NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 88. 1898.
SaMafl 18 Uprif.
Itegemfe laacpng.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
P A S C H E N.
Schipbreuk en Redding.
f I). P. M. HUET.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
Bi) dit nummer behoort een bijvoegsel.
Onze dooden gaan ontwaken,
Met geruisch van dank en lof
Dauw, als Eden eens besproeide,
Zal beregenen hun stof.
En deze aarde, fel bewogen,
Als bij 't sterven van haar Heer,
Bij bazuingeschal en donder
Geeft haar lijken eenmaal weêr.
Waar is dan, o dood uw prikkel?
Waar, o Helle! uw overmacht?
Aan het Lam, uw Overwinnaar,
Zij de glorie toegebracht
Was het hoogtijd Hem ter eere
Over heel de Christenheid,
Hoogtijd blijve 'tin de h'arten
Op Zijn toekomst voorbereid
In de Vrijdagsmiddagsure
Kwam onlangs een woord tot mij
In de Paaschdagmorgenstilte
Bleef het feestelijk mij bij
„Aardsche zorgen, aardsche twisten
„Om genot, geweld, gewin
„Honderdarmige overheersching
„Onbesuisde vrijheidszin
„Vrees voor Staatsverwikkelingen
Steeds herboren oorlogssehrik!
„Wijkt bij 't feest van deze dagen,
Zwijgt voor 't minst een oogenblik
„Om dat woord alleen te hooren,
„In zijn diepten na te gaan,
„In zijn volheid aan te grijpen
„„Onze Heer is opgestaan
Hoor, o strijdende Gemeente!
Lijders, zondaars, hoort de stem
Hoor haar, Israëls gebeente
't Geldt ook u, Jeruzalem
Uwe dooden gaan ontwaken,
Met gejuich van dank en lof!
Dauw, als Eden eens besproeide,
Zal beregenen hun stof
Waar is dan, o Dood, uw prikkel
Waar, o Helle, uw overmacht
Aan het Lain, dat overmocht heeft,
Dat verlossingen gewrocht heeft,
Dat ons met Zijn bloed gekocht heeft,
Zij aanbidding, lof en eere tot in eeuwigheid
gebracht
Uit „De Hesperiden"van mr. I. da Costa.
FEUILLETON.
O
De Heraut van 5 December 1862 bevat
een brief van ds. Huet waarin hij eene
levendige beschrijving geeft van een schip
breuk door hem meegemaakt op den 29
September van hetzelfde jaar, en waaruit
hij en zijne vrienden zoo genadig gered
werden.
Ter verduidelijking dient het volgende
Den 5 October verliet de stoomboot
„Waldension" Durban (Kaap-kolonie). Er
waren 120 passagiers aan boord, waaronder
veertien predikanten. Onder deze laatsten
waren ook Huet, Lion Cachet, Broekhui-
zem en v. d. Wal met hunne ouderlingen.
Tot Algoa-baai was de reis voorspoedig,
doch de volgende dagen brachten tegen
wind. Maandagavond te 11 uur, de wind
was gekeerd en met groote snelheid ging
het met stoom en zeilen voorwaarts, toen
werden de passagiers op eenmaal uit hun
eersten slaap gewekt door een hevigen
schok. Het schip was gestrand op het rif
van Agulhas.
Ds. Huet beschrijft zijne ervaring als volgt:
„De ontsteltenis en verwarring van het
eerste oogenblik te beschrijven is niet
mogelijk. Half gekleed, en de een den
ander verdringende, stroomden allen naar
het dek. Mannen en vrouwen, moeders
met zuigelingen, jonggehuwden, stokouden
van dagen, kinderen, en ook eene kranke
moeder met zeven kinderen waren aan
boord. De kapitein was, gelijk van zelve
spreekt, terstond bij de hand, en gaf dade-
]jjk bevel om de zeilen in te halen, ter-
ijl hij de stoomboot wilde doen terng-
De Standaard schrijft onder meer
Niet alleen als prediker maar ook als
zanger heeft ds. Huet zijn woord doen klin
ken onder allen, in Europa en Afrika en
Amerika, die onze Nederlandsche taal
spreken.
