NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH 1896. Ho. 71. Mccifag 14 flaacf. fiende laacgang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Vlissing's belang. nr. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. WSÊÊB^ die zich met 1 April op ons blad tvenschen te abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nommers GRATIS. Democratie. De navolgende verklaring werd in 1844 in eene vergadering van het Evangelisch genootschap te Genève door niemand min der dan Merle d'Aubigné afgelegd „Zijn niet de grootste geesten hedendaags van oordeel dat aan de democratie, onder den eenen vorm of een anderen, de toe komst is, waarheen de natiën zioh bewe gen Welnu, daar het Calvinisme licht en sterkte bezit om de democratie te ma tigen en te leiden, is het daarom niet on misbaar voor de welvaart der Staten Het nu te verwerpen, zou hetzelfde zijn als, op het oogenblik dat een vaartuig onder zeil gaat en gereed staat af te steken naar de diepte, do zeelieden af te danken, den loods weg te zenden, het kompas te ver brijzelen, en het roer te breken. „Het Calvinisme is de gouden teugel, krachtig en toch gemakkelijk te hantee- ren, die Gods hand voor de vrijheid heeft bereid. De wezenlijke vreedzame demo cratie is het Calvinisme. Gij zult ze ner gens anders vinden." Een gulden woord dat ieder Calvinist behoorde van huiten te kennendat ia zijn geweten diende ingegrift te|zijn, ten einde hem altijd te doen beseffen Ik ben mee geroepen om de democratie te lei den, niet om er door geleid te worden niet om met de democratie te coquettee- ren, maar om haar te matigen. De navolgende veranderingea, naar om standigheden verbeteringen, bevat het nieu we ontwerp personeel. Belastbaarheid van winkels slechts voor een derde der huurwaarde. Van de huurwaarde wordt van f 25 tot f125 afgetrokken naar gelang van de hoog te der woningprijzen in de verschillende gemeenten. Classificatie der gemeenten ofsehoon met tamely ken willekeur. Een haardstede niets. Twee stookplaatsen fl. Drie stookplaatsen f3. Vier stook plaatsen f 6. Aftrek wegens kinderen op de drie eerste grondslagen, voor huisvaders met minder dan f4000 inkomen. Dienstmeisjes van 18 tot 21 jaar be lastbaar gesteld op f 4. Werkpaarden van landbouwers en andere nij veren vrij van belasting. Dokterspaarden verminderd. Meerdere vrijgevigheid tegenover paarden voor gemengd gebruik. Altijd beleefd. Een uitgever in China zond aan een schrij ver het handschrift terug van een werk dat hij niet wenschte uit te geven. Bij die terugzending was de volgende brief gevoegd „Zie uw dienaar neergebogen aan uw voeten. Ik bid van uwe goedheid de gunst om te mogen spreken en leven. Uw geëerd handschrift heeft een licht over ons verspreid. Met ware verrukking hebben ■wij het doorloopen. Bij het gebeente mijner voorvaderenNooit ontmoette ik zooveel geest, zooveel gevoel, zooveel verhevens. Met vreezen en beven zend ik U het hand schrift terug. Gaf ik dat juweel in het licht, de keizer zou het verklaren tot het model, waarnaar alle schrijvers zich hadden te richten. Maar wetende, dat het on mogelijk zou zijn in 10,000 jaren te eve naren, wat gij hebt gedaan zend ik het u terug. Ik smeek u 10,000 malen om vergeving. Zie mijn hoofd aan uwe voeten, poe met mij, wat gij wilt." Men moet zeggen, dat Europeesehe uitgevers minder complimenten maken. Journalisten zenden zelfs het manuscript niet terug. In een der toongevende liberale bladen in onze omgeving kan men herhaaldelijk een advertentie vinden waarin namens den Nieuw-Malthusiaanschen