NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. HomMtig 80 Iptif. Itmdo laatpng. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 90. 1896. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en vaar 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Dr. Bakhuis Rooseboom heeft te Amster dam aan de Stads Universiteit zijn hoog- leeraarsambt in de scheikunde aanvaard met eene rede, waarvoor wij den nieuwen professor dankbaar zijn. Hij toch heeft in die rede positie ge nomen als geloovig man, die zijn geloof niet maar als iets aparts in de zak draagt, om het slechts buiten het terrein der weten schap te pas te brengen. Die zijn geloof niet als een sta in den weg voor de wetenschap beschouwt, noch de wetenschap toestaat om, zij het ook vriendschappelijk, met zijn geloof te stoeien. Maar die wetenschap en geloof als gaven Gods gelijkelijk wenscht te oefenen en zich plaatst op het Christelijk standpunt van waaruit hij de onvoldoendheid der weten schap, hare armoede ziet bij de genoeg zaamheid en den rijkdom van het geloof. Van het geloof dat de eind-oplossing aller dingen elders dan ia de wetenschap zoekt. Het slot van des sprekers rede was een kloek slot. Gelijk Pater De Groot in zijne inaugureels rede over Thomas van Aquino onbewimpeld het Jezuïetisch standpunt predikte, heeft prof. Bakhuis Rooseboom met verwijzing naar God als oorsprong en einddoel der wetenschap de Calvinistische opvatting recht gedaangelijk in deze eeuw maar zelden aan de „openbare" Universiteiten geschied is. Wij betreuren den toestand die Christenen naar de openbare school drijft of aan haar verbindt. Doch zoo lang er bij het open baar hooger onderwijs bij het openbaar lager onderwijs is dit onnoodigmannen van gereformeerdebelijdenismoetenbenoemd worden, zijn wij het meest tevreden met dezulken, die zich de goede belijdenis niet schamen. Want helaas, helaashoevele Christe lijke professoren hebben deze belijdenis aan de hoogescholen zoo niet verzaakt dan toch slechts met die zekere schuchter heid gehandhaafd, welke eer denken deed aan contrabande dan aan het eene noodige De Overheid heeft niet het recht wet ten buiten werking te stellen. En tooh geschiedde dit reeds lang met de Zondagswet. Dit is feitelijk de eenige Nederland- sche Staatswet die nog rekent met Gods Woord en Wet. En deze wet wordt overtreden, zoo bru taal mogelijk, met goedvinding der Over heid, door grooten en kleinen, door rijken en armen, door dames en kwajongens. De Overheid heeft het recht naleving der wetten te vorderen. Daarom zeggen wij er niets van, wanneer tot zelfs de ge ringste wetsovertreding wordt thuis ge bracht. Maar dan eischen wij ook naleving van de Zondagswet, onverschillig of ditjonge- heeren of jongens uit het volk, of dit overheden of onderdanen geldt. De Overheid ziet gestreng toe op de handhaving dsr wetten. Neem de onderwijswet. Is er ook maar eene administratieve vergissing gepleegd, dadelijk verspeelt het schoolbestuur de subsidie; Wissenkerke heeft dit ondervonden. Zoo ook Jde arbeidswet. Hing bij de in spectie toevallig uwe kaart niet in de werkplaats, gij zijt er als wetsovertre der bij. En de wet op de besmettelijke ziekten niet minder. Probeer het maar eens om een niet ingeënt kind op school te doen. Het proces-verbaal zal wel volgen. En de artsenwet. Een moeder mag zelfs haar dochter niet bgstaan in de gevaarlijkste oogenblikken haars levens een homoeopaat mag zelfs geen onnoozel korreltje toedienen aan een verkouden buurman, of zij worden met geldboeten gestraft. En de ijkwet. Een arme weduwe, die zelfs geen natte waren verkoopt, wordt bekeurd, wanneer toevallig een ongeijkt op een maatje ge lijkend stukje kinderspeelgoed op den vloer van haar winkeltje wordt aangetroffen. De drankwet wordt schoon niet altijd al even gestreng toegepast. En de kieswet, of wilt ge de grondwet. Niet minder. Laat een kiezer maar eens een paar keeren druppeltjes ontvangen hebben voor zijn oog, of levertraan voor zijn kind of een hemdje van Dorcas of ten turfje van het Armbestuur, hij wordt onverbiddelijk met verlies van zijn kies recht gestraft. Alles goed en wel. Gehoorzaamheid aan 's lands wetten is de plicht van ieder burger. Handhaving der wet de roeping der Overheid. Maar waarom dan niet met even groote securiteit, met even consciëntieuze nauw gezetheid toegezien op de handhaving der Zondagswet Is dit soms omdat het hier een gebod geldt van den Ongeziene, den Hoogen God, op gehoorzaamheid aan Wien het er in een Christenland minder aankomt Maar dan moeten onze overheden zich ook niet verwonderen, wanneer ook de andere wetten successievelijk worden on dermijnd, De wetten mogen niet pasklaar gemaakt of ter zijde gelegd naar de verschillende meeningen der menschen. 