NIEÜWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH 95. mi, Provinciale Staten Dinstfag 14 ilei. Ipgpntfc laargnng. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN mr. P. J. F. v. Voorst Vader, P. J. Siegers. C. J. Huvers. H. M. Kloppers. J. Bos AJz., ei» W. Maas, burgemeester van Serooskerke. Jhr. mr. J. J. Pompe van Meerdervooit. M. Noordijkc. C J. Huvers, en W. J. Vader van 's Gravenpolder. Jhr. mr. J. J. Pompe van Meerdervoort. P. Moes, aftredend lid, en D. J. Oggel, oud-lid. ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers 0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. ONZE CANDIDATEN ZIJN HOOFDKIESDISTRICT MIDDELBURG. beide aftredende, en voorts HOOFDKIESDISTRICT GOES. HOOFDKIESDISTRICT THOLEN. HOOFDKIESDISTRICT HULST. De Twee Provinciën .b 'hrijft naar aanlei- dinh van de verkiezing voor de Provinciale Staten Hier en daar spant het natuurlijk wat. In Zeeland bijv., waar het de vraag is of men wellicht de liberale Gedeputeerde Staten in antiliberale kan omzetten, gaat het heet toe. De Zeeuwen behoeven maar een klein stootje naar rechts te geven, en het kan alles rechts worden Gedeputeerden rechts, Eerste Kamerleden rechts, en linkerzijde, de liberale heeren, zijn in de minderheid. Wat zal daar de Middelburgsche Courant over juichen, zal wellicht menigeen den ken, (lie weet dat dit blad bijna net zoo radicaal is als De Amsterdammer, en in de voorste gelederen stond van hen, die de conservatief-liberalen bestreden wat zal die half radicale Middelburgsche blij wezen, dat het conservatief-liberalisme, dat nog in Zeelands Staten de meerderheid heeft, er uit duikelt Mis geraden, goedmoedige lezer. De half radicale Middelburger is voor deze Staten verkiezing stokstijf conservatief geworden. Stokstijf, heusch 't is zoo. De conservatiefste liberalen drukt ze in verrukking aan haar hart als de meest ge liefde broeders, alleen uit vrees dat die ge hate „fijnen" de meerderheid zullen krijgen. Ze „werkt" weer met den kerkelijken strijd met den bloei van dit of datheusch of 't om een verkiezing van ouderlingen en diakenen ging. En dat het daar niet om gaat, blijkt toch ook weer duidelijk uit den kreet, die ze ten slotte aanheft: „De clericalen, dót zijn de vijanden." Nu, op zoo iets dolzinnigs moet zulke dollemanspolitiek wel uitloopenen de Middelburgsche heeft er dan ook al pleizier van beleefd. De radicalen hebben baar zóó „uitgekleed" en de „clericalen" hebben haar zóó heet gehad, dat deze Middel burgsche windwijzer vooreerst wel niet mee zal tellen, als er sprake komt van ern- stigen strijd. Zoo ging het in Zeelanden dat geeft ons weer veel te leeren. We zien er uit hoe wij, al draait het ook nog en nog zoo, toch de vijanden blijven. We hebben het wel nooit anders verwachtmaar als 't zoo heel duidelijk wordt, is het toch goed het weer eens op te merken. Voorzoover noodig dringen wij nog eens, voor bet laatst aan op een trouwe opkomst aan de stembus. Wie van onze arbeiders eenigszins kan, die doe mee. Er staat thans veel op het spel. Behouden wat wij hebben in Goes en Middelburgen winnen wat wij kunnen in Middelburg en Tholen, dat moet nu het doel zijn. Men lette er wel op dat de Middelburg sche Courant, die verdeeldheid wilde zaaien in onze gelederen, thans haar eigen partij- genooton dringend verzoekt eensgezind te zijn. „Kleine veeten dienen te wijken voor het liberale beginsel", zegt zij. En in het district Goes zie de circulaire der liberale kiesvereenigingen zingt men uit denzelfden toonaard doch doet er een paar leuke argumenten bij. Men zegtPompe en Huvers zijn toch te Middelburg en Tolen candidaatdus moet gij ze hier niet stemmenen bo vendien zegt zij al gaan Zeelands staten omde eerste kamer blijft dan toch liberaal. Wat de eerste opmerking betreft, die heeft het verkiezingsno. afdoende beant woord op de tweede opmerking hadden wij echter niet gerekend zij is ons inder daad te geleerdte