NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
1896. Ho. 56.
ARMENZORG.
Saterdag 8 feGruati.
tiende laargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
GEMENGDE BERICHTEN.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prij* per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 s.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van I 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
H.
Een der conolasiën van de Zierikzeesche
Commissie in zake gratis geneeskundig*
hulp luidt aldas:
„Het komt d* Commissie vo*r dat er
geen termen bestaan waarom de gemeente
door haar bezoldigde doktoren zou stellen
tea gebruike van Kerkelijke Armbestu
ren die doktoren toch worden aangesteld
en bezoldigd ten dienste der gemeente,
m. a. w. van het Burgerlijk Armbestuur."
Dit is een welverdiend verwijt aan het
adres der kerkelijke diaconieën, van welke
zelfs eene, zonder nader onderzoek, de be-
hoeftigen die geneeskundige hulp verlan
gen, met een briefje van onvermogen tot
het burgerlijk armbestuur pleegt te zenden.
Verder constateert de Commissie dat de
vermeerderde uitgaven van het Burgerlijk
Armbestuur gevolg zijn „van de vermin
dering der inkomsten van de diaconie der
Hervormde gemeente, waartoe het meeren-
d*el der bedeelden behoort." (blz. 39).
En niet minder raak schijnt ons hare
opmerking„Het ligt niet op den weg
der Commissie om te Joverwegon of niet
door het invoeren van een Kerkelijken
Hoofdelijken Omslag de Hervormde Diaco
nie in, staat zou zijn om hare „waardige"
armen alleen te bedeelen. Dat 't wensche-
lijk is dat zij dat kon doen, lijdt geen
twijfel." (blz. 40).
Van verregaande plichtverzaking getuigt
zeker wel wat de Commissi* op blz. 43
subs 3o. openbaar maakt.
Daar lezen wij
„Het R. K. Armbestunr weigert gere
geld en het Hervormd vaak zich het lot
van weezen (waaronder ook veriatenen)
aan te trekken. Het Burgerlijk Armbestuur
besteedt dan die kinderen in gestichten,
hetgeen een j aarlij ksche uitgaaf van meer
dan f1000 pleegt te vorderen.
„Het Burgelij k Armbestuur is evenwel
geen inrichting tot het opvoeden van
kinderen. Het verzorgen dier kinderen,
die niet kunnen helpen wat hunne ouders
misdeden; of dat deze ouders Kerkelijke
bedeeling onwaardig waren, behoort veel
meer als een werk van Christelijke barm
hartigheid tehuis bij de Kerkelijke Diaco
nieën."
En dan geeft de Commissie eenige wen
ken hoe de Diaeonieën zouden kunnen
handelen in geval er nog vermogende
grootouders of andere betrekkingen zijn.
Verpleging in de huisgezinnen schijnt die
Commissie niet toe te lachen.
Hierin verschillen wij m.t haar. Ver
pleging in de huisgezinnen is 't meest ge-
wenscht. Eerst waar dit niet mogelijk
blij kt, kan verpleging in gestichten bij
uitzondering worden toegestaan. Geen
kazerneering, opvoeding der weezen moet
hoofddoel zijn.
Iemand noemde de weeshuizen eens in
het vuur zijner rede weezenpakhuizen.
Dit is overdreven. Maar zoover er in zijn
zeggen een protest ligt tegen de manier
om de weezen van zich af te schepen,
heeft 4e man g*lijk.
Er moet wat meer piëteit varen in som
mige diaconieën bij de behandeling van
dit onderwerpWeezenverzorging.
De Commissie stelde nog een andere
zeer gezonde conclusie voor, welke aldus
luidt
„Het Burgerlijk Armbestuur wijke nooit
af van de volstrekte onvermijdelijkheid.
Dat personen door een Kerkelijke Diaconie
wegens gebrek aan fondsen niet kunnen
worden bedeeld, is nog geen reden dat
het Burgerlijk Armbestuur hen zoude on
dersteunen.
