NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
1896. lo. 58.
Dimfecifag 18 <fe6tium.
fietide laacgang.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
DeTransvaalsche Boeren.
BLKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Dezer dagen trad professor dr. C. B.
Spruyt, uitgenoodigd door de Nederlandsche
Zuid Afrikaansche Vereeniging te Rotter
dam voor een talrijk gehoor op om veel
belangrijks meê te deelen omtrent onze
stamverwanten in Transvaal.
Het verslag der door Z.H.G. gehouden
voordracht ontleenen wij aan De Hollander.
Men houde bij het lezen er van in het
oog dat professor Spruyt in het godsdien
stige geen geestverwant der Boeren is en
dus van ons standpunt gezien wel iets
gezegd werd, dat eenigszins anders had
kunnen luiden.
Doch dat verhoogt de waarde van het
gesprokene.
Strekke de lezing van het verslag tot
vermeerdering der belangstelling ook in
•nze provincie voor de bovengenoemde
Vereeniging, die zoo krachtig streeft naar
versterking van het Boerenelement in de
Transvaal en naar het behoud der Hol-
landsche taal in Zuid Afrika.
Het verslag luidt aldus:
De heer Spruyt kwam om de vraag te
beantwoorden wat kan men in Nederland
goeds doen ten behoeve van Transvaal
en van Nederland? Vóór de beantwoor
ding dier vraag is echter noodig kennis
van de Transvaal en het volk dat het
bewoont.
De heer Spruyt gaf nu een zeer boeiende
causerie over Z.-Atrika en de daar wonende
volken, terwijl een zeer groote kaart van
Zuid-Afrika strekte om het betoog begrij
pelijk te maken.
Veel van hetgeen de Professor mede
deelde is onzen lezers bekend en daarom
doen wij slechts een paar grepen uit de
rijke stof.
Belangrijk was de schets van de drie
voornaamste stammen in Zuid-Afrika, de
Kaffers, de Boeren en de Britten.
De spreker teekende de Kaffers als een
barbaarsch ras, echt practisohe materialisten,
slechts zoekende het genot in veel eten,
veal drinken en veel vrouwen.
De hoogstontwikkelden stellen daarbij
prijs op geoefendheid in .het vechten, in
zonderheid in het vaardig hanteeren der
assegaaien. Met dezen trek in het karakter
hangt samen de eigenaardigheid, dat zij
bij den verkoop van land de vraag stellen
Schoon gewasschen of niet Schoon ge-
vrasschen wil zeggen, dat alle bewoners zijn
vermoord. De Kaffers zijn im de hoogste
mats leugenachtig dieven van de eerst#
##ort, terwijl de onkuischheid zoo groot is,
dat men zich van de Latijnsche taal zou
moeten bedienen om het te beschrijven.
De lichtzijden van dit volk zijneen ge
lukkige lichaamsontwikkeling, moed, trouw,
slaafsshe onderwerping aan de hoofden, een
gastvrijheid die moeilijk is te beschrijven.
De voornaamste stammen der Kaffers
zijn de Zoeloe's en Matabelen, die ontzag
lijke uitgestrektheden land totaal hebben
uitgemoord. De beruchtste moordenaar is
•omtrent 1895 geweest het opperhoofd Stjako
•en vervolgens Moselekatze, wiens zoon Lo-
bengula uit den laatsten tijd genoeg be
kend iB.
Van de Boeren is eens door Lord Ran-
dolf Churchil gezegd dat zij zijn lui, vuil
en barbaarsch. Dit oordeel wordt door
vele Engelschen uitgesproken, maar is te-
taal bezijden de waarheid. Trouwens er
zjjn ook vele Engelschen die er anders over
oordeelen en vooral onder de Militaire
hoofden zijn er die letterlijk met de jonge
Boeren uit militair oogpunt dwepen.
Doch over het algemeen is het voor
mensche», opgevoed naar en opgegroeid
onder de begrippen der tegenwoordige sa
menleving zeer moeilijk den Boer naar zjjn
innerlijke waarde te beoordeelen. Wie die
Boeren met hunne gezonde, krachtige li-
chaamsontwikkeling ontmoet, komt te staan
voor een raadsel zoo spoedig hij hun ka-
lakter en geestesgaven moet beoordeelen.
