NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Tweede Blad.
lo. 27. 1895.
Sufetifag 80 Hoomfier.
fimife laatgang,
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
LEVENSVERZEKERING.
~2) feuilleton!
Schuldig of Onschuldig
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 s.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regël meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Dit nommer bestaat uit drie Bladen.
i.
Met zeer achtbare mannen aan het hoofd
werkt ook in onze provincie eene Maat
schappij van Levensverzekering, welke we
onzen lezers wel wat van naderbij wen-
sehen te doen kennen. Echter niet om nu
juist voor deze Maatschappij wat men
noemt reclame te maken. Er zijn nog
verschillende andere, zoo binnen- als bui-
tenlandsche levensverzekeringmaatschappij
en met actieve agenten, die altijd bereid
zijn belanghebbenden omtrent de soliditeit
hunner maatschappij in te lichten; dat wij
gemakshalve de Amsterdamsche Maatschap
pij noemen, is alleen wijl wij met die
maatschappij een weinig meer van nabij
bekend zijn; en wij bij de bespreking der
quaestie van verzekering liever uitgaan van
een concreet punt, dan in 't algemeen deze
zaak te bespreken. Wij wenschen dus,
waar wij ie Amsterdamsche bespreken,
niets af te dingen op de deugdelijkheid
der andere levensverzekeringmaatschap
pijen. De bedoelde vereeniging dan is de
Amsterdamsche, die reeds tal van agenten
heeft in onze provincie, welke met de ei
landen van Zuid-Holland en een groot deel
van Noord-Brabant de vierde inspectie dier
Maatschappij vormt. Daarin werkt sedert
1 Jan. 1.1. als inspecteur de heer Griine-
veld, vroeger als instituteur aan :Zettens
Gymnasium verbonden.
De algemeene bedoeling van deze Maat
schappij is de menschen aan het sparen te
zetten, iets dat onze vroede vaderen beter
verstonden dan het tegenwoordige geslacht,
waarom het voorzeker niet kwaad is, dat
EEN VERHAAL UIT DE PAPIEREN
VAN EEN ADVOCAAT.
Zij hadden het onderweg er nog over,
dat de heer Wilson het dien dag wel erg
stil zou gehad hebben. Immers Mary, de
meid, was ook dien dag naar het naburige
stadje gegaan,zoo was ten. minste het
plan, om jongejuffrouw Emily een be
zoek te brengen, en dus was de heer
Wilson alléén thuis gebleven.
Het was dien avond bijkans elf uren,
dus laat voor een dorp, dat de bewoners
in de nabijheid van Armstrong's huis uit
hun eersten slaap gewekt werden, door
een luid en aanhoudend geklop op de deur
van Armstrong's woningvan die richting
scheen tenminste het geluid te komen.
Dat kloppen hield maar niet op, zoodat
eindelijk de nieuwsgierigste bewoners van
de dorpsstraat het eerst het hoofd uit het
raam staken, om eens „poolshoogte" te nemen
van wat toch de reden van dit nachtelijk
rumoer mocht zijn.
Op hun geroep wat er toch aan de hand
was, vernamen zij de hun welbekende stem
men van Armstrong en zijn vrouw, die
niet in huis schenen te kunnen komen
't zij dat zij hun sleutel hadden vergeten
of verloren, 'tzij dat de deur vanbinnen
toegegrendeld was.
Langzamerhand verzamelden zich een
groepje nieuwsgierigen voor Armstrong's
huis, en ze zagen dat hun vermoeden in
derdaad waarheid was. Armstrong stond
daar met zijn vrouw, zoo hij zeide, al een
half uur te kloppen, hij had namelijk bij
abuis des morgens den sleutel vergeten -
en niemand deed open. "VY aarsehijnlijk was
Mary niet thuis, zoo dacht men, ofschoon
het heel vreemd was, dat zij nog zoo laat
uitbleefdat was anders haar gewoonte niet.
