NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- sr HISTORISCH 1896. Ho. 45. Hnisifaij 14 ianuari. lieiitfe laatgang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Verboden Terrein. TRANSVAAL. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 'wèsks**51 Alle betalingen dit blad betreffende gelieve men te doen voor Walcheren uitge zonderd Vlissingen bij dhr. F. P. D'HUIJ te Middelburg, a'les buiten Walcheren bij dhr. C. ORANJE Lz. te G o e s. DE ADMINISTRATIE. Indien twee landen in oorlog zijn, wordt er wel eens een wapenstilstand gesloten, met de bepaling, dat een deel van bet betwiste gebied „neutraal" terrein zal wezen. Zoo hebben de groote mogendheden met Afrika gehandeld. Zij hebben de kust be zet ieder een deel onder den naam van protectoraat voor zich genomen; maar daar achter ligt een breed Hinterland, verbor gen land, waarover nog niets beslist is. Dat is neutraal terrein. Zulk een geval deed zich onlangs ook in de Tweede Kamer voor. De regeering wenschte een kweekschool voor bewaarschoolhouderessen met f 5000 te subsidieeren. Sedert '88 was deze subsidie geschrapt en de bewaarschool voor neutraal terrein verklaard. Naar aanleiding dezer subsidie wees de heer Knyper op de schending dezer neu traliteit met de volgende woorden: Wanneer ik toch denMinister vraag: Wat bedoelt gjj met het brengen van dezen post op de bcgrooting, dan luidt zijn antwoord in de Memorie van antwoord: Revisie te verkrijgen van een vroeger genomen be slissing. Dit nu is alleen in dien zin te verstaan, dat er in deze gewichtige zaak door een vorig Kabinet eene beslissing is genomen, en dat de Minister thans op j de beslissing van dat Kabinet wenscht terug te komen. Zijn doel is niet enkel om wat financieel zwak staat te steunen, maar om te niet te doen wat onder een vorig Kabinet, krach tens een door dat Kabinet beleden begin sel, was uitgemaakt. In dit feit nu, dat de Minister zelf zegt ik vraag revisie van dat vroegere besluit, in dat feit ligt de onloochenbare erkenning dat het shibboleth wel ter dege doorhem geraakt is. Het Kabinet-Mackay toch heeft deze be slissing niet genomen omdat ons budget deze uitgave van f5000 niet kon dragen, maar omdat er in dat kleine subsidie een beginsel school, waaromtrent dat Kabinet met een vorig, dat het subsidie had inge voerd, verschilde, en waarin het eene tegen overgestelde opinie was toegedaan. Laat mij met een enkel woord duidelijk maken wat het groote, gewichtige beginsel is, dat bij dezen schijnbaar onbeduidenden post voor ons in het spel is. Sinds lang werkt er eene zekere actie in ons midden om den Staat zich te laten bemoeien met de opleiding en opvoeding der jeugd. Over dit vraagstuk in het al gemeen iseen strijd van vele jaren gevoerd; en van dien strijd is de voorloopige uitkomst geweest, dat wij eene res judicata met aan gewezen grenzen hebben gekregen. De wet op het lager onderwijs geeft aan wat die grens is, en heel het veld dat binnen die grens ligt mag volgens de wet door de overheid hij hare bemoeiing betreden worden. Maar nu ligt achter die grens nog een heel ander terrein van het kinderleven en ■ook daarnaar poogt de Staat telkens de be moeizieke hand uit te strekken. Juist zoo nu is het hier. Het terrein van het kinderleven, dat door de lagere school nog niet bestreken werd, heel het kinderleven dat achter de lagere school ligt, is voor ons het Hinterland der jeugd. En op dat terrein worden nu ook onder ons voortdurend aanvallen gedaan. Men poogt rusteloos van Staatswege op dat achter de kgere school gelegen terrein van het kin derleven biunen te dringen. Nu staat tegen dat streven de krachtige Overtuiging over