J)e levensbeschouwing der Europeanen is
zoozeer afwijkend van die der Boeren, dat
de eerste in den laatste ziet een vreemd
soortig, raadselachtig wezen, geheel onder
scheiden van alle andere volken. En in
derdaad om een vergelijking tusschen dit
volk en een ander te vinden moet men
terug naar oude tijden.
Karakterestiek heeft eens iemand van de
Boeren gezegd Zj zijn geen heereboeren,
echte boeren, maar altijd heerennooit
heertjes.
Heine heeft eens van de oude Oost-Frie
zen gezegd, dat zij zich in de eerste plaats
onderscheiden door het talent der vrijheid.
Dit is ook van volle toepassing op de
Boeren. De Boer wil vrij zijn, laas op
zijn eigen erf.
Bewonderenswaardig is het talent van
de Beeren om met Kaffers om te gaan.
En die omgang is gebazeerd op een zeer
juiste keuais van den Kafferaard. De Boer
behandelt den Kaffer streng rechtvaardig,
handelt met hem geljk ouders met kin
deren doen.
Yan gelijkstelling is geen sprake. We
tende hoe arrogant een Kaffer van aard
iB en hoe al de ondeugden dier Kaffers
het hen lastig zouden maken, van die
Kaffers die alleen oog hebben voor licha-
meljke ontwikkeling zal de Boer er nim
mer toe komen om hem als een „broeder"
te behandelen, hem nooit een hand geven,
nooit een zetel aanbieden, hem altijd als
zijn mindere behandelen. Een practijk
van meer dan 200 jaren heeft hem ge
leerd dat dit de eenige proefhoudende
methode is, terwijl van al de „liefheden"
van zendelingen voor den „zwarten broe
der" niets dan treurige ervaringen zijn
opgedaan.
Het gevolg hiervan is dat de Kaffers
in den Boer een hooger wezen zien en
met bijgeloovige vrees tegen den Boer op
zien, die zich geheel alleen zoo rustig
tusschen honderden Kaffers beweegt, waar
bij de Kaffer overtuigd is dat die wit-
mensch door allerlei toovermiddelen hem
dood en verderf kan brengen.
Europeanen met de begrippen der Fran-
sehe revolutie-leer doordrongen, de begin
selen van vrijheid, gelijkheid en broeder
schap, beginselen die zelfs in Europa fiasco
hebben gemaakt, geljk Prof. Spruyt er
kende, viaden dat vreemi in den Boer,
maar hebben moeten ondervinden dat die
beginselen tegenover de Kaffers geheel
niet deugen.
Met de beste bedoelingen hebben de
zendelingen de Kaffers dan ook bedorven
en niet minder de Europeanen, die aan
getrokken door den schoonen lichaams
bouw der „Kaffermeiden," geljk de Boer
zegt, zich met die Kaffermeiden hebben
afgegeven. Dat zal een Boer nimmer doen,
noch in noch buiten het huweljk. Daar
voor zijn niet eens verbodsbepalingen be
hoeven gemaakt te worden want de Boer
die zich met zoo'n „Kaffermeid" afgaf zou
eenvoudig buiten de samenleving zjn ge
sloten.
Iemand heeft eens de Boeren b j de oude
Romeinen vergeleken en inderdaad is er
wel eenige overeenkomst tusschen den Boer
en den Romein uit den besten tijd. Geljk
Cincinnatus van achter den ploeg moest
gehaald worden om het leger aan te voe
ren zoo ook werd nu nog onlangs Joubert
van zjn hoeve geroepen om de leiding
van den strjd bj Krugersdorp op zich te
nemen.
Maar treffender is de vergelijking met
de oude Germanen, meer stamverwant aan
de Boeren. Wie het schoone geschrift van
Tacitus „Germania" leest en de Boeren
kent, meent telkens een beschrijving van
de laatsten voor zioh te hebben.
Een Germaan die te paard binnen 5 uur
zjn naasten buurman kon bereiken vond
het reeds te benauwd om zich heen. Niet
anders is het met den Boer. Ruimte moet
hj voor zich hebben.
