NIEUWSBLA
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IJK.
Kaiffeisensche Land-
bouwkassen.
Ho. 64.
(Dotufenfag 27 Mtttatt.
iietiife Jaargang.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Middelburg, ook voor St. Laurens
27 en 28 Februari, 3,4, 5, 6, 10,11, 12 en
13 klaart.
Oost-enWest-Souburg, ook voor
Bitthem16 Maart.
Vlissingen, 17, 18, 19, 20, 21,23,
24, 25, 26, 27 en 28 Maart.
Dat wij Nederlanders een langzaam volk
zijn, is reeds in menig stuk van zaken
gebleken. In het overnemen van wat in
het Buitenland heeft naam gemaakt, zijn
wij alleen toeschietelijk gebleken, wanneer
de overneming ons tot schade en schande
■trekken moest.
Getuige de zegen der Revolutie-leus
Vrijheid, gelijkheid, broederschap, waar
mede ons verdwaasde voorgeslacht de
Franscho broeders inhaalde. Getuige ook
de onvoorwaardelijke overnemi»g van de
leer van Jenner, van Malthus, van Lom-
broso, van de Manchester-school, en van
wat in zoo menigen tak van wetgeving,
in zede en gebruik, in verzuim en ver-
waarloozing aan Parijs en wat er mee
verwant is, doet denken.
Maar van hetgeen on» Volk, of althans
een groot deel der natie, met name de
landbouwende bevolking, ook stoffelijk zou
kunnen ten goede komen, nam men niet
of althans weinig notitie.
Dit geldt eok de zaak hierboven ge
noemd de Raiffeisensche bamken, die reeds
bijna een halve eeuw in het Buitenland
hun nat stichten, docli ten onzent nauwe
lijks worden gekend, ten spijt van de
pogingen der weinigen die getracht hebben
in de» loop der jongste jaren dit onder
werp meer bekend te doen worden.
Oader die weinigen noemen wij slechts
den naam van den heer inr. Slotemaker
uit Den Haag, die onder anderen in 1890
op het te Goes gehouden 43ste Neder-
landsch Landhuishoudkundig Congres een
belangrijk referaat leverde over deze hier
zoo gewenschte spaar- en voorschotkassen.
In de laatste dagen heeft een deel der
pers op den arbeid van Raiffeisen weder
eens de aandacht gevestigd.
Wij wenschen dit voorbeeld te volgen.
Raiffeisen was nu vijftig jaar geleden
burgemeester van een arm dorpje in het
Duitscke Westerwald.
Bewogen met de arme bevolking die
al meer het slachtoffer van woekeraars
werd, richtte hij eerst eene coöperatieve
bakkerij op, daarna eene onderlinge ver-
eeniging tot aankoop van vee en eindelijk
een landbouwbank, die geld leende aan
een ieder die zich met het reglement der
vereeniging kon vereenigen.
De bank begon met een kapitaal van
slechts 3000 gulden.
Later ontstonden tal van dergelijke
Raiffeisensche volksbamken, die zich van
dergelijke inrichtingen onder anderen die
deor Schulze Delitsch bedoeld hi.rin
onderscheiden dat zij niet alleen geld lee-
nen aan wie het kunnen teruggeven, doch
ook aan hen die niet zichzelf geen borg
voor de richtige teruggave kunnen zijn.
Wat Schulze Delitsch letterlij k bedoelde:
wij leenen sleehts aan rijken dat voerde
Raiffeisen in veel meer letterlijken zin
uitHij leende aan rijken, niet zoo zeer
aan rijken in geld en ander bezit, dan wel
aan ry ken in werkkracht, in talent, in
goeden wil, in zedelijk overwicht, zij
mochten dan arm zijn aan aardschegoederen.
Het geleende kan worden terugbetaald
uit de voordeelen die de leening verschaft.
Daartoe is bepaald dat deze loopen kan
over vijf en meer jaren. Nooit loopt zij
over minder dan een jaar.