van allen, die tot de on derscheidene Christelijke partijen in den lande behooren, en wij zeggen tot de over heid: Yan dat terrein zult gij uwe hand terughouden, op dat terrein laten wij u niet toe, de bewaarschool mag niet worden eene dependance van de lagere school, maar zij moet blijven een filiaal van het huisgezin. Nu stem ik de mogelijkheid toe dat la ter de beslissing in dien strijd uitvalt in een voor ons ongunstigen zin, maar op ditoogen blik is die beslissing nog niet gevallen, deze strjjd is nog niet uitgestreden, op dit punt hebben wij nog geen res judicata. En juist omdat er ten deze nog geen res judicata is, daarom mag men op deze beslissing niet terloops door een klein subsidie vooruitloo- pen. Die beslissing kan eerst later na wettigen strijd worden genomen. Nn is het duidelijk dat, wanneer de Mi nister zijnerzijds volhoudt dat hier het shib boleth niet wordt geraakt, hij zijnerzijds deze quaestie reeds voor uitgemaakt houdt, en wel in dien zin dat ook het bewaar schoolwezen onder de voogdij van de Re geering mag worden getrokken. Dit ech ter is geheel in strijd met de feiten. Wan neer ik toch den minister vraag geef mij een artikel van de Grondwet of van de wet op het lager onderwijs aan, krachtens hetwelk gij dit subsidie voordraagt dan moet bij zelf erkennendat kan ik niet. Op de wet steunt dez» post dus niet, en toch heeft de Minister een uitweg ge zocht, maar m. i. op hoogst bedenkelijke wijze. De Minister schreef tochdoor het bewaarschoolwezen te doen bloeien vermindert ge de bevolking van de lagere school. Dit nu vind ik een uiterst be denkelijk stelsel. Gaat men toch zeggen wij moeten het kinderental voor de lagere school doen dalen, dan gaat men zoo licht van de bewaarschool op de wieg terug, van de wieg op wat daar achter ligt. En wie gist dan niet bij welk schromelijk steisel een wat te zuinig Minister zou kunnen belanden. Ten andere vraag ik is het metterdaad voor eene school die zich zelve bedruipen moet, noodig elk jaar de rekening in ont vang en uitgaaf te doen sluiten Persoonlijk heb ik het genoegen bestuurs lid van eene andere schoolvereeniging te zijn, en ben ook overigens met den stand van de kassen van zulke vereenigingen van nabij bekend. En dan kan ik aan den Minister de verzekering geven, dat onze Christelijke scholen zeer dankbaar en blijde zouden zijn, indien zij telken jare eene begrooting met even gosden kas- staat als de Leidsche school konden pre senteeren. Werkt nu zulk een tekort schadelijk? Neen. Het is juist dat voortdurend tekort, dat de particuliere vrijgevigheid steeds prikkelt om nog meer te offeren, en juist op die wijs zijn onze inkomsten aldoor geklommen. De Minister houde mij daarom ten goede als ik zeg dat hij, als minnaar van het particulier initiatief, zulke particuliere scholen niet te spoedig moet steunen, want dat hij daardoor juist de levenskracht van die scholen drukt. En nu vraag ik aan de Kamer en aan den Minister beide is deze Kamer nu be kwaam en gerechtigd om over eene zoo gewichtige quaestie van beginsel als hier aan de orde is, eene beslissing te nemen. Zal men, wanneer straks bet subsidie aan den Minister mocht worden toegestaan, naar recht en rede kunnen zeggen, dat de Kamer daarmede werkelijk eene be slissing heeft genomen als Vertegenwoor digster van het volk Dat zou zoo zijn indien de Kamer ge kozen ware met het oog ook op de sohool- qnaestie, maar dat is deze Kamer juist niet. De Minister heeft in de gewisselde stuk ken het dan ook zelf erkend ik moet niets doen, en ook de Kamer niet verlok ken om iets te doen, wanneer eene vol gende Kamer, door het nieuwe kiezers korps gekozen, eene contraire