NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Merifag 2U Eptif. CHRISTELIJK- HISTORISCH Wmik Jaargang VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIËN G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Eene Kiesrecht-rede. lo. 88. 1896. UITGAVE VAN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Prijs per drie maanden franco p. p 0,95. en Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regal Enkele nummers 0,025. meer 10 cent. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. I. Nu wij de rede van den heer Lohman te Delft onzen lezers hebben voorgehouden, zal men ons wel niet van partijdigheid verdenken, wanneer wij eenige aanmerkingen op de daarin verkondigde denkbeelden van den Goeschen afgevaardigde hun ter toetsing voorleggen. Dan beginnen wij met te verklaren dat hetgeen de heer Lohman te Delft verkondigd heeft, geen nieuws bevatte voor hen die de lectuur der laatste jaren omtrent de uitbreiding van het kiesrecht hebben bij gehouden. Ook zijn wij het eens met de opmerking van den heer Lohman „dat zijn gevoelen wel afwijkend is van datgene wat tegen woordig in sommige kringen den boventoon voert, maar allerminst van het oude anti revolutionaire beginsel". Wij voegen er echter gaarne aan toe dat wij nog geen enkel argument gehoord hebben ook te Delft niet dat de kiesrechtuitbreiding, door ons gewenscht, in tegenstelling met die welke den heer Lohman koud laat, zou afwijken van het spoor der antirevolutionaire beginselen. Wel geven wij toe dat de oorspronke lijke eisch van het antirevolutionair Pro gram het hnismanskiesrecht was en dat de toelichting van Ons Program met het andere kiesstelsel, waarop een der artikelen van Ons Program aandringt, niet het allemans- stemrecht bedoelt. Al moeten wij er volledigheidshalve bijvoegen dat de kieswet die allicht na Pinkster in ons Parlement aan de orde komt, veel minder nog dan die van Tak, waarvoor wij ons in substantie hebben voor verklaard, aan het antirevolutionair be ginsel wegens haar bestendigen van het c«Msws-standpunt, beantwoordt. Leerzaam in menig opzicht is de af straffing die de Prot. Noordbrabanter van 24 December 1892, met een beroep op de Boodschapper ons op dat punt eens heeft toegediend. Zij luidde aldus Wat ons aangaat, wq nemen met vol komen instemming over, wat de Bood schapper onlangs schreefdeze is wellicht minder dan wij en minder dan de oud af gevaardigde van Goes bjj „de Zeeuw" ver dacht; in allen gevalle beter te begrijpen. Inderdaad ieder goed anti-revo lutionair moet zeer ernstige bedenkingen hebben tegen het ingediende nieuwe kiesstelsel. Men zie er „Ons Program" maar eens op na. Daar wordt als eisch van ons beginsel oen kiesstelsel voor onze „Staten en Raden" ontwikkeld, dat zoo goed als geen overeenkomst met het aangebodene li0effc ft Wat wil „Ons Program"? Allereerst tweeërlei vertegenwoordi ging één van belangen en een politieke vertegenwoordiging. Tak's ontwerpen, die ook het kies) echt voor de Prov. Staten regelen, verschuiven de verwezenlijking van dien wensch voor zeer langen tijd. Vervolgens, wat de politieke vertegen woordiging betreft, wenscht „Ons Pro gram" kiesrecht voor gez ins hoofd en. Het huismanskiesrecht nu geeft Tak in 't geheel niet. Eindelijk dringt „Ons Program" aan op het weren van de stembus van alle drijvers van een schandelijk of verkeerd] beroep. Bij het ontwerpen van de ingediende kiesrechtregeling schijnt daaraan riet eens gedacht. En ten slotte„Ons Program" betoogt met klem de wenschelijkheid en de