Bond eene vroed vrouw te Middelburg gratis onderricht in de toepassing van zeker geheimmiddel aanbiedt. Deze advertentie staat daar met goedvin den naar het schijnt van de Redactie; dez» tooh heeft dezen Bond in een hoofdarti kel onder bescherming genomen. Aan menigen lszer die de christelijk historische richting koos, zal dit ergernis gegeven hebben. Daarom te meer verheugt ons de onder staande waarschuwing welke Het Centrum tot hare geloofsgenooten richt, en welke wij, mede ter voorlichting van onze eigen geestverwanten, met instemming over drukken Gevaar in de pers. „Met meer brutaliteit dan de pseudo- medici treden in dezen tak der geheime zonde de kwakzalvers op. Deze affleheeren bun adres publiek in de bladen en er worden ongelukkiger wij ze zeer vale redacties gevondea, wier toezicht op de advertentie-pagina in dit opzicht niet gestreng genoeg is. „Zoowel in de groote liberale bladen als in de zoogenaamde gosdkoope volksbladen, vooral die zoo „goed" en zoo „fatsoenlijk" heeten, worden de namen en adressen van mannelijke en vrouwelijke kwakzalvers met sprekende letters afgedrukt, bij wie mem adviezen en middelen kan verkrijgeu, wier gebruik den mensch onwaardig is. Zoolang dit gebeurt, zal het ontvangen en het lezen van dergelijke bladen niet alleen direct een groot gevaar opleveren, maar zullen onze christelijke vaders en moeders hebben te bedenken, dat zj ver- antwoordelijk zijn voor de ergernis, die zj geven en voor de gevolgen, die hunne kinderen en ondergeschikten er van in de toekomst zullen ondervinden." Aan deze waarschuwing voegen wij slschts toe de betuiging van onzen spijt dat de circulaires vam den Nieuw-Malthi- aanschen Bond bevattende de aanbieding van genoemde Middelburgscbe verloskun dige, in sommige plaatsen, o. a. in de ar beiderswijken te Vlissingen van huis tot deur zijn verspreid, met de groote waar schijnlijkheid dat zelfs kinderen met den inhoud konden kennis maken. De betui ging van onze ongerustheid dat reeds me nigeen onzer jonge artsen in onze van ouds solide burgergezinnen bezig is deze walgelijke leer tot voorkoming van groote gezinnen te verspreiden. En de betuiging van onze vrees dat meer dan een jeugdig echtpaar, op het oog van zeer positief christelijke, gereformeerde, zedelijke beginselen, door deze leer wordt besmet, en, zij 't dan ook fluisterend, bezig is ook andere christelijke gezinnen bekend te maken met de „zegeningen" van het Nieuw Malthusianisme. Men is met deze dingen niet geheim en volstrekt niet zoo conservatief als men zou wanen. En wij zouden onzen christe- lijken moeders en grootmoeders wel willen verzoeken, er op te letten dat deze daemon des ongeloofs in onze woningen geen post vatte en uitgebannen worde waar hij reeds binnensloop, of door den dokter in eigen per soon werd geïntroduceerd. Het antwoord van |den minister laten wij hier volgen. De heer van der Sleyden, Minis ter \an Waterstaat, Handel en Nijver heid: Mijnheer de Voorzitter! In het verslag der Commissie worden twee pun ten besproken, die ik geheel afzonderlijk wensch te behandelen. Ten aanzien van het eene punt heeft de Commissie haar gevoelen nedergelegd in de conclusie b dit geldt wat men zou kunnen noemen de kleinere quaestie, en de meerderheid der Commissie heeft aanleiding gevonden om daaraan nog toe te voegen eene conclusie c. welke betrekking heeft op de grootere quaestie. De gemeente Vlissingen wenscht dat de Marinesluis, die sedert eenige jaren is afge sloten, worde heropend. Ter beoordeeling van den aard en de beteekenis van