conservatief liberaal, te „au bout de son latin". Waar denken de schrijvers van dien on zin toch wel dat Zuid-Beveland ligt Een eenvoudig kiezer maakte ons de volgende zeer juiste opmerking. Zuid-Beveland is wel een eiland doch het ligt niet in de Zuidzee, het is een deel van Nederland. En wanneer Zeeland het volgend jaar weder een antirevolutio nair eerste-kamerlid kiest, en in 1899 ge lukt dit ook aan Friesland en Overijsel, wat zeer wel mogelijk is, dan is de eerste kamer om. En daarom geven wij nu al vast een stootje. Slot volgt. Doch met dit al zij men in het kiesdis trict Goes voorzichtig. Van liberale zijde is in de dorpen met strooibiljetten druk gewerkt. Nog heden werd den kiezers een kleurloos biljet rondgebracht hier en daar liet een liberale landbouwer er zijn arbeider een kleinigheid mee verdie nen een kleurloos strooibiljet, waarin nota bene het buitengewoon lid van ge deputeerde staten de heer J. M. Kakebee- ke de kiezers verschalken komt met de aanbeveling der liberale candidaten alleen omdat zij „in ons district |wonen" Zoo strooit zelfs een geacht man als even genoemd statenlid den kiezers zand in de oogen. Wij vragen dezen liberalen voorlichter der kiezers of dan de heere Pompe, Noor- dij ke en Vader niet in ons district wonen, en of de heer Huvers als oud-districtge- noot ook niet „met onze belangen volko men bekend is" En of dan mr. v. d. Bildt in Sluis, Heijse in Zierikzee en de Casembroot in Tolen distrietgenooten zijn? Maar wat bedoelen dergelijke voorlichters als de heeren Kakebeeke, c.s. dan anders dan hunne partij in de meerderheid te houden, daartoe moet de beginselstrijd ver meden, daartoe moet den kiezers diets ge maakt worden dat het alleen om het dis- trictsbelang gaat. Dergelijk beginselloos bedrijf verdient beantwoord te worden met eene schitte rende herkiezing van «nze aftredende can didaten. Dr. Schaepman dringt erbij zijne geest ver wantenzie Het Centrum ernstig op aan de antirevolutionaire candidaten te stemmen. Tusschen haakjes zij gezegd dat dit in het kiesdistrict Middelburg geschiedt, doch dat in het kiesdistrict Goes, waar de Room- sche kiesvereeniging ten vorigen jare Stigter candideerde, de Rooinschen worden aange maand om naast Timans ook te stemmen op Fransen v. d. Putte, c. s. Voor die heeft bet, laat ingekomen ad vies van den doctor dus geen zin. Het slot van zijn advies luidt aldus Men wil wel eens zeggen: wat geeft ons deze samenwerking met de anti-revolutiou- nairen? Ook de liberalen zullen ens wel een plaats gunnen in de Eerste Kamer of in Gedeputeerde Staten. Enz. Enz. Men gelieve op te merken lo. dat het bij dit alles niet alleen gaat om eenige plaatsen voor katholieken in openbare colleges te verkrijgen. Het gaat om de meerderheid in deze colleges. Een andere meerderheid, dan die welke er nu gevonden wordt. Men heeft te kiezen tusschen een bijna onbeperkte verdediging van een liberale meerderheid of het samengaan met een andere minderheid. 2e. Het geldt hier ook niet alleen ver kiezingen van personen, maar ook maatre gelen, besluiten, wetten. Het is licht mo gelijk, dat de liberalen, verzekerd van en vast in hun meerd.erheid, een paar verte genwoordigers van andere partijen toelaten. Maar deze brave lieden kunnen dienen als getuigen van wat tegen hun kiezers en vrienden geschiedt. Ziedaar alles. 