Maar de heer Wilson dan? Die ging
jsooals iedereen wist zelden of nooit, en
wij daartoe bij vernieuwing worden opge
wekt, al verschilt de manier van sparen
dan ook in menig opzicht van die onzer
vaderen. Bij voorbaat verzekeren we on
zen lezers, dat deze wijze van doen in
overeenstemming is met hetgeen wij als
belijders der christelijke historische begin
selen onze roeping achten; doch hierop
komen we later terug.
Wie zich aan deze Maatschappij als
contractant verbindt, zal zijne kunst van
sparen daardoor in beoefening zien ge
bracht, terwijl later de schoone vruchten
er van geplukt worden.
Zegt nu iemand: „Eilieve, deze kunst
versta ik wondergoed I" dan zeggen we
hem: Des te beter, want nu kunt ge
nergens beter sparen dan in eene soliede
Maatsch. van Levensverzekering.
Daar toch en we hebben hier meer
speciaal de Amsterdamsche op het oog
wordt ons bespaard geld beheerd door eene
bekwame Directie, onder toezicht der ons
bekende commissarissen.
Waarvoor spaart men in eene levens
verzekering Men spaart voor den ouden
dag en voor vrouw en kinderen om ze
niet hulpeloos achter te laten, wanneer wij
uit het land der levenden worden weg
genomen. Een en ander is voorzeker een
dure plicht, wanneer wij daartoe in staut
zijn, de een in meerdere de andere in min
dere mate, wanneer we gezond zijn en
behoorlijk ons brood hebben. Ieder ga
hierin met zijn eigen kas te rade en in
dien ieder doet, ook in dit opzicht, wat
hij kan doen, dan valt er niet meer te
vergen. Doch wanneer men niets doet,
terwijl men wel iets kan, dan is de ellen
de, die vrouw en kinderen bij ons ver
scheiden wellicht te gemoet gaan, een wran
ge vracht van onze zorgeloosheid. Wie
toch, die bij machte is dit te voorkomen,
zal roekeloos genoeg zijn om met volle
bewastheid hen, die hij liefheeft aan de
zoo laat in 't geheel niet de deur uit. Zou
die zoo vast slapen, dat hij niets van 't
gebons en gehamer op de deur en van het
geklop en getik op de blinden zou gehoord
hebben
Wat nagedaan? Do ramen opschuiven?
Ja, als dat maar mogelijk was geweest.
Maar die waren, zooals buitenaf dikwijls
de gewoonte is, met flinke sterke blinden
voorzien, en die waren, wijl het vandaag
Zondag, en er toch bijna niemand thuis was
den geheelen dag gesloten gebleven,
dat hadden enkele buren, die er voorbij
waren gekomen, of er dicht bij woonden,
wel opgemerkt.
Terwijl zij onder elkander stonden te
delibereeren, en er ernstig aan gedacht
werd, want Mary de meid kwam ook nogal
maar niet opdagen en het liep zachtjes aan
al naar half twaalf terwijl ze dan zoo
onder elkander stonden te delibereeren
om den smid van het dorp te halen, die
met zijn bos sleutels de deur wel open-
krijgen zou, riep er eensklaps een jongen,
die aan de achterzijde van het huis eens
was gaan kijken, of hij daar altemet niet
het een of ander zag, dat hij meende
een touw uit het bovenraam van den ach
terkant te zien hangen.
De maan was juist aan den helder ge
worden hemel zichtbaar. Spoedig ging men
kijken of de jongen goed gezien had,
en jadaar hing uit een half opgescho
ven raam werkelijk een touw, maar niet
zóo, dat het den grond bereikte, maar wel,
dat het had kunnen dienen, om zich een
eind naar bsneden te laten zakken.
Wat zou dat beteekenen vroeg men
elkander af. Daar in huis was hoogstwaar
schijnlijk een misdaad gepleegd.
Het gevoelen van den veldwachter, een
flink en doortastend man, die nu juist
van zijn ronde aankwam en onmiddellijk
met de oorzaak van dit nachtelijk opstoot
je in kennis werd gesteld was, dat de
deur maar onmiddellijk moest opengestoo-
ten worden, want de smid woonle te ver
om op hem te wachten.
dikwijls zoo meedoogenlooze barm
hartigheid van anderen achter te laten
Om dit alles te voorkomen is ook de door
ons bedoeldet Maatschappij van L. Y. Z. op
gericht.