Wat van Da Costa gezegd is.- dat zijn
lier maar één snaar had, zou men ook
van dezen Airikaanschen zanger kunnen
zeggen. Maar het was een gevoelige snaar,
waar hij de teederste tonen aan wist
te ontlokken. Voor wie die zijn Afrikaan-
sche gedichten kent, behoeft dit nog be
toog.
Wij spraken boven van Ds. Huet's veel
vuldige woordvoeren, en waarlijk zeer
veelvuldig waren de levensuitingen van zijn
geest en gemoed. Man van wetenschappe
lijk onderzoek, van strenge studie was hij
allerminst; hij liet zich te zeer leiden door
de ingeving van het oogenblik. De wissel
valligheid van een bewegelijk temperament
heeft zijn optreden in hooge mate geken
merkt, en dat heeft helaas veel van de
kracht gebroken, die er van zijn bijzondere
gaven had kunnen uitgaan.
„Maar hoeveel hij ook gezworven, hoevele
omdolingen hij ook gekend, beweend en
beleden liebbe" zoo schrijft men ons
uit Goes, uit den kring waar men hem
persoonlijk kende „onder die alle heeft
hij de liefde tot de oude broederen behou
den. „Ook in zijn meest harstochtelijke
vlagen van sarcasme tegen het Calvinisme
sprak hij met de hartelg kste liefde van
zijn oude geestverwanten Kuyper, Lion
Cachet, Brummelkamp en niet het minst
van Groen van Prinsterer zijn ouden vriend
en beschermer."
De Telegraaf oordeelt aldus
Zijne zeer beweeglijke natuur deed hem
minder voor diepgaande studie geschikt
zijn. Theoloog was hij niet, j en hij was
te eerlijk om in het gareel te loopen. Ech
ter bleef hij met innige banden dervriend-
De Telegraaf schrijft abusievelijk
„dagen". Dit is onjuist. Ook ons was't ge
val bekend; doch de bedoelde orgeldraaier
zelf is reeds eenige jaren dood.
keeren, hetwelk evenwel niet gelukte.
Nieuwe schokken en krakingen overtuig
den allen, hoe vast wij op de rotsen staken.
De machinisten ijlden uit de engine, waar
het water reeds instroomde. Aan redding
van het schip viel niet te denken. Vuur
pijlen werden in de lucht geschoten, en
noodschoten werden gelost, die aan het
tooneel van jammer nog grootere akelig
heid bijzetteden.
„Had de achtingswaardige kapitein niet
al zijne bedaardheid en tegenwoordigheid
van geest behouden, en ware hij niet door
allen evenzeer geacht geweest, zoodat zijne
bevelen terstond op het stiptst werden ge
hoorzaamd, ik weet niet wat er van ons
terecht zoude zijn gekomen.
„Op zijn bevel werden terstond de boo
ten losgemaakt, vier in getal, eene waar
van door hem werd afgezonden om het
land te bekennen. Te gelijker tijd werd
door een der Stewarts al de sterke drank,
die zich aan boord bevond, in zee gewor
pen, om te beletten dat iemand daarin
zijn troost zoude zoeken. Intusschen sloe
gen de baren tegen het schip aan, en iedere
schudding vermeerderde de ongerustheid.
Hier waren er, die, op de knieën geworpen
den Heer om redding smeekten. Ginds die
in allerij l wat zij kostbaars hadden bij zich
staken. Elders, die grepen naar middelen,
welke ter ontkoming zouden kunnen dienen.
En wederom anderen die, bij het vooruit
zicht van de nabijzijnde eeuwigheid, elkan
der goeden moed inspraken. Met uitzonde
ring van slechts enkelen, kenmerkte zich
echter de algemeene gesteldheid door eene
groote mate van bedaardheid en ordelijk
heid. Ontzaggelijk waren de uren, als wij
daar stonden, ziende naar het bewegelijk
element, dat ons de weg zoude worden
schap aan al zijn oude vrienden en geest
verwanten verbonden. Over zijne oude
broeders in Afrika, Murray, Robertson,
Eaure, doch ook over oude vrienden in
Nederland moderne en orthodoxe, van
Allard Pierson tot Abraham Kuyper
sprak hij immer met een gevoel van diepe
vereering.