beslissing zou kunnen nemen. En toch als de Kamer eene beslissing in een door haar ge- wensenten zin neemt, zou aanstonds het gevaar ontstaan dat bij eene volgende stembus deze schoolstrijd weer veel ernsti ger proportion aannam, en dus dat de dan komende Kamer eene decisie nam, ge heel in strijd met de tegenwoordige. Ik geloof niet dat de toevallige meer derheid die thans in de schoolquaestie be staat, zich op het standpunt stellen mag om deze zaak door te drijven. Indien de jongste stembus toevalligerwijs eenen tegenovergestelden uitslag gegeven had, zoodat.de vrienden van de Christelijke school iri deze Kamer de meerderheid ver kregen hadden, zou ik het even ongeoor loofd achten als wij hiervan misbruik maakten, om onzerzijds zulk een voordeel te verkrijgen. De heer Van Houten M. v. B. antwoord de daarop Vrouwenarbeid is evenzeereen belang rijke factor in het gekeelemaatschappelijke leven als de arbeid van mannen. 0®k de vrouw heeft recht op arbeid, en waar de Staat den arbeid van mannen beschermt en bevordert, daar heeft de vrouw het recht op geiijke behandeling. Wanneer het mij gelukt in de tegenwoordig daar omtrent bestaande onbillijkheid eene ver betering te brengen, dan zal ik dit mij zeker tot een eer rekenen, en ik geloof dat bet ook der Kamer tot eene eer zal worden aangerekend, wanneer zij mij op dien weg volgt. Het shibboleth dat de heer Kuyper hier heeft gemeend te vinden is inderdaad sleehfs eene bijkomende zaak. Het ge keele gezichtspunt door dien geackten af gevaardigde ontwikkeld is voor mij niet eens een secondair gezichtspunt. Het eeni- ge secondair gezichtspunt ten aanzien van de school te Leiden is, dat naar mijne mee ning in verhand met den vrede, op school- wetgebied gesloten, ook in billijkheid het oog moet worden geslagen op de slacht offers te midden van den schoolwetstrijd gevallen. Indien het subsidie voor die school ware afgestemd na de pacificatie, nadat men be vredigd was ten aanzien van de subsidiën der bijzondere scholen, waarvoor het Mi- nisterie-Mackay is opgetreden, dan ware het iets anders. Maar men heeft dit subsidie geschrapt voor de pacificatie, en nu vraag ik revisie. En in het vragen van revisie ligt toch niets kwaads. Wij hebben hier te doen met eene inrichting waarvoor een subsidie, met min of meer tegenstand, geregeld was toegestaan van 1882 tot 1888. Met strijd is het er op gekomen, doch daarna is geregeld toegestaan. Daarop heeft de Minister Mackay dezen post .weggelaten van de begrooting van 18891890. Ik zou wel eens willen we ten of mijn geachte ambtsvoorganger erkent dat het shibboleth van den heer Kuyper hem tot intrekking heeft geleid. Ik zou niet denken, dat deze geachte afgevaardigde zoo hoog in de lucht heeft gezweefd, toen hij dezen post niet heeft voorgesteld. En wat zou dan dat shibboleth zijn Dat de Staat, nadat de grenzen zijner bemoeiing met bet lager onderwijs waren afgebakend de hand nu verder wil uitstrekken tot de voorafgaande jaren? Ik geloof dat ik die jaren, als ik den geachten afgevaardigde goed heb begrepen, nog met eenige maanden zou moeten verlengen. Wij komen echter op een gebied, waar op ik niet gedacht had bij deze zaak te zullen komen, en de geachte afgevaardigde uit Sliedrecht stelt bovendien de zaak ten eenenmale verkeerd voor. Het is alsof bet hier eene bewaarschool geldt, doch het geldt eene kweekschool van personeel voor de bewaarschool. Dit is toch eens geheel an dere inrichting dan eene bewaarschool. Op eene kweekschool leidt men de vrouw op voor haar toekomstig leven, voor een werk kring, en kan dit van eene bewaarschool worden gezegd Ik ondersteun deze kweek school als een middel