De leden eener dusdanige Raiffeisensche
bankvereeniging betalen eene kleine con
tributie, hebben aandeelen van f 1 a f 2,50
doch zijn met hun geheele vermogen aan
sprakelijk voor de schulden der vereeniging.
Desnoods kan ook wie niets heeft lid worden,
mits hij werken kan en wil; want ook
hij heeft in dat geval vermogen en helpt
dus de soliditeit dezer landbouwkas ver
sterken.
En zoo kan duidelijk aan het licht ko
men welk een uitnemend kapitaal 4e werk
kracht is.
Eén arme kan geen borg zijn, ook vo»r
de geringste som die hij leent. Doch hon
derd anderen die zich aansprakelijk stel
len voor zijn werkkracht en dies voor de
zekerheid der teruggave, kunnen dit wel,
ook al hebben zij zeiven ook niets dan
het goede paar handen waarmede zij hun
brood verdienen.
Het spreekt van zelf dat meer bemid
delden die tot deze bankvereeniging wil
len toetreden niet onwelkom zijn. Integen
deel. Maar wij willen maar zeggen hunne
toetreding is nite strikt noodzakelijk.
Natuurlijk moet het bestuur toezien dat
slechts eerlijke lieden toetreden en dat
het geld nuttig besteed wordt. Maar im
mers dit controleeren deze leden relven
van zelf wel. Zij toch zijn aansprake
lijk voor het te loor gaande geld. Er is
dan ook eene bepaling gemaakt dat de
wanbetaler door eigen schuld van zijn lid
maatschap kan worden ontslagen. Natuur
lijk bedanken zijne medeleden van zelf
voor zulk een presentje, ook al voelen zij
zich met hem lotgemeen in den strijd om
het bestaan.
Wederkeerig staat ook het bestuur on
der toezicht van Commissarissen uit de
leden. Niemand ontvangt bezoldiging, uit
genomen de kassier, die de administratie
voert.
Deze ontvangt een kleine vergoeding
voor zijn nogal omvangrijken arbeid.
Geeu andere borgstelling dan een per
soonlijke, dus geen zakelijke borgstelling
kent men in deze vereeniging. Fanden
stellen is onnoodig. De leden kennen
elkaar, controleeren elkaar, wonen in een
zelfde gemeente, oefenen elkaar in liefde
tot den naaste.
Zoo openbaren zij eene soort soliditeit
die door de geldmannen wordt gewaar
deerd. Immers nooit heeft het der Ver
eeniging ontbroken aan aanbiedingen in
geld. Men acht 't geld bij deze bank ver
eeniging zoo solide als 't kan belegd.
Maar inde eerste plaats tracht de Ver
eeniging zich vrij te houden van deze
hulp. Dit geschiedt door het vormen van
eene reservekas uit de winsten. Zij is dus
tegelijk spaarbank.
Dit alles is natuurlijk niet maar op een
maal zoo verkregen.
Wij zeiden reeds dat Raiffeisen met
een klein kapitaal en met eene coöpera
tieve bakkerij begonnen is.
Maar reeds in 1854 kon hij eene tweede
bankvereenigiug in het leven roepen in
1862 een derde in 1868 een vierde. En zoo
ging het voort. En thans telt Duit ch-
land 6000 vereenigingen, waarvan de
helft volgens het stelsel Schulze Delitsch
en volgens het stelsel Raiffeisen zijn in
gericht, terwijl de Raiffeisensche het weer
van deze winnen in aantal, immers van
deze zijn er ongeveer 1800.
In Italië door Wollemborg, in Frank
rijk door abt Ludovic de Besse, in Zwit
serlanddoor Pectch gepopulariseerd,wonnen
de Raiffeisensche banken ook daar, evenals
in België, Noorwegen, Zweden en Dene
marken al meer veld, vooral onder de land
bouwbevolking.
Wel een bewijs dat dergelijke voor
schot-, spaar- en verzekeringskassen nuttig
werkzaam zijn.