•stond bij den Germaan het woord en
oordeel der vrouw in hooge eere, een Boer
slaat den raad der vrouw ook nimmer in
den wind. Het zjn de vrouwen inzonder
heid geweest die van 1877 af, na de an
nexatie der Transvaal door de Engelschen
tot 1880 haar mannen, zonen en aanstaande
schoonzonen onophoudeljk hebben aange
spoord tot afschudding van het hateljk
juk. Zij zijn het ook geweest die in 1842
tot „trekken" hebben gedrongen om aan
de gehate Engelschen te ontkomen.
Si Ten slotte vindt men den echten „ouder-
wetschen" Nederlander in den Boer terug.
Geljk deze heeft de Boer een hartgron-
digen afkeer van het betalen van belas
tingen en als hj dan toch moet betalen
heeft hj liefst indirecte belastingen; die
worden het minst gevoeld. Een Boer is
zeer in zich zelf gekeerd en geeft zich niet
spoedig. Dit heeft velen tot een verkeerd
oordeel geleid. Hj spreekt liever niet, kan
lang zitten zwijgen, maar als hij in de
vergaderingen eenmaal begint te spreken
kan hij over kleinigheden uithalen, gelijk
men bj ons op het Binnenhof hetj|niet
beter kan.
Is het flegma der Nederlanders spreek-
woordeljk, do Boer is er in nog hooger
mate mede behept. Toen in 1881 de vecht
generaal Nic. Smit de Engelschen van den
Amajnbaberg had geworpen, werd een ren
bode met de tjdmg der overwinning naar
den landdrost Smit, broer van den over
winnaar, gezonden. De bode doet zju
verhaal en Smit met zjn manschappen
hoort het al pjprookende aan. Toen de bode
met zjn verhaal klaar is wordt hem heel la-
konisch gevraagdEn heb jij nou niks ni
vergeet ni De bode bedenkt zich even
en zegt danOch ja, ik heb vergeet te
zeg dat hul generaal Colloy het doodschiet.
De Boeren gingen dood kalm voort hun
pjp te rooken en geen woord werd er
meer over gerept.
En dan hebben zj dit met de Neder
landers gemeen dat hun taal zuiver Neder-
landsch is.
Van de Engelschen zeide de spreker dat
zj als individuen meermalen getoond heb
ben in Zuid-Afrika, uitstekende kolonisten
te zjn, die het opperbest met de Boeren
kunnem vinden, maar als natie zjn zj
altjd een plaag voor de Boeren geweest.
Van uit Engeland bedreigt een dubbele
vloek Zuid Afrika, dat zijn het Ministerie
van Kolomën em de Kaffervrienden. Het
Ministerie door zjn imperialistische poli
tiek, de Kaffervrienden door hun theorie
van gelj kstelling van blanken en Kaffers.
Sedert de laatste jaren is de politiek
van het ministerie min of meer op den
achtergrond gedrongen door dea grooten
Cecil Rhodes, die meermalen die politiek
tegenstond en breidelde. Daardoor had Rho
des eenig vertrouwen ook bj de Boerem
verworven. Vandaar zeker ook dat dezen
minder wantrouwig zjn operaties in Mas-
hona- en Matabeleland gadesloegen.
Doch in de laatste jaren') is Rhodes op-
gelreden als het hoofd der Chartered
Company en is een bedreiging geworden
voor de Transvaal.
Nu volgde een verhaal van'de operatiën
der Chartered in Mashona- en Matabeleland
en Johannesburg, vroeger door ons uitvoe
riger in ons Buitenland beschreven.
Hierop kwam spreker van zelf tot de
beantwoording der vraag in den aanvang
gesteld.
B j den grooten toevloed van vreemdelin
gen heeft de Transvaal behoefte dat van
uit Nederland zijn taal zuiver worde
gehouden en zoo zjn nationaliteit worde
bewaard.
Daartoe bepleitte spreker «teun voor het
opgerichte Taalfonds, een emigratiefonds,
de opriohting van een informatiebureau,
het voorlichten der publieke opinie, het
zenden van onderwjzers, predikanten, goede
ambachtslieden enz.