om vrouwen uit den fatsoenleken stand, die zich willenvoor- bereiden voor hare latere taak, op goed- koope en goede wijze op te leiden. Hierop repliceerde de heer Kuyper De Minister heeft gisteren eene poging gewaagd om de zaak over een andere» boeg te wenden, en dezen gewiohtigen post af te wentelen van het onderwijsgebied en over te brengen op het sociaal terrei*. Nu beeft hij zeker terecht tegenover den voor steller van het eerste amendement opge merkt, dat hij, ook in verband met deze kweekschool, bij de algemeene beschouwin gen in de Memorie van Toelichting metter daad op de sociale zijde van dezen post had gewezen. Maar wat de Minister niet waar heeft gemaakt, is zijne bewering dat de onder wij squaestie hier secundair was. Integendeel houd ik staande, met de stukken voor mij, dat bij dezen post juist de sociale zijde se cundair en de onderwijsquaestie primair is. De heer Minister kan mij dit niet tegen spreken, want waar zijn wij aan bezig Is het niet de staatsbegrooting en wel aan liet hoofdstuk Onderwijsen komt niet ook deze post onder de afdeeling Onderwijs voor In de tweede plaatswanneer werkelijk naar de oorspronkelijke bedoeling van den Minister de sociale zijde hier geprimeerd had, dan had hij in de nadere toelichting van dezen post, zoowel in de Memorie van Toelichting als in de Memorie van Ant woord, o»k deze sociale zijde met kracht en ernst op den voorgrond moeten stellen. Dit heeft hij echter niet gedaan. Inte gendeel, hij heeft met geen enkel woord er van gerept, maar uitsluitend gewezen op onderwijsbelangen. De theorie, door (Jen Minister voorgestaan, heeft nu, juist waar zij de orde tusschen deze twee belangen omkeert, voor mij eene bedenkelijke zijde. De scholen zijn er niet om de juffrouwen, maar om de kinderen het standpunt van den Minister daarentegen gaat nu worden, dat de scholen er niet om de kinderen, maar om de juffrouwen zijn. Die tegen stelling tusschen de juffrouwen en de kin deren heeft dan ook gisteren reeds den Mi nister in eene contradictie met zich zeiven verwikkeld. Hij heeft gisteren namelijk beweerd dat het hem niet te doen was om de hand uit te strekken naar de bewaar scholen, maar uitsluitend om jonge vrouwen die op dit terrein eene levensbestemming zoeken min of meer te hulp te komen. Maar dit nu is in lijnrechte tegenspraak met wat hij zelf in de Memorie van Beantwoording geschreven heeft. Daar toch zegt hij let terlijk, dat deze post ook moet strekken om, wat het aantal kinderen betreft, de lagere school, door middel van de bewaar school te ontlasten. Had nn de Mi nisier deze laatste woorden ingetrokken, zoo zou hij er los van zijn, maar deed dit niet. Hij sprak er over, er wel omheen, doch ze in trekken deed hij niet. Er is maar een geval, waarin ik voor dezen post zou kunnen stemmen, en mij verklaren zou tegen het amendement van dr. Sehaepman, indien namelijk de geachte afgevaardigde uit Kampen, de man die in 1889 Minister van Binnenlandsche Zaken was, en van wiens beslissing revisie wordt gevraagd, verklaarde dat de beslissing door hem in 1889 uitgelokt tot schrapping van dit subsidie, voor hem niet samenhing met de quaestie van beginsel. Dan, maar ook dan alleen, zou het woord revisiedoor den Minister in de gewikkelde stukken ge bezigd, voor mij van beteekeuis verande ren, en in dat geval zoude ik mijne op positie varen laten, anders kan ik dat niet. De heer Mackay opgeroepen om antwoord op deze pertimente vraag te geven ant woordde Wat het subsidie aan de kweekschool voor bewaarschoolhouderessen betreft, meen ik te moeten opmerken, dat reeds vóór 1888 het al of niet toestaan van dat sub sidie een onderwerp van debat