11MRT.,
STEDE
m
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
lEKRIET
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
1896. Ho. 70.
HotiUag 12 flaatl
tiende laacgang.
Behang-
ielburg.
Valeton,
|e GEITEN,
«lltlMT
.1JKHEID
8
i. Klok.
d Klok,
Dienstbode
loodigd,
rE 7 UUR,
ïouding van
dranken.
klaverzaad,
Ische Tuinzaden.
eeding
aat.
ÏHT
lansknecht,
ru te Middelburg.
|een nette
BODE
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Vlissing's belang.
oogleeraar
rijder tegen de drink-
in de Kerk der
Cemeente te
JZIASSE. te
's Gravenpolder.
I, zuiver,
IERS, Aagtekerke.
Iz., Serooskerke, W
TEN:
bij Middelburg,
ar Koudekerke.
Itore van J. A. ZIP
I, Middelburg.
loote keuze
luitsche en I
Jolfeu voor
Ing op maat.
Istukkenin
ld met onbe- j
Te aan sterk
Be prijzen.
IKY, (Joes
kt Meesterwerk
TALD, Polio-Uitgave,
jroote Staalplaten van
AYER, benevens een
ynren en ïekstver-
ien, Prijs ƒ25.
gave, met Staalplaten
|k Gebonden, wordt
geheelen voorraad
plaats van 25.
neer waard,
kis voordeelige aan-
hter durf ik zeggen,
verwacbtingen over-
BOLLE, Bazaar
|ken, tel Rotterdam,
franco na ontvangst
I ƒ3.90, waarop ver-
Ihtwerk" -
|renoodigd
|OHe. SMIES, Axel.
eerder in een burger
den Boekhandelaar
ken klein gezin, niet
van goede getuige»
Itgever dezes te Goes.
ti een
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De Kamerverkiezing in het district
's Hertogenbesch, vacature Van der
Schrieck is door den minister bepaald
op 31 Maart, a. s.
rooskerke.
De regeering heeft plan om met de
•penbare behandeling der Kieswet in de
Tweede Kamer in Mei, a. s. te beginnen^
Heeft de quaestie vrijhandel »f protectie
ook te maken met liberale of antirevo
lutionaire politiek
De heer mr. E. Pokker zegtja.
Wij zullen dit onthouden, al keuren wij
het af dat men van dit volksbelang eene
politieke qnaestie maakt.
Overigens had de motie Dobbelmann het
dit geachte eerste-kamerlid anders kunnen
leeren.
Voor graanreohten stemden o. a. de li-
heralen Zijlma en Van Kerkwijk en de
radicaal Tijdens.
Er tegen o. a. de antirevolutionairen
A. Mackay, Van Alphen en Van Limburg
Stirum en voorts dr. Schaepman.
Van verre bieren o. a. Beelaerts, Seret,
Lobman en Rennequin.
Reden te over 1 zou men haast zeggen
om er de politiek bniten te laten.
Het gevecht bij Anagaloeng is doodelyk
geweest voor ons, doch ook voor onze
aanvallers. Immers er sneuvelden 40 At-
jehneezen, waaronder 6 panglima's.
Dat de vijand goet schiet, blijkt weer
uit 't feit dat vijf officieren der onzen
onze gansche voorraad op dat punt
vielen.
De bezetting van Anagaloeng toch be
staat nit 1 kapitein (commandant), 3 luite
nants, 1 officier van gezondheid, benevens
150 man, 1 adjudant onderofficier van de
artillerie en 12 artilleristen. Anagaloeng
is een vierkante benting met cirkelbasti
ons met aarden wallen door pinang-stammen
en vlechtwerk gesteund.
Reeds meermalen in de geschiedenis van
den Atjeh-oorlag heeft dat Anagaloeng
een rol gespeeld.
Door generaal van der Heüden werd er
ee* post opgericht, doch na de concentra
tie weder verlaten. Bij het offensief op
treden van onze bondgenooten Toekoe
Djohan, T. Nja Bantahen de hunnen wer
den de Atjehers in het laatst van 1893
en het begin van '94 daar verdreven. De
posten Kroeng, Gloompong en Anagaloeng
en het daartusschen gelegen Senelop wer
den door een keten van wachtposten met
elkander verbonden, en de bewaking we
der toevertrouwd aan Toekoe Djohan.
Hierdoor was een einde gemaakt aan de
belemmering van de communicatie met
Anagaloeng van de zijde van de» rech
teroever der Atjeh-rivier. Toen wendden
de kwaad willigen zich tot denlinkeroever.