De voorzitter, de heer A. S. v. Reesema,
dankte den spreker en spoorde aan tot
toetreding als lid ven de Ned. Zuid-Afri-
kaansche Vereeniging, waaraan velen ge
hoor gaven.
De Franscken hebben het nog niet ge
makkei jk op Madagascar.
De Hova's laten zich niet zoo gemakke
lijk annexeeren als men gedacht had.
Net als de Atjehneezen.
Net als de Abessyniërs.
Net als de Transvalers.
Het is al een „tanquam pro aris et
focis". Strjden voor haardstee en altaren.
„Oom Paul" is, geljk men weet, ouder
ling of oud-ouderling in eene afgescheide
ne kerk te Pretoria. In de „kerk van ds.
Postma".
Den eersten Zondag na de nederlaag
van Jameson was de President naar de
kerk gegaan. De leeraar was in het leger
er werd derhalve door een ouderling een
preek gelezen.
Deze onderling noodigde den Staats
president uit om voor te gaan in het ge
bed. Kruger stond op en smeekte God om
Zjnen zegen en tevens om wijsheid voor
de regeering, om uitredding voor het va
derland.
Ademloos luisterde de schare; aller hart
was diep ontroerd, en zichtbaar en hoor
baar plantte zich die ontroering voort toen
Kruger de woorden uitsprak Spreek Heere,
uw dienstknecht hoort.
Daarna dankte h j voor de behaalde over
winning, en eindigde zijn gebed met de
woordenLaat de gansche wereld weten
dat Gij God zijt, en dat Gij regeert.
Onvergetelijk zal ons, zoo, schrijft men,
die ure zijn in het huis des gebeds.
Dit is niet te verwonderen.
Gelukkig het land dat zulk aene over
heid heeft, en in eene eeuw van algemeenen
afval nog zulke schoone bladzjden aan
zjne historie kan toevoegen.
De Bond van Ned. Onder wjzers heeft
zich uitgesproken voor bestrjding van het
Alcoholisme door de School.
Algemeen zjn de afdeelingen van dien
Bond van meening dat niet de sterke
drank alleen maar de alcohol, de toxische
agens van alle bedwelmende dranken het
voorwerp der besprekingen moet zijn.
Niet in aparte lesuren, maar occasioneel,
dat wil zeggen, waar en naar het pas geeft,
kan het alcohol-vraagstuk worde» behan
deld en dan moet het beoogen het aan
brengen van juiste begrippen omtrent de
werking van alcoholhet doen ont
staan van medegevoel met hen die onder
de gevolgen van het alcoholisme lj den
de drinkgewoonte haar sanctie te ontne
men het besluit te doen rjpen om het
alcoholgebruik als onnut en gevaarljk na
te laten.
Daartoe zoo meent de meerder
heid behoeft de onderwjzer niet zelf
onthouder te zjn.
Ons dunkt dat de Bond van Ned. On
derwijzers hierop de goede ljn is; dat de
school eene machtige bondgenoot is in
den strjd tegen de drinkgewoonten maar
ook dat het scherpste en zekerste wapen
in dien strijd is: de onthoudende onder
wjzer.
Het voorbeeld kan zoo machtig veel
goeds doen.
Leeringen wekken, voorbeelden trekken.
Niets ondermijnt de opvoeding meer dan
een vloekende, jokkende, drinkende of
stelende opvoeder.
Ons dunkt de leerling moet al vroeg
van zjn meester den indruk ontvangen
dat hij aan de gewraakte ondeugden niet
meedoet, er niet toe in staat is zelfs.
Maar het begin is reeds te waardeeren.
En de Christeljke school heeft er nog
het scherpe vermaan, de schrille teekening
van Gods Woord bj.
12 Feb. '96,
Prov. Blad No. 16, bevat een afdruk
eener circulaire van den Commissaris der
Koningin aan de colleges van Burgemees
ter #n Wethouders in Zeeland, aan welke
circulaire wj het volgende ontleenen:
„Volgens art. 2 der wet van 8 Novem
ber 1815 (Staatsblad no. 51), moeten de
rekeningen en bewjsstukkeu, wegens
schuldvorderingen ten laste van het Rjk
over 1895 vóór of op 30 Juni 1896, bj
het bestuur, het college, de autoriteit of
den ambtenaar, die tot de uitvoering van
het werk of de levering last heeft gege
ven, worden ingediend.
