NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH 1896. lo. 78. Dinsdag SI flaacf. tiende laargang. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. De Heer Lohmanen het Kiesrecht. Na de Kiesrecht-quaesfcie meer tastbaar aan de orde komt, zal het zeker den lezer genoegen doen te vernemen, wat de heer Lohman kamerlid voor Goes in zijn jongst gehouden rede over het Kies recht heeft gezegd. En al zijn wij 't met den spreker niet op alle punten eens, wij nemen toch het geheele verslag dier rede uit „De Nederlander" over. De heer Lohman te Deift. Gisteravond trad in de stampvolle con certzaal van de Stads-Doelen te Delft op de heer Jhr. Mr. A. F. de Savornin Loh man, om te spreken over „kiesrecht en democratie". De vergadering, die belegd was door het plaatselijk kiesrecht-comité, bestaande uit de afd. Delft van Patrimonium, de Delftsche Werk mans vereeniging, de Schil dersgezellen, De Typografenvereeniging en de radicale kiesvereeniging, werd geleid door den Voorzitter van „Patrimonium", den heer H. N. Basosky. jln zijn inleidend woord wees deze er op, hoe de kieswet- Van Houten onvoldoende uitbreiding van het kiesrecht geeft, daar o. a. te Delft, volgens onderzoek, 16G4 woningen buiten de gestelde huurwaarde-grens vallen. De bedoeling van het Comité was, het kies- rechtvuur aan te blazen, en om daarbij niet eenzijdig te werk te gaan, had men den heer Lohman uitgenoodigd, ook zijner zijds zijn standpunt in het kiesrecktvraag- stuk uiteen te zetten. De heer de SavorninLohman begon met te verklaren, dat zijn gevoelen wel afwijkend was van datgene, dat tegen woordig in sommige kringen den boventoon voert, maar allerminst van het oude anti revolutionaire beginsel. Vijftien jaar lang hadden hij en zijn vrienden nooit ander» geleerd, en de antirevolutionairen vöór hem ook niet. Wij zullen handelen zegt spreker, over Ja, waarover? Over het kiesrecht? Neen. Het kiesrecht bestaat niet. Men kan spreken over een recht om leden voor de Tweede Kamer te kiezen, om leden voor de Staten te kiezen, om gemeente raadsleden te kiezen, om zijn eigen levens gezellin te kiezen, om een school voor zijn kinderen te kiezen, enz. Maar een kiesrecht, in den zin van een persoonlijk recht, zooals het recht van vergaderen, van godsdienstvrijheid e. a., bestaat niet. Wij zullen het thans hebben over het recht om leden voor de Tweede Kamer te kiezen. Spreker maakt hierop opmerkzaam, omdat een verkeerde opvatting in dezen een vruchtbare bron is van onjuists voor stellingen. Het gewone betoog „x is kiezer, ij niet, dat is onbillijk", berust op die dwaling. Men moet afzien van het denk beeld van een persoonlijk recht, en vragen waarvoor moet gekozen. Het doei van het kiezen moet beslissen over wie het doen zullen. Men zie niet op den persoon van den kiezer, maar op het lichaam, waarvoor gekozen wordt, op de Volksver tegenwoordiging. jHet kiesrecht is geen abstract recht, maar een middel om een zoo goed mogelijke Tweede Kamer te krij gen. Het kiesrecht is geen rechtsquaestie, maar een doelmatigheidsquaestie. Slaan wij alzoo 'toog op het doel van het kiesrecht, de Volksvertegenwoordiging. Onder volk behooren allen, niet alleen mannen, maar ook vrouwen. Ook zij heb ben belang bij den gang. van zaken. Ook zij worden, en behooren te worden, ver tegenwoordigd. Hieruit blijkt reeds, dat zij die geen ware ^//«vertegenwoordiging mogelijk achten, wanneer niet het gebeele foik kiest, niet bij het algemeen mannen- kiesrecht kunnen blijven staan. En nu het tweede lidvertegenwoordiging. Wat be- teekent dit M6n zegt welhet volk wordt niet vertegenwoordigd, want het stemt niet. Doch dit berust op een mis vatting. „Iemand vertegenwoordigen" kan zeer zeker ook beteekenen op last van iemand iets doen, als zijn afgezondene