NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
ticrnfe laatgang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
1896. Ito: 62.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Feuilleton.
LIJDEN.
Meflfttg 22 McuatL
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 5.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
Pessimisme.
Over dit onderwerp hield ds. S. Ulfers
nit Rotterdam heden te Middelburg eene
voordracht. Van dezelve, immers ook te
Groningen gehouden, komt in de Nieuwe
Prov. Groninger Crt. een schoon verslag
voor dat wij overnemen.
Daar begon Spr. zijne lezing met de
herinnering dat vóór ongeveer 600 jaren
voor Christus in Indië een Prins, met name
Sidardi, leefde. Hij leidde vooral in zijn
jongelingsleeftijd een gelukkig leven, daar
hij slechts kennis maakte met de genoegens
die hem ruimschoots werden geboden, en
stelselmatig werd afgehouden om kennis
te maken met het leed, dat door velen
werd doorgemaakt. In één woord, de Prins
leidde een vroolijk leven.
Maar op een zekeren dag gaat de Prins
met zgn equipage uitrijden. Op zijn weg
ontmoette hij een grijsaard, bevende van
de koude. Sidardi vraagt aan zijn koetsier
Wat is dat voor een schepsel En het
antwoord luidtDat is een mensch als
hij oud wordt.
Op den tweeden dag maakt Sidardi weer
een rit, en ziet een mensch met booze
zweren. De prins vraagt aan den menner
Wat is dat voor e#n schepsel en het
antwoord is thans: Dat is een mensch,
als hij ziek wordt.
De derde dag komt en de Prins begeeft
zich weder met zijn equpage op weg, en
ontmoet een lijk. Sidardi vraagt wat dit
is voor een voorwerp en thans is het
antwoord Dat is een mensch als hij dood
is. Sidardi is door dit alles zeer droef
geestig gestemd, en roept ten leste een
driewerf wee uit, in de eerste plaats voor
den mensch, die oud wordtvoor hem,
die door krankheid wordt getroffen, en in
de derde plaats een wee voor het leven,
dat door den dood wordt verwoest. In
zijne neerslachtigheid peinst hij op middelen
tot oplossing der vraagHoe te ontkomen
aan ouderdom, aan ziekteen aan dood
Op den vierden dag komt hem een mon
nik tegen. Deze man, met zijn ernstig
gelaat, door zijne kleeding, maakte een
diepen indruk op hem. Ook hij besloot
monnik te worden. En eer een paar dagen
verder zijn heeft hg vrouw en kinderen
verlaten, is hij een monnik geworden, en
is dat gebleven tot aan zijnen dood, toen
hij als een oud man op 80-jarigen leeftijd
stierf.
Deze Sidardi nu is de stichter van het
Boeddisme, van het pessimisme geworden,
met zijne levensbeschouwing en tot stelsel
verwerkt met zijne eigene wereldbeschou
wing, met zijne opvatting, dat slechts de
dood een welkome bode is om ons uit dit
tranendal, alwaar alles «Hes moeite en ver
driet is, te verlossen. En vraagt men
onshad nu de prins een andere opvoe
ding gehad, en was hg niet de stichter
van het pessimisme geworden, zou het dan
Weten zij, die gaarne zeer goedkoope
kleederen dragen, immer, welk lijden die
zelfde goedkoope kleederen over medemen-
schen brengen
Twee staaltjes ter overweging ontleenen
we aan het Sociaal Weekblad en de Telegraaf
Het eerste blad deelt het volgende mede
„Voor een der districtsrechtbanken te
Weenen werd onlangs een zaak behandeld,
welke weder een treurig beeld geeft van
het lijden der arme vrouwen, die voor
confectiemagazijnen arbeiden. Terecht stond
de 22jarige ongehuwde naaister Elise
Schmidt, onder beschuldiging aan haar toe
vertrouwde goederen te hebben verduisterd.
Haar werd n.l. ten laste gelegd, dat zg
kragen en andere kleedingstukken, haar ter
bewerking gegeven, had beleend en het
daarvoor ontvangen bedrag van 11 fl. ten
nimmer gekomen zijn En het antwoord
van spreker is: als Sidardi niet geweest
was de stichter, dan was een ander het
geworden, want het pessimisme zetelt in
ieder mensch, het zit in de lucht, het telt
honderden millioenen aanhangers.
