NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. legende faacgang. CHRISTELIJK- HISTORISCH 90. 1895. DomMaij 2 Mei. ALLE BETALINGEN VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIËN G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. DEN EERSTEN MEI. UIT DE PERS. Verdiend UITGAVE VAN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Prijs per drie maanden franco p. p 0,95. en Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel Enkele nummers 0,025. meer 10 cent. voor de Zeeuw uit Walcherenuitgezonderd Vlissingen) te doen hij den Uitgever F. P. DHUIJ Middelburg. H E R IJ K. Ka pel Ie, ook voor Schor e, 6 en 7 Mei. Wemeldinge, 8 Mei. Yerseke, 9 en 10 Mei. Hansweert, 11 Mei. Kruiningen, met uitzondering van Hansweert13 Mei. Krabbendijke, ook voor Waarde 14 Mei en 15 Mei des voorm. Rilland-Bath; 15 Mei des nam. en 16 Mei. Duizenden bloemen, duizenden sterren. Tusschen die alle hoe kan het beataan Tu.schen dien nardschenen hemelachen luiater Zonde en verderf en wanklank en duiater, Dat ia 't, o God, Wat, op Satan» gefluister, Van 't Paradijs af Uw mensch heelt gedaan 1 C. v. K., CEz. Alles jubelt rondom ons en spreekt van leven, liefde en lieht. Heerlijk schoon ont luikt 't gebladerte en bosch en beemd tooien zich met bruidsgewaad. Madelieven en viooltjes, veldkers en primulaveer schakee- rer. 't groen van woud en weide. De be zielde schepping, betooverd door de onbe zielde, juicht in 't herbloeiend leven. En de koning der Natuur, ia wiens hand, naar de ordening van haar Maker, haar schep ter rust? Vertolkt hij 't lied der schepping met heilig vuur in een bigden psalm, Hem ter eere, Die al dat schoone schiep, wijl Hij liefde is in 't aangezicht van Jezus Christus, den Zoon Zijns welbe- hagens De mensch, wat doet hij Ik droomde ,of scheen te droomen. En ik zag aan den zoom van een eikenwoud eenige hutten staan, onooglijke, armelijke hutten maar de menschen, die ze bewoon den, schenen gelukkig. Want ze hadden Iran hutten met woudgebloemte getooid, en zij zelf, evenzoo gesierd, jubelden in vroolijke reien rondom den rijk bekransten pijn, in hun midden opgericht. Hun lied ik vertolkte 't aldus Siort u met bloemen, Siert u met kransen, Jeugdige zonen van 't fiere geslacht, Dat in het wapen, Gloeiend voor vrijheid, Eenmaal aan Home de nederlaag bracht. Thans is 't geen krijgszang, Die in uw ooren Galmt als weleer Thans is 'teen Meilied, Ostra, de weldoende, Fraho, den machtige en goede, ter eer. Siert u met kransen, Siert u met bloemen, Doehtren der helden, Germania's trots, Sterker door alles- verwinnende schoonheid, Dan uwe broedren door werpschicht Thapa_'3 'tgeen krijgszang, (en knots. Die vstn uw lippen Helden bezielt Thans is 't een Meilied, Woden ter eere, Die nooit zijngunstenGermanje onthield. En toen 't avond geworden was, flik kerden de meierblitsen en hun vroolijk geflikker scheen mij een dankoffer, oprij zende ten hoogen, met 't gejubel der natuur, op stijgende uit gelukkige en dies dankbare harten. En toch volkomen, waarachtig geluk kig waren zij niet, die vrije zonen van Germania. In dat eikenwoud werden wel eens andere offers gebracht, dan dankoffers. Dan werd er bloed geplengd; bloed van runderen en rossen niet zelden ook bloed van menschen. Hoe kwamen die mannen daartoe? Hoe anders dan uitvreeze voor der goden toorn, vreeze, gewekt door een geweten, dat getuigde van zonde? Neen, in hun schoone bosschen, hun vrijheid on belemmerd genietende, tevreden, wijl zij geen behoeften kenden, dan die gemakkelijk te vervullen waren, waren de Germanen niet gelukkig. Want zij kenden Hem niet, Die verzoening aanbracht en Die de Weg is tot den Vader en tot 't heil in Zijn ge meenschap. Maar daar kwamen mannen van de overzijde des Germaanschen Oceaans, mannen met den mijter op 't hoofd, de krootse in de hand, met d» liefde van Christus in 't hart en Zijn Evangelie in den mond. En zij brachten de boodschap van 't Kruis, en Germania boog zich na langen wederstand. En 't Christendom deed, wat 't altijd doet, 't bracht vrede in 't hart ook te midden