NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
V
Jlo: 86. 1896.
Duisikg 21 Ipttf.
ticuife laarprig.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Polderbestuur van Walcheren.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
vasi 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
ATJEH.
Het 4-tal versterkingen (Anak Galoeg,
Senelop, Lamsoet en Lambarih), ten zuid
oosten onzer geconcentreerde postenlinie
tot welker ontzet Vrijdag 4 bataljons in
2 kolonnes onder bevel der luitenant-ko
lonels Bendien en Van Heutsz uitrukten,
zijn alle ontzet, daarna verlaten en ver
volgens verbrand. Een 7-tal mindere mi
litairen sneuvelden, terwijl wij 15 gewon
den bekwamen, waaronder de majoor
Okhuijzen, de overigen zijn mindere mi
litairen.
Heftige tegenstand schijnt ditmaal dus
niet geboden te zijn.
Thans zal nog het ontzetten en verbran
den van den post Kroeng Gloempang
moeten volgen. Deze post ligt een klein
uur ten noorden van de heden ontzette en
verbrande versterking Senelop, maakt deel
uit van de bnitenlinie ten oosten der ge
concentreerde linie en is bezet met onze
troepen.
Bij het Departement van Koloniën is van
den Gouverneur-Generaal van Nederl.-
Indië, onder dagteekening van 18 April,
een telegram ontvangen, houdende bericht,
dat Toekoe Oemar (Djohan) de vroeger
vermelde grieven herroept en dat hij ver
trouwden wil zenden om met generaal
Vetter te spreken. De dag tot het houden
dezer bespreking is nog niet vastgesteld.
De grieven, welke Toekoe Djohan als
reden van zijn overloopen tot den vijand
aanvoerde onheusche bejegening van
eenigen zijner lieden door twee ambtena
ren werden reeds terstond als zeer ge
zocht aangemerkt en de aanleiding tot liet
verraad was men dan ook meer geneigd te
zoeken in den hem opgedragen last om
tegen Lam Krak op te treden, waar hij
vrienden had. ,Hoe dit zij, hij schijnt toe
nadering te willen en mogelijk is hieraan
reeds toe te schrijven de betrekkelijk
luttele tegenstand, dien onze troepen
vonden bij het ontzet der vier posten ten
zuidoosten der linie op Vrijdag jl.
De Amst. Ct. bevat een kleine bij
drage hoe Toekoe Oemar nu 3 maanden
geleden, door generaal Vetter in de kaart
gekeken werd, bij gelegenheid dat Vetter
Atjeh inspecteerde.
Dewijl Oemar, toen generaal Deijkerhoiï
de 3e klasse Militaire Willemsorde ontving
nalatig bleef, om den generaal daarmede
op zijn receptie in het openbaar geluk te
wenschen alle Atjehsche hoofden waren
op die receptie, behalve Oemar die ver
moedelijk geraakt was dat bij geen Willems
orde kreeg liet Vetter aan alle hoofden
weten, dat hij hen in de gelegenheid wil
de stellen, ook hem hun opwachting te
maken.
Alleen Toekoe Oemar kreeg daaromtrent
geen mededeeliug.
Toen nu na de receptie, Oemar daarvan
de reden aan generaal Vetter vroeg, ant
woordde dezeik heb u dit niet doen
weten, omdat gij indertijd niet generaal
Deijkerhoiï zijt gaan complimenteeren.
De overval bij Anagaloeng
Aan een particulier schrijven uit Atjeh
ontleent de N. B. Ct. het volgende:
„Van de facheuse rencontre op 7 dezer
draagt m. i. de nieuw opgetreden linie
commandant, de luitenant-kolonel Bischof
fan Heemskerk, voornamelijk de schuld.
Ofschoon hem door den generaal Deykerhoif
w&s op het hart gedrukt de voetstappen
te drukken zijner beide voorgangers de
luit.-kolonels Sievers en Bendien, twee
mannen uitstekend geschikt voor deneigen-
aardigen werkkring, dien de linie-comman
dant, tevens belast het civiel gezag te Lam-
baroein het stelsel-Deykerhoft' had vaar
digde deze hoofdofficier, zonder den generaal
chef yan den staf, den luit.-
kolonel Van Vliet daarmede in wetenschap
te stellen, de order uit, dat bij elke ver
wisseling van detachement zulks vindt
om de 14 dagen plaatsde commandant
van Anagaloeng eene patrouille moest ma
ken naar Anak Baté, om vervolgens over
Kliëng, Lambaroe en Sibrew terug te keeren.