En wat hare innerlijke kracht zeer
verhooogt is 't feit dat wij dezer dagen
in het Nieuws vermeld vonden dat in
Duitschland deze banken thans éen groot
geheel vormen. „Het bestuur te Neuwied",
zoo leest men daar, „staat aan het hoofd
van 22 afdeelingen, met 300 onderafdee-
lingen, waartoe de 1770 vereenigingen
zijn te zamen gevoegd".
Zestien leden zijn voldoende om eene
vereeniging te stichten.
En wat nut deze vereeniging nu den
kleinen landbouwer
De firma Raiffeisen Co. te Neuwied
koopt in het groot vee, kunstmeststoffen,
landbouwwerktuigen, stoommachines en
stelt hem in staat deze te gebruiken, jjjj
Yoorts is aldaar de Centrale Bank ge
vestigd die aan de verschillende vereeni
gingen het benoodigde geld uitleent of het
overtollige geld ineatseert, Haar aandee
lenkapitaal is 2V2 miljoen mark. En dat
meest van de kleine landbouwers.
Deze bank heeft ook de bevoegdheid
geld uit te leenen h, 2 procent, en daar
door dus haar kapitaal te vergrooten.
Zal van deze kennisneming, die i* hoofd
zaak ook elders in ons land geschied
is, de oprichting eener Raiffeisensche bank,
bijv. in onze omgeving het gevtlg zijn?
De Nederlandsche landbouw gaat immers
te gronde.
De concurrentie met Amerika is niet
vol te honden.
Diens vruchtbaarder grond en grootere
productie, goedkooper vervoerwijs en onbe
laste aanbieding ten gevolge van Neder
lands vrij handelsstelsel zijn evenzooveel
factoren om onzen landbouw te gronde te
richten.
Welnu, laten wij dan deze Raiffeisensche
landbouwkassen, crediet- en spaarbankver-
eenigingen als eene reddingsplank aan
grijpen.
Wie der groot grondbezitters in onze
provincie wil beginnen met een grond-
kapitaal te leenen De leden zullen wel
volgen, als de vereeniging er maar eerst
is. Het klinkt absurd, maar het is zoo.
Men adverteere slechts dat de Vereeniging
er ismen zal de leden zich zien aan
bieden want velen mo6ten geholpen
worden.
Zegt men onnoodigeer. credietwaar-
dig man kan overal geld krijgen tegen
lage rente; dan antwoorden wij: Wat is
crediet waardig? Wie niets te verspelen
heeft, dien leent men geen f 25 al is hij
er nog zoo hard om verlegen. Echter
wel, wanneer 100 anderen, even arm als
hij, elk voor f 0.25 zich borg stellen.
En vraagt men of deze en gene niet
te veel in leen zal nemen, dan zeggen
wij wederom daar is immers het Bestuur
der Vereeniging voor om dit te contro
leeren.
Terwijl ten slotte voor wie vreezen
mocht dat deze manier van helpen de
zorgeloosheid in de hand werkt, de her
innering geldt aan de Duitsche instellin
gen, die integendeel de onbemiddelde ar
beiders juist sparen geleerd hebben. Het
zien dat er over was deed allen samen
spannen om deze winst grooter te maken.
Reden te over derhalve om er eene
proef mede te wagen.
De Nederlander en de Bazuin beiden heb
ben aan heeren journalisten eene kleine
kastij ding toegediend. Deze ziet in hen eene
bent betweters; gene verwijt hen meten met
twee maten.
In hoever beiden gelijk hebben, laten wij
in het midden. Wij hechten nogal waarde
aan de veelszins nuchtere opmerkingen van
de heeren Lohman en Gispen; toch schijnt
laatstgenoemde wel wat eenzijdig de roeping
der journalisten uit het oog te verliezen,
terwijl eerstgenoemde uit het oog verloor
dat de pers, geroepen om het juste-milieu
te bewaren, niet alleen de rechts achterblij -
venden maar ook de links vooruitdringenden
naar dat milieu heeft terug te roepen.