Van Huet kan gezegd worden dat hij
geen vijanden had. Geen vijanden omdat
hij waar was en voor hetgeen hij voor
waar hield met den gloed der overtuiging
opkwam, maar ook ridderlijk introk en
vergeving vroeg, waar hij van ongelijk
overtuigd werd. Vooral de armen zijner
stad zagen hem noode heengaan. Zijn phi-
lantkropische arbeid zal nooit vergeten
worden. Tot den laatsten cent, tot zijn
laatste kleedingstuk werd vaak door hem
weggeschonken. Hiervan zijn treffende
staaltjes bekend.
Een paar jaren geleden kwam een be
kend typisch straatfiguur, een orgeldraaier,
om hem te spreken. Ditmaal als bij uit
zondering meenden de huisgenooten den
man te moeten afschepen, daar de dominé
rust noodig had. De man wilde
echter niet heengaan. Huet hoort het en
roept hem tot zich, P" orgeldraaier toonde
hem dat hij groot gebrek aan een jas had.
„Man", zei Huet, „ik heb maar twee
jassen meer in huis, mijn daagsche en mgn
Zondagsche, ik kan er je dus geen geven
maar ga heen, in de gang is de hangkast,
haal mgn Zondagsche jas er dan maar uit
en maak dat je weg komt".
En de man deed 't.
Provinciale Staten.
Van beide zijden wordt beseft van ho e
groot gewicht de verkiezing voor de
provinciale staten met name in het kies
district Middelburg zal zijn. De Midd. Crt.
grijpt naar elk dienstbaar wapen om de
aandacht ran haar partij af te leiden en
op de antirevolutionaire partij te vestigen.
Ditmaal moest daartoe dienst doen een
ingezonden stukje van den heer Wirtz te
Bedum.
Genoemde heer heeft beweerd, en dui
naar den troon des Allerhoogsten. Ontzag
gelijk de ernst van het spreken met elkan
der bij de gedachtebinnen weinige
oogenblikken staan wij beiden voor den
zelfden Rechter. Ontzaggelijk Jen heerlijk
boven alle beschrijving te gelijker tijd
de gedachtenog weinige oogenblikken
en ik zal het aangezicht zien van Hem,
dien ik hier slechts met het oog des ge-
loofs kon aanschouwen, en ik zal de wer
kelijkheid ondervinden van al die dingen
mij in Zijn Woord geopenbaard.
„Ik voor mij had de gedachte aan red
ding opgegevenmijne dierbare echtge-
noote, reeds eene weduwe in mijne schat
ting, aan den Heiland opgedragen, en
trachtte nu, zooveel ik vermocht dezen
en genen te hulp te komen, toen de boot
terugkwam met de onverwachte en goede
tg ding, dat er een goede landingsplaats
was, en, niettegenstaande de sterke bran
ding, mogelijkheid om de menschen aan
wal te brengen.
„De kapitein gaf daarop bevel om eerst
de vrouwen en kinderen in te schepen,
terwijl hij zelf zich bij de trap hield om
alle ongeregeldheid en instormen in de
booten te beletten. Dit in de booten bren
gen ging niet zonder groote moeite en ge
vaar ten gevolge van de hooge zee. Na
de vrouwen, de ouden van dagen. En de
vier booten verlieten het schip. Daar za
gen wij ze henen zweven, nu eens achter
waterheuvels verborgen, dan weder op de
toppen te voorschijn komende. Zullen zij
landen? Zullen zij aan de rotsen en de
branding ontkomen? Welk een tijd van
angstige spanning voor allen, voor hen
vooral, wier vrouwen of dochters daar uit
hun gezicht verdwenen, om wellicht nim
mer meer op aarde te worden aanschouwd.
zenden in ons land stemmen hem dit van
harte toe, dat ons Chr. schoolwezen zich
ontwikkelt in beslist Calvinistischen geest
en dat de Calvinistische richting in ons
schoolwezen is de nationale.