noodzakelijkheid, niet alleen van het proportioneel kiesrecht (cu mulatieve stemmen) maar vooral van de proportioneele verte- ge n woordiging. De Minister Tak daarentegen geeft aan een bedelaar evenveel recht als aan een predikant en handhaaft „de leugen, de hoofdzonde, de tastbare ongerechtigheid van elk stelsel, dat de minderheid, reels eer zd in de politieke Kamer komt, voor de meerderheid doet bukken." Of de Goesche afgevaardigde nog bij de Zeeuw verdacht is en meer dan bij een ander blad, laten wij in het midden. Slechts merken wij op dat de heer Lohman te klaren wijn schenkt om hem te kunnen verdenken. Wat hem beweegt in zijne oppositie of onverschilligheid tegen de uitbreiding van het kiesrecht is te duidelijk en met te gedurige herhaling door hem gezegd, dan dat wij maar in een enkel opzicht zouden uoodig hsbben, hem te verdenken. Maar daarom is ook de taak om onze tegenopmerkingen te zeggen, ons te ge makkelijker. Bij de betuiging onzer sympathie voor een voorstel der ruimst mogelijke kiesrecht uitbreiding worden wij geleid door het beginsel eensdeels, en anderdeels door de utiliteit, door den eisch van het oogenblik. Gelijk wij de protectie in Nederland als proef zouden begeeren, dewijl alle volken van Europa protectie genieten, evenzoo zouden wij de ruimst mogelijke kiesrecht uitbreiding verlangen voor de Nederland- sche burgers, dewijl in de omliggende landen van Europa deze uitbreiding zoo ruim mogelijk werd verleend, of zelfs reeds sinds jaren tot algemeen stemrecht is uit gedijd. Wat den census betreft, houden wij het nog gaarne met Groen, al zeggen wij het De Hollander na dat wij er, zoo lig naar onze meening het mis heeft of zijn adviezen voor onzen tijd minder passend blijken, geen been in zien om met dezen Staats man van meening te verschillen. Wat den census betreft, houdes wij het nog gaarne met Groen. Niet met den op zijn eerste meening teruggekomen Groen maar met den zijn eerste meening uitspre- kenden Groen. Niet met Groen van Juni 1850 maar met Groen van 11 Decem ber 1849. [Adviezen dl. 1 bl. 88]. Den 11 December 1849 bij de be handeling van het kieswetsontwerp Thor- becke heeft Groen in de Tweede Kamer gezegd „Nu de rechtstreekeche verkiezingen een maal zijn ingevoerd, zal ik mij niet klein geestig betoonen omtrent den census. Ik vrees niet een betamelijke uitbreiding van het kiesrecht. Ik ben niet wantrouwend omtrent onzen burgerstand. Ik zou wel durven aannemen, wanneer het daarom te doen is, altijd nog één gulden te bivjven beneden den Minister van Sinnenlandsche Zaken Deze laatste zinsnede drukken wij met schuine letters af. Op haar gronden wij onzen principiëelen tegenstand tegen den census, dat blok aan het been van elk kiesrechtontwerp. Nu is het waar dat Groen op deze meening is teruggekomen. Bij de beraad slagingen in Juni 1850 over de kieswet, sprak hij onder meer het volgende „Ik ben tegen de wet. Zij kan voor mij niet door amendementen aannemelijk gemaakt worden. Een preleminaire reflexie. Mij is tegengeworpen ik heb bij eene vorige gelegenheid omtrent den lagen cen sus gezegd dat, zoo het om eene wedding schap te doen ware, ik wel altijd een gulden onder den Minister zou blijven. Ik heb de weddingschap verlorenik heb mij niet kunnen voorstellen dat de Minister in het verlagen zoo ver zou gaan." Maar wij beroepen ons van den her- zienen op den oorspronkelijkeD Groen, om te betoogen dat de census niet de rechte maatstaf voor het kiesrecht is en zelfs de laagste census nog te hoog is, wanneer zij wordt gekocht