De voorganger van den kapitein Van Blok
land had zulks niet gedaan daarom werd
hec maken dier patrouille den kapitein Van
Blokland door den linie-commandant drin
gend aanbevolen.
Ofschoon het den kapitein Van Blokland
bekend was, dat er veel gewapend volk in
de buurt van Sibrew was hij had den
vorigen dag aanhoudend gewapend volk
zien heen en weder loopen rukte deze
om 6 uren 's morgens uit, van zijne 100
man sterke bezetting medenemende 72 ba
jonetten met een luitenant, een adjudant
onderofficier, een officier van gezondheid,
drie tandoes (hangmatten voor vervoer van
gewonden) en zes dwangarbeiders, dus in
de hem toevertrouwde sterkte geen man
schappen of officier achterlatende, die hem
als reserve ter hulp komen konden. Ook
liet hij na den linie-commandant en de
commandanten der nevenposten Lambarih
en Lamsoet, van zijn voornemen te ver
wittigen.
De chef van den staf en de linie-com
mandant bevonden zich juist met nog eenige
andere officieren te Senelop om er het em
placement te bepalen voor eene nieuwe
daar te bouwen versterking, toen zij op
eens te 8 uren een zwaar vuur vernamen
in de lichting van Anagaloeng, waarop de
linie-commandant zich terstond, vergezeld
van den kapitein van den staf Kronouer,
derwaarts begaf, over Lamsoet en Lambarih,
van welke beide posten 40 man werden
medegenomen.
Te Anagaloeng gekomen vonden zij alles
in wanordesoldaten, die ongekleed met
revolvers rondliepen, gevluchte inlanische
militairen, en geen van allen te bewegen
om uit de benting naar den kapitein Van
Blokland te gaan, die op een 350 passen
afstand van daar stand hield onder 's vij-
ands vuur, om de gewonden en dooden in
de benting te brengen.
Kapitein Kronouer werd nu achteruit
gezonden om met de 40 man van Lam
soet en Lambarih een flankstelling in te
nemen en daardoor aan Van Blokland aflei
ding te bezorgen, hetgeen gelukte, zoodat
de vijand op dezen nieuwen troep het
vuur begon te openen, en Van Blokland,
nog slechts door 20 man vergezeld kon
terugtrekken, nadat hij hij 5 uren stand
gehouden had.
Hij heeft zich dapper en met energie
gedragen, maar zooals gezegd, niet alle
zijne handelingen verdienen goedkeuring.
De hoofdschuldige echter blijft de linie
commandant, die eene order uitgaf, die te
algemeen was, zonder berekening van de
gevolgen, welke die uit een politiek oog
punt hebben kon, zonder na te gaan aan
wie hij zulk een order gaften eersten of
hij wel begrepen werd, ten tweeden _of de
uitvoerder wel verstand genoeg had voor
de uitvoering.
De keuze van den luitenaat-kolonél B.
v. H. voor de eigenaardige betrekking van
liniecommandant is geene gelukkige ge
weest zij pleit niet voor de medewer
king, de entente cordiale, die men tusschen
legerbestuur en den civielen en militairen
gouverneur van Atjeh verwachten mocht.
Trouwens, die heeft steeds te wenschen
overgelaten.
Weinig plooibaar en inschikkelij k, mili
tair van top tot teen, geimbibeerd door de
tradities van Van der Heyden, wiens adju
dant hij geweest is, heeft hij in zijn ver
leden de u bekende geschiedenis van Bin
tara Pinang die er niet toe strekken zal
hem het vertrouwen of de genegenheid
der Atjehsche hoofden te doen verwerven.
Deze droeg zich toe als volgt
In het gebied van Bintara Pinang, een
der hoofden van de federatie Gighen, on
middellijk gelegen bij onze versterking te
Segli, strandde eene Chineesche wang-
kang, die terstond geplunderd werd. Bintara
Pinang werd ter zake veroordeeld tot de
betaling eener boete van een paar duizend
dollars, maar bleef nalatig die te betalen.