Dit is eene zijdelingsche herinnering aan
de Diaconieën dat zij verplicht zijn al hare
armen te verzorgen. Niet hoeveel heb ik,
maar hoeveel zijn er, moet uitgangspunt
zjjn bij haren gewichtigen arbeid. God,
die de armen zendt op haar weg, zal ook
zorgen dat de noodig*. fondsen voor hun
onderhoud er komen.
Eene diaconie die het geloof mist, zal
dit niet toegeven. Toch is het zoo.
Op bladzijde 47 van het rapport zegt de
Commissie het volgende
„De algemeene indruk dien deze enquête
maakt, was een beslist ongunstige.
Een uizondering maakten, behalve het
Burgerlijk Armbestuur, ook de Kerkelijke
Armbesturen der beide Afgescheidene ge
meenten, dit op inderdaad lofwaardige wijze
geheel in de bedeeling hunner armen voor
zien. Ook van de andere kerkelijke Dia
conieën geldt dat zij met nauwgezetheid,
zoover hunne financiëele middelen strekken,
voor hunne armen zorgen.
„Doch minder gunstig is het oordeel der
Commissie over de liefdadigheid door niet-
Kerkelijke Vereenigingen uitgeoefend...."
Vooral het gemis aan samenwerking was
opvallend.
De Commissie merkt verder op dat in
1894 blijkens de verschafte inlichtingen
echter niet van alle vereenigingen
door de publieke liefdadigheid minstens
ruim f 31200 is uitgegeven voor armenzorg.
En dat in eene stad van slechts 7000
zielea, „waar geen verarmde bevolking
woont, waar geen proletariaat heerscht",
geen „duurte der levensmiddelen", geen
„plotseling ophouden van een bron van
bestaan" valt te constateeren.
De vraag „Van waar dan" beantwoordt
zij op volgende wijze:
„Ten deele een gevolg van den achter-
uitgang\van den landbouwersstand, waardoor
de verdiensten van losse arbeiders in den
winter, veel minder zijn dan vroeger;
voor een grooter deel een gevolg van het
ontbreken eener wettelijke regeling voor de
pensioneering van werklieden, waardoor
menige nijvere en oppassende werkman,
als ouderdom en gebreken hem eindelijk
het arbeiden onmogelijk maken, verplicht
wordt de publieke liefdadigheid in te roepen
maar voor 't grootste gedeelte alleen een
gevolg van gebrek aan overleg of zorgeloos
heid. Men weet niet te sparen. Menigeen
die 's zomers eene ruime verdienste heeft,
waarvan behoorlijk kan worden overgelegd,
vindt men 's winters als bedeelde vermeld".
Dit is goed gezegddoch niet minder
lezenswaardig is het volgende
„Onoordeelkundige liefdadigheid werkt dit
euvel juist inde hand. Men weet immers dat
Mevrouw A of mijnheer B van den winter
wel helpen zal en laat violen zorgen".
De Commissie had het misbruiken van
sterken drank ook wel onder de oorzaken
mogen noemen.
Menige vrouw komt in den winter om
onze ondersteuning vragen, terwijl de man
in den zomer door drankzucht en vechtlust
de politie handenvol werks bezorgt.
Evenwel wij zijn het op dat punt
niet met deze Commissie eens dat wij aan
dezulken niets zouden behoeven te doen.
Wel zijn wij 't er mede eens om hun
over hunne zonde te onderhouden; hen
onder de Christolij ke contröle te houden,
hen desnoods spaarzamelyk te steunen;
doch nimmer mag dit tuchtmiddel toege
past ten koste van hunne huisgenooten
die immers, gelijk de Commissie zelve el
ders in haar rapport heeft opgemerkt, geen
schuld hebben aan de ongerechtigheden
van het hoofd des gezins.
Cijfers.
Het tijdschrift de Grond aan allen ves
tigt in zijn laatst verschenen nummer de aan
dacht "op eenige cijfers, waarvan wij de
volgende hier overschrijven.
In 1887 stonden de hectaren bouw- en
grasland bij eigenaars en bij pachters in
gebruik in de verschillende provinciën tot
elkaar in de volgende verhouding:
Eigenaars. Paehters.
Groningen 82 pCt. 18 pCt.