De beveiliging van den weg werd op
gedragen aan loekoe Moedi Baïd, een be
vriend hoofd, die daar in de bunrt een
wachtpost oprichtte. In Mei '94 viel het
bekende feit voor, waardoor die post met
e ^"(bbiHe en wapening zonder slag
no? w 'l banden van den vijand viel,
orde bevonden ff°ffici6r 81168 ln
De versterkingen Senelop, Kroeng Coem-
pong en Anaga oeng werden' i„ het vorige
jaar, telkens mt de tegenover liggende
kampongranden beschoten, „.lfe
schutvunr, dat echter geen uitwerking had
P08teQ der, nitemte, zoogenaamd
tijdelijke linie worden voortdurend door
patrouilles bezocht. En 't is daarbij niet
ongewoon dat deze detachementen onver
hoeds worden verrast door een bende, die
in het struikgewas in hinderlaag ligt en
na eenige schoten met den klewang een
aanval doet.
De Tweede Kamer heeft aangenomen
met 44 tegen 27 stemmen het voorstel
Gerritsen tot het facultatief stellen van
den eed voor prov. staten en gemeenteraden.
De beteekenis dezer aanneming van het
voorstel van het radicale lid voor Leeu
warden is dat veortaan de leden der staten
of gemeenteraden die gemoedsbezwaar
tegen den eed hebben, van het afleggen
van den eed ontslagen zijn.
Voor 't voorstel stemden alle liberalen
en radicalen. Tegen alle antirevolutionairen
en roomschen, voorzoover zij aanwezig
waren. Waren zij er toch allen bij geweest
evenals bij de stemming voor 't vooistel
over 't Personeel, dan zon 't voorstel
Gerritsen zijn verworpen geweest.
Velen achtten 't echter blijkbaar de
moeite niet waard om er zich druk over
te maken.
Namens de aanwezigen bestreed de heer
Knyper 't voorstel met het principiëele
argument dat een dergelijk besluit niet
door de Kamer mag genomen worden, d#ch
van de Regeering moet uitgaan.
Wie zich de walgelijke tooneelen van
eedsweigering en eedsverkaoeiing, van
eedsspel en eedsdwang nit onze raadsver
gaderingen herinnert die juicht het toe dat
hieraan een einde gemaakt is.
Doch niet op deze wijze.
Bovendien stemt het feit te droever dat
in het van ouds geloovlge Nederland, in
onzen tijd die boogt op de kracht van het
Calvinistisch cachet, deze concessie aan
de ongeloovigen moest worden gedaan.
En wanneer straks door de ongeloovige
pers een jnbel, een satire wordt aange
heven over weder eene Goddelijke instel
ling die tot hare vaderen verzameld werd,
dan zal het noodig zijn dat de Christelijke
historische pers met bes chaaind aangezicht
zich terngtrekke en] rouw bedryve
over dit nieuwe blijk van geestelijk na
tionaal verval.
Niet dat wij het lichtvaardig spelen met
den eed door Trenbs en Froweins minder
zouden afkeuren of zouden willen besten
digen.
Integendeel dat dit nn op ophoudt juichen
wij toe.
Maar dat de geest der ontkenning die
hier achter staat, zoozeer veld wint, dat
is het wat wij betreuren.
ii.
Het slot der rede van den heerLucasse
volgt nn.
Daarna geven wij de rede over deze
zelfde aangelegenheid van den Goeschen
afgevaardigde den heer Lohman.
Dat de geringe handelsbeweging te Vlis-
singen oorzaak moet zijn tot het niet on
derhouden van de vroeger noodig geachte
reserve schutsluis, is mijns inziens een be
denkelijke opvatting der zaak, die voor
Vlissingen met haar belangrijke scheeps
werf treurige gevolgen kan hebben."
De slotsom waartoe de provinciale hoofd
ingenieur in Zeeland komt is dus deze,
dat de groote zeeschepen bij Veere be
zwaarlijk het kanaal zullen kunnen in-
of uitgaan, en de Marineslnis, in bruik-
baren toestand gabraeht, nog altijd aan
schepen van groote afmetingen gelegen
heid zou kunnen geven om het kanaal
binnen te komen of te verlaten. Inderdaad
is mijns inziens het Veersehe gat en de
Zandkreek niet bruikbaar voer groote
zeeschepen. Zelfs nog niet lang geleden
was dat nog niet eens een bruikbaar
vaarwater voor de binnenscheepvaart, die
nu slechts geholpen wordt door een smalle
uitgebaggerde geul.