De generaal Demmenie droeg daarom
den kapitein Tijl, commandant van Segli,
op om Bintara Pinang onder eenig voor
wendsel binnen onze versterking te lokken
en hem dan niet meer te laten gaan. Tijl
weigerde deze opdracht te volvoeren en
werd nu vervangen door B. v. H. die
deed wat de generaal D. van hem ver
langde. Toen nu B. P. in de benting
gevangen zat, werd de boete op een klei
nigheid na bij elkander gebracht en door
eenige hoofden, die voor de aanzuivering
van het ontbrekende instonden, verzocht
B. P. op vrije voeten te stellen. Zulks
werd echter geweigerd en iutusschen hakte
B. P. zelf den knoop door, door uit de arres
tantenkamer waar hij gevangen zat, te
ontvluchten. Wij hebben hem sedert nooit
weergezien, maar hij stend nu den Mosle-
min toe in zijn gebied bentings te bouwen
en van dat tijdstip dateeren de voortdurende
beschietingen van Segli.
20 April '96.
(Algemeene vergadering van Zaterdag).
Voorzitter de heer D. A. Dronkers.
Tegenwoordig 21, na de le stemming
22 leden. Afwezig de heer Loeff.
De voorzitter opent de vergadering en
stelt aan de orde het onderzoek der ge
loofsbrieven van den pas gekozen commis
saris den heer S. Louwerseen draagt
het onderzoek op aan de heeren Corré,
W. J. Sprenger en Allaart.
De heer Sprenger brengt rapport uit
namens de commissie die tot toelating ad
viseert; waarop de heer Louwerse, door
den griffier binnengeleid, den vereischten
eed in handen des Voorzitters bij welke
plechtigheid al de leden van hunne zetels
opstaan aflegt.
De voorzitter wenscht den benoemde
geluk met het hem geschonken bewijs
van vertrouwen en spreekt den wensch uit
dat de nieuwbenoemde laugen tijd als
commiscaris op nuttige wijze den polder
zal kunnen dienen.
De heer Louwerse teekent hierop de
presentielijst en neemt zitting.
De notulen der jongste gewone en dito
buitengewone vergadering worden gelezen
en goedgekeurd.
Het verslag van het dagelij ksch bestuur
omtrent den toestand des polders in 1895
wordt overgelegd en voor kennisgeving
aangenomen, onder goedvinding dat het
zal worden gedrukt en aan Ged. Staten
verzonden.
Thans komt aan de orde de Begrooting
van den polder over 1896.
De heer Corré verklaart namens de daar
toe aangewezen commissie, bestaande uit
de heeren Corré, Oysouw en D. J. Dron
kers, dat zij de verschillende posten nauw
keurig heeft onderzochtdat nauwkeurige
inspectie heeft plaats gehad op de vier
wateringen, meer bijzonder met het oog
op de voorgestelde werken, van welker
noodzakelijkheid en doelmatigheid de com
missie daardoor zoo is overtuigd dat zij
tot goedkeuring der begrooting durft ad-
viseeren.
De voorzitter dankt de commissie.
Er worden geen algemeene beraadsla
gingen gevoerd.
De behandeling begint bij de
uitgaven.
Hfdst. I, uitgaven van vorige dienstjaren.
Nihil.
Hfdst. II, kosten der gewone werken,
f 167.798.25 (waaronder de Noordwatering
voor f 111.171.01, de Oostwatering voor
f 10272.12, de Zuidwatering voor f 33974.60
en de Westwatering voor f 12173.52.
Hfdst. III, kosten der buitengewone
werken f 21606.60, regularisatie van storm
schade in 1895 en 1896.
Hoofdst. IV, kosten der straat- en zand
wegen f 10026.79.
Hoofdst. V, rentebetaling en aflossing van
gevestigde schulden f71603,96.
Bij artikel 17 van dit Hoofdst. (aflos-
ssing f 8000) vraagt de heer Sprenger
aanhouding tot na de behandeling der Ont
vangsten.
Aldus besloten.
De overige hoofdstukken passeeren ach
tereenvolgens zonder aanmerking den ha
mer.
Hfdst. VI, bezoldigingen en schadeloos
stellingen aan het bestuur, f16012.
