NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
lïenrfe laacgang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
1896. Jlo. 69.
Dinsifag 10 ilaatf.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMEERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Vlissing's belang.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Uit Atjeh komt bericht van een ernstigen
overval door de Atjehneezen op eene ronde
(patrouille) der onzen uit Anagaloeng. Deze
ronde van 74 bajonetten werd bij Glieng
overvallen. Er werden 2 minderen gedood,
en 7 gewond. Zwaar gewond werd de lui
tenant Westendorp; licht gewond werden
de kapitein Blokland, de luitenants Stakman,
Van Hasselt en Van der Meer benevens 28
minderen. Vermist worden 1 sergeant en
3 minderen met hunne wapenen.
De Nieuwe Rott. Crt. meldt„Anagaloeng
is een Atjehsche kampong aan den linker
oever der Atjeh-rivier, 9 K.M. vanaf de
monding. Op 27 Juli 1878 werd de kampong
door onze troepen bezet en in September
1878 werd er een post opgericht die tijdens
de concentratie werd opgeheven. Op 1 De
cember 1893 is deze plaats door Toekoe
Djohan veroverd en door onze troepen bezet."
De wet ep het personeel is aangenomenj
Die tot deze Pyrrhus-overwinning van den
minister hebben medegewerkt zijn
a. 21 van de 22 ministeriëele liberalen.
Pijnappel stemde tegen (als men dezen bij
hen indselen kan).
b. 13 van de 34 Takkiaanscbe liberalen
te weten 11 van de groep Pyttersen (agra
riërs) en 2 van de groep Borgesius (Willinge
en Kujjff). De, overigen uitgezonderd Cre-
m»r, die afwezig was, stemden tegen.
c. 2 van de 3 radicalen (Tijdens was
afwezig).
d. 14 van de 25 Roomschen, van de ove
rigen stemden 9 tegen, 1 was afwezig en
1 plaats is vacant.
e. 6 van de 7 antirevolutionairen, groep
Bohinan (Beelaerts was er niet).
f. De uitersten Staalman en Schimmel-
penninek.
Het Belgische Tweede-Kamerlid Van de
Velde is een sociaal democraat en millionair.
Uit de verslagen eener door hem te Bergen
gehouden rede moet gebleken zijn dat hij
zijn geestverwanten, om ze te verbeterea,
niet ontziet en daartoe een goed voorbeeld
geeft aan woordvoerders uit andere partijen
elders en hier.
Hij zei o. a.„In plaats dat ze een ge
regeld zuinig leven leiden, gaan ze hun
geld verkwisten en zich dronken drinken
in de kroeg, en zich zoo nog dieper in
de ellende steker.. Ze moesten liever, als
ze het tot iets willen brengen het voorbeeld
geven van matigheid en van alle deugden.
Zoolang jelui niet beter bent, beter voor
je vrienden, beter voor je vrouw en kin
deren, zal je het onderspit delven. Eu als
jelui de macht in handen kregen zoo als
je nu bent, zonder je tegenwoordige zeden
te hebben verbeterd, dan zou bet misschien
in je eigen voordeel zijn, maar zeker geen
weldaad voor de beschaving."
Eerst nu blijkt hoe smadelijk eene neder
laag de Italianen in Abessynië hebben
geleden.
Baratieri, jaloersch dat zijn collega die
in aantocht was te zijner hulp, met de
lauweren zou strijken gaan, waagde een
onbesuisden aanvaldoch hij ward terugge
slagen; met verlies van 15000 soldaten;
waaronder velen met de lans als werden
weggemaaid.
Hij zelf verliet zijne troepen onder het
vuur van den vijand. Verscheidene offi
cieren vielen Menelik in banden.
Het Italiaansche leger is vernietigd en
Ciispi, die nu drie jaren lang de Napole
ontische afleidings-politiek voerde, is ge
vallen en met meer smaad dan hij verdiend
heeft, door Koning en Volk weggezonden.
Wel wreekt zich hier de Roovers-poli-
tiek en vervult zich de spreuk dat de
zonde is een schandvlek der natiën.