Friesland 37,7 62.3
Drenthe 64 35.8
Overijssel 69.2 30.8
Gelderland 58.1
Utrecht 46.6
41.9
53.4
48.9
55.5
64-2
34,2
49
N.-Holland 51.1
Z..Holland 44.5
Zeeland 35.8
N.-Brabant 65.7
Limburg 51
en het geheele Rijk 55.3 en 44.7 pCt.
In onze vruchtbaarste provinciën
Friesland, Utrecht, Zuid-Holland en Zee
land werd. dus in 87 meer land door
pachters da* door eigenaars bebouwd.
By deze cijfers neme men in aanmer
king, dat zij allee* betrekking hebben
op de exploitatie van meer dan 1 Heet;
een opgave die voor andere jaren in de
jaarcijfers ontbreekt.
De hypotheek-schulden vermeerderden
aldus.
1874 f 581.795.000
1878 747.410.000
1885 1.019.986.000
1890 1.097.857.000
1894 1.192.442.000
Thans ontvangen de hypotheekhou
ders ongeveer 48 millioen aan re*ten
van hun schuldenaren, een bedrag dat
in '74 nog maar 26 millioen bedroeg.
Heide-ontginning en Werkloosheid.
Woensdagavond hield de heer J. Barorv,
als schrijver over landbouwzaken meer
bekend onder den naam „Ericus", te Am
sterdam een lezing over heide-ontginning
en werkloosheid.
Den spreker, die van zijn vroegste jeugd
zoowel het stads- als het buitenleven had
kunnen gadeslaan, wa» het steeds opge
vallen, dat in de steden de menschen
elkander als 't ware opeten, terwijl op het
platteland zoovele streken zyn, waar de
bevolking schaarsch is.
Men heeft, zegt spreker, dikwijls gezegd
„Ik wenschte dat je op de Mookerheide
zat", daarmee te kennen geve*de dat het
er slecht leven is, maar spr. zegt dat hij,
die de Mookerheide kent, wenschte dat er
onder de bewoners van Amsterdam even
weinig armoede heerschte als onder die
op de Mookerheido.
Spreker deelde een en ander mede om
trent de nieuwe heide-ontginning te Amerika
(by Horst in Limburg) als een goed type
op dit gebied.
Daar en in het naburige Helenaveen
waren uit alle deelen des lands menschen
voor de landontginning gekomen, anarchis
ten, socialisten, enz. die „eigendom als
diefstal bestempelden", maar die, door de
landontginning tot eenig bezit gekomen,
tevreden leven. Wil men een tevreden
bevolking krijgen, zegt spr. dan moet
men er naar streven haar tot eenig bezit
te brengen.
Spreker liet daarna aan zijn gehoor mon
sters van boonen en doppers zien, die op
de hei te Amerika waren gekweekt, als
bewijs dat op de heide iets goeds te
kweeken is.
Heide-ontginning in de buurt van Am
sterdam is te ontraden, omdat men buiten-
sporig-hooge pry zen voor den grond vraagt,
terwyl in de buurt van Ughel de grond
werd verkocht voor f 15 per H.A. Waar
men heidegrond goedkoop kan koopen, zal
de uitkomst de moeite loonen. Die gronden
zyn ook voor vee het gezondst; verleden
jaar werden aan het Amsterdamsche abattoir
afgekeurd 1730 runderen wegens tuberculose,
afkomstig uit de vette weidestreken, terwyl
die ziekte onder het vee op heidegronden
hoegenaamd niet voorkomt.
De ontginning wordt echter dikwerf ver
keerd aangepakt. Menigmaal geeft men
den ontginnerj het huis voor niet, doch
voor den grond moet pacht betaald worden.
En het gevolg is, dat men op 30 40
H.A. dikwerf slechts één huis ziet, waar
van de bewoner onmogelijk dien grond kan
bewerken. Zulke ontginning moet misluk
ken de ontginner dient eigenaar van een
huis en stukje grond te wezen, wil de
ontginning slagen. Den stroom van het
platteland naar de groote steden dient men
te keeren, want velen trekken naar Am
sterdam, rekenende op kfndervoeding en
kinderkleeding, op de goedgeefschheid van
het Amsterdamsche publiek.