Hfdst. VII, kosten der inspectiën op de
werken, f 700.
Hfdst. VIII, onderhoud vau eigendom
men en brandverzekering, f 400.
Hfdst. IX, grond- en andere lasten,
f 1142.23".
Hfdst. X, kosten van brand, licht en
bureaubehoeften, f500.
Hfdst. XI, druk-, bind- en sckrijfloonen,
f550.
Hfdst. XII, kosten bij houding kadastra-
len polderlegger, f300.
Hfdst. XIII, dito der verkiezing van
commissarissen, f 300.
Hfdst. XIV, alle andere uitgaven enz.,
f3400.
Hfdst.XV, onvoorziene uitgaven f9109,91".
Daarna komen de
Inkomsten
aan de orde.
Hfdst. I, ontvangsten wegens vroegere
diensten, vermoedelijk goed slot f 17.646.
Hfdst. II, opbrengst van eigendommen
en bezittingen, f 1844,94.
Hfdst. III, belastingen en heffingen
f 250,366,22, waaronder aan gewoon dijk-
geschot ad f 14.50 per hectare schotbaar
land en f 6.30 per hectare vrijland,
f232,890.20 en aan buitengewoon dijkge-
schot ad f 16.898.84.
Bij dit hoofdstuk doet de heer Spren
ger het voorstel om het buitengewoon
dijkgeschot te brengen op f2 per H. A.
totaal f 33197,36, en in verband daarmee
op post 16 van Hoofdst. V der uitgaven
f 16000 meer uit te trekken. De redenen
die Spr. tot dit voorstel leiden, zijn bekend.
De Voorzitter vraagt of dit voorstel
wordt gesteund.
De heeren De Bruijn en v. Voorst Va
der steunen het voorstel het maakt dus
een onderwerp van beraadslaging uit.
Door den voorzitter om nadere toelich-.
ting van 't voorstel gevraagd, merkt de
heer Sprenger op dat het bij hem is eene
principe-quaestie. Reeds drie jaar geleden
heeft Spr. zijn denkbeelden op dat punt
uiteengezet, namelijk dat het meer dan
tijd wordt de schulden van van den pol
der te zien te verminderen. Er kan een ca
lamiteit komen, dat wij zullen moeten
leenen. Beter is 't dat wij nu vast maken
dan een appeltje voor den dorst te hebben.
De voorzitter zegt dat het dag. bestuur
alles heeft aangewend wat mogelijk was
om de stormschade zoo gemakkelijk mogelijk
te doen dragen door ingelanden. Met het
oog daarop hebben wij in artikel 18 der
begrooting een tijdelijke geldopneming ge
vraagd. Na ampele redeneering is het
dagelij ksch bestuur tot de conclusie geko-
met dat dit wel zou kunnen op grond dat
er zoovele posten op die begrooting zijn
die niet direct behoeven betaald te wor
den. Daaronder behoort de postrente en
aflossing. Deze moet eerst tegen Jan. '97
geschieden. Wij kunnen dit geld nog een
jaar gebruiken. Ook de laatste termijn der
aanuemingssommen worden pas in Mei '97
betaald. Ook dit geld blijft dus in kas
beschikbaar. Op dit oogenblik hebben wij
nog f 25000 in kas, zoodat wij gerust kun
nen afwachten totdat het nieuwe dijkge
schot begint te vloeien. Maar bovendien
de bestemming die de heer Sprenger aan
de gelden wil geven, door den post aflos
sing der 4 pCt. schuld met f 16000 te
verhoogen, en dus op f24000 te brengen,
is verboden bij het plan der Geldleening.
Het is wel jammer dat er maar f 8000 per
jaar kan worden afgelost. Ware dit zooniet
dan zouden wij die 5 ton immers ook
wel in ons plan voor de conversie hebben
opgonomen.
De heer Sprenger wijzigt dan zijn voor
stel, in zoo ver dat kjjvipsatJ kstfcuhoèlè be-»
drag den post Onvoorzien wenscht te ver
hoogen dan kan later van dit bedrag
zoo noodig gebruik gemaakt worden.