Men moet zelfs met hem met Crispy
die overigens heal wat op zijn geweten
heeft medelijden krijgen, wanneer men
leest hoe zijne boodschap dat het ministe
rie zijn ontslag genomen had, in de Kamer
van Afgevaardigden te Rome wij zou
den zeggen in de Italiaansche „Tweede
Kamer" ontvangen werd.
De Telegraaf meldt er iets van en doet
ons vragen welk gespuis is toch wel in
deze verlichte negentiende eeuw eene Ka
mer van Afgevaardigden in het klassieke
land der kunst, in de stad der zeven heu
velen 1
Om 2 uur zoo meldt het blad
trad het kabinet binnen en onder doodsche
stilte nam de heer Crispi het woord, ter
voorlezing der korte verklaring, dat de
koning het ontslag van het ministerie had
aangenomen.
Bij deze woorden brak een verschrikke
lijk, tot aan waanzin grenzend gejuich los,
in de zaal zoowel als op de tribunes. Zelfs
de dames, die zieh in de hofloges bevon
den, klapten in de handen als bezetenen.
Men riep El viva re en schreeuwde on
gelooflijke beleedigingen aan het adres van
Crispi, die spottend naar rechts en links
zich boog (vernieuwd bravo De uiterste
linkerzijde maakte lawaai, siste en huilde
„Er uit! Er uit! Er uit! Weg met de
dieven! Weg met de roovers en moorde
naars
Het lawaai duurde verscheiden minuten.
Terwijl de socialist Berenini zijn partijge-
nooten tevergeefs tot kalmte aanmaande,
verhief zich Crispi ton tweeden male on
sprak ironisch den wenseh uit, dat het zijn
opvolgers moge gelukken, de openbare
orde te bewaren. (Nieuw gehuil en nieuwe
beleedigingen).
Eindelijk verschafte zich de president,
de heer Villa, een weinig gehoor en ver
maande hij de vergadering in naam des
konings tot kalmte.
Dit was echter het sein tot een nieuwen
orkaan.
„Neen, wij willen niet zwijgen, wij
willen sprekenWij willen discussieeren!
Weg met de dieven! Weg met de spits
boeven De tribunes deden deze beleedi
gingen gepaard gaan met wild gehuil,
waarop Crispi met het gansche kabinet
de zaal verliet, omringd en gevolgd door
een massa brullende, dreigende en opge
wonden gesticuleerende afgevaardigden.
Tevergeefs vermaande de luidende bel van
den president tot kalmte, zijne vermanin
gen hadden niet het geringste resultaat en
de militairen drongen eindelijkde tribunes
binnen en noodzaakten het publiek tot
heengaan.
Intusschen had de president de verga
dering geschorst.
Op de journalisten-tribune kwam het
tot heftigs tooneelen. De journalisten
schreeuwden den president toe „Roep de
militairen terug Schande voor u Dit is
de eerste maal, dat de militairen de pers
tribune binnen dringen Wij gaan niet
Wij laten ons eerder naar buiten
dragen
Tevergeefs deden de afgevaardigden van
alle partijen hun best. Eerst na een tumult
en een gebrul van drie kwartier, zooals
gekken in het krankzinnigenhuis het niet
erger kunnen doen, kwam er een beetje
rust en nu gingen de militairen heen. Te
gelijk werd de zitting der Kamer ge
sloten.
„Men ziet zoo eindigt het korte
verslag men ziet, de aanvang van het
nieuwe regime is goed."
Men ziet aldus een schoon voorbeeld
van het parlementarisme op het einde der
negentiende eeuw Brullende afgevaardig
den en in de vergaderzaal militairen,
die de vertegenwoordigers van het souve-
reine volk in toom moeten houden in
1896
Aldus herdachten de afgevaardigden
van het volk, welks zonen gesneuveld
zijn tusschen de rotsen van het Abessi-
nische bergland, zelfs de dames der hoflo
ges, de gesneuvelden in Itatiaansch Oost-
Afrika.
Er zijn landen, die een onverhoopte
nederlaag in hun koloniën met meer waar
digheid weten te dragen.
De overgave van Jameson.
