NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
3.
if koe
leghem,
io. 28. 1895.
list
Lnst.
Zierikzee
„Schelde"
SoRtfettfag 21 Jloocm6BC.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Brandverzekering.
25 Dec. by
brug 6,23, 8,28,
aldeghem 5,31,
10, 8,31.
•raaibrug 7,40,
jikens 6,50, 8,50,
5,31, 6,9, 7,43
i, 7,40 8.30.
>,51, 6,29, 8,15,
|,18, 8,08, 8,53
Antwerpen
's morgens
nsdag 20 6,
22 6,—
ag 24 6,-
isdag 27 3.—
lag 29 4.30
1ST
IEEEGOES,
tig van Dinsdags
ek Veer's morg.
)nds 5,uur.
j. 8,37, 's namid.
6,30. Des
j?rg- 9—'sav.
Istende), 's nam.
INST
ROTTERDAM
tijd.)
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
Tan
Rotterdam.
voorm.
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
2NST
Zierikzee.
ipoorweg Goes.
lijd.
Zierikzee:
'smorg.
s mid
19 7,—
20 7,50
2-
2,—
21 6,30
2,—
22 7,50
2-
23 7,50
2,—
24 11,30
.25 7,50
1-
26 7,—
1,30
27 7,50
2-
28 6,30
2,—
29 7,50
2-
30 7,50
2,-
plaatsen,
tijd).
Rotterdam
Jag 19 10,30
:isdag20 10,30
Ierdag21 10,
lag 22 10,
dag 23 10.
ig 24 10.—
Ag 25 10,—
fag 26 10,—
27 10,—
28 ,-
29 10.—
|dag 30 10,
Rotterdam
's morgens,
isdag 20 9,30
ag 22 9,30
dag 25 10,
isdag 27 9,
ig 29 9,30
flENS T.
2LBURG.
i. 4,50, (alleen
Zeilmarkt, 8,
,15, 2,—, 2,45,
>5, 7,45, 8,30,
lemise vm. 5,20,
'3. Naar ZeiU
im. 1,20, 2,05,
"i 7, 7,50,
Simile Juarpi,,
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Met belangstelling volgden wij de brief
wisseling in ons blad over de Verzekering
en de wensohelijkheid om de assurantie-
maatschappijen te dwinge. om aan de
gemeenten de kosten van blusschcn te
vergoeden. Wij hebben hieromtrent een
bekwaam man onder onze vrienden ge
raadpleegd en deze was van meening dat
zulks bezwaarlijk gaan zal.
Immers niet alle maatschappijen zijn
Nederlandsche. Wie zal de buitenlandsche
kunnen dwingen
Bovendien niet alle perceeelen zijn ver
zekerd. En daar nu iedere maatschappij
natuurlijk voor haar eigen verzekerd per
ceel moet betalen, wie zal Jdan den arbeid
aan de belendende perceelen welke niet ver
zekerd zijn, en toch gered werden, moeten
betalen?
Wat zal de maatschappij vergoeden van
het roerend en wat van het onroerend
goed
Daarbij komt dat de brandweer een tak is
van publieken dienst, waarin van wege de
overheid moet voorzien worden en waarbij
dus van recht op belooning, evenmin als bij
krijgsdienst en schuttersdienst sprake kan
zijn. -
Wat het eerste bezwaar aangaat, daar
gaat Verpeu wel wat revolutionair tegen
in. Hij zou den gemeenten eenvoudig
dienstweigering aanraden. Hij verwijst
wel naar een plan van den burgemeester
eener Eriesehe gemeente te dezen opzichte;
maar hij vergeet er bij te zeggen, dat de
gemeenteraad dit plan wijselijk verwor
pen heeft.
Het schijnt dan ook onnitvoeibaar.
In zake het tweede punt heeft blijkbaar
„Verpen" dit bezwaar ook gevoeld, want
hij adviseert dat in zulke gevallen de kosten
blijven voor rekening van de gemeenten.
Ook wij meenen dat hij er hiermede nog
niet iswant nu moet uitgerekend welk
deel der kosten door de maatschappij moet
gedragen worden, wanneer meer dan een
gebouw in brandgevaar heeft verkeerd.
