NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. lieiuCe Jaargang. CHRISTELIJK- sr HISTORISCH 1896. to. 80. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IJK. LEVENSVERZEKERING. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Wegens het Paaschfeest IMP» verschijnt Maandag geen nommer van ons blad. Alle betalingen dit blad betreffende gelieve men te doen voor Walcheren uitge zonderd Vlissingen bij dhr. F. P. D'HUIJ te Middelburg, alles buiten Walcheren bij dhr. C. ORANJE Lz. te Goes. DE ADMINISTRATIE. Serooskerke,7 April des voormiddags. Oostkapelle, ook voor Grijpskerke, 7 April des namiddags. Domburg,ook voor Aagtekerke,8 April. Westkapelle, ook voor Zoutelande 9 April. Koudekerke, ook voor Biggekerke en Meliskerke, 10 April. IV. Voor iemand, die, ofschoon gehuwd, geen kinderen heeft, is het waarlijk om jaloersch te worden, wanneer hij een gezin binnen treedt, dat hem doet denken aan dat lied Hammaaloth, den 128sten psalm, waar o. a. te lezen staat„Uwe huisvrouw zal wezen als eene vruchtbare wijnstok aan de zijde van uw huis; uwe kinderen als olijf planten rondom uwe tafel." Ook Psalm 127 laat zich in dezen niet onbetuigd, o.a. in de uitdrukking: „Ziet de kinderen zijn een erfdeel des Heeren." Een gezegde, onder ons volk gangbaar, luidt„Ieder kind brengt duizend gulden mee." En al is dit nu niet waar in den letterlijken zin, in den figuurlijken heb ik het dikwijls bevestigd gezien. Hoe menig huisvader zeide mij niet met vroolijk ge laat „Toen ik nog geen kinderen had, had ik mijn brood, en nu ik er heb, heb ik ook mijn brood." Velen zeiden voor dit laatste „ruim mijn brood." „Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zoodanig zijn de zonen der jeugd welgelukzalig is de man die zijnen pijlkoker met dezelve gevuld heeft." Zoo zegt nog Psalm 127. Voorwaar! eene geheel andere taal en eene geheel andere beschouwing dan die welke Malthus in de vorige eenw deed hooren en die, Bchoon met varianten, te genwoordig herhaald wordt door de leden van den Malthusiaansehen bond, waarover men in den laatsten tijd nog al eens in dag en weekbladen kon lezen doch waarover ik het thans niet zal hebben. Neen, dan wil ik die volksuitdrukking „Ieder kind brengt duizend gulden mee", liever wat van naderbij jbekijken. Is ze waar Ze is zeer waar voor hen, die be grijpen dat „een stuiver gespaard, een stui ver gewonnen is", voor hen, die gedurig indachtig zijn, dat God de hand des vlijtigen zegentdus voor spaarzame en vlijtige huis vaders. Big vermeerdering van hun gezin zien ze uit naar nieuwe middelen van be staan uit liefde tot hun gezin willen ze gaarne in 't zweet huns aanschijns hun brood "verdienen zij vinden het zondig onnoodige uitgaven te doen kroegen bezoeken ze niet zij vinden zich 't gelukkigst bij vrouw en kinderen thuis. Ze lezen hunnen Bijbel, die, behalve dat hij hun spreekt van den eenigen troost in leven en sterven, hun de schoonste lessen voor dit aardsche leven geeft. Telkens vinden ze daarin weer levenswijsheid en uit genade is het hnn een lust geworden zich aan dat woord te onderwerpen. Wan neer zij o.a. daarin lezen „de kinderen moeten niet schatten vergaderen voor de ouders, maar de ouders voor; de kinderen" dan zeggen ze niet„Dat is niet voor mij maar voor mijn buurman", neen, dan zeggen ze„De ouders moeten" „wij moeten." J£r staat niet, hoe groot die schatten moeten zijn, waaruit zij natuurlijk dadelijk