergelijke lichtzinnigheden zijn echter
in vele toongevende bladen schering en
inslag.
Moet nu nog laDger dergelijk gespot de
huizen onzer beste menschen binnen drin
gen en de zielen hunner kinderen ver
woesten
Laten toch alle mannen van gezag,
predikanten bij 't huisbezoek, onderwijzers,
ouderlingen, en allen die belang stellen
in het geestelijk weer opleven van het
Nederlandsche volk trachten dergelijke
bladen uit onze christelijke kringen weg te
redeneeren.
Wil men de christelijk historische pers
niet steunen, men moet dit zelf weten
maar men were dan ook alle blad dat
dergelijken schandelijken, kost weet te
bieden voor veel geld.
Want dit gebrek kleeft ook nog dergelijke
groote bladen aan, dat zij schandelijk
duur zijn.
Paul Kruger heeft ten slotte geweigerd
naar Engeland te komen.
Dit is de Engelsche regeering en de
Engelsche Natie, voor zoover zij waanden
Transvaal reeds weder in hun macht te
hebben, leelijk tegengevallen.
Bits is de toon, waarop de Engelsche
pers deze teleurstelling uitspreekt. Het
regent hatelijkheden aan het adres der
Boeren.
Men zou haast zeggen dat men met de
vriendelijke uitnoodiging van voor eenige
weken iets in 't schild gevoerd heeft.
Toen Bisschop Gregorius I zijn evange
listen naar Engeland zond, gaf hij hun
dit vleiend getuigenis mede Angli sunt
angeli. (De Engelsehen zij n engelen).
Of hij 't nog zeggen zou
1 Mei 1896.
Wij verwijzen onze lezers naar de nieuwe
dienstregeling van het Spoorin dit no.
van ons blad.
De opzichters der genie van Vlissin.
gen en Woudrichem zullen 15 Mei a. s
van standplaats verwisselen.
Benoemd tot ontvanger der belastin
gen enz. te Alkemade H. Beekman, ont
vanger d ierzelfde middelen te Brouwers
haven.
Zooals onzen lezers bekend is, werd
in de vorige jaarvergadering van de„Ver-
eeniging van Hooger Onderwijs op Geref.
grondslag", op Seinpost te Seheveningen
gehouden, onder presidium van Dr. Kuyper.
eene Commissie 'van Enquête benoemd om
een onderzoek in te stellen naar bet on
derwijs van den hoogleeraar aan de Yrije
Universiteit Jhr. Mr. A. F. de Savornin
Lobman in verband met art. 2 der Statu
ten van bovengenoemde Yereeniging.
Naar wij vernemen is deze Commissie,
waarvan Prof. Bavinck van Kampen voor
zitter is, zoover met hare werkzaamheden
gevorderd, dat de behandeling van het
uit te brengen rapport in de aanstaande
jaarvergadering, welke dezen zomer te
Leeuwarden plaats heeft, kan tegemoet
gezien worden.
Blijkens bij den Raad van state in
gekomen koninklijk besluit is niet-ontvan-
kelijk verklaard het beroep van R. J. de
Muynck smid te Middelburg, tegen de be
slissing van burg. en weth. dier gemeente
waarbij aan de hem verleende vergun
ning tot oprichting eener smederij in de
Langeviele aldaar een nieuwe voorwaarde
is verbonden.
VERGADERING
van den Middelburgschen Gemeenteraad
van Woensdag 29 April 1896.
o
Met kennisgeving afwezig de heer Ta'k.
De notulen der vorige zitting worden
gelezen en gearresteerd.
Aan de orde zijn de volgende punten
der agenda
I. Uitloting van aandeelen der ge-
meentesehulden.
Uitgeloot worden 9 'aandeelen gecon
verteerde schuld nos. 52, 103 gesplitst,
113, 151, 197 gesplitst, 216,217, 219 en
3246 aandeelen leening 1895 nos. 45,
166, 348, 398, 412 en 469.
II. Ingekomen stukken.
Daartoe behooren
a. missiven Ged. Staten houdende goed
keuring van vroeger genomen hesluiten
Yoor kennisgeving aangenomen.
b. een adres van Wed. Kompenhans
over huurverlenging van 13 c. a. grond
aan den Kinderdijk. In handen van B.
en W. om advies.
c. een adres van J. T. van der Weele
om aankoop van grond thans bij hem in
erfpacht. In handen van B. en W. om
advies.
d. eene mededeeling van den Voorzitter
dat in aantocht is een voorstel tot wijziging
der verordering op de inkomstenbelasting,
welk voorstel thans nog in handen is van
de Commissie van Financiën. Aangenomen
voor notificatie.
e. eene gedetailleerde opgave van het
waterverbruik in 1895 aan de scholen.
Zal voor de leden ter visie blijven.
De heer van Hoekhoewel niet dweepend
met statistieken daar zij vaak onjuiste op
gaven bevatten, dankt den Yoorzitter voor
deze opgave. Hij wil ze voor juist aan
nemen, doch kan niet nalaten er de aan
dacht op te vestigen dat er eene school
figureert waar in Maart meer dan 600 M2
water verbruikt zijn, en in Februari be
vorens slechts 40 MJ.
De Voorzitter heeft het ook opgemerkt
en kan slechts antwoorden dat de opgave
in allen deele juist is.
De heer van Dunné zegt dat de juist
heid wel door nienand betwijfeld zal
worden, maar herinnert er aan dat de op
gave alleen gevraagd is om dergelijke af
wijkingen te kunnen constateeren, er de
oorzaken van op te sporen en te trachten
maatregelen te heramen om ze in het ver
volg te voorkomen.