in deze Ka mer had uitgemaakt, en dat, toen ik in dat jaar tot schrapping daarvan meende te moe ten overgaan, ik in de Kamer de reden die mij daartoe noopten, heb medegedeeld, en wel omdat ik meende dat hetgeen betrek king had op bewaarscholen geen Rijkszaak was en moest worden overgelaten aan par ticulieren of aan gemeenten, geheel in over eenstemming met geest en bedoeling van de onderwijswet. Hieruit sprak duidelijk de beginselquaestie. Het amendement van den heer Schaep- man tot schrapping der f 5000 werd ten slotte met 51 tegen 43 stemmen verworpen. Bijbel en Taal. Een Engelschman van doorzicht erkende dezer dagen, dat de kracht der Transva lere ligt in hun Taal en in hun Bijbel. Hier ligt waarheid in, en wie zich af vraagt, in de houding van welk der beide volken de geest der Schrift thans het helderst uitkomt, in de Engelschen of in de Trans val ers, die kan moeilijk aarzelen. Hij vergelijke maar den kalmen, beschei den, moedigen geest der Boeren, die uit heel hun optreden en al hun handelingen spreekt, met de grootspraak, den nationalen trots en den overmoed der Britsche dag bladpers. Welke nu dier beide geesten meer den geest der Schrift ademt, is niet wel aan twijfel onderhevig. God weerstaat den hoovaariige en den nederigen geeft Hij genade, ook onder de volkeren en natiën. Ga deze les ook voor ons, Nederlanders, dezer dagen niet voorbij. Niet ongaarne toch verheffen we ons als natie op wat #nze stamgenooten in de Transvaal bestaan. We doen dit met iets van den trots, waarmee een vader in de exploiten van zijn zoon roemt. En we beelden ons niet ongaarne in, dat wij het eigenlijk zijn, van wie onze Transvaalsche naneef al dit goede geërfd heeft. Dat verleidt dan niet zelden tot patriotti sche grootspraak en tot laatdunkendheid jegens Engeland, soms geuit op een toon, die bij onze volslagen machteloosheid eer een vreemdsoortigen dan een verheffende* indruk maakt. Want het is zoo waar, wat een Transvaler dezer dagen schreefAan uw telegrammen en toasten hebben we niets. Ge moet van woorden tot daden komen. Eerst wie dat kan en aandurft, heeft tot het hooge woord het recht. Standaard. Een oud-Transvaler schrijft in De Tele graafonder het opschrift Transvaal ende Transvalers over het Maximkanon en de Engelschen het volgende, in verband met de onderstelling dat ook de Boeren van dat moordwapen zijn voorzien geweest. Ik kan mij evenmin voorstellen dat de Boeren zes Maxim-kanonnen op Vlak- fontein hebben gehad, Toen ik het com mando tegen Malaboch meemaakte, waren wg in 't bezit van slechts óen Maxim-gun, henevens een complete Zwitsersche en een Kruppsche bergbatterijsamen 12 stukken. Ik weet natuurlijk niet, wat er in het arsenaal van Pretoria geweest is. Elk Maxim-gun is een stuk schande voor de natie, die er het eerst gebruik van heeft gemaakt. Met Maxime-kanonnen vecht men niet, men moordt eenvoudig. Een Maxim-kanon is het best t* vergelijken met een brand spuit do loop is de straalpijp, die geen water spuit, maar kogels I Stel u voor een groote geweerloop, die in verbinding staat met een uurwerk, dat de kogels voor de opening van de loop brengt en ze tevens afschiet. De. kogels zijn vastge maakt ep een lint zonder einde zoodra nn het lint afloopt en een kogel voor het gat van den loop komt, slaat een pen, een soort geweerhaan, hem af en de. loop in. De artillerist, die het stuk bedient, zit op het affuitstuk en heeft niets anders te doen dan de loop te richten, die heen en weer gedraaid kan worden in horizon tale richting, zoodat éen loop een zser greote vlakte bestrijkt. Zoodra het eene

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1896 | | pagina 1