van vroeger ongekenden strijd, 't bracht zegen en waarachtig geluk. En eeuwen gingen voorbij, en in die eeuwen geschiedde ontzaglijk veel. En toch, al leek 't dikwijls anders, die eeuwendoor ging 'tEvangelie stap voor stap voort, zijn zegenenden in vloed in alle levenssferen te doen gelden. Door dat Evangelie ook werd eerst en meest 't oog gericht op de wonderen der Schepping en leerde men haar sprake ver staan. Vogelen en leliën predikten voor taan de Vaderzorg des Heeren, de lente sprak van de opstanding in heerlij kheid ja als men de knop zag uitzwellen, terwijl de herfstwind 't geboomte ontbladerde, werd dit een beeld van 't leven des Geestes, dat aanvangt, waar 't zondige vleesch ge kruisigd wordt. O, als 't gekerstend Germania eens zijn Meidag vieren zal, welk een Meidag zal 't zijn Een feest vol heilige blijdschap over de goedheid des Vaders, die Zijn bloemen in de ziele strooit, als in de gaarde. Een feest, waar de blijde verrukking van 't nieuwe leven en de hope op nog grooter heerlijkheid de tong ontboeit tot een on- besmetten lof. Een schare trekt op door de straten eener wereldstad. De bloedroode vaandels worden vooruitgedragen. Uit 't oog dier menigte vlamt hartstocht. Dreigende blikken worden geworpen op den rijker-bedeelde en zijn bezittingen, en een lied rolt van de lippen 't Meilied van thans. Ik vertolk 't aldus Volken, breekt de banden, Volken, breekt het juk! Vrijheid brengt den landen Welvaart en geluk. Al te lange draagt gij Slechts des levens leed. Wat om boeien klaagt gij, Die ge uzelven smeedt Volken, breekt de banden Is 't niet in uw macht Derven mannenhanden Soms ook mannenkracht Is der slaven harten Soms de moed vergaan, Tegen wie ze tarten, Wakker op te staan Volken, breekt de banden, U gesmeed door 't Goud, Dat men uwen handen Straffeloos onthoudt. Uwer zijn de schatten, Opgetast alom. Mart gij ze aan te vatten Wettig eigendom Volken, breekt de banden, Die het Staatsgezag Snoerde om uw handen In den ouden dag. Thans geen vorst regeere Koning is tiran. Sier' de kroon der eere Voorts den arbeidsman. Volken, breekt den kluister Waar de Kerk mee prangt, Die in 't lokkend duister Zwakke zielen vangt. Laat ze onnooz'len dwingen, Dreigend met haar ban, Haar gareel te ontspringen Past den fleren man. Volken, breekt de boeien Die 't Gewsten legt. Dwaas, wie 't „kwaad" verfoeien: Wat ons nut, is recht. Wette men de dolken, Brijz'le men 't arduin, Tot het heil der volken Rij ze uit bloed en puin. Volken, breekt de banden, Eer uw krscht vergaat, Eer gij hoofd en handen Stervend zinken laat Daar alleen is blijheid, Daar alleen gsnot, Waar in 't land der Vrijheid Meester heersch' noch God Ik hoorde en ik sidderde en ik vraagde vanwaar thans zulk een kreet Heeft het Evangelie de menschheid teleurgesteld Maar neen, dat is niet mogelijk. Wat dan? De mensch heeft niet geluisterd 'tis ▼oor zijn rekening, en voor de uwe, voor de onze, voor zoover we wel geluisterd hebben. Niet luid? genoeg hebben wij ge roepen en, sterk in Christus,'getuigd tegert den geest uit den afgrond. De mensch heeft niet gezien, wat hij had moeten zien: den Geest van Christus, doordringende alle verhoudingen des levens; hij heeft niet gezien, en dat is onze schuld, onze zonde dat het Evangelie niet is een leuze, maar een kracht, dat gelooven niet is een vroom gevoelen, maar een doen Van den wil des Vaders hij heeft, in éen woord, niet gezien dat het Christendom dit woord in zijn ruimsten zin de reëelste van alle realiteiten is voor ons leven en handelen en spreken. 