De heer E. P. Schorer twijfelt evenmin
aan de juistheid der opgave, doch het ant
woord des Voorzitters heeft hem niet be
vredigd gaarne zou hij de ware oorzaken
vernemen, waaraan het enorm verschil
moet toegeschreven worden.
De Voorzitter kan slechts herhalen dat
de opgave juist is; de oorzaken van het groot
verschil zijn hem evenmin bekend.
De heer van der Swalme zal er voor
dezen keer niet verder over uitweiden;
het overgelegde staatje is volgens hem
zeer leerzaam, waarom hij den Yoorzitter
in overweging geefi die statistiek over
het water gebruik of misbruik, zooals
men het wil noemen, voort te zetten,
hetgeen de Voorzitter hem toezegt.
III Adressen van J. C- Post en D.
Dobbelaar naar aanleiding van het raads
besluit van 12 Februari 1896 betreffende
het houwen van woningen aan den Noord
singel.
Het advies van B. W. luidt afwij
zend op de adressen te beschikken, daar
sedert het besluit van 12 Februari jl. de
omstandigheden niet veranderd zijn.
De heer van Hoek vindt het belachelijk
dat men een nog zoo kortelings genomen
besluit ongedaan zou gaan maken.
De heer van Dunné betreurt de bebou
wing van de schoone Singels. Vroeger
miscchien waren daartegen voorzieningen
te nemen geweest, doch thans acht hij den
tijd daartoe voorbij. Zijns inziens kan
men in de gegeven omstandigheden niets
beter doen dan een middenweg te kiezen
en aan hem, die bouwen wil en slooten
dempen, conditiën te stellen.
De heer van der Swalme vestigt er de
aandacht op dat reeds in 1886 en 1981
bij de behandeling van soortgelijke ver
zoeken stemmen uit den Raad zijn opge
gaan tegen ontsiering der Singels.
De heer F. G. Sprenger is het met den
heer van Dunné eens, doch wil verder
gaan. Reeds in de zitting van 12 Februa
ri heeft hij zich als een bepaald tegen
stander van de handelwijze van den Raad
doen kennen, hij doet daarom het voorstel
het bouwen niet te ^beletten en de van
gemeentewege geplaatste schutting weg
te nemen.
De heer den Bouwmeester merkt op dat
het plan is 2 of 3 meter achter de rooi
lijn van den Singel te bouwen, hetgeen
een nog minder fraai gezicht zal ople
veren.
Dit wordt betwist door den heer van
Dunné die het oog vestigt op de huizen
gebouwd aan den Vlissingschen weg; deze
zien er met hunne voorgelegen tuintjes
zoo onooglijk niet uit.
De heer van Hoek zegt dat men kans
heeft in conflict te komen me t het B. W.
omtrent verleening van uitwegi maar des
ondanks vindt hij het bespottelijk op een
genomen besluit zoo spoedig terug te ko
men. Hij zou daarom voor alles willen
uitgemaakt zien of de Raad bereid is dat
besluit ongedaan te maken.
Op verzoek van den heer Brevet gaat
de zitting nu over in eene met gesloten
deuren.
Na heropening der deuren dient de
laatste een voorstel in om het schut te
laten staan, tenzij rekestranten zich willen
verbinden om 6 meter van den slootkant
te bouwen.
De Voorzitter was van meening dat hij,
om de zaak te beslissen, niet beter kon
doen dan, conform het door den heer van
Hoek in het midden gebrachte, bij stem
ming te doen uitmaken of de Raad gene
gen was op zijn besluit van 12 Februari
terug te komen.
Hij vond hiertoe echter den Raad onge
negen; alleen de heeren Brevet, Gratama,
F. G. Sprenger, van Dunné en van de Ree
verklaarden er zich voor.
IY. Adres J. Smits c. s. houdende ver
zoek om eene vaste staanplaats gedurende
de jaarmarkt.
B. en W. adviseeren afwijzend op het
adres te besohikken. Zij zijn van oordeel
dat ook andere ingezetenen, die inrichtin
gen gedurende de jaarmarkt exploiteeren,
b. v. de groote stoomcarrousel „Lucht- en
Zeevaart" hetzelfde prerogatief znllen ver
langen en de nieuwe verordening op het
marktwezen dus een wassen neus worden
zou.
Zonder discussie of stemming wordt con
form het advies van B. en W, besloten.
V. Adres Wed. Dhont geb. Althusius
betreffende de toepassing van het tarief
voor de levering van duinwater ten aan-
sien van een door haar opgericht huis voor
zenuwlijders, enz.
B. en W. stellen voor het te leveren wa
ter voorloopig als voor industrieel doeleinde
benoodigd te beschouwen en daarmede
voort te gaan zoolang zal blijken dat het
nemen van kuipbaden een naar verhouding
zeer belangrijk deel van de exploitatie der
iu richting vormt.
Dienovereenkomstig wordt besloten zon
der discussie of stemming.
VI. Adres Groenenberg c. s. betreffende
de wijze van verwerken (lossen) der steen
kolen voor de gasfabriek.
B. en W. adviseeren afwijzend op het
adres te beschikken, omdat de tegenwoor
dige wijze van lossen der kolen op zeer
bevredigende wijze geschiedt.
Nadat op eene vraag van den heer W.
H. Snouck Hurgronje op welke wijze dan
tegenwoordig de lossing geschiedt, door
den heer W. J. Sprenger was geantwoord
dat die plaats heeft door een vaste ploeg,
waarvan rekestranten geen deel uitmaken,
wordt zonder verdere discussie of stemming
conform het advies van B. en W. besloten.
VII. Voorstel van B. en W. betref
fende het gebruik van muntgasmeters.
Aan de hand van den Directeur der
Gasfabriek stellen zij voor het gebruik
dier meters uit te breiden en toe te passen
op een onbeperkt aantal woningen van