op maken, dat het beteekentieder naar zijn vermogen. Dat „de ouders" sluit dan ook niemand uit die kinderen heeft. Nu is het zeer zeker waar, dat wanneer onze kinderen in hunne jeugd een onderwijs ontvangen, zooals Timotheus (2 Tim. 1 5) dat yan Lois en Eunice ontving en wij hun ook eene degelijke maatschappelijke opvoeding doen geven, wij daardoor reeds hun een kostelijken schat nalatendoch in 2 Cor. 12 14 is het toch eene aan het dagelijksche leven ontleende vanielfsheid, waarvan Paulus spreekt, n.l. dat de ouders voor hunne kinderen inden eigenlijken zin schatten moeten vergaderen. De een, die deze les in hare eigenlijke bsteekenis nakomt, doet het op deze, een ander op gene wijze doch allen zullen zich toch zeker gaarne den meest gesehikten weg zien aangewezen. Daar mij nu in dit blad de gelegenheid is aangeboden om velen op den, m. i. gesehikten weg daartoe op merkzaam te maken, maak ik daarvan ge bruik en verwijs den lezer alweer naar de zelfde maatschappij, waarvan ik reeds meer malen melding maakte. Hoe zal b.v. iemand, die gaarne aanzijn kind bij meerderjarig worden flOOO zag uitgekeerd en jaarlijks slechts ongeveer f 30 voor dat doel kan sparen, daarop gerust zijn, dat werkelijk zijn kind op bedoeld tijdstip dat kapitaaltje van f 1000 zal ont vangen? Leeft de vader zelf na die 23 jaar nog, dan zal hij, den intrest er bij gerekend niet zoover van dat kapitaal af wezen doch wat, wanneer de vader een vroeger kwam te sterven „God is eens Vader der weezen!" hoor ik reeds iemand zeggen. Recht gesprokenEn Hij toont dit op duizenderlei wijze, o. a. ook door den ouders bij hun leven in 2 Cor. 12 14 reeds toe te roepen „De ouders moeten schatten vergaderen voor hunne kinderen". Voorts toont Hij het hierin, dat onder zijne Voorzienigheid mannen als Heemskerk, Van Kempen, Van Marle, de Savornin Lobman, Schimmel- pennink van der Oye en Seret zich op gemaakt hebben om eene Maatschappij als deze in het leren te roepen, waarvan wij in de vorige week in de bladen nog ver meld zagen, dat uit haar jaarverslag bleek, dat zij door steeds toenemende uitbreiding eene goede toekomst doet verwachten. Wat zegt nu de Amst. Maatsch. v. Levensv., als het ware, tot den man, waarvan we zoo juist in een voorbeeld spraken? Zij zegt: Geef mij ieder jaar die ongeveer f 30, die gij kunt besparen voor uw doelwij nemen op ons uw kind flOOO uit te betalen op zijn 23ste jaar, hetzij dat gij nog leeft, hetzij dat gij dan reeds gestorven zijt en in het laatste geval behoeven de pl. m. f 30 jaarlijks niet meer betaald te worden. Komt vóór dien tijd uw kind te sterven, dan geven we u al het gespaarde geld terug met aftrek van enkele percenten. Zoo heeft genoemde Maatsch. reeds het geval gehad, dat een vader, die op dus danige wijze voor zijn kind had gezorgd, reeds stierf, nadat hij één jaar betaald had. Na zijn overigden behoefde er niets meer betaald te worden en het kind ontvangt al-evel op 23-jarigen leeftijd de bepaalde som, welke voor dat kind f3000 was. Is dit niet eene schoone zaak Hoe kan zoo iets bestaan vraagt wellicht deze of gene. De zaak is zeer eenvoudig, wanneer men begrijpt, dat duizenden op deze wijze in ééne Maatschappij samenwerken. Laat echter slechts duizend vaders zich op deze wijze vereenigd hebben, dan heeft men, wanneer ieder.per jaar f 30 bijdraagt, jaarlijks reeds f30,000. Wordt, deze f30,000 goed be legd, de f 30,000 van 't volgend