„Dit is eveneens het geval met de
schuldvorderingen ten laste van de provin
cie en de Gemeenten, vermits de bj voor
schreven wet gestelde termjnen van ver
jaring, volgens art. 125 der provinciale-
en art. 228 der gemeentewet, ook op die
vorderingen van toepassing zju.
„In verband daarmede bepaalt art. 29
der wet van 5 October 1841 (Staatsblad
no. 40), dat door de Algemeene Reken
kamer geene schuldvorderingen ten laste
vau het Rjk zullen toegestaan worden,
welke niet Winnen den maand na den voor
verjaring gestelden termijn zjn ter kennis
gebracht van de Kamer.
„Ik verzoek U mitsdien de ingezetenen
Uwer gemeente uit te no»digen, hunne
rekeningen en uewjsstukken wegens schuld
vorderingen ten laste van het Rjk, de
Provincie en de Gemeenten, over het
dienstjaar 1895, ten spoedigste in te dienen
en daartoe den uitersten termjn niet af
te wachten."
Bij koninkljk besluit is, als bljk
van goedkeuring en tevredenheid, de zil
veren medaille en een loffeljk getuigschrift,
ingesteld bj koninkljk besluit van 22
September 1855, no. 64, toegekend aan
A. Jumelet Az., schipper te Bruinisse,
wegens betoonden moed, beleid en zelf
opoffering bj het in veiligheid brengen
van de tjalk Vertrouwen van Amsterdam
en het aakschip Aurora, welke zich ge
durende den storm op 7 December 1895
in ontreddenden staat in het Nieuwe
Vaarwater bj Oude-Tonge bevonden, waar
door het leven der opvarenden van die
schepen werd geredTh. Hovestadt, schip
per te Yerseke, wegens betoonden moed,
beleid en zelfopoffering bij het redden der
opvarenden van het door den storm in
nood verkeerende schip De vrouw Jan-
tina bj de reede van Ooltgensplaat, op 7
December 1895, en het later in veiligheid
brengen van voornoemd schip;
en de bronzen medaille en een loffeljk
getuigschrift aanJ. Jumelet Az., A.
Vane en P. van Gilst Jz., varensgezellen
te Bruinisse, wegens het met levensgevaar
in veiligheid brengen van de tjalk Ver
trouwen van Amsterdam en het aakschip
Aurora, welke zich tjdens den storm op
7 December 1895 in ontredderden staat in
het Nieuwe Vaarwater bj de Oude-Tonge
bevonden, waardoor het leven der opva
renden van die schepen werd geredJ.
Hovestadt en C. Hovestadt, schippers
knechts te Ierseke, en J. Wagner, te
Ooltgensplaat, wegeas het met gevaar voor
zelfbehoud redden der opvarenden van
het door den storm in nood verkeerende
schip De vrouw Jantina bj de reede van
Ooltgensplaat, op 7 Dec. 1895, en het later
in veiligheid brengen van voornoemd schip
J. J. van Hoepen, tijdelijk matroos, en
C. P. van Gelder, hulp-binnenloods, beiden
bj het loodswezen te Vlissingen, wegens
het met levensgevaar redden van D. Smit,
tjdens het zinken van eene loodssloep uit
Het Sloe bj den Zuid-Kraajer, op 16 Dec.
1895.
Bij kon. besluit zijn met ingang van 16
Februari benoemd tot officier-machinist 2e
kl. bj 's rjks stoomvaartdienst de machi
nisten le kl. in het vaste korps S. Bakker
.en B. de Groot.
Bj kon. besluit is J. P. Fokker, met in
gang van 1 April, opnieuw voor den tjd
van 3 jaren benoemd tot directeur uit den
handel van het Vrj-Entrepot te Middelburg.
Bj kon. besluit zijn benoemd: tot dijk
graaf voor den polder Jonge, V. M. Kre-
pel; tot djkgraaf voor den polder Thoom,
A. W. Priester; tot lid van het bestuur