Met 19 tegen 2 stemmen, die der hee
ren de Bruyn en den voorsteller, wordt
dit voorstel verworpen de betrokken post
in het hoofdstuk in de Uitgaven goedge
keurd benevens de overige hoofdstukken
der ontvangsten, te weten
Hfdst. IV, inkomsten van verschillenden
aard en toevallige baten, f 3564.37.
Hfdst. V, inkomsten van straat- en zand
wegen, f 10025.22.
Hfdst. YI, buitengewone ontvangsten,
f20.000, tijdelijke geldopne uing.
En daarna de geheele begrooting in
uitgaaf en ontvangst op f 303446.75 met
algemeene stemmen vastgesteld.
In verband hiermede wordt bij afzonder
lijk besluit vastgesteld datzie artikel 6
het buitengewoon dijkgeschot voor 1896
f 1 zal bedragen, van welk besluit afschrift
aan Ged. Staten zal gezonden worden. En
in art. 20 Hoofdst. VI der Ontvangsten te
brengen een tijdelijke geldopneming van
f 2000. Het D. B. wordt daartoe gemach
tigd tegen den minsten intrest, met bepaling
der rente-betaling pro memorie, terwijl de
aflossing zooveel mogelijk zal worden ge
regeld. Ook van dit besluit gaat een af
schrift naar Ged. Staten ter goedkeuring.
Nog eenige af- en overschrijvingen op
enkele posten worden toegestaan, terwijl
besloten wordt dat de vervaldagen voor
het voldoen van het dijkgeschot zullen zijn
30 Maart, 1 Juli, 1 Oet. en 21 Dec.
Thans komt ter tafel het voorstel van
het Dagelijksoh Bestuur, met het oog op
de vele klachten over slechte afwatering,
tot het graven van een nieuwe water
gang tusschen Koudekerke en Vlissingen.
Deze watergang, loopende van den Steen-
heulweg tot het voormalig linkerkroon
werk en aldaar in de Viissingsche water
gang zal hoofdzakelijk gevormd worden
door verhooging van de tegenwoordige
sprink. Plan enz. worden hierbij overge
legd. De raming bedraagt 40 a 50 duizend
gulden. Bij aanneming van het voorstel zou
het D. B. reeds in dezen zomer tot ont
eigening van de benoodigde gronden wil
len overgaan, een en ander met nadere
goedkeuring van den polder.
De Voorzitter opent de beraadslaging.
De heer Allaart zegt dat hem bij onder
zoek gebleken is dat deze sprink in zeer
onvoldoenden toestand verkeert. Er zijn
dammen en verdere hindernissen in, en
verscheidene heulen van 1 in plaats van
2 M. Worden die hindernissen opgeruimd,
dan zal de waterafvoer, meent Spr., zeer
verbeteren en aan de klachten veejy^ijn
tegemoetgekomen. Spr. is daarom .fcègen
het voorstel van het D. B. O
De heer Coppoolse zegt die sprink'xte
hebben helpen opnemen en te hebbenffiht-
dekt, dat er vele hindernissen in zijn. Zélfs
vond Spr. tegenover het bosch van den
heer de Bruyn in die sprink eèty(|(<jam roet
heuldelen afgesloten. 'eniuflo^
De heer Van Westen kan niet i lteoor-
deelen of het plan van het D. B. noodzake
lijk is, maar hij acht het wel ontijdig,«met
het oog op de kosten. Die som vanb'f'flO
a 50 duizend gulden durft hij niet bvèr-
stappen. Het dijkgeschot is toch reeddöp
15,50 geklommen, mede gevolg van kosten
van tijdelijke geldleeningen en uitvoering
van noodzakelijke werken aan de suatie.
Bovendien is de toestand der watergangen
en sprinken zeer onvoldoende. Die van
Biggekerke, zich ontlastend in de Dom-
burgsche watergang, laat zeer veel te
wenschen over. Daar is niet genoeg ge
dolven en er liggen te veel dammetjes.
Er is daar een hoog gedeelte van land en
die sprink schijnt daar niet diep genoeg
te wezen. Van de sprink ten Zuidoosten
van Biggokerke is de grondslag lager dan
aan die van Steenenheul tot Meinershenl.
Het is wenschelijk dat die eens gedolven
wordt. En dan de sprink, waarvan in het
onderiiafiAe" plait' i