Het geval kan zich voordoen dat bij de
blussching van een brand een geheele
gemeente belang heelt. Bij alleenstaande
hoeven is dit wel niet zoo maar wie
zou 't kunnen aanzien dat een gemeente
bestuur een hofstede zender eenigen tegen
maatregel verbranden liet, enkel omdat
bij een vorige gelegenheid eene maat
schappij verzuimd heeft de kosten van
den brand te betalen
Men zal hier tal van moeilijkheden
zien ontstaan en velerlei rechterlijke uit
spraken noodzakelijk maken. En wie be
taalt ten slotte dan de kosten De ge-
meentnn zouden dan wel eens meer dan
een brandspuitdienst kunnen verproee-
deeren.
De derde opmerking van onzen zegsman
beamen wij slechts tot op zekere hoogte.
Wij zijn 't eens met „Verpen" dat het
probeeren van de spuit, het onderhoud
der spuit verplichtend is, gelijk ook vroe
ger het verleeuen van hulp bij brand zulks
was. Toen toch waren er geen assurantie-
maatschappijen en hielpen dus de men-
schen elkander. Maar nu, bij het verme
nigvuldigen van branden en brandgele-
genheden en het in bloei en aantal toene
men der machtige assnrantiemaatschappij-
en, maar steeds als in den ouden tij a al
de last en moeite, en de geldelijke opof
feringen der spuitgasten, zij ',t ook voor
een deel, ten goede te doen kom«n aan
deze maatschappijen, dit schijnt ons niet
meer wenschelijk toe. Ook in dit opzicht
dienen met het verloopen van het tij de
bakens verzet te worden. Wij leven in
dat opzicht onder andere omstandigheden.
Wij hopen dat nochtans een middel kan
gevonden worden om de publieke opinie
voor het oorspronkelijk denkbeeld van
den heer Geill te winnen, met oplossing
van gegronde bezwaren tegen zijn denkbeeld.
Overigens meenen ook wij dat er eene
ongeschreven wet is van onderling hulp
betoon, welke de verzekeringsmaatschap
pijen in het leven riep. Zoo ontstonden
de begrafenisfondsen en daarna de levens
verzekeringen. En waar nu niet zelfzucht
en ongeloof maar naastenliefde en voor
zichtigheid drijtveeren zijn, daar kunnen
en mogen wij niemand om zijn lidmaat
schap lastig vallen maar mogen veeleer
meedoen aan eene eerlijke verzekerings
maatschappij, aanraden.
Het zij echter verre van ons om de
gemoedsbezwaren te negeeren of te mis
prijzen die tegen de Verzekering in het
algemeen rezen en waarvan ook Brutus
in ons vorig no. getuigenis gaf.
Wij herinneren ons nog zeer goed met
hoe groote verontwaardiging wij nu
vijf jaar geleden in een liberaal blad
de „Prov. Gron. Crt.", ter aanprijzing der
Hagelverzekering het volgende lazen
„Gelukkig dat we hoog genoeg staan
om deze onheilen niet meer te wijten aan
een toornend God of een Germaanschen
Donar. Ook in dit opzicht zijn we voor
uitgegaan wij zijn practisch geworden
en hebben gezegdlaat het van boven
maar hagelen en bliksemen, wij dragen
de schade samenelk een dubbeltje en
dan is 't in orde."
Lid van een vereeniging te worden, die
'tzoo duidelijk uitspreekt God niet meer
noodig te hebben, achten wij ongeoorloofd,
zondig. Lid van eene Christelijke veree
niging te worden met het doel om een
gemakkelijk en gerust leven te hebben,
buiten het geloof om, met het oog op de
veiligheid zijner bezittingenis ook ge
oordeeld. Immers al wat uit het geloof
niet is, dat is zonde.
En wie tot eene vereeniging toetreedt,
om zijne zaken uit Gods hand in de han
den der Assurantie-maatschappij te stellen,
die zondigt, naar wij meenen, evenzeer.
Maar wie uit het beginsel van Onder
linge hulp, uit 't beginsel van Coöperatie,
van samengaan en samenwerking, uit broe
derliefde en met gevoel voor 't algemeen
belang zich met anderen in eene dergelijke
Verzekering kan vereenigen, waartoe zou
dien dit niet zijn vergund waar immers
't beginsel van Onderling hulpbetoon op
zoo menig ander gebied, met name ook
in onze Christelijke werkliedenvereenigin-
gen zoo algemeen tot zijn recht komt.
Maar zoo ergens, dan geldt hier: Een
iegeiijk zij in zijn eigen gemoed ten volle
verzekerd.
Personeel.
De voorstellers der amendementen hebben
deze verdedigd. De heer Rink pleitte
schrapping der haardsteden de heer Rut
gers opneming van rij wielen als zesden
grondslag.