En nu iets over de contracten, waarop
de gemeente zich ook i» deze beroept.
Bij het contract op 25/29 Augustus 1857
tusschen het Departement van Marine en
gemeente Vlissingen gesloten, werden
aan den Staat der Nederlanden overgedra
gen alle rechten, welke de gemeente had
zou kunnen sustineeren op den eigen-
om van de voorhaven, leidende tot het dok
der marine, welke voorhaven bekend was on
derden naam vanMarinehaven,onder uitdruk
kelijk voorbehoud hierop komt het aan
van het recht, dat die haven zou open
blijven voor handel en scheepvaart, zoo
dat zoowel zeil- als stoomschepen die ha
ven zouden kunnen naderen, daarin zouden
kunnea binnenloopen en daarin laden en
lossen buiten hinder van de scheepsbewe-
gingen der marine.
De gemeente, die de voorhaven, later
overgegaan bij het Departement van Wa
terstaat, Handel en Nijverheid, aan het
Rijk had afgestaan e» daarbij het recht
had bedongen voor de scheepvaart om er
gebruik van te makenziet nu dat bedon
gen recht door het Rijk gesehonden, door
dien het Rijk die haven heeft laten ver
zanden, zóo, dat de scheepvaart er geen
gebruik meer van kan maken.
Behoorde het reeds tot den plicht van
het Rijk om uit een oogpunt van algemeen
belang, zelfs al ware er geen contract, de
Marinehaven in erde te brengen, thans,
nn er een contract is, acht ik die ver
plichting onafwijsbaar en bestaat er dub
bele reden om aan het billy k verzoek
der gemeente te voldoen.
In datzelfde contract van 1857 is nog
iets anders overeengekomen. Er werd na
melijk ten behoeve van een aan de ge
meente Vlissingen toebehoorend terrein ee»
heerschend servituut verleend ten laste van
de in eigendom aan den Staat afgestane
voorhaven, om de beer van een op dat
terrein te maken beerput nit te loozen
door een koker, in die voorhaven uitko
mende, tet afvoer in vaartuigem. Die beer
zou aldaar alleen en nergens elders in de
vaartuigen tot afvoer mogen nitloopen.
De heeren kunnen een en ander zien op
de hier voor mij liggende photographie van
de Marinehaven.
De zinsnede daaromtrent in het contract
van 1857 opgenomen, luidt als volgt
„Daarenboven, zal een afzonderlijke
put veor beer bestemd, aan de zijde van
den wal, binnen het vermeld terrein, ter
lengte van 14 en ter breedte van omtrent
8 ellen, bij eene diepte van 3 ellen, in
het midden geheel met een wulf van
steen overdekt en aan alle zijden inge
metseld, moeten worden gemaakt, terwijl
de beer door een koker in zuidelijke
strekking onder den grond en onder den
wal door, naar buiten gevoerd aldaar al
leen en nergens elders in de vaartuigen tot
afvoer zal uitloopen
Zelfs bij een later contract van 1885,
tnsscben het Rijk en de gemeente geslo
ten, werd het recht in art. 11 nader voor
de gemeente gewaarborgd. Ten gevelge
nu van het niet op diepte houden van
de voorhaven konden al sedert lang niet
meer de vaartuigen bij laagwater onder
de kokers komen, waardoor de beer in de
vaartuigen werd gelaten. Toen de vaar
tuigen nog onder de kokers konden liggen
had de gemeente Vlissingen in het contract
met den pachter van de beer bepaald,
dat de gemeente de beer in schepen moest
leveren. Het contract, waarin deze bepa
ling voorkwam (liep van 25 Mei 1883
tot 31 Mei 1892 en daarbij was de prijs,
dien de gemeente had kunnen bedingen,
bepaald op f 2,50 per kub. Meter.
