NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Safet'ifag 1 Soccmfiec.
ttmtfe laatgang.
CHRISTELIJK- sr
HISTORISCH
Ho. 80. 1895.
KAMERS VAN ARBEID.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zij die zich met 1 Janu
ari op ons blad wenschen
te abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende nommers
GRATIS.
V,
Onze opmerkingen betroffen tot nog
toe slechts onderdeelen. Maar aan artikel
7 toegekomen, valt het ons op dat dit
Wetsontwerp Gemengde Samenstelling der
Kamers bedoelt.
Er kunnen wel afdeelingen worden ge
vormd naar gelang voor de verschillende
vakken die in eene Kamer vertegenwoor
digd zijndoch vergaderen doen patroons
en werklieden samen niet patroons en
werklieden apart.
Dit laatste is Gesplitste samenstelling;
en daar zijn wij ook voor.
Natuurlijk kunnen de arbeiders een
soort vóórvergadering houden, ol een na-
vergadering of bijeenkomen waar en zoo
dikwijls zij zullen verkiezen.
Dergelijke samenkomsten verijdelt geen
wetsontwerp.
Maar zij hebben dan toch ook slechts
een officieus karakter.
De notulen, het procesverbaal, zij kunnen
wel dienen om aan de vergetelheid te
onttrekken wat in deze arbeidersvergade
ringen verhandeld isdoch de Regeering
trekt er zich niets van aan. Wat de ver
gadering der arbeiders als wenschelijk uit
spreekt kan in de Kamer van Arbeid her
haald en toegestemd worden het kan
echter ook verdonkeremaand, besnoeid of
overstemd worden.
De Regeering vraagt slechtswat zegt
de Kamer Wat deze met minstens een
stem meerderheid beslist, is officieelook
al is 't strijdig met de belangen van de
Patroons of van de Werklieden afzonderlijk.
Gezamenlijk overleg om zoodoende te
komen tot een alzijdig advies, is zeer aan
te bevelen. Samenwerken, samenstemmen
is prijzenswaardig.
Maar wanneer er nu gevallen zijn dat
tot samenstemming niet is te geraken, dan
geldt alleen het oordeel der Kamer. Ware
zij in sectiën gesplitst, dan kon elke sectie
zich uitspreken en had de Regeering de
adviezen van heide zjjden te overwegen.
In vele gevallen zullen de belangen der
arbeiders in den stroom der Kamer gevaar
loopen te verdrinken.
Het wetsontwerp Pyttersen miste even
eens dat beginsel van splitsing in sectiën.
Het ontwerp Schimmelpenninck v. d. Oye
bevatte 't wel. Daarvoor heeft dit geachte
lid der eerste kamer overal waar hij kon,
een lans gebroken.
Wel pleitte hij voor gemengde samen
stelling opdat 't een Kamer van Arbeid
zou zijn en dan patroons en arbeiders tot
een geljjk getal vertegenwoordigd, maar
hij deed dit op voorwaarde dat beiden
apart, zoo noodig, zonden kunnen verga
deren Sectiën.
Hoofdzaak echter is dat er zijn Gemengde
Kamers, geen Kamers enkel van patroons
of enkel Tan arbeiders, maar van patroons
en arbeiders, dat zijn de mannen van den
Arbeid en waar nu, zoo schreef hij in de
Ned. van 12 Juli „waar aan patroons
en aan arbeiders gelegenheid wordt gege
ven officiëel op te treden moet dit niet
geschieden qua patroon of qua arbeider,
maar als elementen van den arbeid, als
nimmer te scheiden deelen van het geheel.
Handelde men anders, men gaf aan beide
categorieën van staatsburgers eene politieke
beteekenis, die niet strookt met onze staats
instellingen en met het belangder gemeen
schap, der maatschappij".
De heer Schimmelpenninck v. d. Oye
heeft in deze bescheiden ontvouwing geheel
Patrimonium achter zich.