3e. Er is éene zaak, die men in dit ge ding dikwijls, te dikwijls over het hoofd ziet. Men zegtde liberalen zullen niet vergeten, dat zij onze hulp noodig hadden. Hoe noodig Waar noodig Eenvoudig om tot de meerderheid te komen. Eenvoudig aan de stembus. In het college, waartoe zij gekozen werden, heb ben zij zelfstandig en alleen de meerderheid. Ziedaar het verschil. Antirevolutionai ren behoeven onze hulp, wij behoeven die der antirevolutionairen èn aan de stem bus èn in het college tot hetwelk de ver kiezing recht gaf. Noch aan de stembus, noch verder kan de éene partij zonder de andere iets. En om dit er bij te voe gen het is een feit, dat de onhebbe lijkheden bij de stembus in de colleges de samenwerking der gekozenen niet be lemmeren. Welnu, van dit alles heeft men bij de liberalen niets. Eens gekozen zijn zij vol komen onafhankelijk en het heeft niets verwondelijks, dat de gekozenen de toe vallige bondgenooten bij de stembus spoe dig vergeten. Ook hier kan de ondervinding spreken. Schaakmat. Onder bovenstaand opschrift schrijft Hef Centrum: „Het is gegaan, zooals wij hadden ver wacht. „De Middelburgsche Courant, die dezer dagen weer eens de lang versleten leus aanhief: le cléricalisme Pest l'eunemi en een hoog woord had over den „kleingeestigen overmoed" en het „drijven" der „clericalen", is door den antirevolutionairen Nederlander au pied du mur gezet. „Het Rotterdamsche blad had nl. zijn Zeeuwschen collega uitgedaagd zich niet tot algemeenheden te bepalen, maar met feiten voor den dag te komen en ook maar één maatregel, één woord aan te wijzen, waaruit kon blijken, dat toen ie anti revolutionaire partij in verband met de katholieken aan het roer was, zij anders denkenden niet heeft kunnen dulden of uitstaan. „Het antwoord van de Middelburgsche is een schitterende rechtvaardiging van de zoozeer gesmade „clericalen". Van het kabinet-Mackay (dat dan toch steeds als „clericaal" werd uitgekreten) weet zij niets dan goeds te zeggen maar zoo heet het nu, dit kabinet was slechts gematigd antirevolutionair en had juist van zijn calvinistische aanhangers den meesten last. „Povere uitvlucht en die enkel bewijst, dat het Zeeuwsche blad geen kans ziet zijne groote woorden over de onverdraagzaam heid der „clericalen" te verdedigen en door feiten te staven. „De redactie van de Nederlander ver dient een woord van dank voor de kloeke en afdoende wijze, waarop zij de nietigheid van het anti-clericaal noodgeschrei heeft aan de kaak gesteld Aan een brief uit de Transvaal in de Nieuwe Prov. Gron. Crt. is het volgende ontleend Ik wil u nu een weinig over de kleur lingen schrijven, die men hier ontmoet. Daartoe onderscheid ik kaffers, hottentots, bastaarden alias Kaapsche jongens en koe lies. De laatsten zijn afkomstig uit En- gelsch-Indië. De kaffers kan men weer onderscheiden in Zulus, Zwazies, Basuto's, Makkatees enz. Wat hunne hoedanigheid betreft, ze wisselen meer af in grootte, dan ik ge laatsuitdrukking. 't Is een eigenaardig volkje, die kaffers. HaaBt zou ik zeggen, er is op den ganschen aardbodem geen vroolijker, geen verge- noegder natie dan de kaffers. Bij den zwaarsten arbeid zijn ze nog altijd opge ruimd. Gaarne verrichten ze dien begeleid door een gezang zóo afgemeten en zóo koekoek-een-zang, dat men er op den duur haast zeeziek van wordt en toch klinkt het niet onaangenaam. Ze laten ook niet spoedig den moed zak ken of ze moeten bedrogen worden. Om n een voorbeeld te geven. Onlangs zou een buurman van ons naar Johannesburg vertrekken. Elk die hem kende wist, dat hij schuld achter zou laten en wij konden op onze vingers na tellen, dat de „boy" (zoo worden de kaf fers genoemd) geen penny zou krijgen. Hij zelf echter maakte zich daarover niet warm en draafde dien dag van vertrek maar af en aan. Hij sjouwde pakken weg en deed boodschappen zoo willig en onder dat alles zoo vroolijk alsof er schatten aan te verdienen waren. Met pleizier sloeg ik hem een poosje gade. Juist deed hij weer 'n boodschap. Zingende verliet hij 't huis Plotseling gine hij kreupel loopen sprong toen eensklaps als een kakkerlak omhoog en tuimelde zoo snaaks in 't rond, dat ik mijn lachen niet kon bedwingen. Nu bleef hij even staan, keek naar mij om, begon ook te lachen, wierp zijn hoed in de lucht, sloeg zich onder 't weer opvan gen op zijne billen, dat het zoo klapte, en liep toen weer op een sukkeldrafje verdei" Den volgenden dag kwam ik onzen boy even groeten. Ik vroeg hemhoe is 't, heb je ook „malie" (geld) gekrij Ai