Kunstmatige werkverschaffing op net
platteland, door gronden te bebosschen enz.
keurt spreker sterk af, diegenen, die daaraan
gewoon zyn, raken er aan verslaafd, even
als aan den drank.
Zulke werkverschaffing geeft aanleiding
tot luiheid onder het werkvolk, omdat het
da werkverschaffing wil laten voortduren.
Tot Amerika terugkeerende, deelt spre
ker mede dat de ontginner daar van de
gemeente gratis een stuk heide kan kry
gen. Hy steekt eerst de plaggen op, sta
pelt die, vermengt ze met de goedkoope
landbouwkalk en na een jaar is die plag-
genhoop een goede humushoop geworden.
Hy zorgt ook voor het aanschaffen van
meststoffen en onder de oogen van burge
meester en dorpelingen zorgt de ontginner
wel dat hij goed werkt en flink ontgint.
De ontginning is vroeger dikwerf slecht
aangepaktspreker wijst als voorbeeld op
den heer Moorrees van Hohenheim by Apel
doorn, die de eerste jaren zonder sueces
met natuurmest ontginde, later by het aan
wenden van kunstmeststoffen, waarmede
men alles doen kan, prashtige gronden
kreeg. Den heidegrond kan men in] Amerika
koopen voor f50 en dikwerf is de goed
ontgonnen grond voor f800 verkocht. Is
de ontginning geslaagd, dan bouwt de man
er zyn huis, waarvoor hy van f400 tot
f900 noodig heeft, die de; bewoners hem
gaarne voorschieten tegen 3 pCt., omdat
men wel weet, dat de man *iet van zyn
ontgonnen grond zal wegloopen.
Indien men overal op die wijze ging
ontginnen dan zou de stroom naar de steden
wel verminderen. Bovendien acht spreker
de uitbreiding van het onteige*ingsrecht
voor heidegronde* een vereischte.
Heide-ontginning, eindigt spr., is een
groote zaak tegen de werkloosheid en hy
zou wenschen dat me* bij a. s. Kamerver
kiezingen den candidaten in de eerste plaats
vroeg „wat denkt ge van heide-ontginning
in verband met de werkloosheid 1"
Itott. Nieuwsbl.
Hoe de Transvaalsche Boeren vech
ten. „In Holland", zoo schrijft een Trans
valer aan het Handelsblad, „zal men allicht
de*ken dat de ongedisciplineerde burgers
van Transvaal door commandant Joubert op
dezelfde wyze gecommandeert worden als
in Europa, door do gewone commando's
Leg aan 1 Vuur enz. Maar dat is volstrekt
het geval nietdaar de Boeren geheel
verspreid aanrukken is zoo iets onmogelijk
en buitendien aou het onnoodig zyn, daar
door de avontuurlijk* levenswijze van voor
eenige jaren elk als het ware generaal
op zichzelf is, hyperbolisch gesproken. Daar
iedere Boer een goed schutter is, wordt dik
wyls vooraf bepaald op wien van den vijand
zij moeten schieten, zoo dat aan enkelen
opgedragen wordt alleen op de officieren,
aan anderen alleen op de kanonnier» te
schieten enz.
Op deze wijze voorkomt men het gevaar
van te veel lood op één man te verspil
len, behalve andere voordeelen daaraan ver
bonden. En zoo komt het dat de kanonnen
dikwyls haast niet gebruikt zyn geworden,
doordat de plaatsvervangende kanonniers
weer „weggepikt" werden. Zulk een plan
isnatuurlij k dan alleen uitvoerbaar, wan
neer men altijd even kalm blijft, en wan
neer bijna elke kogel raak is. Hier komt
weer de strenge regel te pas, dien vroe
ger vele Boeren gewoon waren te volgen,
namelijk dat een jongen van 16 jaar dik
wyls maar twee kogels meekreeg een
bok te schieten, misschien wel om den
duren prijs der ammunitie.