En toch, al bestond er geen breede schare
van werklieden die geen nuttigheid ziet
in ongesplitste kamers, houden de ministers
in hunne Memorie van Toelichting vol
dat zij
„Met het denkbeeld om de Kamer in te
deelen in afzonderlijke sectiën van patroons
en van werklieden zich niet vereenigen.
„Zij zqjn van meening dat, werden de Ka
mers van arbeid volgens dat stelsel ingericht
zij bezwaarlijk zouden beantwoorden aan
het doel waarmede zij worden ingesteld het
bevorderen van de belangen van de patroons
en de werklieden.
„Veeleer zal, door de kamers van arbeid
in afzonderlijke sectiën van patroons en
van werklieden te splitsen, en mitsdien de
afzonderlijke vergaderingen van beide cato-
goriën te bevorderen, het tegendeel worden
bereikt.
„Voor een gunstige werking der kamers
van arbeid mag de hoop worden uitgesproken
dat de leden zeiven den schadelijken invloed
van afzonderlijke bijeenkomsten van de pa
troons of van de werklieden uit hun midden
zullen inzien. Geene wettelijke regeling zou
haar in eenfg opzicht mogen bevorderen.
„Dat de werklieden, leden der Kamer, de
vrijmoedigheid of de geschiktheid zouden
missen om in tegenwoordigheid van de met
hen zitting hobbende patroons van hun
gevoelen te doen blijken en de gronden
hunner meening uiteen te zetten, ge'.ooven
de ministers op grond der ervaring met be
slistheid te kunnen tegenspreken".
Wij zijn nieuwsgierig naar de openbare
behandeling van het Wetsontwerp, teneinde
uit den mond der ministers te mogen ver
nemen op grond van welke ervaring door
hen opgedaan, zij toch wel het nuttige, prac-
tische en noodige van de sectioneering
der Kamers „met beslistheid kunnen tegen
spreken."
Wij zonden anders zoo zeggenhet ligt
in den aard van hunne betrekking, van
hunne verhouding tot de patroons, van
hunnen stand dat werklieden liever eerst
afzonderlijk, onder huns gelijken, hunne
meeniugen, hunne wenschen, hunne grieven
zeggen, en dat eerst daarna in de Kamer,
de meeniugen en grieven, zonder keunis-
geving door wie ze waren uitgesproken,
ler tafel komen.
Men zon zeggen dat een rapport der
Kamer niet juist kan zijn, waar de arbeider
in tegenwoordigheid van zijn patroon, onder
diens onwillekeurige pressie zijn advies
voor zich gehouden of slechts ten halve
en in zeer verzachtenden vorm heeft uit
gesproken.
Men stelle zich onze beseheidene, schroom
vallige, spoedig uit het veld geslagene
arbeiders voor hunne niets sparende en
niemand ontziende critiek te hooren uitspre
ken, in 't bijzijn der werkgevers.
Men stelle zich voor in een vergadering
met patroons en arbeiders de patroonsbe-
langen en de arbeidersbelangen als van
gelijken aard en in elkander passend te
hooren voordragen.
Het oordeel der ministers kan haast niet
op goede gronden berusten. Maar wij willen
de discussiën afwachten.
Doch intusschen
Waar een zoo gematigd man als de heer
Schimmelpenninck v. d. Oye, ook met aan
vaarding van het beginsel van het regee-
ringsontwerp op splitsing in sectiën aan
dringt, daar dient gevraagd hoe de Regee
ring daar zoo tegen kan zijn.
Conservatisme kan het niet zijn. Daartoe
is het ontwerp op een enkel ander punt
weer te radicaal.
Doofheid voor de wenschen van belang
hebbenden is 't ook al nietdaartoe heeft
het de Vrije Vrouwen te zeer aan zich
verplicht.
Men moet namelijk weten dat in artikel
9 staat dat ook vrouwen leden der Kamer
mogen zijn. (.Slot volgt.)
Kr is een levensbeschrijving van mr. Keu-
ehenius verschenen van de hand van profesor
Rutgers. Dit levensbericht is met in den
handeldus hebben wij het nog niet ge
lezen.
Eigenares er van is de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
Het schijnt slechts voor enkele uitver"
korenen bestemd te zijn.