De pers is nu eenmaal de trouwe waak
hond der publieke opinie, dus moet zij met
haar geblaf dezen waarschuwen, genen hin
deren doch allen dienen.
Wat voorts Staalman betreft, hard hebben
wij zijn optreden nooit toegejuicht, doch
nu hij is opgetreden, hebben wij alle respect
voor zyn eerlijkheid, al zijn wij niet blind
voor zijne vergissingen.
Gelijke monniken, gelijke kappen.
De Heldersche afgevaardigde Staalman,
met een stek in het rond slaande, heeft
ook zijn naaste buren geraakt.
D t dezen dat minder aangenaam vin
den, spreekt van zelf. Zij zullen wèl doen,
met zich op nog erger voor te bereiden.
Maar dat de afgevaardigde van zyn stand
punt niemand kon sparen, en dus ook niet
spaarde, kunnen wij niet anders dan
prijzen.
Afkeuringswaardig daarentegen schijnt
ons de poging van enkele onzer bladen,
die het wel goed vinden, „dat er enkele
Staalmannen in onze Kamer zitten", maar
oordeelen dat het niet aangaat Kuyper,
Heemskerk, Van Alphen, Lohman over
één kam te scheren.
Neen! Als de heer Staalman iets anders
gedaan heeft dan doorslaan en blijk geven
dat hij weinig weet van de dingen, die
hij bespreekt; indien deze afgevaardigde
inderdaad verdient te worden gehoord,
dan moeten wij wenschen dat geheel de
Kamer vol zitte van zulke helden, en
moeten allen, die door zwijgen en toestem
men medeplichtig zijn aan de nationale
ellende, er uit!
Het is laf, den heer Staalman niet te
durven of te willen of te kunnen tegen
spreken, maar hem toe te voegen: gij
hadt voor mijne vrienden een uitzondering
moeten maken.
Als onze bladen de oppervlakkige ver
gelijkingen van dezen afgevaardigde niet
kunnen weerleggen, dan ziet het er voor
hunne kennis van zaken «iet best uit.
Maar als zij ze voor juist houden, laat
hen dan ook den mo«d hebben te handelen
zonder aanzien des persoons, en niet wille
keurig een splitsing maken tusschen de
leden van de, volgens dien afgevaardigde,
nietswaardige bent, die Tweede Kamer
genoemd wordt. (Neder l.)
Elk op zijn plaats.
In de Bazuin leest men in de brieven
van ds. Gispen „aan een vriend te Jeru
zalem", hat volgende
„Wij moeten inzien, dat niet elkeen
voor alle werk geroepen is, maar dat een
ieder zijn eigen gaven, zijn eigen krachten,
zyn eigen roeping en zyn eigen werk heeft.
Ik acht het levenswijsheid, zoo wij die mate
van zelfkennis bezitten, dat wij weten, wat
onze taak is, en dat wij die taak dan ge
willig en met vreugde volbrengen.
Dooh ik weet ook, dat dit voor velen
een verouderd en saai begrip geacht wordt.
Een ambachtsman kan immers evengoed
ja beter rechter zijn, dan een doctor in
de rechtswetenschap Hij zou immers den
tijd niet verbeuzelen met het ontwarren
van knoopen, maar eeuvoudig de knoopen
doorhakken, in het belang van snel en
goedkoop reeht
En een journalist doet in een halven
dag sehrijvens meer dan een minister in
een geheel jaar. Ware de ambachtsman
nu maar rechter en de journa list minister,
dan zou de aarde weldra van onrecht,
leed en ellende bevrjjd zijn!"
Minister van Houten is een gelukkig be
windsman.
Zijn kiesrechtontwerp, spijt de bestrijding
door invloedrijke penvoerders als Heldt
en Treub links, en door oud-conservatieven
type Dagblad rechts, loopt hoegenaamd geen
gevaar.
Mannen van uiteenloopende richting als
radicalen, antirevolutionairen en nieuw-
conservatieven bevelen de aanneming er
van aan.
Niet omdat zij er zoo voor, maar ondanks
dat zij er zoo tegen zijn.