't Is mogelijk dat de Zondagswet her ziening vordert. Maar zoolang zij er is, moet zij worden nageleefd. k Bij het gewone jaarlijksch bezoek der Koninginnen aan Amsterdam behoort ook de ontvangst van verschillende corporatiën ten hove. Ditmaal werd afgeweken van volgorde en gewoonte. Ter eene audiëntie werdenniet toegelaten Patrimonium en Boaz wel de Christelijke Werkmansbond, voorzitter dr. de Yisser. Ook werd deze bond toegelaten in voor rang voor het Algemeen Werkliedenver bond (voorzitter Heldt) en de R. K. Volks bond. Voorts werden de kerkeraden van kerken A en B met de Hervormden toegelaten vóór de Waalsche, de Roomsche en andere kerkeraden. Dit gaf groote ontstemming bij de achter uitgezetten en hunne familiën. Het deed een wortel der bitterheid ont spruiten in sommige bladen. Wie weet of het geen aanleiding geeft tot permanente twisting en partijschappen tot haat tusschen familie A en familie B Wat wij nu beleven, geschiedde ook in het laatst der vorige eeuw. Toen twistten de heeren ook, wie het eerst in het Binnenhof zou zijnwie voor zou gaan bij dans en maaltijd Maar toen liep het ook op een eind met onze nationale onafhankelijkheid Volgens de bladen zal 3 Mei a.s. een kleinzoon van Bilderdijk huwen met een kleindochter van da Costa. Dit bericht zal wel niet geheel juist zijn. Wij betwijfelen of de eenige kleinzoon van Bilderdijk, die jaren geleden ouderling bij de ned. herv. gemeente te 's Graven- was, nog wel in leven is. Kan ook de achterkleinzoon bedoeld zijn Toekoe Oemar heeft eerst getracht zich weder met ons te verzoenen, doch wijl hij de door ons gestelde voorwaarde afwees, moesten de vijandelijkheden tegen hem voortgaan. Die voorwaarde luiddeTeruggeving van hem door ons geschonken wapens en eenige zakken rijksdaalders, die hij zich heeft toegeëigend, terwijl hij namens de compagnie met 1000 man en 1000 koelies een inval moest doen in Zuid Lamkrah. Gelijk men weet liep hij met zijn man schappen en met medeneming van het bovenstaande tot zijn oorspronkelijke en natuurlijke vrienden over. Thans wordt zijn verblijf beschoten. Het gevechtsterrein is gelegen in of nabij de VI en VII Moekims, versterkt in den kampong Lam Pisang aan den groo ten weg tusechen Pakan Badak en Boekit Seboen. Daar liet hij zich een woning bouwen van f 25000, een bouw waarbij koperen schroeven in plaats van spijkers gebezigd zijn, Wij schrijven dit niet om de-n maat regel van Vetter goed te keuren Er kan somwijlen meer moed in schuilen om weg te loopen, dan om voort te gaan cn ten slotte het hoofd te stooten, zoo niet nog ergers geschiedt. Hasebroeks zwanenzang kan men lezen in De Vriend des Huizes van Januari. Daarin heeft de 83 jarige dichter zich voor het laatst in gebonden stijl uitge sproken. Het slot luidt aldus „Zoo gaat het ook mij in mijn wintersch seizoen 'k Ben oud, en de koü stremt mijn leden 'k Word zwakker en trager in denken en doen, En waar is de zanggodin heden Ja, 'k leef nog. maar stierf toch ook meê voor een deel Een voorbö dat 'k spoedig zal sterven geheel. „Het zij zoo Als 't vuur nu van binnen maar blijft 't Warme hart, dat den boezem doet blaken, Dat, als 't mij naar God, Licht- en Levens bron drijft Mijn wintertijd zomersch kan maken. Heer! schenk mij dien gloed in mijn win terseizoen. En, dorde al mijn hof, houd mijn harte- tuin groen De Middelburg sche Courant een der grootste verdedigers van het N. Mal thusianisme ergert er zich aan dat ge schriften tegen deze uitvinding te Vlissin- gen zijn uitgedeeld aan Roomsche kerk gangers. Zij vindt dat onstichtelijk. En dat terwijl