Een welbekend Engelsch geleerde zegt
van dusdanige maatschappijen:
De levensverzekering is een van de meest
Christelijke dingen die ik ken want wat
is het Het is den last die één familie
zou verpletteren, wegnemen en over twin
tig duizend families verspreiden, zoodat er
op ieder slechts één druppel neerkomt, in
plaats dat een overstelpende stroom op een
enkele valt. Het echijnt mij een schoon
voorbeeld om ons te leeren hoe wij el
kanders lasten moeteu dragen.
En daarom laat iedere jonge man die
het leven begint, ieder hoofd van een ge
zin, zoowel de nederigen als de hoogge-
plaatsten, aan zijn huis een zekere basis
geven door een verzekering te sluiten op
zijn leven.
En Dr. Kuyper zegt ergens Er is ons
een plicht opgelegd, om voor de veiligheid
van ons leven en dat der onzen en van
ons goed en bezit te waken. Allerlei
middelen zijn daartoe en worden nog steeds
onder Gods bestel in onze hand gegeven.
En stille gehoorzaamheid eisoht derhalve,
dat we dankbaar al deze middelen uit
Gods hand aannemen en gebruiken.
Laat ons nu nog hooren, wat Calvijn zegt
„Maer belandende de toekomstige saken
en voorvallen, vereenight Salomo lichtelick
de raedtslagen der menschen met de voor-
sienigheydt Godts. Want gelijck als hy
uytlacht de dwaesheyt der genen die Bon
der den Heere alles vermetentlick by de
handt nemen, als ofse door syn handt niet
en wierden gheregeert: alsoo spreeckt hy
elders aldus, Het herte des menschen over
denkt sijnen weghmaer de Heere stiert
synen gangh, gevende daermede te kennen
dat wy door d' eeuwige besluyten en ordi-
Zoo gelegd, zoo gedaan.
Een paar dorpelingen vlogen naar hunne
huizen, en kwamen al spoedig met bijlen
en breekijzers of lange ijzeren staven terug.
Armstrong en zijne vrouw, die onder
deze geheele omstandigheid, rillend van de
kou, of van zenuwachtigheid, doodsbleek
hadden staan wachten, gaven aarzelend
hunne toestemming, om de deur te forcee-
ren. En toen gingen de stevige boeren-
vuisten aan het werk 1 Men rukte en
stootte en wrong en draaide, en
daar vloog de deur krakend uiteen.
Tegelijk drongen een stuk of zes per
sonen het huis binnende veldwachter,
als man van de wet, voorop, en. Arm
strong met zijne vrouw wankelend achteraan.
Op dat oogenblik had Armstrongs vrouw
dat hadden enkele der nog achteraan
komenden zoo als zij later opgaven, dui
delijk gezien had Armstrongs vrouw
zeggen wij, sidderende den arm van haren
man gegrepen, en dezen iets wat had
den zij niet kunnen hooren in de ooren
gefluisterd - waarna beiden wankelend
en ontdaan, den stroom der binneutreden-
den volgden.
Maar dat behoefde eigenlijk niemand te
verwonderen 1 Wie toch zou bij al die
nachtelijke drukte en ongewone spanning
zijn bedaardheid niet verliezen?
Het ruime voorhuis stond alvol men
schen. Hulpvaardige handen kwamen met
licht aan.
„Ga nu vóór ons de trap op! Arm
strong", gebood de veldwachter „gij
zijt hier beter thuis dan wij
Armstrong scheen zich van zijne ont
roering wat hersteld te hebben. Hij sprong,
met twee en drie treden gelijk, de trappen
op; een troepje boeren met den veld
wachter hem achterna
Al heel spoedig, want in die landelijke
huizen zijn de verdiepingen zoo hoog
niet, was men op het portaal van de
eerste verdieping, waar zich de kamers
van den heer Wilson bevonden, en
stond men voor de deur van diensslaap-
nantien Godts niet en worden verhindert
ons selven onder sijnen wille te versorgen
en all' onse saken te schicken en te leyden.