Een landgenoot, onlangs uit Pretoria
teruggekeerd, schrijft ons naar aanleiding
van de door de officieren van Jameson's
expeditie opgeworpen bewering, als zou
hun door Cronjé lijfsbehoud zijn toegezegd.
De overgave geschiedde integendeel voor
waard elijk.
„Op den len Januari zoo schrijft hij
ontmoette Cronjé met zijne Boeren, den
troep van Jameson. Alvorens het gevecht
te beginnen zond Cronjé hem een bood-
sehap belovende hen ongemoeid te zullen
laten, indien zij onmiddellijk de wapenen
nederlegden en terugkeerden. Hieraan vol
deden zij niet en openden het vuur. Hier
door was dus de belofte van lijfsbehoud
vervallen.
Toen nu Jameson den volgenden mor
gen, na hevig bestookt te zijn, een parle
mentair zond om over de overgave te on
derhandelen, wilde Cronjé van geene voor
waarden hooren. Zij hadden zich onvoor
waardelijk over te geven, daar het niet
aan hem, maar aan de Hooge Regeering
te Pretoria was om te beslissen of het
leven der gevangenen gespaard zen worden.
„Uit de meest vertrouwbare bron weet
ik dat Cronjé hun 5 minuten bedenktijd
gaf om zich onvoorwaardelijk over te geven,
terwijl de parlementair 25 minuten kreeg
om den afstand van waar Cronjé stond
tot Jameson af te leggen, die zich te Vlak-
fontein genesteld had.
„Met het horloge in de hand wachtte
Cronjé, 30 minuten. Geen seconde later
opende de Transvaalsche artillerie, die in
middels aangekomen was, het vuur, doch
nauwelijks waren er een paar granaten in
Jameson's kamp gevallen, of de paniek on
der dien troep werd zoo hevig, dat de
manschappen alles grepen wat maar wit
was, zooals hemden, broeken, ja zelfs de
lendengordel eener Kaffervrouw en deze
aan de takken der langs den weg staande
boomen bevestigden. In een minimum van
tijd wapperde er een ontelbaar aantal witte
vlaggen. Het vuur werd gestaakt, en Ja-
meson en de zijnen gaven zich onvoorwaar
delijk over.
„De verbittering der Boeren was tegen
de Engelsche officieren zoo groot, dat Cronjé,
die voor hun leven instond, zoo lang tot
hij hen aan de regeering zou overgeleverd
hebbenhen gedurende den tijd der wapen
uitlevering in een leegstaande Kafferhut in
veiligheid moest brengen". N. 11. C.
i.
In de jongste Kamerzitting is dit belang
met zaakkennis en met warmte verdedigd,
door de heeren Lobman, Lucasse en De
Kanter.
Uit de rede van den afgevaardigde uit
Middelburg nemen wij een en ander over.
De heer Lucasse
Mijnheer de voorzitter! De conclusiën
der Commissie omtrent de adressen van
Ylissingen over de Marinehaven en -sluis
zijn drieledig
a. den Minister dank te zeggen voor
de gegeven inlichtingen
b. als het gevoelen der Kamer uit te
spreken, ;dat van Rijkswege de Marine
haven te Vlissingen op behoorlijke diepte
behoort gehouden te worden, ten einde,
zooais vroeger plaats had, aan de schepen
voor het inladen der beer bestemd, gele
genheid te geven bij laag water onder
de bestaande kokers aan te leggen, of op
andere afdoende wijze in dat belang te
voorzien.
De meerderheid der Commissie stelt voor
aan bovenstaande conclusiën nog toe te
voegen
c. als het gevoelen der Kamer uit te
spreken dat, wat ook moge voortvloeien
uit de bestaande contracten tusschen het
Rijk en de gemeente Vlissingen gesloten,
in elk geval het belang van de scheep
vaart medebrengt, dat de Marinesluis en de
daarvoor liggende haven door het Rijk
in brnikbaren toestand worden gebracht.
De conclusiën sub d en i drukken het
eenparig gevoelen van de Commissie uit,
terwijl de conclusie sub c met de grootst
mogelijke meerderheid van de leden der
Commissie aan de Kamer wordt voorge
steld.