een werk verrichten dat door hem is opge dragen maar het komt ook voor in den zin van naar eigen inzicht opkomen voor iemands belangen. Zoo vertegenwoordigt de voogd den pupil, hoewel hij niet door hem gekozen is en de pupil er misschien niets van weet. Zoo vertegenwoordigt een Volksvertegenwoordiging het volk, al wordt zij slechts door een deel van dat volk, ja, al wordt zij (gelijk in sommige landen en gelijk ten onzent voor '48 de Eerste Kamer) door den Koning gekozen. Volgens de grondwet vertegenwoordigen de Staten-Ge- neraal het geheele Nederlandsche volk wie kiezers zijn heeft hiermee niets te maken dat betreft alleen het middel om de Volksvertegenwoordiging te creëeren. Wie moeten nu kiezers zijn Daarvoor moet men zien op de roeping van het li chaam, waarvoor gekozen wordt. De roe ping der Volksvertegenwoordiging is twee ërlei Toezicht houden op het bestuur en de hulp verleenen bij 't wetten maken. Met bet eerste bemoeit het publiek zich wei nig en dit kan dus ter zijde gelaten. Het laatste is het fijne puntje. Hiervan maakt men zich vaak een geheel verkeerde voor stelling. Men denktwetten maken, dat is zeggen hoe ik 't hebben wil wie dus maar in de Kamer zitten, kunnen, zeggen, hoe ze 't verkiezen niets eenvoudiger dan dat. Doch dit is onjuist. Wetten maken is recht spreken. Het is niet belangen be vorderen, of wensehen inwilligen, maar in de botsing van belangen en wensehen het recht vinden. Dat is uiterst moeilijk. Be hartiging van het belang van den één, is benadeeling van dat van den ander. Men heeft een bepaling gemaakt, die met het oog op twee strijdige belangen den weg van recht en regelmaat volgt, daar komt een derde verklaren, dat zijn belang door die bepaling schade lijdt, men wijzigt haar en er komt een vierde. Wetten ma ken is te voren doen, wat de rechter van achteren doet. De wetgever noemt, naar rechtsbeginselen, decisie in de botsing, die bij ziet aankomen gelijk de rechter, naar geschreven rechtsbeginselen, beslissing neemt in de botsing, die is ingetreden. Bij de samenstelling van het lichaam, dat tot die moeilijke taak geroepen is, zij het doel, niet om zooveel mogelijk ie dereen te laten meepraten, maar om er zooveel mogelijk mannen in te brengen, die tot die taak in staat zijn. Kan het laatste het best bereikt door het eerste, dan alleen is dat eerste het aangewezen middel. Hierover kan intusschen verschil van gevoelen bestaan. Het beste middel ware zeker iets dergelijks als wat vroeger in Engeland werd toegepast, waar in de dusgenoemde „gemeenten" allen bij eenkwa- om te beraadslagen over de publieke zaak en dan een uit hun midden, van wien men uit de besprekingen afleidde, dat hij ook in het parlement de pnblieke zaak het best zon kunen behartigen, naar het „Huis der Gemeenten" afvaardigden. Ten onzent ging het anders. Het bezit werd op den voorgrond gesteld. Spreker ziet niet laag neer op bet bezit, en waar deert bet als een gave Gods, evenzeer als het verstand. Wie bezitter is, zal vaak meer tijd en gelegenheid hebben, zich aan de publieke zaak te wijden dan een ander. Het bezit kan dus evengoed tot zekere hoogte in aanmerking komen als het intel lect. De wijze, waarop men tegenwoordig den census denigreert, is daarom afkeu renswaardig. Een voorbeeld van wat spre ker bedoelt, ziet men aan het ontstaan der vroedschappen (de latere regenten- familiën),aan wie oorspronkelijk de regeering alleen hierdoor werd overgelaten, doordat de minder vermogenden, wegens tijdgebrek van de vergadering weg bleven. Maar geeft alzoo bezit wel eenig voorrecht toch was het niet goed, alleen aan bezit ters, en juist aan hen, het kiesrecht toe te kennen. Een afdoende waarborg voor de deugdelijke samenstelling, naar de bo vengestelde eischen, lag ook in het bezit