En dit bestaet oock in een klaerblyckelicke
reden. Want Godt die ons leven metsekere
palen heeft afgheperckt, heeft ook met eenen
de sorghe voor ons leven ons bevolen en
toe vertrouwt, en ons van middelen en
onderstant om dat te bewaren genoeghsaem
voorsien, en oock voor de ghevaren ge-
waerschout: en ons daer teghen sekere
behoedingen en remedien gegeven, opdat
die ghevaren d' onvoorsichtigen niet en
souden overvallen en t' onderbrenghen.
Nu sien wy klaerlick wat ons te doen
staette weten, indien ons de Heere be
volen heeft dat wy ons leven sullen be
schermen, dat wy dan 't selve voorstaen
en bewaren moeten Indien hy ons middelen
ter hulp aenbiedt, dat wy die moeten
gebruycken indien hy ons voor heen de
perijckelen en gevaerlickheden aenwijst,
dat wy niet lichtveerdig daertoe en moe
ten loopen indien hij ons gheneesmiddelen
by de handt geeft, dat wy die niet en
moeten versuymen of veraohten. Maer,
suit ghij seggen, daer en sal ons geen
perijckel sohadelick sijn, dan 'tgeen door
Godts beschioking doodelick en onvermij-
delick is, en door gheenderley remedien
en kan ontworstelt worden. Maer wat als
ik nu segghe dat de ghevaren daardoor
blijcken niet doodelick en onvermijdelick
te zijn omdat de Heere u voorgeschreven
heeft de remedien waer door die afgeweert
en overwonnen kunnen worden Siet doch
eens hoe qualick dat u seggen en rede
neeren over een stemt met d'ordonnanty
en uytdeeling Godes Ghy besluit dat
men sich voor 't peryckel niet en behoeft
te hoeden, omdat wy 't selve dewijl 't
niet doodelick en onvermydelick en is ook
sonder hoeden en vermijden sullen ontgaen.
Maer de Heers ghebiedt u daerom 't pe
rijckel te schuwen omdat hij niet en wil
vertrek.
De veldwachter klopte forsch op de
deur, wachtte eenige oogenblikken,
klopte toen nóg eens forscher, kreeg
nóg geen antwoord en opende toen
vrijpostig de deur, die, zoo als bleek niet
van binnen gesloten was.
Een paar mannen gingen met lampen
vooruit; verlichtten het vertrek in den
omtrek van het ledikant, en
ontzet deinsden zij achteruit.
Daar lag de heer Wilson, en nog geheel
gekleed, ontzield bij de tafel. Hij scheen
van zijn stoel afgezakt te zijn, en gaf
geen teeken van leven meer.
Zou hem een overval of een beroerte
getroffen hebben
„Neen!" verklaarde de flinke veld
wachter, wiens geoefend oog al dadelijk
had gemerkt dat hier een misdaad had
plaats gehad.DeheerW. had namelijk een met
een spits voorwerp toegebrachte wonde
ia den hals!
Geen spoor van leven was meer in hem
te ontdekken.
Dadelijk werd de geheele kamer nage
zien. Het raam, dit viel dadelijk in het oog,
stond half opgeschoven, en een dik
eind touw hing daaruit, welks ééne einde
aan den poot van het ledikant was vast
geknoopt. Onder een tafel naast het raam
lagen een paar pakjes, die bleken eenige
voorwerpen van waarde te bevatten, en
door den dief of de dieven in de haast
te zijn achtergelaten.
De secretaire en de schrijftafel als ook
de linnenkast waren opengebroken, en van
het grootste gedeelte van den inhoud
beroofd.