Uit deze voorgestelde conclusiën blij kt,
dat de Commissie zich niet heeft kunnen
vereenigen met de inlichtingen, die dooi
de Regeering aan de Kamers zijn verstrekt
naar aanleiding van de aan de Kamer
gerichte adressen van de gemeente Vlissin
gen en de Kamer van koophandel en fa
brieken aldaar.
De Minister heeft in zijne Nota van
inlichtingen gezegd, dat hp, met het oog
op de groote kosten en ook met het oog
op het niet uitgebreide scheepvaartver
keer te Vlissingen, het niet noodzakelijk
en wenschelijk acht, dat de Marinesluis
en haven in bruikbaren toestand worden
gebracht en dat hij het ook nu nog niet
noodig aeht, omdat hij meent eene pro
cedure van de zijde der gemeente tegen
den Staat deswege te voeren, te moeten
afwachten.
Omtrent de klacht van de gemeente
wat betreft de belemmering van de beer-
inlading in de voorhaven heeft de Minis
ter in de door hem gegeven inlichting aan
de Kamer niets medegedeeldwellicht
wacht de Minister ook omtrent dat punt
de beslissing van den rechter af.
Nu wil ik al dadelijk beginnen met te
zeggen, dat de gemeent Vlissingen wel bij
exploot van 15 December 1893 den Staat
heeft gesommeerd om de Marinehaven en
sluis binnen eenen zekeren tijd in bruik
baren toestand te brengen en ook te zor
gen, dat de beerinlading evenals vroeger
ongehinderd in de voorhaven zou kunnen
plaats hebben, maar met dit exploot van
sommatie heeft de gemeente Vlissingen
volstrekt niet bedoeld om ook het Rijk in
rechten te betrekken en om eene rechts
vordering tegen het Rijk deswege in te
stellen. Dat blijkt ook daaruit, dat de
gemeente kort na het exploot van 15 De
cember 1893, namelijk den 21en Decem
ber 1893, dus eenige dagen later, aan de
Kamer een adres h.eeft gericht om haar
invloed bij de Regeering jaan te wenden,
opdat de gemeente datgene zou verkrijgen,
waarop zij meent recht te hebben. Dat
request van 21 December 1893 is later
tengevolge van de Kamerontbinding ver
vallen, maar opnieuw heeft de gemeente
een dergelijk request ingediend op 1 Fe
bruari 1895.
Neen, mijnheer de Voorzitter, het is
volstrekt niet de bedoeling van de gemeente
Vlissingen om op andere wijze dan langs
minnelijken weg tot oplossing van de ge
schillen met het Rijk te komen, hetgeen
ook blijken kan uit de correspondentie, die
tusschen de Regeering en de gemeente Vlis
singen van 1888 tot 1892 is gevoerd, om
omtrent deze zaak tot eene minnelijke rege
ling te kunnen komen. De Regeering bleek
echter ongenegen te zijn om op minnelijke
wijze aan de gemeente Vlissingen tegemoet
te komen, want in het laatst van 1893 heeft
het Rijk eenen dam voor de buitensluis
deuren laten leggen, waaruit de gemeente
moest opmaken dat de Regeering volstrekt
niet van plan was om de Marinesluis en
haven in bruikbaren toestand te brengen.
Toen der gemeente duidelijk bleek dat
het Rijk niet wilde te gemqet komen ten
gevolge van het leggen van den dam en
het uitbreken der sluisdeuren, heeft de ge
meente, ter handhaving van haar goed reeht
een exploot van sommatie aan het Rjjk
gericht om daartegen te protesteeren. Gelijk
ik zeide heeft zij daarop aan de Kamer
een adres gericht, met het verzoek in deze
bij de Regeering haar invloed aan te wenden
teneinde te verkrijgen datgene waarop zij
meende recht te hebben en wat zou kunnen
strekken in het belang der scheep vaart al
daar, ja van het geheele land, omdat ook
het belang des lands er mede gemoeid is,
dat de havenwerken te Vlissingen ten allen
tijde en onder alle omstandigheden bruik
baar zijn voor het scheepvaartverkeer opdat
wij daar nietten achteren zijn door eenige
belemmering, vooral ook met het oog op
hetgeen België voor de scheepvaartbelangen-
van Antwerpen en Gent do6t.