jaar weer dito, enz. dan verkrijgt men zoodanig re sultaat. Hier is de spreuk„Eendracht maakt macht", op hare plaats. Wij hebben slechts één voorbeeld ge geven yan „schatten vergaderen voor Kinderen". Dit kan echter op verschillende wijzen geschieden en ook tot verschillende doeleinden. De Maatsch., waarvan we spreken, heeft voor deze soort van ver zekering twaalf tarieven, waarvan er zijn met het oog op a. gewone kapitaalvorming, zooals ontwikkeld is in boven aangehaald voorbeeld b. de militie dus om te sparen tegen het 19de jaar om dan een kapitaaltje bij elkaar te hebben, voldoende om er een plaatsvervanger voor te nemen, c. studiebeurzen, d. weezenverzorging enz. enz. Laat ik nog even herhalen, dat de Ouders schatten moeten vergaderen voor hunne kinderen d. i. de moeder zoowel als de vader moet daartoe medewerken. Hoe gemakkelijk valt het den vader, wau- neer zijne gade zóo is, als Spreuken 31 er eene beschrijft. Na de vraag„Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden volgt de uitroep „Hare waardij is verre hoven de robijnenLater nog leest men van haar: „Zij lacht over den nakomenden dag Mogen er vele dergelijke vrouwen ook in Zeeland gevonden worden, dan voorze ker doe ik mijn mond niet te vergeefs open voor de .rechtzaak van allen, die omkomen zouden. (Spr. 318). En daar nu bij het lezen van Spr. 31 menige huisvrouw (en dan is ze op de rechte plaats) zal klagen over hare tekort komingen, laat ze zulks dan klagen aan Hem, die door den mond van Jakobus (1 5) zegt „Indien iemand van u wijs heid ontbreekt, dat hij ze van God begeere, die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden." De nieuwbenoemde professor Bolland is Roomsch geweest. Tbans richt hij in publieken geschrifte op Rome zijn scherpst gepunte pijlen. Hij is dus een afvallige, een apostaat, een renegaat. Dit verklaart eenigszins den wrevel der Roomsche pers over zijne benoeming. Maar de Kieswet zal er ook wel toe bijdragen. Er zijn er althans, die nu reeds beginnen te roepen, dat Van Houten hij de eerste gelegenheid de beste weg moet. Want dat deze professor Bolland de Schrift tracht te ondermijnen, kan de hoofd oorzaak van de ontstelling en entstemming niet zijn. Conservatieve ministers hebben al zoo raak Atheïsten van zijn slag weten aan te stellen. Op dit punt geven wij De Nederlander (a. r.) gelijk, waar zij schrijft Niet zonder verbazing hebben wij de verontwaardiging gadegeslagen, die de be noeming van professor Bolland bij conser vatieve bladen heeft opgewekt. Dat ook wij het diep betreuren, dat onze univereiteiten den bodem van Gods Woord hebben verlaten, behoeven wij waarlijk niet te zeggen. Maar betaamt het hun, die dit krachtens hun beginselen gewild hebben, klachten aan te heffen, telkens wanneer zij de con sequenties van eigen beginselen ondervin den, en dan de Regeering, die overeen komstig die beginselen handelt, om de ooren te slaan Wat doet deze Regeering anders dan al hare voorgangsters, except het Kabinet- Mackay, gedaan hebben Professor Bolland breekt de Pentateuch af. Het is inderdaad te betreuren. Maar wat heeft dan professor Kuenen gedaan Professor W. C. van Manen is hoogleeraar, en nog wel in de godgeleerdheid. Voor hem is j geheel het oude Testament niets anders dan een stuk ©ud-Israëlitische let terkunde. Welnu Wie heeft dien Hoog- leeraar benoemd De conservatiove Minister J, Heemskerk Az.; de man door Dagblad en Tijd