'k Hoorde ten derden male een lied een Engel des Heeren zong 't. Hoe zal 'k het wedergeven in zijn volheid, in zijn reinheid, zijn ongerepte schoonheid? Zie, de aarde ontwaakt tot heerlijkheid En jubelt in 't herbloeiend leven. Den roem al wijzer Majesteit Draagt zij, in vlammendschriftgeschreven. Ontwaak dan ook, gij Christuskerk Doorstroomd van frissche levenskrachten Door u slechts, eeuwig jong en sterk Mag nog de mensehheid heil verwachten. Ontwaak, ontwaak tot werk en strijd Nog altijd blijft uw kruisbanieren, Aan Christus' Naam en dienst gewijd 't Aloude „in hoe signo" sieren. Laat reine liefde uw wapen zijn, Die wonden balsemt, smarten lenigt, Tot al wat ergert, spreektverdwijn En al wat samenhoort, vereenigt. Niet langer strij d om beuzelingen Waar alles om ontferming smeekt, Waar 't ziedend bloed in alle kringen Van haastige ontbinding spreekt. Neen, één in Hem, Die stierf en leeft, Getoond, dat slechts met Hem verbonden Het heil,waar vruchtloos de aard naar streeft, Ook voor die aarde wordt" gevonden. En ik hoorde ook verder een antwoord op 'tlied om vrijheid, 'tLuidde aldus: Laat u geen waan verblinden, O afgedwaald geslasht, Dat van geweld en oproer Voor de aard verlossing wacht. Neen, waarlijk, 't is geen vrijheid, Die iedren band versmaadt, Die allen boozen lusten Den vrijen teugel laat. Neen, waarlijk, 't is geen vrijheid, 't Is wreede slavernij, Zich zeiven vrij te weten, Van God en waarheid vrij. Wat schepsel is, gehoorzaamt Een meester boven hem Het luistert naar des Heeren, Of naar des Satans stem. Het draagt het juk des Konings, Die voor de Zijnen leed, Of sleept des Satans kluister, Zoo naamloos hard en wreed. Neen, nimmer is daar vrijheid En nimmer waar genot, Dan als de mensch in Christus Zich dienstknecht weet van God. ANTI CLERIC AAL. De Volksstem neemt hare zuster de Midd. Crt. en de kiesvereeniging Eendracht maakt macht nogmaals onder handen over hare beginsellooze houding bij de aanstaande Staten verkiezing. Uit heel het vertoog van de Middel- burgsche, merkt de Volksstem op, blijkt wel hoe in Zeelands hoofdstad de democra tische politiek beheerscht wordt door de vraag Clericaal of anti-clericaal. Maar sterker nog dan de schimptaal der Middelburgsche pers, spreekt te dien op zichte de houding van de liberale kiesver eeniging daar ter plaatse. Deze' kiesvereeniging toch (die nog wel de democratische vlag in top voert) had, daar zjj zes candidaten voor de Prov. staten stellen inoest, aan eenige heeren die op de voorloopige lijst voorkwamen en geen lid eener liberale kiesvereeniging waren, een schrijven geiicht, waarin de volgende vragen werden gedaan: lo. of gij u rekent onder de liberale partij te behooren „2o. zoo n i e t of, bij politieke ver kiezing door de Staten uw eventueel als lid dier Staten uit te brengen stem door sympathie met de liberale dan wel door sympathie met de antiliberale richting zal worden bepaald of de liberale candi- daat eventueel op uw steun zal kunnen rekenen „3o. of een candidatuur van de centrale vrijzinnige kiesvereeniging door u eventueel zal worden aanvaard." De democratische kiesvereeniging gaf du3 te kennen: als gij niet liberaal zjjt, dat wil zeggen als gij conservatief zyt. wilt gij u dan toch verbinden bij verkie zingen voor de eerste kamer een liberaal te stemmen dan kunt ge onze man zijn. Er behoort moed toe, dunkt ons, zuik een vraag tot eon fatsoenlijk man te richten. Hoe weinig respect voor zichzelf moet men hebben, en hoe laag moet men van anderen denken om hun met zoo iets aan boord te durven komen. Edoch, de liberalen schijnen vooruit ge weten te hebben dat het gevaar niet zoo heel groot was. Slechts een der vier, die zulk een brief ontvangen hadden, gevoelde behoefte- hun den epistel als een prop naar het hoofd te smijten. De heer Van Dunné antwoordde ik houd niet van uw liberalisme. Vlijmend maar waar is voorts wat de Volksstem daarna nog opmerkt aan het adres der Middelburgsche „Wij zijn gelukkig te weinig practisch om zulk een voorbeeldeloos geknoei met beginselen uit een moreel oogpunt voor minder noodlottig te houden dan de zege praal van eenig clericalisme. „Is dat nu, zoo vragen we, de politieke opvoeding die Eendracht maakt Macht, die de elite der burgerij en der pers, te Middelburgaan de zoo diep door haar verachte kerkelijken geeft? „De M i d d e 1 b. C t. overstroomt die kerkelijken met de grofste beschuldigingen. Het is alles egoïstische berekening, een voudig gebaseerd op de zucht om eigen invloeden dien van hunne kerkelijke be grippen over te brengen in het burgerlijk leven." Egoïsme