Tenminste slechts in enkele bladen zagen
wij bedoelde Biographic besproken.
Ds. Sikkel schrijft er van in zjjn blad
In prof. R.'s geschrift trof ons reeds
aanstonds de mededeeling omtrent Keu
chenius' afstamming. Clemens Keuchenius
werd in het begin der 17e eeuw naar een
Jezuïetenschool te Keulen gezonden, en
werd na voltooide studie als novitius in
hunne orde opgenomenhij leerde echter
de Gereformeerde belijdenis kennen en met
overtuiging aannemen, verliet toen alles
en zocht een toevlucht in ons vaderland,
en werd Prorector te 's Hertogenbosch. Zijn
zoon Wilhelmus Keuchenius 16601743
was predikant bij de Gereformeerde kerk
te Vncht. Diens zoon Clemens Keuchenius
17071788 was eveneens Gereformeerd
predikant te Vncht. Zijn zoon Wilhelmus
Mattheus 17501812 Med. Dr. ging] in
1802 naar Indië en werd daar lid van den
Hoogen Raad van Jusitie. Diens zoon
Willem Adriaan Keuchenius 17961851,
in Indië opgevoed, Resident van Rembang.
Zijn zoon was onze Levinus Willem
Christiaan Keuchenius 18221893.
„Een tweede bijzonderheid, die wij
hier opnemen is de vrierTschap tusschen
Keuchenius en den lateren hoogleeraar
Opzoomer, als studenten aan Leidens Hoo-
geschool. Opzoomer was toen ook op gods
dienstig gebied, een geestverwant van Keu
chenius en vervaardigde voor diens ver
trek naar Indië het volgende gedicht
Het leven is een droomwij komen en
(verdwijnen;
De sombre groeve sluit aan Jonze wieg
(zich aan.
Maar mag de zonnegloed der Godsvrucht
(ons beschijnen,
Dan zien wij verder uit en duchten geen
(vergaan.
Dan wissel' vrij ons lot, en storme 't om
(ods henen,
En scheide ons pad, geen nood Het
(uur komt naderbij,
Dat we ons in heter oord, verklaard, vol
maakt hereenen,
Van.aardsche lust en smet, van aardsche
(boeien vrij.
Die hoop doorgloeie ons hart; die steun zij
(ons gegeven
Hij daalt van 't vast geloof in Christus
(tot ons af.
Komt, sterken wij elkaar, om hem ter eer
(te leven
En danken we eens dien God, die ons
(elkander gaf.
„Aandoenlijk, aangrij pend is de gedachte
dat Opzoomer een verwerper van den
Christus werd, en zoo een geheel ander
einde had dan Keuchenius. Heeft de potte-
bakker geen macht over het leem, om uit
denzelfden klomp te maken het eene vat
ter eere, en het andere ter oneere
„In het levensbericht, dat prof. Rutgers
geeft komt voorts vooral uit, hoe Keuche
nius door zijne talenten met voorbeelde-
looze snelheid tot de hoogste staatsambten
in Indië opklom, maar daar in de hoogste
kringen botste, tegen het daar vastgewor-
telde conservatisme, dat de superioriteit
van Gods waarheid boven den mensch niet
verdraagt. Dat werd Keuchenius' val én
in Indië, waar hij vice-president van den
Raad van Indië had behooren te worden
èn in Nederland als Minister van Koloniën.
Maar dat isoleerde ook Keuchenius onder
de „Christelijke heeren", en in de antire
volutionaire partij, van welken hij in 1868
getuigde, dat die kring het talent van den
heer Groen van Prinsterer gebruikte tot
bereiking van heerschzuohtige oogmerken
en tot bevrediging van aristooratiscke sym
pathieën en aspiratiën, maar in gemakzucht,
vreesachtigheid, oogendienst en gunstbejag
verachting te brengen over het beginsel,
dat zij vertegenwoordigt," een oordeel
dat overeenstemt met dat van Dr. Kuy-
per in 1878 in „Ons Program" uitgespro
ken. De „Christelijke heeren" lieten dan
ook Keuchenius sinds zijn politieleen aan
val op het conservatisme zelfs in zijn
christelijken arbeid voor Indië en later
immers voor kerk en zending in den steek."