De Midd. Crt., deze woorden overne
mende, zegt
Yoor deze openlijke en ronde verklaring
van den heer Wirtz dient men eerbied te
hebbenwat hij in het begin daarvan zegt
is ook waar en valt in onze provincie zelfs
waar te nemen. Juist de Calvinistische
geest dringt meer en meer /door, ten na-
deele van het burgerlijk en het geestelijk
leven in stad en op het platteland.
Wij wezen er reeds herhaaldelijk op.
Dat er onder de Protestantuck geloovigen
nog zeer velen zijn, die zich daartegen ver
zetten, omdat zij den nadeeligen invloed
van dien geest op kerk en school onder
vinden, is niettemin een feit.
En als men b(j die allen meetelt debreede
schare van voorstanders der openbare school,
en de katholieken, die hun bijzonder onder
wijs verkiezen, dan is het een stout be
weren van den heer Wirtz dat „de Cal
vinistische richting juist is de nationale".
Daartegen komen wü ten sterkste op-
Die Calvinistische richting is in de
laatste jaren wel toegenomen, vooral door
den steun, dien andere geloovigen uit on
bekendheid of in goed vertrouwen verleen
den, maar de oogen der laatsten worden
meer en meer geopend en het verzet tegen
het .streven der aanhangers van die
richting neemt meer en meer toe. Als
dezen niet nu en dan zich hulden in de
vacht van het lam; schikten en plooiden
om anderen des te gemakkelijk te gebruiken
als hun werktuig ter uitbreiding van hun
invloed, zjj zouden niet zoozeer in macht
zjjn toegenomen.
Dat weten wy in Zeeland het best, waar
die Calvinisten het leeuwendeel verwier
ven by eiken stryd dien zy streden.
Do woorden van den heer Wirtz kunnen
hun goeden invloed uitoefenen, wanneer
zy de oogen openden van zooielen,
die nu nog in goed vertrouwen meewer
ken met de Calvinisten, welke op het plat
teland vooral tal van eenvoudigen meeslee-
pen en niets dan ernstige verdeeldheid op
kerkelijk, twist en tweedracht op burger
lijk gebied zaaien.
Let op dat „die". Red. Z.
Helaasde booten kwamen niet weder.
Reeds begon de grootste ongerustheid zich
van de harten meester te maken, toen een
licht in de verte aan het strand ons deed
vermoeden, dat zij behouden waren ge
land. Langen tijd echter duurde het voor
dat de booten terugkwamen.
„Intusschen bleek het, dat het water
rees en wij ons in den vloedtijd bevonden,
de golven werden al grooter, de dreuning
al sterker, de krakingen al geweldiger, het
instroomend water al hooger, en zagen wg
het oogenblik naderbij dat het ijzeren
vaartuig voor de macht des woedenden
elements bezwijkende, in tweeëen zou splij
ten. Eindelijk kwamen de booten, met
moedige en onvermoeide roeijers bezet, te
rug en namen eene nieuwe bezending me
de, onder welke ook ik behoorde. Niet
zonder moeite door de rotsen henen be
reikten sommigen den wal. Maar wie kan
melden de aandoening van dat oogenblik
als voor het eerst de voet den veiligen
grond mag raken! Hoe vloeien daar tra
nen van aanbidding en dankbaarheid! De
wateren hadden mij omgeven tot de ziel-
toe, de afgrond omving mijmaar Gij hebt
mijn leven uit het verderf opgevoerd,
Heere! mijn God!
„Had de barmhartige God niet alles al
dus beschikt, daar ware geene redding
mogelijk geweest. Had de wind opgesto
ken, of ware een mist, die later in den
morgen inviel, opgekomen, wellicht niet
één ware behouden, daar wij om de klip
pen te ontgaan eenen aanmerkelijken om
weg te maken hadden.