en zucht naar eigen invloed durft zij anderen te verwijten, zij die zelf haar beginsel in den steek laat om toch maar door het stemmencijfer te kun nen triomfeeren En na gewezen te hebben op de politieke winst door radicalen met antirevolutionaire hulp behaald, gaat de Volksstem voort: Hoe kan de M i d d e 1 b. C t. meenen dat z(j dit allee kan verduisteren door haar anti-clericaal fanatisme? De „eischen der practijk" wil zy in te genstelling met vele radicalen niet uit het oog verliezen. Welke eischen zijn dat? Zullen de provinciale staten, indien daarin eens eene kerkelijke meerderheid zitting had, de provincie ongelukkig maken? Men weet beter. In het beheer van het gewest brengt dit geen verandering. Neen, 't eenige zal dus zijn de be noeming van Eerste Kamerleden. Goed, maar kan deMidd. Crt. beweren dat de kerkelijke partijen in de Eerste Kamer reeds hun rechtmatig aandeel heb ben Zij weet dat dit niet het geval is. Om eene meerderheid te behouden waarop de liberale partij niet eens recht heeft, geeft zij dus het voorbeeld van begin selloosheid. Om de „kerkelijke tirannie" te vieren, stelt zy macht boven recht, wordt zij zelf tiran Welk een standpunt Nu als de Midd. C t. na de verkiezing voor de Provinciale Staten, weer democra tisch wordt, zal zy zich niet weinig be droeven over het anti-clericaal intermezzo dat haar goeden naam schade heeft be rokkend, In de houding der liberalen te Middel burg ziet de Volksstem ten slotte „de be vestiging van het conservatisme in Zeelands hoofdstad, ten spot van dé Liberale Unie met hare circulaire, die in Fokker's veste zoo eenparig werd toegejuicht Een knauw te krijgen, zooals de Zeeuw van 30 April het noemde is niet erg. Het bewijst, dat er nog gevoel is bij onze te genpartij. Eéne conditie moet er bij op den voorgrond worden gesteld, de knauw moet geen heimelijke kneep wezen, maar een ridderlijke slag en getuigenis afleggen van een oprecht genieenden strijd. Ik ben zoo vrij, den knauw „den Re dacteur der Zeeuw in mij toegebracht tot de eerste soort te rekenen. Toch wensch ik te doen, alsof 't een ridderlijke slag geweest is, en trachten mij zelf te verdedigen en enkele kantteeke- ningen te maken bij het stukje voorko mende in de Midd.. Crt. d. 28 April. Vooreerst moet ik tot mijn spijt het zeggen, dat ik geloof, dat de Redacteur der Midd. Crt. beter schrijven kan dan lezen vooral als 't stukken van tegenstan ders geldt, en wat het schrijven betreft zich wel eens vergist in het geven van titelsleuzen en dergelij ke zaken. Zoo stond in dat episteltje de volgende zinsnede de zich als leiders opwerpende heeren". Al te veel eer M.de Red. .Geen oogen- blik is in mijn hart de gedachte opgeko men, als leider te willen fungeeren, maar ik heb slechts gedaan waar ieder goed soldaat toe geroepen is n.l. mijn plicht, mijn dure verplichting, om op te komen voor de zaak, die. ik dien en libfheb, op te komen voor de eere; van dien God die ons gesteld heeft, niet om zwijgende ge tuigen''' te zijn, maar om voor Zijn Naam te strijden. Ik heb niets meer gedaan, dan de post betrekken en alarm te slaan, als de vijand in 't gezicht komt en zijne bewegingen na te speuren. Dat u liever gezien had, dat ik mijn geweer in het schilderhuisje gezet had, om dat ter verdediging achter te laten, is vol komen begrijpelijk. Ik wenschte, dat ik zooveel alarm kon slaan, dat er geen enkele soldaat achter bleef, maar ban en achterban in het gelid kwam en over de volle linie slag geleverd werd, vooral na de smadelijke en schim pende taal, die u ons hebt toegeroepen. Het eenige wat ik deed, was voorposten- dienst. Ik verwacht van een leider andere dingen. Waarlijk u hebt u vergist. Uit vreeze dat ik hoogmoedig zou worden verzoek ik u beleefd, mijn arbeid niet zoo hoog te willen stellen. Vervolgens maakt u het ons tot een grieve „ons te bemoeien met de tegenpartij, en belangstelling aan den dag te leggen' voor eens ander mans zaken." Zeer naïef. Was het enkel bemoeizucht, de afstraf-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1895 | | pagina 1