Reeds uit het weinige dat bovenstaande
bewonderaar der Biographie over den ge
liefden staatsman zegt, blijkt dat de schrij
ver het juiste licht op zijn held deed val
len Keuchenius de oprechte, de eerlijke
vijand van alle valsche neutraliteit; tegen
stander van het conservatismeen dit
laatste niet uit wraak maar uit beginsel.
Met de biographie die dr. Kuyper van
hem gaf en die welke uit Indië over hem nog
te wachten schij nt, vormen deze een schoon
drietal, naar wij hopen geschikt om in
„het hart van ons Christenvolk" de liefde
voor zijne gedachtenis te bewaren.
Want terecht is 't op zijn graf herinnerd
„Aan wie God znlk een man lange
jaren schonk en liet, legt hij in die liefde-
gifte een duren plicht op."
Zeer terecht is 't opgemerktde chr.
historische pers heeft dezen zoo uitnemen-
den Christen-staatsman, ook in de laatste
jaren zijner politieke loopbaan niet altijd
naar vermogen gesteund.
Een enkele maal slechts doch dat is
dan ook reeds eenmaal te veel hebben
ook wij ons een scherp woord jegens hems
veroorloofd, waarmede wij hem een
kamerlid, tbans ex-karaerlid, een zijner
beste vrienden, heeft het ons toen verzekerd
zeer bedroefd hebben.
Wij gevoelen nog spijt er over.
Maar daarom wenschen wij ook te meer
te waken tegeii eiken verkeerden lust, om
de personen der ons van God gegeven
antirevolutionaire staatslieden, door scherp
heid van uitdrukking te wonden of door
vlijmenden aanval verdacht te maken.
Slechts waar de eere van het beginsel,
of een aanval op het karakter van den
broeder het vorderde, konKeucheniussoherp
zijn. Overigens wordt hij beschreven als
een man van groote bescheidenheid.
In dezen zij hij de Christelijke pers,
zij hij ook ons ten blijvend voorbeeld.
Wij zijn dankbaar v-oor de biographie
van Kuyper, dankbaar voor die van Rut
gers. Keuchenius'lijden en strijden wordt
er door bekend in die hoogere kringen,
van waaruit men hem voortdurend niet an
ders dan met schouderophalen heeft begroet.
Maar zoo een geschiedschrijver opstond,
zoo van nabij als zij beiden met hem he
kend, en gezind om eene Volksuitgave te
beproeven over het leven en sterven van
dezen beminden. Volksman, wij zouden zijn
voornemsn van harte toejuichen.
Want niet alleen de hoogste standen,
maar gansch Neerlands volk moet dien
zeldzamen man kennen, opdat dit kostelijk
in de aarde gevallen en gestorven tarwe-
graan mocht het zijn nog veel vrucht
voortbraohte.
Is het niet waar wat veelal beweerd
wordt, dat de meest vooruitstrevenden op
maatschappelijk gebied de meest ongeloo-
vigen zijn in het godsdienstige?
Het is waar, zegt een radicale inzender
in De Yolksstem.
„Waarom verstopt wat ieder weet en
altijd hier willens, daar onwillens om den
hoek komt kijken? Is de onvermoeide
apostel van de sociaal-democratie niet ook
de lofredenaar van doininé, pastoor en rabbi?
en zijn de hoofden der radicale partij niet be
kende strijders voor geboortebeperking en
lijkenverbranding? In uw nummer van de
vorige week wordt de uitgave van een nieuw
socialistisch weekblad geannonceerd. Als een
zaak die van zelf spreekt, wordt onder den
inhoud beloofdartikelen op het gebied
der vrije gedachte. En van een oandidaat
voor den Amsterdamsohen gemeenteraad
wordt schertsend gezegd
„Waar men den heer Boot niet kan
krijgen, is een man, die op den hijbei steunt,
tooh altijd in den Raad een aangename ver
schijning". Maar denkt u dat een orthodox
man voor z'n plezier op deze wijze zijn
bijbel ziet ter sprake gebracht 't Ware van
de eerste hervormingsgezinden beter geweest
te zeggennu ja, wij zijn ongeloovigen
maar laat ons toch te zamen het leed in de
wereld verminderen. Dat vinden we toch
allemaal goed werk. Het gaat dan immers
veel gauwer.""
z-
Verbleekte Glorie.