zij weet dat in ditzelfde Vlissingen op een Zaterdagavond niet den menschen in den handen gestopt, maar van huis tot deur bezorgd zijn, aanbeve lingen van deze uitvinding. Er stond met groote letters op waartoe zij dient, bij welke dame inlichtingen te bekomen zijn enz. Over het minder stichtelijke hiervan heeft de Midd. Ct. zich niet uitgelaten Wie lacht daar Na vergeefsche pogingen om een radi caal ministerie saam te stellen heeft pre sident Faure de samenstelling van een ministerie opgedragen aan den oud-minis ter Meline. Deze is geslaagd. De nieuwe titularissen zijn oude bekenden en repu blikeinen van de oude garde. Ook dit ministerie zal wel een blauwe- Maandag-ministerie, een zeepbel-ministerie zijn. In de Kamer toch hebben de radicalen het overwicht in den Senaat de ouden. Men herinnert zich dat Jameson te Vlak- fontein een witte rok van een kaffermeid als vredesvlag omhoog stak. In het Trans- vaalsche blad „Express" is aan dit feit menige aardigheid gewijd. Onder meer schrijft iemand die zich Bloukoos (Blauwkous) noemt „Ons meen dat het goed zou wees als die vrouwen van nou af witkousen kon dra, want als die vij and misschien skierlij k op hulle afkom en daar geen ander raad is, kan hulle dan sommer op hulle koppe gaan staan om vrede te vraag." De 1 Mei-betoogingen schijnen niet meer die sympathie te vinden, welke zij vroeger genoten. Congressen en meetings vervangen al meer de straatbetoogingen en verschillende groote lichamen onttrekken zich of leggen er het bijltje bij neer. Zoo te Parijs, zoo te Brussel, zoo te Antwerpen. Wie echter wanen zou dat daarmede de toestanden gezonder, de plannen der revolutie minder onrustbarend zouden zijn zou zich vergissen. De groote sociale omkeering wordt lang zaam maar zeker voorbereid. Zij wordt slechts langs den weg van gerechtigheid voorkomen. Een groot man. Dat dr. Lueger, de nieuwgekozen bur gemeester van Weenen, geen oproerkraaier is en meer dan een volksmenner, heeft hij duidelijk getoond door voor zijne benoe ming te bedanken. Op eene audiëntie bij den Keizer, heeft deze Vorst hem persoonlijk verzekerd dat hij op 't oogenblik zijn benoeming moeilijk kon goedkeurenen dat hij een beroep deed op Luegers liefde tot zijn Vorst en zijn Land, om voor de benoeming te be danken. Lueger heeft zich door den waardigen monarch, die reeds zooveel leed, als mensch en als keizer beide gedragen heeft, laten overreden. Hij begaf zich naar het stadhuis waar hij kennis gaf voor de benoeming te be danken. Een daad van zedelijke grootheid. Een daad die den invloed van dezen leider der antiliberalen zeer zal verhoo- gen. De Telegraaf geeft van Hirsch de navol gende levensbeschrijving HIRSCH. Baron ,Maurits Hirsch is 9 December 1831 te Muuchen geboren. Hij was de zoon van Jozef von Hirsch, den bankier van het Beiersohe hof, die in 1869 door koning Lodewijk II tot baron werd be noemd. De grootvader, Jacob Hirsch, was eveneens Beiersch hofbankier en werd in 1818 door koning Maximiliaan tot den adelstand verheven onder den naam De Gereuth, naar een in zijn bezit zijnd bui tenverblijf. De moeder van baron Mau- rits behoorde tot de bekende Joodsche bankiersfamilie der Wertheimers, te Frank fort. Toen hij twintig jaar oud was, werd hij naar Brussel gezonden en werd daar geplaatst in de bankierszaak van Bischoffs- heim. Door zijn vader werd hij beschouwd als iemand, die geen aanleg voor zaken had: alle speculaties, die hij op vijftien jarigen leeftijd begon, mislukten en eindig den met groote verliezen. Dientengevol' ge werd er in zijn nieuwe betrekking ook weinig op hem gelet. Het zou toch ver loren moeite zijn. Toen er echter op zekeren dag over een moeilijke finaneieele transactie gesproken werd, kwam Maurits met zulk een vernuftig denkbeeld voor den dag, dat zijn patroon eerbied voor hem begon te krijgen en hem later als deelgenoot in zijn zaak opnam. In 1855 h wde hij de dochter van Bischoifsheimhij kreeg bij zijn vrouw een dochter, die vroegtijdig stierf, en een zoon, die in 1887 overleden is. Van zijn eigen vader erfde hij tien mil- lioen en van zijn schoonvader twintig millioen francs, doch toen hij het denk beeld opvatte