dit ver langen, zij het my vergund een korte beschrijving te geven van de plaatselijke gesteldheid die het hier geldt. Sedert de opening van het kanaal door Walcheren is er eene uitstekende buitenhaven aan de Schelde tot stand gekomen. Er is eene nieuwe schutsluis gelegd dieper en wijder dan de destijds reeds bestaande keersluis van de marine en deze nieuwe buitenha ven en nieuwe sluis, in den regel de groote sluis genoemd, geven niet alleen toegang tot het kanaal, maar ook tot de nieuw aangelegde binnenhavens en tot de oude binnenhaven genaamd bet Marinedok. Welke was de toestand vóór de opening van het kanaal door Walcheren, zooals die bestond ten gevolge van de overeen komst van 1857 Destijds was er aan het einde van de voorhaven van de marine eene gewone keersluis gelegen, waardoor dus alleen kon gevaren worden met gelijk water en welke keersluisdit zij in het voorbijgaan ge zegd in de overeenkomst van 1S57 vol strekt niet is genoemd. Deze keersluis is bij den aanleg van het kanaal door Wal cheren in eene schutsluis, door het by bou wen van een tweede sluisboofd, veranderd Destyds had men zoo groote verwachting van het verkeer dat zich in deze richting zou ontwikkelen, dat het wenschelijk werd geacht het kanaal en de binnenhavens met de Schelde te verbinden, niet alleen jdoor middel van de groote schutsluis en daar naast liggende kleine schutsluis aan de nieuwe buitenhaven, als den eigenlijken mond van het kanaal, maar men nam tevens de gelegenheid te baat om de aanwezige Marine-keersluis te veranderen in eene schut sluis. Niettegenstaande het verkeer zich niet ontwikkeld heeft als verwacht werd, dringt de gemeente desniettemin aan op de her opening van de Marinesluis, die in de laatste jaren tengevolge van de bekende omstan digheden is afgesloten. Indien de Marinesluis werkelijk weder geopend werd, dan zou zij toon slechts dienst behoeven te doen als reservesluis, geenszins om te hulp te komen in tijden dat het doorvoervermogen van de groote schutsluis ontoereikend mocht zyn, ik kom zoo aanstonds hierop terug maar eenig en alleen om de gemeenschap met de Schelde te onderhouden wanneer de groote schutsluis defect mocht zijn. Nu is het aanleggen en instandhouden van reservesluizen, die alleen dienst moeten doen, wanneer de eigenlijke sluis defect is en hersteld moet worden, wanneer deze dus voor korten tijd niet bruikbaar is, eene weelde, welke, zeover mij bekend, noch in ons land, noch daarbuiten tot op heden toepassing heeft gevonden. Het aan tal dagen dat een sluis onbruikbaar is voor het verkeer, is betrekkelij k z»o gering, de kosten van aanleg en ook van onderhoud van eene tweede sluis zijn zoo groot, dat het maken van een zuivere reservesluis met het uitsluitende doel om te dienen wanneer de eigenlijke sluis onbruikbaar is, niet te rechtvaardigen is. Geeft het drukke verkeer nu aanleiding om hier ter| plaatse een tweede sluis te bouwen? Raadplegen we daartoe de op gaven, voorkomende in de Statistiek der scheepvaartbeweging over 1894. Men ziet daaruit dat de sluis te Vlissingen in 1894 heeft doorgelaten 1420 schepen, welk aan tal niet onbelangrijk isdoch uit eene bijgevoegde noot bijjkt dat van die 1420 schepen 1185 Rijks stoom- en zeil vaartuigen benevens loodsvaartuigen waren. Voor de eigenlijke zeeschepen blijft dus over een getal van 235 met een inhoud van 722,000 ton. Wanneer men dns alleen op deze schepen let, dan heeft er ongeveer door die sluis eene beweging plaats van 2 schepen in de 3 dagen, neg niet 1 schip per dag. Ter vergelijking wensch