niet. Zelfs zijn er wel redenen, waarom spreker heil zou kunnen zien in een groote uitbreiding van het kiesrecht. Bij het vinden van het recht, dat spr. als de taak der Volksvertegenwoordiging aanwees, is natuurlijk een eerste vereisehte, dat men al de verschillende belangen, die met el kaar in botsing komen, kent. Ter bevor dering van dit laatste nu ware het niet ongewenscht, een breedere rij kiezers aan de samenstelling te doen deelnemen. Vooral waar de Staatsbemoeiing zich steeds uitbreidt, en de Vertegenwoordiging dus met steeds meer belangen heeft rekening te houden. Er is echter één bezwaar, waarom spre ker van die uitbreiding weinig heil ver wacht. Het is dit, dat het denkbeeld van recht vinden als de taak der Volksverte genwoordiging vrijwel is zoek geraakt, en dat van het belangen bevorderen er, althans praktisch, voor in de plaats is gekomen. En dan heeft men aan kiesrechtuitbreiding niets. Dan wordt de belangenstrijd van buiten de Kamer binnen het Parlement eenvoudig voortgezet. De arbeiders, de protectionisten, de agrariërs, alle groepen, fracties en nuances hebben dan daar hun eigen vertegenwoordigers, niet om hun be langen te toetsen aan het recht, maar om, in den algemeenen strijd, voor die belangen het meest doenlijk voordeel te behalen. De wensehen van iedere gro9p worden eenvoudig aan enkele personen gedelegeerd, maar dan door die personen met dezelfde eenzijdigheid verdedigd en aangedrongen als de kiezers het zelve zouden gedaan hebben. De strijd in de .Tweede Kamer wordt in miniatuur dezelfde als die in de maatschappij. Men kan 't geval vergelijken met de twee legers, die in de oudheid tegenover elkander stonden en toen, om geen onnoodig bloed te vergieten, elk drie man afzonden als representanten van 't heele leger; dit drietal vocht den strijd onderling uit. Daar gaan we heen. En waar nu de toestand meer en meer zóó wordt, en bij kiesrechtuitbreiding zeker nog erger zal worden, daar kan van die uitbreiding, die anders tot juister oordeel vinding zou kunnen medewerken, thans geen heil verwacht. Het aantal zal be slissen. Wie de sterkste is, zal overwinnen. Niet het gewicht der belangenmaar het cijfer der belanghebbenden zal den doorslag geven. Het ééne belang zal door bet andere worden overstemd. Honderd schoenmakers bijv. zullen het moeten afleggen tegen duizend schoenmakersknechts, ook al heb ben de eersten recht, omdat de laatsten meer vertegenwoordigers kunnen krijgen in bet Parlement. De toestand is thans reeds zóó, dat men de onafhankelijkheid der Kamerleden, en het onpartijdig wegen van alle verschillende belangen, zonder bevoorrechting van de partij of bet district, dat afvaardigde, een versleten standpunt noemt. Men acht dat den band met de kiezers doorsnijden. Een der oorzaken van dien jammerlijken toestand is ongetwijfeld de fout, door de liberale party gemaakt in de sckoolquaestie, waar zij macht boven recht stelde, en de uitspraak harer kiezers hoven wat, naar de erkentenis van vele harer Kamerleden zelve, de billijkheid vorderde. Hierdoor is men op dit punt gedemoraliseerd. Ten slotte wijst spreker op het democra tische Frankrijk en op de Vereenigde Sta ten, waar in menig opzicht minder voor het volk is gedaan dan ten onzent. In Duitsohland daarentegen is veel tot stand gekomen, dat spreker benijdtniet door het algemeen stemrecht, maar door den Keizer en de vorsten, die men niet als ministers kan wegjagen m. a. w. doordat er een krachtige hand van bo yen was, die de hervormingen doorvoerde. Het alge meen stemrecht de democratische be wegingen van alle landen leeren bet staat aan hervormingen in den weg. Dat komt door den strijd van belangen, waar op spreker wees en die, onder vigueur van het algemeen stemrecht nagenoeg al tijd in het parlement