met het verlies van het kiesrecht ook maar van één verstandig belangstellend staatsburger, die geen ander misdrijf op zijn geweten heeft dan dat hij geen belasting kan betalen. En daarmede betreden wij het standpunt der geoorloofde utiliteit, onzes inziens terecht door den heer Van Lummel inge nomen. Wat die man van „aristocraat" zij, kan onjuist en prikkelend geweest zijn. Maar zeer zeker had hij gelijk op dit punt: Wanneer het kiesrecht aan Jan wordt verleend, dan begrijp ik niet waarom het tegelijk aan Piet onthouden wordt. Want het is waar, gelijk de heer Lohman zei, dat het kiesrecht niet is een natuur recht, een aangeboren recht. Niemand trouwens beweert dit. Maar nu de over heid aan het volk eenmaal het kiesrecht heeft verleend. Althans nu de Grondwet de uitoefening van dat recht aan zeer velen belooft, nu dient het ook aan zoo mogelijk alle mannen die aan het grondwettelijk voorschrift voldoen, te worden verleend, en in dien zin is kiesrecht een historisch recht. Een recht dat zich historisch in de wet uit de opvolgende verhouding tusschen Overheid en onderdanen heeft ontwikkeld. En daarom zij hier zoo min mogelijk uitsluiting. Stond maar de grondwet het algemeen kiesrecht in volstrekten zin toe, zoodanig dat ook bedeelden niet werden buitengesloten. Want dit is een groot onrecht door de wet gedecreteerd. Half Mei komt de kieswet Van Houten op het Procrustusbed. Met belangstelling zal de operatie wor den gevolgd. Het is een wet vol kenteekenen. Be lasting. Woning. Inkomen. Capaciteiten. Pensioenen. Spaarbankboekje. Dat is de zwakke zijde, doch tevens de kracht van het wetsontwerp. Onder al de genoemde kenteekenen is er niet een in staat onze geestdrift voor het ontwerp te verhoogen. Wel zouden wij stond het aan ons er nog een paar kenteekenen bij willen doen. Vooreerst het huismanschap, hetzij als vader, of als kostwinnende zoon. In de tweede plaats het lidmaatschap eener werkliedenvereeniging. En ten derde het contribueeren voor eenige niet door den staat gesubsidiëerde stichting van Barmhartigheid en voor de Christelijke school. Wat dit laatste betreft, onverschillig of het geschiedt in den vorm van school geld of eener bijdrage. Men zal het zienin de steden zullen verschillende leden van Patrimonium, va ders van schoolgaande kinderen, medewer kers aan Neerbosch, Marthastichting, Veld wijk, Eudokia, Eiïatha, Wagenborgen, Gereformeerd, Chr. Nat., Cbr. Volkson derwijs, Unie, enz. worden buitengesloten. Dit ware te voorkomen met de opneming dezer kenteekenen. Natuurlijk zijn wij legen verhooging van den leeftijd. De heer D. de Clercq heeft deze week te Middelburg in „Ons Huis" een belang rijke lezing gehouden, aan het verslag waar van wij uit de M. C. het onderstaande ont- leenen „Onder de pogingen om den werklieden een menschwaardig bestaan te verzekeren, noemde spr. die van le Claire, die op jeug digen leeftijden doodarm naar Parijs kwam en de grondvester werd van de ruim 2000 leden tellende en over groot kapitaal be schikkende schildersvereeniging. Zijn stel sel, de werklieden direct te interesseeren bij hetgeen zij doen, heeft een buitengewoon succes gehad. Hetzelfde was het geval met Boucicant, de man zonder een duit op zak in de Fransche hoofdstad komende, die het we reldbekende en met een kapitaal van mil- lioeuen werkende huis „Le Bon Marché" in het aanzijn riep en tot bloei bracht. Ook deze inrichting, eens het eigendom van Boucicant, behoort thans aan de 3000 medewerkers. Een derde arme jongen, Godin genaamd, de stichter