steeds hoogelijk geprezen. Hoewel hoogleeraren zijn erin Leiden, hoeveel aan de andere rijksuniversiteiten, die de Pentateuch anders opvatten dan professor Bolland? En kan eene Regeering wel anders doen, dan uitvoering geven aan de voorstellen van de deskundigen door hare voorgangsters zelve benoemd in easu, de curattfren Dat men den Minister van Houten niet wil, begrijpen wij; ook dat men hem niet wil om zijn kieswet. Maar men heeft, dunkt ons, geen recht professor Bolland te gebruiken als een bezem om hem er mee om de ooren te slaan. Wil men zulke bezems, dan zij u er wel betere te vinden! Negus Menelik van Abessynië, die de Italianen uit zijn land dreef, is een Chris ten, die dezer dagen in een eigenhandig schrijven aan zendeling Clarek de navol gende geloofsbelijdenis aflegde „Gij vergist u, als gij denkt, dat ik on verscbiliig ben voor uwe gebeden. Ik stel alle gebeden der geloovigen op prijs, zelfs dan wanneer zij gestort worden door de kinderen van Europa. Niet allen vallen mijn rijk aan, niet allen begaan de trouwe loosheid, zieh op hen te werpen, die zij zwakker achten dan zich zeiven. Niet allen hebben de knie gebogen voor Baal, den verdelgenden en broedermoor denden god. Velen, ik ben er zeker van, aanbidden nog in waarheid den God des Kruises, den God der rechtvaardigheid en des vredes. Met hen gevoel ik mij in vol komen overeenkomst van geloof, en ik, hen verheugd dat zij bidden voor mij, ',voor de mijnen en voor mijn volk. Ik wensehte slechts, dat zij de waar heid deden wonen in het heiligdom, en dat zij in plaats van een verminkt Evan gelie, de oorzaak van de verwarring en het ongeloof van vele Europeesche volken terugkeerden en anderen terugvoerden tot het ware Evangelie, dat met de schepping der wereld aanving. Met welk recht schrappen zij het geheele gedeelte, dat aan de komst van Jezus Christus voorafgaat, en hebben zij ver minkt hetgeen God heeft vastgesteld voor alle tijden Wat gij het Oude Testament noemt, is even waar als het Nieuwe, en hetgeen erin staat moet geëerbiedigd en opgevolgd worden door hen, die God en de door de pro feten aangekondigde apostelen eerbiedigen. Wat gijlieden noodig hebt, isterug- keeren tot onzen God, al Zijne bevelen op volgen, Mozes en de profeten niet meer van de apostelen, noch den H. Petrus van den H. Paulus scheiden. Al wie God wil dienen, moet zich onder werpen en gehoorzaam zijn. Gij weet dat, gezant GodsOnderwijs het in Europa en Azië. Ik doe het leeren in Afrika. De genade des Heeren Jezus Christus zij met u Menelik." Yoor den zendeling een beschamend schrijven. Ook voor ons? Uit Zuid-Afrika komen voor Engeland zeer onlrustende berichten. Onder de Kaf fers in Matabelenland is een opstand uitgebroken. De telegrafische gemeenschap tusschen Buluwayo en Kaapstad is afge sneden. Inboorlingen vallen de Engelsche troe pen aan en berokkenen hun veel nadoelen. Engeland is niet gelukkig met zijn Rhodesia, der Kaffers vaderlijk erfdeel, door de gruwelijkste menschenslachting „verkregen". Met behulp van zijn Maxim- kanonnen zal 't weer wel weten te zege vieren. Trouwens de opstand is nu reeds bijna geheel beperkt tot het district der Ma- toppo-bergen. Toch zal het op Gods tijd zijn gerechte wrake niet ontgaan, voor de lage moord en roofpolitiek, waardoor het zich dit deel der wereld heeft weten te onderwerpen. Uit Ellewoutsdijk ontvingen wij in ons vorig no. een bericht dat deed zien hoe voor een burgerjongen bij goeden wil on der Gods gunst nog gelegenheid is wat te worden in de maatschappij.'