Dej heeren Lobman en Bastert bestreden
de vrijstelling der haardsteden, met ver
schillende argumenten waaronder enkele
minder steekhoudende. De heer Lohman
wees er op dat de vrijstelling 19 tou scha
aan de schatkist geeft en dat dit op andere
wijze weer moet in orde komen, namelijk
door verhooging van huurwaarde en meu
bilair. En een schoon meubilair is niet al
tijd bewijs van welstand. Het kan geërfd
zijn. Een fiseaal ambtenaar kan daar mis
bruik van Jmaken.
Het hygiënisch argument tegen de haard
steden heeft bij spr. weinig waarde. Dit
verwondert ons.
Er zijn ons toch gevallen bekend dat
men een stookplaats zou aanbrengen als
de belasting er af wasen dat men zich
in een slaapkamer of zelfs woon- of zit-
of studeervertrek daardoor zonder vuur
behelpt. Gevallen dat men den schoorsteen
wegbreekt om aan den fiscus te ontkomen.
En wat het is ziek te liggen in een on
verwarmd vertrek, dat weten velen.
Nog hebben deze sprekers 't een fictie
genoemd dat men belasting betaalt voor een
kamer waarin slechts eenmaal 'sjaars ge
stookt wordt.
Precies eenmaal 'sjaars?
Ons zijn hiervan geen voorbeelden he
kend.
Doch zeker weten wij uit onze omgeving
dat er landbouwerinnen zijn die er een
pronkkamer op na houden, wiar zeker geen
tienmaal op een jaar de haard wordt
aangemaakt.
En even zeker schijnt het dat verschei
dene burgers óf een schoorsteen te weinig
hebben aangegeven, óf belasting betalen
voor een schoorsteen die zelden of nooit
rookt.
Schrijver dezes'bewoont een huis, waar
in de vorige bewoner jarenlang voor een
schoorsteen geen belasting betaalde doch
waarvoor schrij ver dezes—op grond van eer
lijke aangifte wel aangeslagen is terwijl
hij zeerzeker geen vijf malen op een jaar, met
of zonder zijn gezin, van denzelve gebruik
maakt.
Of dit nu reden zijn om de belasting
voor de haardsteden te doen vervallen,
laten wij gaarne aan de wetgevende macht
over.
Doch als wij 't voor het zeggen hadden
ruimden wij die ongeriefelijke, onbillijke,
door oneerlijkheid getrotseerde en te kort
gedane haardstedenbelasting op en verhoog
den het meubilair nog watmits met secure
schatting.
Want de gevallen zijn niet zeldzaam dat
een gezin dat in 1875 bijvoorbeeld tegen
f 400 mobilair werd aangeslagen, in 1895
als het mobilair niet vermeerderd, wel
verouderd is nog evenveel aan mobilair
betaalt.
Piano's en huisorgels zijn tot op zekere
hoogte eveneens artikelen van weelde,
voor menigen buurman zelfs artikelen van
overlast, zoodat een afzonderlijke belasting
voor deze, en een aanslag bijv. naar het
aantal drankkaraffen en aanwezige likeuren
zeker aanbeveling verdienen zou, wanneer
bet niet als eene onduldbare inbreuk op
de huiselijke vrij beid en kieschheid en
intimiteit behoorde te worden afgewezen.
De heeren van Gennep en Bastert die
't met den heer Lohman op het punt haard
steden eens schijnen, verdedigden de belas-
tiug der rij wielen, met uitzondering van
die voor bet beroep of bedrijf gebezigd.
Daar is veel voor te zeggen; al geldt
ook hier het bezwaar dat fraude niet is
buitengeslotenóf door verzuim van aan
gifte; óf door aangifte als vervoermiddel
in 't bedrijf; en niet het minst dat velen
zullen aangeslagen worden voor een ding
dat zij zeer zelden gebruiken.
Velen toch gebruiken bet in den beginne
wat druk om te leeren rijden doch zoo
dra zij de noodige losheid er voor verkregen
hebben, bergen zij het op, om 't alleen te
gebruiken als zij eens een enkele maal er
dienst van kunnen hebben.
Zegt men nu dan moeten dezulken het
ding afschaffen en een rijtuig of den trein
nemen, dan geven wij dit toe, doch vragen
daarbij is dergelijke beperking onzer vrij
heid wenschelijk?
Natuurlijk nemen wij 't niet op voor die
velen welke geen gebruik maken van hun
rijwiel omdat het nieuwtje er af is. Maar
voor die velen welke slechts enkele malen
practisch nut van hun voertuig kunnen
hebben, bijv. in vacatities of op chr. feest
dagen; want des Zondags reizen dezulken
niet.