En dan komt dit er nog bij, dat door
langdurige oefening op groot wild de Trans
valere het zoo ver hebben gebracht dat zy,
tot op eenige Meters na, den afstand juist
weten te schatten. Op dit belangrijke feit
is meermalen gewezen, maar het wordt
niet altijd begrepen. Want men moet het
zich niet zóó denken, dat de Boeren altijd
de beste kopjes (heuveltjes) uitkiezen, waar
achter zij zich verschuilen, om dan eerst te
schieten wanneer de vijand binnen een te
voren gemeten afstand komt, maar dat zij
in staat zyn op alle afstanden direct te
schatten.
Zoeals men weet, heeft ieder kogelge
weer een vizier, een ij zere* plaatje, dat op
en neer geschoven wordt, en waarlangs men
„korrel houdt" (mikt). Dit dient natuur
lijk om de loop hoogerte brengen met het
oog op de draagkracht, die verloren gaat
door het gewicht van de* kogel.
Elk vizier heeft streepjes met getallen
(200, 250 tot 1000 en meer) die aangeven
hoe h*og ze moeten geschoven worden. Men
begrijpt dus dat men zijn hoofd koel moet
houden in den strijd om dit niet te ver
zuimen.
Ik heb van neven van mij eu van an
dere Boeren gehoord dat ze in den Vrijheids
oorlog gedurende een gevecht geweren van
Engekche soldaten afgenomen hadden, waar
van de vizieren nog op 1000 Meter ston
den 1 Zij verznimden steeds de vizieren
lager te schuiven bij het dichterbij komen,
en schoten dientengevolge steeds over het
hoofd der B*eren heen. Alweer een re
den waarom er zoo weinig Boeren sneuvel
den. Bij den eersten slag in den Vrijheids
oorlog hadden de Boeren nog hunne oude
voorladers, bij den tweeden beschoten ze
de Engelschen met hun eigen geweren, de
Martini Henri's of Henri Martini's, zooals
ze ook genoemd worden (patroongeweren).
Door de opmerkingen van sommigen zou
men tot de conclusie komen, dat de Boe
ren altijd van achter k*pjes en mierenhoo-
pen schoten. Maar wat dan t# zeggen van
Amajuba, waar een klein aantal Boeren een
leger Engelschen van den berg haalden,
of beter gezegd, ze elkaar van den berg
de'en stooten? |War.t uit vrees dr*ngen
de achtersten de voorsten van de style
hoogten, zoodat vele lichamen aan de hoornen
en rotsen bleven hangen, waar niemand ooit
heeft kunnen komen.
Bij dezen roemrijken] slag zijn de Boe
ren veilig bovenop den berg geklomman,
doordat sommigen bleven schieten, terwijl
anderen opklauterden.
Wanneer de voorsten moe waren, klom:
men de achtersten weer al ladende naar
boven, terwijl den Engelschen de gelegen
heid tot schieten ontnomen werd, doordat
elke witte helm die over de klippen zich
vertoonde, direet getroffen werd. Ik heb
van Boeren gehoord, dat een hunaer bij die
gelegenheid ee* kleinen Engelschman, mis
schien een tamboertje, bovenop den beig
ving en hem een pak .slaag gaf, terwijl, hij
hem toevoegde: „Sê (zeg) aan jou koningin,
„dat zij groote kerels moet stuur om
teun ons te vech".
Omtrent den teestand van den oud
minister, den heer Fransen van de Putte,
luidt het bericht: De nacht was minder
rustig, de patiënt is pijnlijk en vermoeid
öp de grens van twee vergun
ningen
By Jubbega staat een herberg met
„vergunning", waarvoor het vergunnings
recht altijd betaald wordt aan de gemeen
te Opsterland. Een gemeenteraadslid van
Schoterland heeft een onderzoek ingesteld,
waarbij hem is gebleken, dat deze herberg
gedeeltelijk staat in Opsterland en gedeel
telijk in Schoterland, doch, dat de gelag
kamer is op Schoteriands gebied, zoodat
het vergunningsrecht aan Schoterland toe
komt. Door de bevoegde autoriteit zal nu
een nader onderzoek ingesteld worden.
Te Loosdrecht deed zich gisteren
ter secretarie het treffend geval Ivoor, dat
iemand gelijktijdig aangifte van het over
ly den van zyn vader en zijne moeder
kwam doen.