konne malie, baas (geen geld, haas). Ik heb niks nie gekrij En daarbij keek de arme drom mel zoo treurig, dat je meelij moest krijgen. Misschien zoudt ge uit dit staaltje de gevolgtrekking maken, dat de kaffers over 't geheel zeer gewillige en gehoorzame schepselen zijn, altijd vaardig o,m te doen wat hunne meesters gebieden. Dit is echter volstrekt niet het geval. Een kaffer is veeleer lui van aard. Hij wil graag geld verdienen en er liefst zoo weinig mogelijk voor doen. Dit wordt u reeds duidelijk uit de zeden en gewoonten, die men nergens beter kan bestudeeren dan in een kafferkraal. Op bijna elke goede boerenplaats staat zulk een kraal. Dit wordt dien kaffers toege staan onder voorwaarde dat zij den boer geregeld van werkvolk en de boerin van meiden voorzien. Daarvoor in ruil mogen zij vrij op de plaats wonen en hun vee er laten grazen. Elke kraal staat onder commando van een kafferkapitein, die voor de goede orde zorg moet dragen en verantwoordelijk hoofd is. In zulk een kraal kunt ge de mannen doorgaans vinden, slapende, rookende en bierdrinkende, terwijl de vrouwen den arbeid verrichten. Het hoofdvoedsel der kaffers is milies (maïs) en vleesch. Onlangs heb ik eens een groepje kaffers ditmaal niet in een kraal, maar zoo maar midden in 't veld, in hun doen en laten bespied. Op een gegeven oogenblik werd er vuur aangelegd en een groote ijzeren pot met water er op gezet. Hier en daar kwam een kaffer voor den dag elk met een stuk vleesch of wat ingewanden voorzien en alles te zauieu werd in dien pot gesmeten. (De kaffers eten graag de ingewanden van een koebeest, waarbij ook niet bijzon der kieskeurig op de hoedanigheid wordt gelethet vleesch eten zij 't liefst wanneer er een reukje aan komt; hierin overtreffen ze waarschijnlijk nog de liefhebbers van hazepeper). De hongerige gezellen schaarden zich nu in een broeden kring rondom den pot, welks inhoud voor en na met een kirie of kor ten stok werd omgeroerd. Het leek aldra op een borrelende groenkleurige soep, en met groot genot werd door deze en gene eens een proefje van de bouillion genomen. Toen het vleesch gaar genoeg was, wer den de messen voor den dag gehaald en ieder tastte lustig toe. Natuurlijk werden geen borden, vorken en servetten gebruikt. Elk zorgt dat hij een klomp vleesch mach tig wordtmet zijn linkerhand houdt hij het eene eind vast, het ander in den mond gestoken, en het mes in de rechterhand snijdt de beten telkens bij de lippen af. Zoo wordt „het endje gedurig korter en ging het vleesch van de botten," ge lijk de man op het ziekbed tegen een be zoeker zei, en daarbij aan een worst en een stuk ham dacht, welke hem ten geschen ke waren gebracht. Na afloop van den maaltijd werd depot aan een kant gezet en nu begonnen ze te rooken. De kaffers doen niet, althans naar ik weet, aan opium schuiven, maar daarentegen zijn ze allen hartstochtelij ke dauge-rookers. De dagge is eene plant, die hier zoo maar tusschen het gras opschiet, Zij wordt ge droogd en daarna als theeblaadjes fijn ge maakt. De rook van deze dagge heeft eene eigenaardige uitwerking, die u wel duidelijk zal worden, als ik vertel wat ik zag. Er werd een groote ossenhoorn voor den dag gehaald. Ongeveer bij de punt is een 'gaatje gemaakt, waarin een houtsn pijpeketel steekt. Hierin wordt de dagge gestopt en met een vuurhontje (het Afri- kaansehe woord voor het echt Hollandsche en immer onvervalscht gebruikte lucifer) of met een stukje vuur aangestoken. Verder wordt de hoorn half vol water gegoten en nu doet elk beurtelings een goeien trek uit den hoorn. Pas is hun de rook in keel en longen gedrongen ef ze beginnen vreeselijk te hoesten [en krijgen daardoor heel wat speeksel in den mond, hetwelk door lange rieten buizen naar den grond wordt afgevoerd. Allengskens komen de rookers in een staat van zoete bedwelming, die hun reeds

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1895 | | pagina 1