ik by v. te wij- zen op de sluis te IJmuiden. Door deze sluis zijn in 1894 geschut 3960 schepen met een inhoud van bijna 11 millioen ton. Bij dit getal zyn niet geteld 5633 visscbers- en andere vaartui gen welke buitendien geschut zyn. En desniettegenstaande heeft die sluis sedert 1876 eenig en alleen dienst gedaan zon der reservesluis, terwijl het verkeer het 12- a 15roud is van dat te Vlissingen. Het mag dus onbetwistbaar worden genoemd dat uit een «ogpunt van verkeer, aan eene tweed» sluis te Vlissingen allerminst be hoefte bestaat. En wil jmen nog meer gedetailleerde cijfers, dan heb ik nog eenige opgaven over 1895 te myner beschikking. Daaruit blijkt dat de scheepvaart in dit jaar afnemende was. Ik vind hier opgeteekend dat het totaal vaartuigen zee- en binnenschepen, doch zonder loods- kotters en dergelijke Rijksvaartuigen dat in 1895 van de groote sluis gebruik heeft gemaakt en waarvan de afmeting toeliet, dat zij ook door de Marinesluis hadden kunnen geschut worden, bedroeg 190. Ten overvloede zij hieraan toege voegd dat de booten der Maatsohappij Zeelandbenevens vaartuigen van meer dan 62 d.M. diepgang niet door de Mari nesluis zouden kunnen paaseeren tenzij het kanaal werd opgezet, waartoe by een ernstig ongeval aan de groote sluis wel niet zal mogen worden overgegaan. Het getal dier 190 was verdeeld als volgt60 stoombooten van den provinci alen dienst op de Westerscbelde, 34 Rijks- schepen, zooals het wachtschip, lichtsche pen, enz., 96 handelsschepen. De stoombooten voor den provincialen dienst en de Rijksschepen zouden nu allen den weg langs V»ere hebben kunnen kiezen en van de 96 handelsschepen zoude dit voor verreweg het grootste gedeelte almede het geval zijn. Indien dus het ongeluk mocht gebeuren, dat de groote sluis eens tijdelijk voor de scheepvaart gestremd ware dan zouden er in een geheel jaar slechts enkele schepen zijn, die werkelijk behoefte hebben aan en gebaat zouden worden door de Marinesluis, die thans is afgesloten. Dat die enkele schepen eene reden zouden kun nen opleveren om de Marinesluis weder te openen, kan niet worden toegegeven. De geachte afgevaardigde uit Middelburg heeft melding gemaakt van een defect, dat in de laatste maanden van het afgeloopen jaar aan de groote sluis is voorgekomen. By het lichten namely k van eene deur is de taats gebroken en daar deze onder op den vloer zit, was dit een zeer lastig ongeval. Desniettemin is men er in ge slaagd het werk te herstellen zonder de scheepvaart een enkelen dag te stremmen. De Scheepvaart ondervond geen andere be lemmering dan dat alleen over den vloed kon worden geschut. En wat nu de voorstelling betreft, welke in het Verslag en ook door den geachten afgevaardigde uit Middelbdrg wordt ge geven van de in de jaren 187682 uitge voerde werken, zoo moet ik opkomen tegen de uitdrukking, als zouden wij te doen hebben met werken, die in 1882 onvoltooid zijn gebleven. Dit is niet juistwel is het volkomen waar, dat de werken zijn tegengevallen, zooals de geachte afgevaar digde zich uitdrukte. Toen de Marine keersluis in eene schutsluis veranderd was, is gebleken dat van die schutsluis schier geen gebruik kon worden gemaakt. De poging, welke was aangewend, om, partij trekkende van een reeds aanwezig werk, eene goed bruikbare, tweede of reserve- schutslnis te stickten was dus mislukt, doch een onvoltooid werk was er niet. De klachten van het gemeentebestuur gelden echter niet alleen de Marinesluis, maar ook de Marinehaven, waarvan het op diepte brengen verlangd wordt. Ik moet er