van het familistère te Guise, bracht op gelijke wijze zijne werklieden tot een hooge trap van welvaart. In Engeland was het Thomson, de vriend van den bekenden Ruskin, wiens uitspraak dat een geestelijke wil hij zijn plichtdoen en met vrucht werkzaam zijn niet moet eten bij de rijken en bidden voor de armen maar eten bij de armen en bidden voor de rijken zijn streven genoegzaam aanduidt, heeft te Huddersfield zijn lakenfabriek op dezelfde leest geschoeid en bij een minimum loon en een 8urigen werktijd zijne arbeiders tot deelhebbers in de fabriek gemaakt. Bij al deze voorbeelden, die spreker nog aanvulde door te wijzen op de stoompom- penfabriek van Nelson en de viltfabriek van Dolche in Amerika, werden de voor waarden, hierboven voor een gelukkig be staan genoemd, zooveel mogelijk in vervul ling gebracht, Daarna geleidde de heer de Clercq zijne hoorders naar het buitengoed de Groote Bunte te Nunspeet, in Oct. 1895 door de Maatschappij de Veluwe aangekocht, die dezelfde grondslagen in toepassing wil brengen, maar bovendien nog in haar pro gramma schrijftvermeden wordt alle on- noodige arbeid, als zijnde voor een licha melijk en geestelijk gezond mensch jeen kwelling voor lichaam en ziel en alle hui selijke arbeid, die met behulp der machine veel sneller beter en goedkooper in coöpe ratie kan geschieden. De maatschappij geeft elk harer mede werkers, mannen zoowel als vrouwen, voegsel, vrijliggende woning, licht, be- wassching, ontspanning en ontwikkeling. Voor zoover de materieele eischen des levens betreft ontvangt elk der leden een minimum, terwijl een ieder door eigen in spanning de weg is geopend dat minimum te verhoogen. De volle opbrengst van het arbeidsproduct komt na eenige onkosten ten bate van de vaste medewerkers der maatschappij. Hij schetste het leerlingenstelsel bij de maatschappij ingevoerd, deelde mede hoe de maatschappij in afdeelingen gesplitst is, hoe de winstverdeeling wordt geregeld om vervolgens de aanwezigen een kijkje te doen nemen in de verschillende afdee lingen. Eerst werd het prachtige buitengoed be schreven, daarna het vereenigingsgebouw en achtereenvelgens de zuivelfabriek, waar de melk geheel machinaal volgens Deen- sche methode tot boter en kaas wordt verwerkt, de chemische fabriek waar de als specialiteit bekende Japanvorven ver vaardigd worden, de schilderswinkel, de badinrichting met een zgn. regenbad, de wasscherij, de glans- en matstrijkerij en de afdeelinglicht, kracht en verwar ming, waarbij uitstekend de electriciteit wordt toegepast. Ook de modelwoningen voor het perso neel werden beschreven en verder getoefd in de afdeeling hout- en metaalbewerking, het magazijn, den winkel, de kokerij en bakkerij, waar voor het gohecle personeel de dagelijksche mondbehoeften smakelijk worden toebereid." Tot zoo ver het verslag dat nog meldt hoe de spreker onder meer het vereeni- gingsgebonw als middelpunt voor gezellig verkeer ook op den Zondag prees. Met name geeft men daar des Zondagsavonds muziek- en zanguitvoeringen en voordrach ten voor alle leden van het personeel en hunne vrouwen. Men zal ons zeker wel niet van fari- zeeuwsche waanwijsheid verdenken, wan neer wij de opmerking maken dat eene vereeniging die geen hooger ideaal kent voor den werkman dan bij goed loon en goeden kost, wat wij zeer toejuichen, dan een prettig Zondagavondje met muziek en voordrachten, op den zegen Gods nooit behoeft te rekenen. Wel is 't in over eenstemming met den materialistischen tijd dien wij beieven, om den werkman met terdaad