Wat is dat pessimisme, dat in ieder
mensch zit Het is een levens-, en als
stelsel eene wereldbeschouwing. Vindt gij
zoo redeneert de pessimist dat wij
zoo gelukkig leven Ziet eens op onze
staatkunde. Zij is nog precies dezelfde als
ten tijde der barbaren. De natiën zijn tot
de tanden toe gewapend, om als de tijd
daar is den tegenstander neer te pletten.
En onze maatschappelijke oatwikkeling,
zij lis in niets vooruitgegaan. Hetzelfde
geldt van onze geestelijke ontwikkeling.
Ook op dit gebied geen voortgang, uitge
zonderd in het vak der natuurkunde. En
de zedelijke ontwikkeling, zij staat op een
peil, waarbij men toegeeft aan zijne booze
lusten, en die naar hartelust volbrengt.
Een der rampzaligste dingen, zoo zegt de
pessimist, is de politieke staatkunde. Hij
wijst u op de landen, die grooten bloei
gekend hebben, maar thans reeds zijn on
dergedoken hij wijst u op de landen,
die reeds de ziektekiemen vertoonen of
in zich dragen om onder te gaanen
bovendien bestaat er eene onverbiddelijke
wet, dat de Staten tot bloei gekomen, we
der uiteenspatten. Wat loon heeft de po
liticus van al zijn arbeid? De gesshiede-
nis der Staten is als de geschiedenis der
luchtbellen. Is er een ellendiger wereld
denkbaar, waarin alles veroordeeld is om
onder te gaan, reeds vóór en eer er iets
geboren wordt Gekke, domme menschen
die alles nog goed kunnen achten. Zoo
oordeelt de pessimist over de Staatkunde.
Een der rampzaligste dingen in de rege
ling der inwendige staatkunde is de pers.
Onze eeuw rekent er op, dat door dagblad
artikelen de menschen beter zullen worden;
dat door de pers nieuwe stralen van ge
luk zullen opgaan. De pers is het hooge
laboratorium, alwaar alle gevoelens wor
den klaar gemaakt, die de groote menigte
slechts heeft in te slikken. Gaan wij door
de pers eene betere toekomst tegemoet?
Wat is de pers? zegt de pessimist. Niets
anders dan de onaangename photografie
dezer verkeerde wereld. In de rubriek
nieuwstijdingen meldt zij ons de moorden
en al de jammerlijke tooneelen, die op
deze planeet plaats hebben. De courant
is de goot, alwaar het vuile water door
moet, om inmiddels in onze huiskamers
alles te besmetten. Is de pers een zegen?
vraagt de pessimist. Zelfs in het beste
geval is eene courant een partijorgaan.
Elke courant-redacteur is een betweter,
die het den volke toeroept, dat alles beter
zoude worden, indien alle burgers zich
maar bij zijne partij aansluiten. Maar wat
geeft ons al dat partij ge babbel? Wij zin
ken door die pers al dieper en dieper.
De pers een zegen Daarbij komt
nog iets. Da pers geeft bovendien de pu-
eigen bate had aangewend.
Toen de zaak de eerste maal voorkwam,
gaf de aangeklaagde, nadat zij haar schuld
had bekend, als motief voor haar daad,
gebrek op, de nood had haar gedwongen.
Ziek en door honger geplaagd, had zij, om
niet met drie van haar arbeid levende min
derjarige bloedverwanten op straat te wor
den gezet, de genoemde goederen beleend.
Zeven weken lang had zij een arme zieke
moeder opgepast tot het einde der oude
vrouw was gekomen. De ziekte en de be
grafeniskosten hadden de laatste rest van
haar bezittingen verslonden, en daar zijde
aangeklaagde, zelf zwaar ziek was gewor
den, was zjj aan bitteren nood ten prooi
geweest.