Toen de schepen vroeger onder de kokers
konden aanleggen, werden zij in een half
uur geladen, maar nu dit ten gevolge van
de verzanding niet meer mogelijk was,
moest de beer door middel van emmers
langs een goot boven den grond in de
vaartuigen worden gebracht. Daarvoor wa
ren 4 man noodig en dunrde de inlading
voor kleine schepen 4 a 5 en voor de groo
te schepen 6 a 7 uur. De gemeente was
nu verplicht met den pacuter van de beer,
van wie» zij zelfs een oxploot had ont
vangen wegens niet-nakoming van het
gesloten contract, eene nieuwe overeen
komst aan te gaan, [krachtens welke de
pachter zelf de beer uit de putten zou
vervoeren, maar tot aan het einde van het
loopende contract dan ook slechts f 1.50
per kub. M. beer betalen in plaats van
f 2,50 zooals vroeger. Na expiratie echter
van het contract, op 31 Mei 1892, kan
de gemeente van den pachter slechts 75
cents per kub. M. bedingen voor het ver
volg, dus f 1.75 per kub. M. minder dan
oorspronkelijk.
De gemeente Vlissingen lydt daardcor
een groot nadeel, dat geschat kan worden
op f 3000 's jaars en dat alleen ten gevolge
van het laten verzanden der Marinehaven
door het Rijk. Herhaaldelijk heeft van
rl888 tot 1892 de gemeente bij de Regee
ing meeite gedaan om daarin verandering
te krijgen en in het laatstgenoemde jaar
heeft de Regeering zich bereid verklaard
om aan de gemeente een stnk grond in
erfpacht te geven om daarop een beerput
te vestigen, waardoor de beer gemakke
lijker zou kunnen geladen worden. De
kosten aan de verplaatsing va» de beerput
verbonden, zouden echter omstreeks f 30,000
bedragen, en de gemeente Vlissingen was
niet geneigd om die som uit te geven voor
de verbetering van een toestand, waarin
zij door toedoen van het Rijk was geko
men, en ik meen dat zij daarin gelijk had.
Nn zal de Minister misschien zeggen, dat
thans m het bezwaar eenigezine ie voor
zie», omdat de lading in de vaartuigen
op eene andere wijze geschiedt, nn m«n
van den beerput uit een koker heeft gelegd
naar de schutkolk, waar de schepen onder
dien koker kunnen laden. Doch dit is
wel iets dat de Regeering aan den pachter
heeft toegestaan, namelijk om een koker
van den beerput naar de schutkolk te mo
gen léggen, maar de pachter heeft de kos
ten daarvan zelf moeten betalen en wat
nu aan hem is toegestaan helpt de ge
meente Vlissingen niets, want daardoor
is de beer volstrekt niet duurder gewor
den. Eu ook de inlading duurt nog 9
uur en moet door 4 man geschieden. Bo
vendien is, dunkt mij, een schutkolk ook
niet bestemd om daarin beer te loozen,
zoodat dit in elk geval slechts een tijde
lijke maatregel zon kunnen zijn.
De gemeente blijft de schade op den
beerprijs lijden. Zij heeft recht om te
lossen in de Marinehaven en het Rijk
meet daarin voorzien.
Het Rijk mag noch dit belang, noch
het belang van de scheepvaart betrokken
bij de Marinehaven en de sluis veronacht
zamen. Het heeft daarin te voorzien, ook
al vordert dit geldelijke offers, omdat het
dit verplicht is aan de gemeente volgens
het contract tusschen hen gesloten, maar
zeker ook op gronden van billijkheid en
omdat het Rijk daartoe stellig moreel
verplicht is.
Dit gevoelt de Commissie eenparig, wat
betreft het inladen van de beer, en hare
grootste meerderheid wat betreft het in
bruikbaren toestand brengen van de Marine
haven en sluis.
Namens de Commissie beveel ik daarom
met den meesten aandrang aanneming van
de conclusiën aan. Namens de geheele
Commissie wat betreft de conclusiën sub
a en b, en namens hare grootste meerder
heid de conclusie sub c.
De heer De Savornin Lohman:
Ik zal my wel waehten in deze Kamer
een advies te geven over de technische
zyde der kwestie over de vraag of de
Marinehaven te Vlissingen op behoorlijke
wyze kan en moet worden hersteld en
wat dit den lande kosten zal.
Maar er is in deze zaak niet alleen
een technische kwestie, maar ook eene
kwestie van recht en billy kheid, waarop
reeds gisteren op uitvoerige wyze is ge
wezen door den geachten afgevaardigde
nit Middelburg, den heer Lucasse.
Het zy my veroorloofd nog een enkel
woord daaraan toe te voegen, ook ter
wille van die leden, die gisteren namiddag
de vergadering reeds hadden verlaten. Ik
kan hierby zeer kort zyn, want de kwes
tie waarover het loopt is van zeer eeu-
voudigen aard.