„Rondom een groot vuur geschaard warm
den zich de vrouwen, die allen voor een
groot gedeelte doornat geworden waren,
terwijl de mannen zich aan den arbeid
Wij zullen later nog wel gelegenheid
vinden op dit stukje terug te komen.
Doch wij protesteeren bij voorbaat tegen
de door niets te bewijzen aantijging als
zonden „die" Calvinisten, met name op
Walcheren wolven zijn die zich in de
schapenvacht tooien om argeloozen te ver
leiden. Wij mogen het ons niet laten
aanleunen dat zij er zelfs maar aan den
ken zouden, hunne beginselen in verkie
zingsdagen weg te moffelen om niet-geest-
verwanten te verschalken.
Het „nous sommes issus de Calvin",
uiting der levensbeschouwing van onzen
grooten Groen van I'rinsterer, is ons meer
dan eene leusen veel liever dan haar
te verloochenen, zouden wij alle zetels in
handen der liberalen laten wanneer wij
die zetels door beginselverzaking moesten
koopen.
Maar de Middelburgsche Courant
begrijpt van ons standpunt blijkbaar niets,
en daardoor ontgaan haar deze twee na
volgende feiten.
Het eerste is dat het liberalisme nooit
baas zou zijn geweest in het land en op
Walcheren, zoo het zich niet herhaaldelijk
van de schapenvacht had bediend.
En het andei'e: dat op den breeden
antirevolutionairen grondslag ruimte is voor
Gereformeerd, voor Lutherseh, voor Chris
telijk Evangelisch, kortom voor al wat
Christelijk is en de eere van den Christen-
naam ook wenscht op te houden in het
collegia der Provinciale Staten.
Over beide feiten hebben wij nog het
een en ander in de pen dat wij tot de
volgende week bewaren.
Landbouwvereenigingen.
De Antirev. Nederlander maakt de vol
gende bemerking
„Een gezonde theorie steunt op en werkt
voor de praktijk. Maakt de theorie los van
de praktijk en ze wordt door het volk ge
wantrouwd. Kan dat ook de reden niet
zijn, dat zoo j vele landbouwers de Land-
bouwvereeniging niet bijzonder genegen
zijn? Wat doet die vereeniging voorden
landbouw Tentoonstellingen en wedstrij
den organiseeren, zeker, maar wat meer
zetteden om de booten te ledigen van wa
ter en in zee te krijgen. Dit werk ging
met de grootste moeite gepaard, en niet
tegenstaande alle handen medearbeidden
mislukte de eene poging na de andere door
de kracht der branding, die de booten tel
kens op nieuw met water vulde en de
eene na de andere tegen het strand wierp,
ten gevolge waarvan er twee lek werden.
Eindelijk gelukte het toch eene boot we
der in zee te krijgen, en niet lang na het
aanbreken van den dag, mochten wij ons
verheugen in de heerlijke zekerheid, dat
van de 121 zielen aan boord niet een en
kele was omgekomen.
„Daar waren wij geworpen op de woeste
kusten van Zuid-Afrika. Op het strand
lag het wrak van een kort geleden gestrand
schip. Op de glooiing van een rotsachtig
gebergte was het gezelschap bezig zich te
drogen, terwijl een weinig in, te midden
van bloemdragende struiken, het vrouwe
lijk gedeeite ziph nedergevleid had. De
mist klaarde weldra op, en de stralen van
de reeds aan de kimmen gerezen zon be
straalden een van de schilderachtigste
tooneelen, die het oog kan verlangen, van
rotsen, van zee en van een aantal mpnschen
die zich later vereenigden om met elkander
den God van alle ontferming te danken
voor Zijne groote en wonderbare redding."
Wij voegen hieraan toe dat eenige uren
later het schip in tweeën brak en ver
dween in de diepte terwijl de passagiers
alles verloren hadden. Ds. Lion Cachet
verloor al zijn goed ter waarde van ruim
duizend gulden. Doch èn hij èn ds. Huet
bleven gespaard om nog tot op dezen tijd
fe kunnen dienen als werktuigen Gods ter
bekeering van zondaren.