Uit de antwoorden van Elise op de ver
dere vragen van den rechter bleek, dat zij
arbeidde voor een eigenaar van een con
fectiezaak, Anton Zelezny, die haar voor
bet naaien van een mantel met pelerine en
lluweelen garneering een loon van zeventig
kreuzer uitbetaalde. Om 1 fl. 40 kr. dagelijks
blieke opinie niet weder. Enkele geld
mannen voegen zich bij elkander, zijn van
meening, dat de publieke opinie op dit
of dat punt gewijzigd moet worden, stel
len deze opinie vast de courant neemt
haar in hare kolommen op, en na eenigen
tijd is de opinie gevestigd. En het goede
publiek bemerkt het niet, dat het de
marionet is van de geldmannen, die aan
den draad hebben getrokken. Wat, de pers
een zegen Neen zij is een kwaad onder
de zon, zegt de pessimist.
Al wat de mensch op deze aarde doet is
niets anders dan een wapen smeden tegen
zichzelvende moeder doet het zelfs door
zich aan hare kinderen op te offeren. De
boom groeit niet dan wanneer de bodem
zich heeft uitgemergeld om dezen boom tot
wasdom te brangen. Wat heeft de aarde
van al haren arbeid En daarbij komt
nog, dat het eene onverbiddelijke wet is,
dat. ieder iets schept om zelf onder te gaan.
Indien er een wereldbestuur is, dan zetelt
dat bestuur zeer ver. Gekke, domme men
schen, die deze aarde nog goed kunnen
noemen.
Onze wetenschappelijke ontwikkeling is
ook een punt waarover de pessimist zich
ergert. De mannen van de wetenschap
zoo zegt de pessimist bluffen, zjj ver
beelden zich zelfs dat zij de laatste hoeken
van het heelal zullen nasporen. En het
plebs bluft mede. Behalve in de natuur
kunde is de wetenschap in niets ontwikkeld.
De pessimist raadpleegt en roept de ge
schiedenis op om zijne bewering te staven,
en eene vergelijking temaken of wij beter
philosofen, beter juristen, bekwamer God
geleerden, uitnemender architecten, knapper
beeldhouwers en dichters hebben dan de
volkeren, die eeuwen voor ons hebben ge
leefd. Waren wij niet met de natuurkunde
opgeschoten, in niets zijn wij in de weten
schap vooruitgegaan nog geen stap verder
gekomen dan voor duizend jaren. En de
beste cypheeën in de tegenwoordige we
tenschap, wat doen zij anders dan de geit
die gebonden aan een touw en een stokje
telkens het lijntje afloopx, om niet verder
te kunnen komen Een Shakespeare moge
hierom lachen, maar hij weet zelf ook
niets meer. En het fraaist van alles is dat
de wetenschappelijke studie alles doet, be
halve den mensch gelukkig maken, het
wordt op deze planeet steeds ellendiger.
Noch de gestudeerden, noch de niet stu
deerenden hebben iets aan deze wetenschap
pelijke studie. Neemt b.v. de geneeskunde.
De kranken leven thans drie maanden lan
ger dan vroeger. Laten wij, zoo redeneert
de pessimist, toch uitscheiden met de be
oelening der geneeskundige wetenschap. Zij
helpt slechts het lijden vermeerderen. Er
is eene wet, eene onverbrekelijke wet, dat
de mensch het domste voorwerp is van
alles wat bestaat. Er is geen planeet, alwaar
het ellendiger is. Als er nog een wereld
is, die goed is, dan is zij al heel ver weg.
Gekke domme menschen, die nog gelooven
dat deze aarde goed is. (Slot volgt.)
te kunnen verdienen, moest zij met haar
zuster onafgebroken van 's morgens 6 tot
1 uur 's nachts .naaien. Het bleeke magere
gezichtje der aangeklaagde, de gebogen ge
stalte, bewezen voldoende dat zij waarheid
sprak. De rechter, zichtbaar ontroerd door
het gehoorde, verdaagde de verdere be
handeling der zaak om inlichtingen in te
winnen bij de politie over het verleden
van het meisje.
In de zitting van de vorige week las de
rechter het politiebericht voor. Hij zeide
van de aangeklaagde niets dan goeds en
bevestigde volkomen haar verklaringe». Als
verdediger had de afdeeling rechtsbescher
ming van den Algemeenen Oostenrijkschen
Vrouwenbond het meisje mr. Friedrich Weil
toegevoegd.
Getuige Anton Zelezny, dameskleermaker,
verklaarde, dat beklaagde vroeger steeds
alles geregeld en ordelijk had afgeleverd.