De commissie van rapporteurs heeft op
de belastingwet een puar wijzigingen voor
gesteld.
De eerste wijziging strekt om tot de
aankoorigheden dat is de groud achter
het huis of hofstede niet te rekenen
die gronden welke uitsluitend voor de
uitoefening van een beroep of bedrijf dienen,
voorzoover zij geen aanhoorigheid. zijn van
een sociëteit, logement, koffiehuis of der-
gelijke.
De minister zegtBelastbaar naar huur
waarde, haardsteden en mobilair zijn ge
bouwen (en gedeelten van gebouwen) met
hunne aanhoorigheden. En onder aan-
hoorigheden versta ik: gehouwen, erven,
tuinen en andere gronden bij 't gebouw
belioorende en daarmee in gebruik.
De commissie zegt: Neen, heer minister,
nu gij eene belasting ais verteringsbelasting
aandient, moeten die tuinen er uit, voor
zoover de belastingplichtigen er hun brood
verdienen, en moeten alleen belast woeden
die erven, welke tot gemak, vermaak of
uitspanning dienen. Dus: Onder aanhoorig
heden worden verstaan gebouwen, erven
en tot gemak, uitspanning of vermaak
dienende gronien bij 't gebouw (of gedeelte
van een gebouw) behoorende en daarmee
in gebruik.
En dan
Buiten aanmerking blijven de gronden
die uitsluitend voor de uitoefening van
een beroep of bedrijf worden gebezigd,
voorzoover zij geen aanhoorigheid zijn
van een sociëteit, logement, koffiehuis, of
andere inrichting tot het gebruiken van
spijzen of dranken tegen betaling.
De tweede wijziging strekt om ook de
winkels te heiasten, althans niet geheel
vrij te laten.
De derde wijziging bedoeltte verhinderen
dat vrijgesteld worden de kamers ten ge-
bruike van kostschoolleerlingen.
Door den heer A. van Dedem is als
amendement voorgesteld, om o.a. art. 2
derde lid van 1 aldus te lezen „Buiten
aanmerking blijven de gronden, die uitslui
tend ten behoeve van een beroep of bedrijf
worden gebezigd, of die den gebruiker meer
opleveren, dan zij hem „aan onderhoud en
bewerking" kosten, een en ander voor
zoover zij geen aanhoorigheid zijn van eene
sociëteit, logement, koffiehuis of herberg.
Voorts stelt hij voor om stallingen en
bergplaatsen onbelast te laten, ook al wor
den zij gebruikt voor rijtuigen en paarden
in gemengd gebruikom in art. 9 te be
palen, dat door huurwaarde wordt verstaan
de jaarlij kscbe onzuivere waarde in huur
van ieder perceel met de ongebouwde aan
hoorigheden.
Door den heer Pijnappel is als amende
ment voorgesteld, eene classificatie voor
de heffing der belasting naar de eerste drie
grondslagen, waarbij de gemeenten van het
Rijk worden verdeeld in 5 klassen.
Tot de eerste klasse behooren de gemeen
ten met eene bevolking van 100,000 of
meer zielen tot de tweede die met eene
bevolking van 50,000 tot beneden 100,000
zielentot de derde die met eene bevolking
van 25,000 tot beneden 50,000 zielentot
de vierde die met eene bevolking van
10,000 tot beneden 25,000 zielen en tot
de vijfde klasse die met eene bevolking
beneden 10,000 zielen.
De heeren Roessingh, Truyen, Ferf en
Bastert stellen voor om in de 8e klasse
de vrijstelling te brengen van f 37,50 op
f40 en in de 9e klasse van f 25 op f 32.50;
Door den heer Pyttersen wordt eindelijk
als amendement voorgesteld, om art. 14
te lezen: De belasting wordt berekend naar
het getal haardsteden van ieder perceel
met meer dan twee haardsteden, enz. (Het
ontwerp spreekt van één haardstede).
Voorts om te bepalen, dat voor 3 haard
steden wordt betaald f3, voor vier f8,
voor vijf f 14, voor zes f 21, voor zeven
f 29, voor acht f 38, voor negen f 48, voor
tien f 59. Voor gedeelten van perceelen
met meer dan drie haardsteden f 1 voor
iedere haardstede. (Het ontwerp stelt f 1
voor meer dan twee haardsteden).
Arbeid adelt.