wordt voortgez t. Men belooft allerlei mooie dingen aan „het volk". Maar het volk" begeert niet hetzelfde. Wanneer men de beloften wil gaan inwisselen en „bet volk" reëel wil goeddoen, dan bemerkt men, dat „liet volk", wat de belangen betreft, zich in vele volkjes splitst. De belangen van A en B strijden. Men heeft ze beiden alles moois beloofd en daar ze nu beiden tegen elkan der opjagen, komt er niets tot stand. Men kan den toestand onder bet algemeen stemrecht eenigszins vergelijken met dien uit den vroegeren tijd, toen de brandem- mers nog in de mode waren. Ieder kwam aandragen met zoo'n emmer, men liep elkaar omver en in den weg en 't buis brandde onderwijl lustig af. Later beeft men gezegdblijft gijlieden maar thuis, en een gedisciplineerde brandweerorganisa tie in 't leven geroepen, waardoor de toe stand aanmerkelijk verbeterde. Spreker verwacht alzoo van kiesrechtuit breiding geen heil. Wat wij dan doen moeten Onze eigen belangen zelf beharti gen. De Staten-Generaal moeten recht spre ken, maar onze belangen bevorderen moeten wij zelf doen, zoo noodig vereenigd. Dat ib de ware democratie, het zelfbestuur op maatschappelijk terrein. De hesten moeten daarbij iö iederen kring voorgaan. Dat is de ware aristocratie, in den goeden zin van het woord. Spreker is aristocraat, evenals Groen en Calvijn het waren: niet allen gelijk, maar de uitnemendsten vóór aan, de uitnemendsten uit alle rangen en standen, niet alleen uit de bezitters, en ook niet alleen uit de gestudeerden, zoo als de liberalen plachten te leeren. Men vindt de besten onder alle klassen, gelijk de ondervinding in de Engelscbe vakver- eenigingen en in onze schoolbesturen vol doende heeft aangetoond. Aan het woord aristocraat in den juisten zin moet steeds verbonden zijn het begrip van deelneming aan de publieke zaak. Ten slotte toont spreker met het voorbeeld van de rede van den heer Staalman bij de marinebegrooting aan, hoe men de taak der Tweede Kamer niet moet opvatten. Deze afgevaardigde somde allerlei grieven tegen het marine-personeel op, en de oud- officier Kempe schreef, dat hij gelijk had. Doch wat, vraagt spreker, geeft nu zulk oreeren Het is praten in de lucht, want noch de Regeering noch eenige autoriteit kan op zich zelf aan die verdorvenheid iets doen. Zulk spreken behoort op andere plaatsen tehuis. De Tweede Kamer is geen klachtenboek. Alleen - en hierop wil spr. wijzen inzoover de Regeering in eenig opzicht invloed kan oefenen,is de zaak in de Kamer ad ren. Men zal dan even wel niet in 't abstracte moeten praten, maar de concrete maatregelen en verbete ringen moeten noemen, die men wenscht. Dit laatste is door vele andere afgevaar digden herhaaldelijk gedaan, o. a. ten op zichte van de Militaire Tehuizen, die zooveel steun en bescherming tegen bet kwaad kunnen bieden en die vroeger dooi de Regeering eenvoudig werden veronacht zaamd. Zoo is ook gedaan, toen de per soonlijke dienstplicht aan de orde was. Op die wijze kan men nut stichten, mits men zich steeds bewust blijft tot de Regeering te spreken, om deze te overtuigen, en niet om indruk te maken op bet volk. Na een korte resumptie eindigt spr. zijn rede. De Voorzitter dankt den spreker, doch verklaart niet met bet gesprokene in te stemmen, en geeft gelegenheid tot debat. De heer Lammens verklaart nog aller minst vernomen te hebben, waarom nu aan den een bet kiesrecht gegeven en aan den ander onthouden moet worden. Spreker vraagt, hoeveel menschen met gezond verstand in de Kamer zitten. (Applaus). De Voorzitter verzoekt zich van bijvals betuigingen te onthouden, daar de tijd kostbaar is omdat de spreker op het be paalde nur moet vertrekken. De heer Lammens vervolgt zijn rede, en zegt o. a dat hot steeds de vraag is, wie de hesten zijn. Spr. is