Toen zij de waren verduisterd had, heeft
zij alles bekend en gezegd dat gebrek er
haar toe had gedreven. „Ik heb 75 a 80
VELDWIJK.
Wij hebben deze week den heer T.Jv.
d. Ploeg voor Veld wijk kooren spreken.
De spreker is ons goed bevallen. Niet
dat hij voor de aanwezigen zooveel nieuws
zeide. Wij, die voorstanders zijn van Vrij
Christelijk onderwijs, zijn ook voor Vrije
Krankzinnigenverpleging. Wij die tegen
standers zijn der Staatsschool zijn ook
tegenstanders der Staatsgestichten.
Wij die de Staatsscholen zoudea willen
leegpompen, niet omdat er zulk een gevaar
lijke leer verkondigd wordt, maar uit be
ginsel, om ons beginsel dat zich per se
tegen Staats-optreden in de zaken der
ouders verzet, wij zijn ook om dat zelfde
beginsels wille bereid om de Staatsgestich
ten te ontvolken.
Ondanks een enkele niet-neutrale uiting
van een zoogeaaamd neutralen school
meester in een „neutrale" school, kun
nen ook wij tegea vele staatsscholen geen
deugdelijke aanklacht op feiten gegrond
inbrengen. En zoo kunnen wij ook, niet
tegenstaande de onthulliagen van mevrouw
Stuten omtrent het Haagsche krankzinni
gengesticht, van de Staatsgestichten in 't
algemeen geen kwaad zeggen, dat met de
feiten wordt gestaafd.
Van die zijde den aanval op Staatsin
richtingen te richten zou niet tot resultaat
leiden. Dit deed de Spreker helder uit
komen.
Neen, het beginsel waaruit de Staat leeft,
is verderfelijkgezwegen nog van het feit
dat de Staat een onvindbaar iets is, voor
hetwelk ten slotte niemand zich aanspra
kelijk stelt.
Wie toch is de Staat?
De Koningin? De Ministers? De Kamers?
De Ambtenaren De Burgers? De Libera
len? De Rechterzijde op haar tijd? De
Linkerzüde op haar beurt? Tak Van
Houten
Wie kan zeggen gelijk een Fransch
koning het eens in autocratische verme
telheid uitsprak: „De Staat ben ik?"
Maar het beginsel waaruit de Staat leeft,
dat doet ons tegen de Staatsgestichten zijn.
Dat beginsel is het materialisme. De geheele
mensch is stof, geheel vergankelijk, wordt
bij den dood geheel vernietigd is weg.
Dood is dood I
En uit dat beginsel leven ook de ge-
neesheeren door den Staat aangewezen om
de tienduizend krankzinnigen in de Staats
gestichten te verplegen.
Dezulken kunnen dan ook niet anders
dan hunne patiënten behandelen als dingen;
die men opsluitin boeien steektmet
slaapmiddelen genezing biedt; met muziek
cn spel en dans en neutrale lectuur
walgelij ke kost niet waar tracht zoet
te houden. Gods Woord versmaden zij, het
gebed ignoreereu zij den omgang der liefde
uit Christus door Zijn Geest geboren ken
nen zij niet. Deze dingen missen alle waarde
by den Staat, en zoo zegt hg gg moogt
andersdenkenden niet kwetsen
Wg Christenen die uit een geheel ander
kr. voor een mantel betaald."
Bekl.„O neen Mgnheer heeft niet meer
dan 70 kr. betaald."
Verd.„Is nu de schade door de be
klaagde vergoed
Get.„Ja, 11 fl. Maar ik moest 1 fl. 50
kr. interest betalen." (De verdediger gaf
den getuige terstond de som van 1 fl. 50 kr.)
Rechter„Hoe lang heeft zij aan een
mantel moeten werken
Get.„Zeven uur."
Bekl.-. „Veel, veel langer. Ik moest Van
6 uur 's morgens tot 1 uur 's nachts naaien
om twee mantels af te maken. Meer kon
ik niet verdienen."
Rechter: „Wie heeft de kosten der be
grafenis betaald
Bekl.: „Ik, uit mg n verdiensten bg den
heer Zelezny. Een tgdlang had ik vast
werk bg hem. Om 10 fl. in de week te
verdienen moest ik mgn werk mede naar
huis nemen en den geheelen nacht door-
naaien. Mgn krachten schoten op den duur
te kort.
beginsel leven, kunnen derhalve hierom
niet met de Staatsgestichten mee.