om den Oostenrijksch-Hon- gaarschen spoorweg te verbinden met Kon- stantinopel, werd hij niettemin door de verschillende bankiers beschouwd als een parvenu en niemand wilde hem in zijn plannen steunen. Hij begaf zich daarom naar Konstantinopel, legde sultan Azix per soonlijk zijn plannen uit en wist de noo dige concessie te krijgen, waardoor de grond werd gelegd van zijn onmetelijk fortuin. Men berekent dat hij aan de spoorwe- gen minstens twee honderd millioen francs heeft verdiend, welk bedrag hij door ver schillende industrieele ondernemingen nog heeft verdubbeld. Door zijn groot ver mogen toch was bij in staat, om te koo- pen op de goedkoopste markten en ge bruik te maken van elke crisis. Hij heeft o. a. uitstekend gebruik weten te maken van de groote koper-crisis te Parijs. Dit is waarschijnlijk zijn laatste speculatie ge weest, want na den dood van zijn zoon heeft hij zich uit alle finaneieele en in dustrieele ondernemingen teruggetrokken en zich uitslnitend gewijd aan zijn philan- thropisch werk. Er wordt gezegd, dat baron Hirsch jaar lijks daaraan meer heeft besteed dan de inkomsten van menigen kleinen staat be dragen. In 1891 gaf hij bijvoorbeeld zas en dertig millioen gulden voor liefdadige doeleinden. In verschillende steden van Europa ves tigde hij comité's tot ondersteuning van armen, en het is bekend, dat alles wat hij op de renbaan won want hij was een hartstochtelijk liefhebber van paarden en bezat in Engeland een stal uitstekende renners werd afgedragen ain de Lon- densche ziekenhuizen. In 1892 gaf hij op deze wijze 42000 pond, en 15000 pond. in 1893. Baron Hirsch is misschien de meest ge lukkige financier van onzen tijd zijn ver mogen wordt door sommigen geschat op vijfhonderd-, door anderen op duizend mil lioen francs, een kapitaal, dat in betrekke lijk zeer korten tijd verzameld is. Zoodra hij echter dit vermogen bezat, verdween zijn gelukkig gesternte. Zijn eenige zoon stierfzijn vrouw begon te sukkelen, een beroerte beroofde haar van de spraak, en eindelijk werd hij in zijn philanthropische plannen herhaaldelijk tegengewerkt en was ondankbaarheid zijn loon. De honderd millioen francs, die hij be schouwde als de erfenis van zijn zoon schonk hij voor de helft aan de „lewisch Colonisation Association", voor de andere helft aan verschillende scholen in Galicië, Boekowina en Roemenië. In de laatste jaren is hij heftig aange vallen, niet alleen door de polen in Ga licië, die hem verweten, dat hij hun landgenooten wildew germaniseeren, maar door de anti-semieten van bijna alle lan den. Maar het meest heeft het hem ge troffen, dat hij zelfs door de Joden niet werd ontzien. In Argentinië ging het zijn Joodschen kolonisten in den beginne zeer sleoht; heftig werd hij daarover aangevallen door de Joden in Galicië en Roemenië, doch hij stoorde zich daaraan niet, van oordeel zijnde, dat de menschen niet beter wisten en dit voor hen voldoende verontschul diging was. De baron lachte er om, toen een fanatiek rabbi den grooten ban tegen hem uitsprak, „omdat hij zijn geloofsge- nooten onderwees in moderne en profane onderwerpen" maar toch kon hij dik wijls spreken over de ondankbaarheid van hen, die hij meende goed te doen. Eenige jaren geleden heeft baron Hirsch twee knapen aangenomen, toen veertien en vijftien jaar, en voor ieder heeft hij een millioen franc vastgezet. Het grootste deel van zijn vermogen zal echter komen aan de verschillende instellingen, die haar ont staan aan hem hebben te danken en met welke hij zich steeds bezig hield. Zijn gastvrijheid is algemeen bekend, en toch leefde hij zelf zoo bescheiden, dat inderdaad aangenomen kan worden, wat hij eens heeft gezegd„dat hij van zes shilling per dag zou kunnen leven". Hij was dan ook trotsch op zijn eenvoud en zijn soberheid. Daarentegen moest de Hongaarsche mi nister van onderwijs in Februari 1893 verklaren, dat baron Hirsch, ruim bere kend, in de laatste vijf jaren anderhalf millioen florijnen tot weldadige doeleinden beschikbaar had gesteld. Dit is evenwel nog slechts een bedrag dat bekend is veel, oneindig veel meer heeft hjj gegeven,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1