Men kan niet zeggen, dat de ster van
den bekenden Italiaan Lombroso, phreno-
loog, anthropoloog, criminalist enz., in
luister toeneemt.
Weinige jaren geleden stond hij bekend
ais een heeie autoriteit en beriep men
zich op zijne uitspraken in strafprocessen.
Hij was een van de groote mannen der
onverantwoordelijkheids-theorie. Hij had
het type gevonden van den geboren mis
dadiger...
Wanneer men er zóó en zóó uitzag, met
een knobbel hier en een bultje daar, dan
moest men zich den een jof anderen dag
als een booswicht ontpoppen.
Lombroso's theorie vond vele aanhangers,
vele verdedigers en eiken dag werd de
reclame grooter, te meer daar het anti-
clericalisme zich in de zaak mengde en
de leer van een vrijen wil nu voorgoed
veroordeeld werd geacht.
Eveuwel, daar waren ook kalme beoor
deelaars en dezen begonnen Lombroso's
beschouwingen aan een ernstige critiek te
onderwerpen.
Het was lang niet alles goud wat blonk
bij den Italiaanschen criminalist-
Zijn glorie verbleekte naarmate men zijne
stellingen meer op de keper beschouwde
en op een anthropologisoh congres, dat in
het vorig jaar in het buitenland werd ge
houden, moest hij zooveel veeren laten,
dat er, ook naar het oordeel der liberalen
niet veel overbleven.
Nog zwaarder slag echter is thans aan
zijn prestige toegebracht.
Een onbekende Eranschman, zekere heer
Crépieux Jamin, heeft den hooggeprezen
geleerde overtuigd van plagiaatEn de
groote man is dientengevolge veroordeeld
tot een geldboete
Nu zal uien wellicht zeggen, dat daar
mee zijne leer nog niet veroordeeld is.
Ook goede verstandige dingen kunnen
worden afgeschreven zonder vermelding
der bron.
Maar het schijnt, dat wat Lombroso
stilletjes aan Crépieux Jamin ontleende,
met de onverantwoordelijkheids-theorie
niets te maken heeft en in elk geval
pleit het niet voor den ernst van een
schrijver, of denker, wanneeer hij een
veroordeeling thuis krijgt als thans Lom
broso ten deel valt. Centrum.
6 Dec. '95.
De opmerking, dat een lid der tweede
Kamer, die in deze zitting geen enkele
vergadering had bijgewoond, door nog
juist vóór 1 December te verschijnen zijn
aanspraak heeft behouden op de f 500 per
kwartaal aan de leden toegekend, noemt
het Hbl. niet geheel juist.
De Grondwet legt aan ieder lid der
Tweede Kamer, behalve vergoeding van
reiskosten, eens, heen en terug voor elke
zitting „als verdere schadeloosstelling"
een som van f2000 'sjaars toe.
„Deze schadeloosstelling zoo bepaalt
de grondwet (art. 89) wordt niet
genoten door de leden, die het ambt van
minister bekleeden, noch ook, voor den
tijd der zitting, door hen, die gedurende
de geheele zitting afwezig hieven."
Volgens de woorden van deze bepaling
behoudt dan een lid aanspraak op de volle
f 2000, indien hij ook maar ééne vergade
ring heeft bijgewoond, welke die kan we
zen, waarin de zitting wordt geopend of
gesloten wordt verklaardEerst op den
dag der sluiting kan dus blijken, of een
afgevaardigde, die zich het geheele jaar
niet vertoond heeft, de „schadeloosstelling"
heeft verbeurd.
De vergoeding voor reiskosten „ééns
voor de heen- en ééns voor de terugreis"