Wg leven uit het beginsel van het vrge
particulier initiatief.
Het is met de Krankzinnigenverpleging
gelgk als met het Onderwgs.
Gelgk die kinderen onze kinderen zgn,
ook al hebben wg er zelf naar den vlsesche
geen een, zoo zgn deze krankzinnigen
de onze, ons ter verzorging aangewezen.
En daarom reeds is de verpleging van
krankzinnigen op Veldwgk, Bloemendaal
en Dennenoord ons werk.
Zg geschiedt van onzentwege, voorzoo
ver wij door toetreding tot de sinds 1884
bestaande Vereeniging tot Christelijke Verzor
ging van Krankzinnigen en Zenuwlijders
in Nederlandtoonen onze roeping te ver
staan door Christenen die tgd en lust
en krachten en talenten, kortom die zich
zelf geven voor den arbeid in de drie
genoemde gestichten.
Wg konden ons dan ook hartelg k vereeni
gen met de uitnoodiging van den heer v. d.
Ploeg aan allen om lid te worden.
En op de vraaghoe wilt gg dat de
verpleging daar zg antwoordt ieder die
God vreest en voor Zgn Woord beeft:
wel eene Christelijke verpleging. Het te
gendeel eener neutrale verpleging.
Spreker schetste den moeilgken arbeid
dien verplegers en verpleegsters onder deze
nu reeds 700 ongelukkigen in onze
drie stichtingen opgenomen, hebben te ver
richten. Wie niet om Jezus' wil dien arbeid
aandurft, kan daar gerust wegblg ven. Wie
bet „zeventig maal zeven maal" in beoefe
ning wil brengen, die kome daarheen.
Er is namely k daar veel te dulden en te
vergeven.
Daarvan gaf de spreker treffende voor
beelden maar hg wees ook op velerlei
vruchten.Op feiten van oprechte bekeering
die God, mede op het gebed, daar aan me-
nigen krank-zinnige schonk. Reeds zgn velen
van daar in de maatschappg teruggekeerd,
genezen doch ook^naar de ziel behouden.
Reeds zijn er in menigen ongeloovigen huise-
lgken kring met een vernieuwd hart weder
gekeerd, die tüansjtot zegen zgn voor hunne
omgeving.
Deze mededeelingen werden door den
heerj Den Boer, correspondent voor Goes
en voorzitter van de afdeeling Bloejnendaal,
bevestigd.
Jammer dat de Chr. Evangelische kerk
niet vol was van belangstellende hoorders.
Onze krankzinnigen gaan ons aan. De Heere
zond ze ons op onzen weg om ons te doen
zien wat de zonde van den mensch gemaakt
heeft, voor wat wg door Gods [genade tot
nog toe zgn bewaard hoe groot de listige
omleidingen des Satans zgn hoeveel gaven
van gebed en stoffelgk goed wg voor die
arme krankzinnigen moeten veil hebben.
„Dit geslacht vaart niet uit dan door
bidden en vasten".
O, gij die nog nooit Teldwijks arbeid
en die barer eusteren in de binnenkamer ge
dacht, schaamt u en oefent u er in die
De ambtenaar van het O. M. vroeg toe
passing der wet, doch drong bg eventueele
veroordeeling op de zachtste straf aan. De
verdediger bestreed in dit geval het feit
van verduistering. De beklaagde had bij
haar strgd om het bestaan het bewgs van
den hoogste» heldenmoed bewezen, den
heldenmoed der armoede. In ieder geval
had zij gehandeld in een toestand van over
macht. Hg verzooht daarom vrgspraak.
De rechter sprak het meisje vrg. In de
overwegingen van het vonnis werd het feit
van verduistering aangenomen. Strafbaar
heid was echter in dit go val buitengesloten,
daar de beklaagde onder den invloed van
force majeure had gehandeld. Deze is niet
alleen physiek op te vatten, maar kan ook
voorhanden zgn als het zich onthouden van
een strafbare handeling verbonden zou zgn
met zulk een wilskracht, met zulk een
onderworpenheid, die de mensehélijke krach
ten te boven gaat.
Slot volgt.