voor algemeen kiesrecht. De lieer Van Lummel dankt den spre ker voor zijn optreden in deze vergadering, en vooral voor de openhartige wijze, waarop hij 't woord gevoerd heeft. Thans is dan onmiskenbaar gebleken le dat de beer Lobman voor kiesreebtuitbreiding niets gevoelt; 2e dat hij aan de bezitters meer recht toekent dan aan anderen; 3e dat hij den census niet afkeurt; 4e dat hij den band doorsnijdt tussohen kiezers en gekozenen 5e dat hij aristocraat is. Dat is inderdaad klaren wijn schenken. „Ik ben aristocraat", zeide de heer Lohman. De lieer Van Limburg Stirum, Kamerlid voor SchiedamIn een andere beteekenis dan gij bedoelt. De heer Van Lummel zegt, dat iedereen wil, dat het land door de besten geregeerd wordt en dat de heer Lohman er dus wel degelijk een verder strekkende beteekenis aan moet geven. Spr. komt voorts op tegen verschillende uitdrukkingen in des heeren Lohmans rede, die met het anti revolutionair staatsrecht strijden. Naar antirevolutionair beginsel worden de mi nisters niet „weggejaagd", en is „wetten maken" niet de taak der Tweede Kamer. De Regeering maakt de wetten, en de Staten-Generaal zijn er slechts, om de belangen van bet volk bij die Regeering te vertegenwoordigen. Wanneer) evenwel de beer Lohman hieromtrent een andera opvatting is toegedaan, dan is bet te be grijpen dat hij zulke hooge eischen stelt aan bet lidmaatschap der Kamer. Dan zijn de volksmannen er niet thuis. Dan behooren er alleen juristen te zitten. Ja, dan kan men nog verder gaan dan de beer Lobman want alleen de bekwaamste onder de juristen zijn tot bet wetten maken in staat. Wat wil nu echter de beer Lohman Wil hij het kiesrecht inkrimpen Men zon het uit sommige momenten in zijn rede afleiden. Of wil hij ook voor de Tweede Kamer een getrapte verkiezing, zooals volgen zon uit zijn aanbeveling van bet voorbeeld van Engeland Het kiesrecht is geen natuurrecht. Dit geeft spr. toe. Maar toch is het hem niet duidelijk, waarom de ééne persoon moet zijn uitgesloten en de andere niet. Elk recht moet toch een grond hebben. Wat is hier de oorzaak van het verschil Ten slotte protesteert spr. tegen de ver gelijking met het voogdijschap. Het volk staat niet onder de voogdij van de Tweede Kamer, maar begint zich in den tegenwoor- digen tijd juist mondig te gevoelen, waar over spr. zich hartelijk verheugt. De lieer de Savornin Lohman antwoordt aan den heer Lammens, en tevens aan den heer van Lummel, dat wanneer men een recht op kiesbevoegdheid aanneemt, ook hij niet weetwaarom dit recht aan den een toekomt en aan den ander niet. Doch de strekking van zijn betoog was juist dit recht te ontkennen, en te doen uitkomen hoe de quaestie niet beoordeeld moet naar de personen, maar naar het lichaam, dat gekozen wordt. En hoe de heer Van Lummel in theorie een persoonlijk recht kan ontkennen, en toch in de practijk weer vragen kanwaar om de éen niet en de ander wel, is spre ker onbegrijpelijk. Den heer Lammess merkt spr. verder op dat de roeping der Tweede Kamer niet is, om de positie der menschen te verbeteren, maar om recht te spreken. Voor positie-verbetering moeten wij zelf zorgen. Laat de heer Lammens daarmee maar beginnen in zijn huisgezin en zijn vak, en stuit hij dan op eens anders belang, in dien zin, dat er een rechtsquaestie bij betrokken is, dan zal hij bij de Staten- Generaal een gewillig oor vinden. Door den heer Van Lummel is spreker op vele punten niet begrepen. Bij de vergelijking met het voogdij schap lette men op het lertium comporationis. Het volk staat niet onder voogdij van de Kamer. Het voorbeeld diende alleen om aan te toonen, hoe men vertegenwoordigd kan worden door iemand, dien men niet kiest. Spr. wil geen getrapte verkiezingde

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1