evenwel op wijzen dat door den aanleg van het kanaal door Walcheren en in verband met de spoorwegwerken een nieuwe buitenhaven en ook binnenhaven zijn tot stand gekomen, die heel wat bruik baarder zijn dan de Marinehaven. Welke behoefte er zou kunuen bestaan by den tegenwoordigen toestand van het verkeer aan het weder uitdiepen van de Marinehaven, verklaar ik niet te begrijpen. Ik kan, wanneer ik de zaak uit een tech nisch oogpunt bezie, niet anders dan tot de conclusie komen, dat onder de tegen woordige omstandigheden else gulden, be steed aan de verbetering van de Marine haven en aan de heropening van ae Ma rinesluis, weggeworpen geld zou zijn in den vollen zin des woords, en zonder eenig nut voor de gemeente Vlissingen, Zyn er nu, Mijnheer de Voorzitter, rechts- of billijkheidsgronden, waarom dat werk toch zou moeten worden gemaakt? Dit punt is hoofdzakelijk behandeld door den geachten afgevaardigde uit Goes, den heer, de Savornin Lohman, die eenige hi lariteit heeft opgewekt wegens eene uit drukking, in de Nota van inlichtingen ge bezigd. Het spijt mij indien hier de juiste term niet zou ziju gebruikt, maar de be doeling is toch duidelijk genoeg, wat mij nader bevestigd werd door de rede van den geachten afgevaardigde uit Utrecht, den heer Van Karnebeek, welke afgevaar digde blijk gaf zeer goed te hebben be grepen, waarom de minister zich moest onthouden zijne inzichten ten aanzien van de met de gemeente gesloten overeenkom sten in bijzonderheden uiteen te zetten. Vanjhet oogenblik dat men voorziet dat eene zaak voor den rechter zal komen en een vonnis zal gewezen worden, is het niet raadzaam in het openbaar contracten te bespreken, waaraan partijen hunne argu menten zullen moeten or.tleenen. Of het gevaar zoo bijzonder groot is dat de gemeente Vlissingen recht zal zoe ken bij den rechter is nog twijfelachtig. Reeds de Commissie wijst er op dat het beteekenen van een deurwaarders-exploot niet is de instelling van een rechtsvorde ring en de geachte afgevaardigde uit Mid delburg heeft zich in gelijken zin uitge laten en gezegd dat het niet te verwach ten was dat de gemeente dat terrein zoude willen betreden. Wat nu de overeenkomst betreft van 1857, zooals deze is besproken door den geachten afgevaardigde uit Goes, zoo wensch ik er in de eerste plaats op te wijzen, dat die geachte afgevaardigde [beurtelings van de Marinehaven en van de Marine sluis melding maakte. Wellicht heeft die geachte afgevaardigde daardoor den indruk teweeggebracht, alsof in die overeenkomst van 1857 ook van eene sluis sprake was. Dit is volstrekt het geval niet. De overeenkomst van 1857 handelde uitsluitend en alleen over de haven. Ten aanzien van de sluis kan de gemeente nooit of nimmer eenig recht doen gelden. De houw is voortgevloeid uit de werken, die met den aanleg van het kanaal door Walcheren en de speorwegwerken verband houden. In de overeenkomst van 1857 is o»k sprake van de tweede, de kleinere quaes tie, de afvoer van de beer, tot welk punt ik thans meen te kunnen overgaan. De geachte afgevaardigde uit Goes sprak als zijne meening uit, dat de meergemelde overeenkomst niet voor tweeërlei uitlegging vatbaar is. Ik hoop inderdaad dat dit het geval zal blijken te zijn en vestig daarom de aandacht er op dat aan de gemeente wel een recht is toegekend tot het leggen van buizen door de terreinen, die destijds aau den Staat zijn afgestaan, maar dat den Staat geen verplichting werd opgelegd om het steeds mogelijk temaken, dat de beer-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1