Nu zal zij er wel niet zoo heel gemak
kelijk door rollen. In de Kamer bijvoor
beeld hebben de Maasbode en Heldt nog
vele vrienden.
Maar de algemeene gedachte is dat de
Kieswet er komt.
En dit is een buitenkansje dat aan de
staatkunde van Lodwijk XIV doet denken.
In den Spaanschtn Successie-oorlog werd
deze „groote" monarch over de geheele
linie geslagen en toch kreeg hij op alle
punten, waarover het geschil liep, zijn zin.
Zoo stliijnt het ook onzen minister van
binnenlandsche zaken te zullen gaan.
Van Houten „de groote", overwinnaar,
spijt den algemeenen tegenstand.
Een poging door den parlementair-socialist
Gerhard beproefd om in het hart der be
weging, in Amsterdam een groote agitatie
in het leven te roepen tegen zijn wet, is
jammerlijk mislukt, bij gebrek aan be
langstelling der duizenden belanghebbenden
en hunne leiders.
j|§Een tot dit doel belegde vergadering liep
op niet uit.
De tweede kamer hervatte de behande
ling der wet op de personeele belasting.
De minister heeft zich de pauze van
drie maanden ten nutte gemaakt, door het
goede denkbeeld van den heer Goeman
Borgesius over te nemen, dat van de haard-
steden-belasting worden vrijgesteld alle
perceelen wier huurwaarde zoo laag is
dat zij ook niet in de belasting voor het
mobilair vallen.
De minister zag zijne toeschietelijkheid
beloond met de intrekking en verwerping
van alle nog iets verder gaande amende
menten.
Voorwaar een veel te groote belooning
Immers het amendement Mackay en niet
minder het amendement Drucker hadden
de goede bedoeling den aanslag voor den
minderen man en den bescheiden burger
aanzienlijk te verlagen en voor wie liet
betalen kunnen eene flinke progressie vast
te stellen.
De Kamer sprong echter met 50 tegen
35 stemmen den minister bij, die verklaard
had het groote gat in de schatkist bij
aanneming van het amendement Mackay
niet te kunnen stoppenen bij aanneming
van het amendement Drucker het materiëel
tot stopping niet met een grooten sprong
als door deze wijziging bedoeld werd,
wenschte te verkrijgen.
Ook vau dezen minister geldt wat wij
van zijn collega Van Houten opmerkten.
Hij is een gelukkig bewindsman; want
schoon heftig bedreigd op alle punten en
slechts zwak gesteund door zijne vrienden,
sloeg hij het record over de geheele linie.
Vermelden wij nog dat de heerjMackay
im zijn poging tot ontlasting der midden
klasse steun vond bij vooruitstrevenden
van alle kleur zoowel als bij de Room-
schen en de Lohma»-groep.
Van deze laatsten steunden hem de hee
ren v. Bylandt en Beelaertsvoort» 10
Roomschen, de heer Schimmelpenninck,
vijf leden der Kuyper-groep Kuyper,
Lucasse, Seret, Donner en Van Alphen
en eindelijk 17 Takkianendoch niet
Tijdens, niet Staalman, niet Lieftinck, niet
Heldt.
Jamesom is te Londen aangekomen en
tegen borgstelling ia vrijheid gesteld. Hij
is gisteranavond te Londen aan het politie
bureau luide toegejuicht door eene bonte
menigte, waaronder ook leden van het
Hoogerhuis van de Engelsche Eerste
Kamer
De rechter, voor wie hij met 16 zijner
handlangers daarna verschijnen moest, laakte
zeer deze handelwijze van het publiek,
welks gedrag schade doet aan den goeden
naam van Engeland.
Hij waarschuwde de „zestien", beschul
digd van „het beginnen op eigen hand van
een oorlog tegen een bevrienden staat"
zich van elke manifestatie buiten te ont
houden.
Wij vreezen dat deze voorwaardelyke
invry heidstelling van den sluipmoordenaar
gevaarlijke gevolgen hebben zal.