Er behoorde niet veel scherpzinnigheid
toe, om uit al die omstandigheden op te
maken, dat de boosdoeners, na het plegen
van hun euveldaad, alles ingepakt hadden om
mee te nemen, maar dat zij bij het
hooren van het een of ander gerucht,
overijld de vlucht hadden moeten nemen,
en geen tijd hadden gehad, alles wat
ze al ingepakt hadden met zich mee te
dat het u doodelick en onvermydelick
sijn sal. Die uytsinnige menschen en be
denken niet eens 't gheen voor haer oogen
leydt, dat de konst en wetenschap van
beraden en hoeden den menschen ingebla-
sen is van den Heere op dat se daer
door sijne voorsienigheyt souden dienen
in 't bewaren van haer eygen leven. Ge
lijck sy daer en teghen door haer ver-
suym en traegheidt haer selven op den
hals halen de quaden, die hy haer ver
ordent en toeghevoeght heeft. Want van
waer komt doch dat een voorsichtigh man,
terwyl hy voor syn leven sorghe draeght,
sich uyt het aenstaend ongheluck verlost
en reddet, en dat een dwaes door sijn on
beraden lichtveerdigheyt daer in vergaet,
anders dan omdat beyde de dwaesheyt van
den een en de voorsichtigheyt van den
ander zijn instrumenten van Godes beleydt.
Daerom heeft Godt alle toekomstige swae-
righeden voor ons willen verbergen opdat
wy de selvigh' als onseker en twyffel-
achtigh souden tegen gaen en geduyrigh
aenhouden souden om de remedien die by
de hand zijn daar tegen te gebruycken,
tot datse of overwonnen zijn, of sy zelfs
al onse zorg en neerstigheydt overwonnen
hebben. Daerom hebb' iok voor henen
vermaent, dat de voorsienigheidt Godts ons
niet altijd naeckt voor en komt, maar
soms oock naer gelang dat Godt deselve
met bij-ghevoeghde middelen eenighsins
omhult."
Wanneer iemand in het huwelijk treedt,
is het toch zijn wensch, dat, wannear hij
mocht komen te sterven, zijne gade niet
onverzorgd achterblijve, want eerstens heeft
hij voor haar te zorgen; dezen plicht nam
hij vrijwillig op zich.
Dientengevolge werkt hij vlijtig en kan
de hand des vlijtigen wordt gezegend
ieder jaar een klein sommetje wegleggen,
nadat hij ook jegens kerk, armen, enz.
naar vermogen liefdadigheid heeft bewezen.
dragen, maar zich zoo spoedig mogelijk door
het venster uit de voeten hadden gemaakt.
Zorgvuldig werd alles nagezien of er
niets door de dieven achtergelaten was,
dat hun zelf toebehoorde, om op die wijze
eenige aanwijzing te bekomen, wie de
boosdoeners eigenlijk waren, en ja,
waarlijk! daar lag dicht by het raam, in
een hoek, een nog blijkbaar nieuwe zijden
hoogen hoed, zoo als ze nu nog gedragen
worden.
Het was duidelijk, dat die hoed niet van
den heer Wilson was geweest. De ijverige
veldwachter paste hem den vermoorde
op, doch zag dat hij dezen veel te klein
was.
Toen zette hij hem vrijpostig Armstrong
op het hoofd, maar ook dezen paste
hij niet.
Deze omstandigheid en de reeds gereed
gemaakte pakken, deden het wantrouwen,
dat er reeds door de vreemde houding van
Armstrong en zijne vrouw tegen hem bij
enkele der boeren, en vooral bij den veld-
waclrier gerezen was, weer spoedig ver
dwijnen. En op zijne gewone openhartige
wijze riep hij uit, op de nog altijd bedrem
melde echtelieden Armstrong wijzende:„Nu,
Armstrong, sta maar niet te kijken, alsof
gij een boos geweten hebt, men ziet wel,
dat gij het niet gedaan hebt en er dood
onschuldig aan zijt
Op deze bemoedigende woorden, gaf Arm
strong, noch zijne vrouw eenig antwoord.Ze
stonden nog voortdnrend, doodsbleek en met
alle kenteekenen van ontzetting en schrik;
nu eens het lijk, dan weder de onder de
tafel neergelegde pakken, en de opengebro
ken meubelen aantestaren.
Op eens vroeg er iemand, of Mary de
meid nog niet thuis was, en of niemand
wist, waar zij kon zijn. En waarlijk! Deze
vraag had al eerder kunnen gedaan wor
den, want het was vreemd, dat zij, nu
op het bijna middernachtelijk uur nog al
niet thuis was. (Wordt vervolgd.)