! Aan dit bericht herinnert ons wat wij heden lezen omtrent professor Bolland. Hij toch begon zijn loopbaan als militair en bracht het tot onderofficier. Later wierp hij zich op de studie. 3 April '96. Vergadering van den Middelburgschen Ge meenteraad van Woensdag 1 April '96. Afwezig de heeren van de Ree, Grata- ma en de Stoppelaar. De notulen der vorige zitting worden gelezen en vastgesteld zonder aanmerking. Sedert die zitting kwam in een schrij ven van het Bestuur van den Middelburg- Vlissingschen rijweg, begeleidende de re kening ove^ 1895 groot aan ontvangsten f 1104.21, aan uitgaven f734.23Vsen Jus met een goed slot van f 369.97V2. Besloten wordt, conform het voorstel des Voorzit ters, de rekening ter visie te leggen voor de leden ter kennisneming. Aan de orde komt thans het voorstel van den heer van Hoek om voor het ver volg in de bestekken van werken nit te voeren voor rekening der gemeente een minimumloon en maximumarbeidsduur op te nemen. Zooals onze lezers zich zullen herinne ren, hebben de stemmen over dit voorstel in de vorige zitting gestaakt. De heer de Stoppelaar was afwezig, voor stemden toen de heeren van de Ree, van Hoek, van Dunné, Tak., de Waal, Brevet, Scho- rer en van der Harst, tegen de heeren E. G. Sprenger, den Bouwmeester, Gratama, W. J. Sprenger, A. P. Snouok Hurgronje, Koole, W. H. Snonck Hurgronje en van der Swalme. De Voorzitter profiteerde nog van de gelegenheid om den heer van der Swalme, die in de vorige zitting zijn twijfel had uitgesproken of vermindering van den ar beidsdag wel gunstig op de moraliteit der arbeiders werkte, aan te bevelen de lezing van het onlangs verschenen proefschrift den Tex. De zaken waren daarin zoo juist en kernachtig uiteengezet, dat elke twijfel nopens de goede uitwerking van den kor- teren arbeidsdag, speciaal wat het drank gebruik en het drankmisbruik betreft, bij eiken aandachtigen lezer moest opgeheven worden. Tot stemming overgegaan, wordt het voorstel verworpen, dewijl andermaal de stemmen staken. Voor stemmen de heeren van Hoek, van Dunné, Tak, de Waal, Bre vet, Schorer en van der Harst, tegen de heeren E. G. Sprenger, den Bouwmeester, W. J. Sprenger, A. P. Snouck Hurgronje Koole, W. H. Snouck Hurgronje en van der Swalme. De Voorzitter brengt hierna ter kennis dat van wege de Rijkscommissie voor de graadmeting een verzoek was ingekomen om gebruik te mogen maken van den Ab dijtoren tot plaatsing van een eenvoudig toestel. B. en W. hebben het verzoek reeds ingewilligd en vragen au sanctio neering van die inwilliging door den Raad. Nadat op eene vraag van den heer W. H. SnouckHurgronje of het toestel geen schade kon veroorzaken aan den ouden Abdij toren, door den heer den Bouwmeester geantwoord was dat volgens verklaring van den ge meentebouwmeester het eenvoudige toestel (een paal op een der zolders) geen schade kon veroorzaken, doch dat bij eventueele schade het Rijk daarvoor natuurlijk zou aansprakelijk zijn, wordt de gevraagde sanctioneering zonder verdere discussie of stemming gegeven.' Van het Burgerlijk Armbestuur en van de Vereeniging tot het bezoeken der ar men kwamen in missives, houdende bericht dat drie personen, die op de kiezerslijsten zijn geplaatst, in 1895 onderstand hebben genoten.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1