De kwestie althans, waarover ik wensch
te spreken, is zeer eenvoudig. Zooals de
heeren, die de stukken hebben gelezen,
weten, is er in Vlissingen eene Marineha
ven van oudsher geweest, die aan de ge
meente toebehoorde in eigendom. Eenigen
tyd voordat de nieuwe haven in Vlissin
gen is aangelegd heeft de Staat eene over
eenkomst aangegaan met de gemeente
Vlissingen.
De Regeering heeft daarby twee bedin
gen gemaakt, die, dunkt my, niet voor
tweeledige opvatting vatbaar zyn. Het
eene komt hierop neerhet uitdrukkelük
voorbehoud is gemaakt van het recht, dat
die haven zou open blyven voor handel
en scheepvaart, zoodat zoowel zeil- als
stoomschepen die haven zonden kunnen
naderen, daarin zonden kannen binnenloo
pen en daarin laden en lossen. In de
tweede plaats een beding, waarbywel een
zeer eigenaardig, maar toch niettemin ge
wichtig belang van ds gemeente was be
trokken. Er was bedongen aangezien van
een aan de gemeente toebehoorend terrein
een heerschend servituut werd verleend
ten laste van de in eigendom aan den Staat
afgestane voorhaven, om ie beer van een
op dat terrein te make» beerput uit te
loozen dèor een keker in de voorhaven
tot afvoer in vaartuigen.
Toen later de nieuwe haven is aange
legd heeft men de oude haven bedorven
Men heeft, naar het schijnt, als ik de in*
lichtingen naga, die ons zyn overgelegd-
groete blunders gemaakt vanwege de amb-,
tenaren, belast met den aanleg van die
haven. Men heeft my verzekerd, dat die
blunders niet zyn te wyten aan water
staat maar dit neemt niet weg het feit,
dat toen men meende, gelyk aanvanke
lijk ook het plan der Regeering was, dat
de oude Marinehaven zon kunnen dienen
als reserve) per slot van rekening deze
totaal onbruikbaar is geworden.
Men heeft langen tyd geaarzeld dat
feit openly k e» ronduit aan de Kamer
mede te deelen. Wanneer men de stukken
nagaat, kan men zien, dat er heel veel
geld in het water is gegooid om dat te
verhelpen, maar het einde van de ge
schiedenis is geweest, dat de sluis on
bruikbaar gewerden is, en »u hebben wy
in o*s land twee onbrnikbare sluizen,
eene bij Nigtévecht, die ligt op het land,
en eene waarvoor een dam is gelegd.
Mynheer de Voorzitter I Ieder mensch
kan dwalen, dat begryp ik zeer goed dat
kan ook gebeurd zyn met de menschen,
die deze haven hebben aangelegd, maar
de gemeente Vlissingen is daarmede niet
geholpen. De schepen van Vlissingen kun
nen niet, zooals bedongen was, vrjj in en
nit de Marinehaven varendat is duidely k,
en ook is duidely k, dat de buitenhaven
verzandt, zoodat men er ook niet behoor-
lyk kan liggen met schepen, die diene*
voor de uitlossing van de beer. Het geldt
voor die gemeente een groot belang. Men
zou denken, dat nu het Departement van
Waterstaat de schuld heeft hetverwyt
geldt zeker niet dezen minister, want het
is een oud zeer het Departement van
Waterstaat ook faciei zou geweest zyn om
de gemeente Vlissingen te helpen. Het is
eene kleine gemeente en in den regel is
het gevaarlyk met groote heeren kersen te
eten, maar daarom was het nog niet noo
dig dat het Departement van Waterstaat,
nu het zelf een blunder begaan heeft de
kleine gemeente Vlissingen op de meest
kleinachtende wyze behandelde. En toch
komt het mij voor dat dit niet te sterk
gezegd is, want er is niets gedaan om aan
die gemeente te hulp te komen. Men heeft
indien ik althans goed ben ingelicht,
en is dit niot het geval, dan zal de Mi
nister my wel corrigeeren om aan die
beerquaestie te gemoet te komen niets an
ders gedaan dan aan de gemeente een stuk
je grond af te staan of aan die gemeente
in gebruik gegeven om daarop eene mest
vaalt aan te leggen. Het merkwaardigste
daarbij is, dat het Rijk daarvoor als huur
heeft bedongen wat het vroeger van dien
grond als grasverpaehting ontving. Wel
een bewys dat er zuinig beheeri) wordt