Dit heeft de regeering ook vroeger zoo
begrepen, want alhoewel het scheepvaart
verkeer dat destijds evenmin vorderde, heeft
zij van 1876 tot 1880 door verbreeding en
verlegging der voormalige Marinehaven en
het inrichten van de sluis tot schutsluis
f 1,392,092 uitgegeven. De Regeering wilde
destijds eene reservesluis hebben, niet voor
eene te verwachten uitbreiding van de
scheepvaartbeweging, wanneer de groote
sluis aan de buitenhaven te eeniger tijd
defect mocht geraken.
Immers in 1878 bij de behandeling van
art. 11 van hoofdstuk IX der Staatsbegroo-
ting gaf de Regeering te kennen, dat ,binnen
weinige weken de voormalige Marinehaven
in bruikbaren staat ware te brengen voor
het geval er een gebrek aan de groote
schutsluis ontstond. En in 1882 deelde de
toenmalige Minister in zijn Antwoord op
het Voorloopig Verslag van hoofdstuk IX
der Staatsbegrooting mede, dat afwijzend
was beschikt op een aanvrage der Maat
schappij „de Schelde" om de Marinesluis tot
droogdok te mogen inrichten, op grond dat
gewichtige bezwaren van technischen aard
en de belangen der scheepvaart het behoud
der sluis als reserve vorderde.
Uit een en ander volgt, dat niet het
scheepvaartverkeer, dat toen evenals nu,
niet groot was, de reservesluis noodig
maakte, maar wel de scheepvaartbelangen
te Vlissingen, voor het geval te eeniger
tijd een defect aan de groote sluis mocht
ontstaan. In 1876 achtte men de inrichting
der Marinehaven en -sluis tot reservesluis
noodig, ofschoon toen nog te Veere voor
zeeschepen gelegenheid was het kanaal bin
nen te komen en uit te gaan. Ondanks dit
meende men dat de marinesluis in bruik
baren staat moet worden gebracht voor het
geval dat aan de groote sluis een defect
ontstond.
En nu wil men de Marinehaven en -sluis
niet in bruikbaren toestand brengen, hoewel
daarvoor nu nog meer reden bestaat, omdat
thans te Veere groote zeeschepen het kanaal
door Walcheren noch kunnen binnenkomen
noch verlaten. Hoe dit te rijmen is, be
grijp ik niet.
Maar nu dat werk tegengevallen is, heeft
men het eenvoudig er bij laten zitten en de
haven al sedert jaren laten verzanden, zoo
dat bij laag water alleen zand te zien is,
gelijk uit eene mij toegezonden photographie
van de Marinesluis aan de Kamer kan blij Ken.
Er is nu voor en in de plaats van de
buitensluisdeuren een zware aarden dam
gelegd.
De ambtsvoorganger van den Minister
heeft op 8 December 1893 op eene inter
pellatie betreffende deze zaak in de Eerste
Kamer gezegd dat het herstellen en bruik
baar maken van de Marinehaven eu -sluis
te Vlissingen een jaar zou duren en 3V2
ton zou kosten. Ook deze Minister heeft
dien post op SVs ton geschat in zijn Ant
woord op het Vootloopig Verslag van hoofd
stuk IX der Staatsbegrooting van 1895.
Nu hebbeu wij van den geachten afge
vaardigde uit 's Gravenhage, den heer Con
rad, zooeven gehoord, dat het nog wel een
millioen en verscheidene tonnen zal kosten
om de Marinehaven in bruikbaren staat te
brengen. Ik kan echter niet begrijpen dat
de Regeering zich aldus in de som zou
hebben vergist, daar zij toeh zeker alles door
hare ambtenaren heeft laten onderzoeken.
Derhalve meen ik de meeste waarde te mo
gen hechten am het onderzoek der Regee
ring en j aan de som, welke zij voor het
werk geschat heeft.
Zulk een som mag ons toch niet afschrik
ken, niet om een nieuwmaar een reeds
aangenomen werk, waaraan meer dan een