Dit spreekwoord herinnert zich wie een
blik werpt op den stamboom van het
bruidspaar Marlboroughv. d. Bilt, dat
dezer dagen te New-York in het huwelijk
trad
Die van de bruid begint met Arie v.
d. Bilt geboren iu Nederland, boerenar
beider; deze vestigde zichin 1685 te Flatbush
(Long Island N. A.). Zijn zoon Jacob v.
d. Bilt, geboren 1692, was landbouwer op
Stateneiland. Diens zoon en kleinzoon
waren ook landbouwers. Zijn achter-klein
zoon Cornelius Vanderbilt, geboren in 1794,
was veerman en vischkoopmanlater rustte
hij schepen uit op de groote vaart en
vatte het denkbeeld op van spoorweg
verkeer. Dit legde den grond voor den reus-
achtigenrijkdom van zijn geslacht. Zijn zoon
en kleinzoon, William II. en William K.,
zonder beroep, zijn de tegenwoordige spoor
wegkoningen; terwijl de dochter des
laatsten, Consuelo Mary Ethel Dorsthée,
geboren 1877, erfgename is van 3 a 400
miljoen en eea bruidschat van 10 miljoen
dollars medebracht.
Die van den bruidegom begint met John
Churchill die in Nederland om zijn be
langrijke krijgsbedrijven door Engelands
koningin tot hertog van Marlborough ver
heven werden zich een onsterfelij ken naam
verwierf als overwinnaar bij Malplaquet,
1709, in den eersten Spuanschen erfop-
volgingsoorlog.(*)
Zijne nazaten waren allen hertogen,
groot-grondbezitters en sloten rijke huwe
lijken. De laatste, Charles Richard, huwde
met Consuela Vanderbilt.
Dit huwelijk bracht twee ontzaglijke
vermogens 4n één hand.
Of het een gelukkig huwelijk zal zijn?
Op den dag des huwelijks, liet de
bruidegom een uur op zich wachten.
De moeder der bruid liet zich van haar
echtvriend scheiden. Als getuigen wissel
den zij zelfs geen blik, en de vader ver
dween gelijk hij gekomen was om terug
te keeren tot zijne uitspattingen.
Ook de ouders van den bruidegom leven
van elkander gescheiden.
Dit zijn slechte voorteekens.
O De herinnering aan dezen held en aan
Malplaquet wordt bewaard in een volkslied
van dien tijd: Marlborough va-t-en guerre
Verbasterd tot „Malbroek gaat ten oorlog."
Prins Emanuel, zoon van den hertog van
Alengon uit diens huwelijk met prinses
Sophia van Beijeren, kleinzoon van den
hertog van Nemours, aehterkleiuzoou van
koning Bodewijk Filips, is verloofd met
prinses Henriëtte, oudste dochter van Philips
graaf van Vlaanderen, den broeder van
koning Leopold II.
De bruid is 25, hij 23 jaar oud.
Hij is officier bij de Oostenrijksche ca-
vallerie.
Nog gaat 't gerucht dat prins Albert,
eenige zoon van den graaf van Vlaanderen,
verloofd is met prinses Clementine, jongste
dochter van koning Leopold. Hij is de
vermoedelijke troonopvolger.
Herinnert gij u, lezer denprotestantschen
koning van Navarre, die koning van Frank
rijk worden moést en worden wou, doch
het niet worden kon, dewijl hij niet
Roomsch was, en hoe hij, onder het zeggen
van„Parijs is wel een mis waard" tot
de Roomsche kerk overging en als Hen
drik IV aan de regeering kwam
Iets dergelijks heeft thans in Bulgarije
plaats gehad.
Ferdinand van Coburg was daar eenige
jaren geleden koning geworden. De man
is Roomsch. Nu heeft de Czaar laten
doorschemeren dat deze Vorst nooit ge
makkelijk op zijn troon zal zitten, wanneer
hij niet zijn geloof afzweert en tot de
orthodox Grieksche Kerk overkomt. Thans
heeft Ferdinand bekend gemaakt dat hij
daartoe bereid is. Zijn zoon Boris, die hem
opvolgen zal heeft hij in de Grieksche
kerk laten (her)doopen en zal hij laten
opvoeden in de leer der Grieksche kerk.
Gelijk men weet heeft in 't begin onzer
eeuw ook Bernadolte, om koning vau Zwe
den te worden, den Lutherschen Godsdienst
aangenomen, daar bij Roomsch was.
En de moraal van dit alles
Laatstgenoemde koning sprak eens met
een soldaat, die van de Roomsche dwa-
M