het „laat ous eten en drinken, want morgen sterven wij" te leeren in toepassing brengen. Doch de werkman heeft ook geestelijke belangen. In de eerste plaats heeft hij het Koninkrijk Gods te zoeken, en eene stichting als die van de Veluwewelke hem daartoe niet opvoert, heeft geen aanspraak op onzen steun, al koesteren wij respect voor haar pogen om het maatschappelij k peil van den werkman te verhoogen. Het is wel jammer bij het vele goede dat de heer de Clercq van de Groote Bunte heeft verteld, dat daar voor het eene noodige geen plaats is, waardoor het nut dezer stichting op den duur blijken zal zeer betrekkelijk te zijn. Het is heusch geen vitzucht die ons deze opmerking in de pen geeft. Wij waardeeren elke goede bedoeling. Maar het zou verraad plegen aan ons beginsel zijn, wanneer wij verzuimden op deze schaduwzijde van dergelijke inrichtingen, bij een gelegenheid als deze, de aandacht te vestigen. s Behalve de moord op eene dienstbode te Meliskerke en de moord op den jongen Hoogsteden liggen volgens de bladen nog minstens een twaalftal moorden ongestraft wachtende tot de arm der gerechtigheid den schuldige vindt en treffen moge. 1) De moord op de 2 vrouwtjes te Haarlem in Februari 1892 2) de moord op een weduwe te Gouda in April 1892; 3) de moord op de dienstmaagd van den heer Viotta te Amsterdam in Maart 18934) de moord op L. F. uit Waalwijk, te Dru- nen gepleegd in November 18945) de twee vrouwen van de Jong, verdwenen in 1893 6) de moord in het Asser Bosch in 18957) de moord op Paaschmorgen 1894, gepleegd op een slager in dej Cein tuurbaan te Amsterdam8) de moord op een slager te Enkhuizen in November 1894; 9) de moord op den slagerszoon te Halfweg 10) de moord op den heer Brouwer te Doe- tinchem in October 1894; 11) de moord op den onbezoldigd rijksveldwachter G. Homan te Vlodorp 12) de moord op den Groninger politieagent Van Vliet, 21 Dec. 1895. Dr. Schaepman, die zich voor eenigen tijd liet interviewend. w. z., gelijk de Nederl. het terecht noemt, zich onderwierp aan de moderne inquisitie, zeide daarbij onder anderen „Ik ben niet anti-conservatiefdat niet. Maar ik ben toch ook nooit conservatief geweest. Ik geloof dat dit komt doordien ik de Engelsche geschiedenis meer heb bestudeerd dan mijn collega's gedaan hebben. Daaruit leert men toch den waren demo- cratischen geest. „Gelooft u dan dat de ware democratie inderdaad in Engeland huist „Zeker, het eigenaardige van de democra tie is daarin gelegen, dat de volksinvloed direct en indirect is verzekerd. Dat is daar het geval. Zoo is het mogelijk geweest dat iemand als Lord Wolseley, van onderen af begonnen, het zoover gebracht heeft. Het ligt waarlijk niet altijd aan formules over algemeen stemrecht. „Het ongeluk in de gansche Hollandsche geschiedenis is dit geweest: men heeft altijd een streep getrokken waarachter men meen de dat deugd, gezond verstand en zoo voort, ophielden. Zoo heeft men in -48 wel den „breeden zoom der burgerij" tot het kies recht toegelaten, maar men heeft er wel op gepast dat men ooit verder ging. Nu komt de werkman en begrijpt men maar niet dat hij ook wat wil. En toch is de werkman dikwijls even intelligent als de burgerman." „Ik weet niet of de hedendaagsche de mocratie wel zoo heel zuiver isof ze niet zal uitloopen op eene overheersching van eene klasse - den zoogenaamden vier den stand over de andere, zooals na de Fransche revolutie de derde stand over- heersckte. Dat heb ik den werklieden altijd

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1