NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH lo. 70. Somfectfftij 14 Ulaatf. Hegenife lattcgang. W I E VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN De stichting van vrouwe Feyth! LOMBOK. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02E. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. zich met 1 April, a. s. op ons blad abonneert, ontvangt de nog in deze maand verschijnende nommers gratis. Men herinnert zich het voorgevallene in de stichting „het Feytenhof" te Elbu rg, waar de hoogbejaarde echtelieden J. W. Docter enNeeltje Schutvolgens de Roeper geen eten of drinken krijgen, omdat zij naar de Gereformeerde Kerk gaan. Familie en anderen van buiten het gestioht moesten hen van het noodige voorzien. In het Handelsblad wordt eenig licht over de zaak verspreid, waar K. r. H., die de strafoefening tegen het echtpaar ook hard en kinderachtig vindt schrij ft „Vrouwe Feyth stichtte het „Feytenhof" ten dienste van gereformeerde oude lieden. Dat wil zeggen voor zulken, die tot de Gereformeerde, dat is de thans Ned. Her vormde kerk genoemde, behooren. Waren nu de bedoelde oude lieden leden der gereformeerde Kerk, toen men hen in het gesticht opnam, dan is er ge handeld tegen de bedoeling van het tes tament, maar dan jheeft men geen recht Docter en echtgenoote eenige straf op te leggen. Zij zijn en blijven trouw. „Zijn de oude lieden, nk in de stichting opgenomen te zijn, tot de Gereformeerde Kerk overgegaan, dan behooren zij als eerlijke lieden het gesticht te verlaten. Ik weet wel, dat dit moeielijk is, maar de bedoeling van vrouwe Feyth is bekend. Morgen kon er een paar inwonenden over gaan tot de Katholieke kerk. Wat dan?" De heeren W. Heins en A. Van Loo Gz. deelen in den Stand, den vitslag mede van hun onderzoek in deze zaak. Daarbij is gebleken Altijd zijn uitsluitend Hervormden in de stichting opgenomenook Docter en zijn echtgenoote legden hij hunne plaatsing op 10 .Febr. 1881 het bewijs van lidmaatschap der Herv. gemeente overbeide oudjes bezochten getrouw de Herv. Kerk, doch in een langdurige vacature gingen zij later weleens in de Geref. Kerk B op. Omstandigheden maakten het echter wen- schelijk te bepalen dat de verpleegden in de Herv. Kerk moesten samenkomen wanneer een der provisoren te Elbnrg sprak, doch zij werden èn 's avonds èn in de week geheel vrijgelaten. Allen namen met deze regeling genoegen alleen Docter niet. Volgens de letter dier reglementen zouden provisoren de oudjes uit de stichting heb ben kunnen verwijderen, doch zij meenden er zich toe te moeten bepalen hen op de bekende wijze te straffen, jdaar de vrien den van Docter de oudelui in hun verzet steunden en provisoren meenden dat deze vrienden dan ook voor hen moesten zorgen. Dat Docter niet altijd redenen tot tevre denheid gaf, zou big ken uit het feit dat de vorige rentmeester, die nogal met D. bevriend was, bij provisoren een aanklasht wegens wangedrag tegen hem moest in dienen. Van geloofsvervolging is hier dus geen sprake, meenen bovengenoemde heeren wel van barmhartigheid beoefenen. De Standaardmerkt naar aanleiding van deze ophelderingen op dat op het standpunt daarvan, vast staat „dat Provisoren twee oude luitjes, enkel uit hoofde ze niet bij HH. Provisoren kerkten, hun brood niet voor een etmaal, maar voor wekenhebben ontnomen. Nu schijnen ze wat ondersteuning van buiten te krijgen maar anders zouden ze of naar die kerk hebben gemoeten, of ze hadden kunnen verhongeren. Een on- menschelijke straf waarbij het cachot van den Naardenschen korporaal niets is". Wij voor ons hebben ons in deze teere quaestie, zonder nader tweezijdige bekend heid met ds zaak, van critiek onthouden. Wij vermoedden dat de Feyth-stichting indertijd was geërflaat voor niet-Roomsche oudjes; en dat eenvoudig niet gerekend was op de mogelijke „Afscheiding" uit het „Genootschap". In dat geval hadden Pro visoren, gebonden als zij zijn aan de „Regle menten" recht om te handelen gelijk zij dedenmits zij er dan terstond op eigen risico het besluiten aan verhonden hadden om Doctor uit eigen zak en uit vrijwillige bijdragen van voedsel te voorzien. Wij begrepen dat aan den eisch des rechts, niet aandien fox liefde was voldaan. Wij gevoelden dat eerbied voor de uiterste wilsbeschikking der schenkster leiddraad hunner handelingen moest zijn; maar dat zulks niet kon zonder tegelijk de hand der behoudende liefde uit te steken naar den hulpbehoevenden broeder, zulks ook uit eerbied voor eene uiterste wilsbeschikking van een Hoogere dan vrouwe Feyth „De armen hebt gij altijd bij u". Nu echter blijkt dat deze menschen eene attestatie hadden overgelegd uit de Ned. herv. kerk en dus in die kerk ingeschreven stonden, had barmhartigheid heeren Provi soren moeten dringen om tot de zaak het zwijgen toe te doen, wijl aan de letter van het testament voldaan was en het misschien in den geest der stichtster van het Feythen- hofkon zijn het administratief tot de her vormde kerk behoorende echtpaar ondanks dat het niet bepaald bij Provisoren kerkte, te handhaven, althans niet te bemoeilijken. De geschiedenis van Hildebrands Keesje bevat een wijze les aan beheerders van gestichten, hoe zij in het zoeken naar middelen om zonder gewetensverkrachting eene mouw te passen en de liefde is vindingrijk! menigen arme een bene velden levensavond kunnen besparen. Met de conclusie van De Standaard zijn wij het derhalve eens, al blijft de mogelijkheid bestaan dat van de zijde der oudjes of hunne raadgevers ook wel iets vleeschelijks in den strijd is gemengd. Van een jacht op] martelaren afkeerig, gruwen wij ook van een jacht op het mar telaarschap. Nu zeggen wij niet dat zulks hier het geval was, doch er is bij sommige menschen een neiging roor éclat, voor reclame die wij niet gaarne, bewust of onbewust, voe den zouden. En de gevallen zijn niet on bekend. Gevallen bij v. van christelijke onder wijzers die, in eene openbare school werk zaam, opzettelijk en in het oogloopend tegen art. 23 (33) zondigen om vervolgd en als martelaar bij ons geïntroduceerd te kunnen worden. En zoo wist ook bovenbedoeld echtpaar dat op het Feytenhof alleen hervormden, niet (christelijke) gereformeerden werden toegelaten. Bewijs onder meer dat zij een attestatie uit de Hervormde kerk vertoonden. Toch verontschuldigt dat de Provisoren niet die hem zoo zware boete hebben op gelegd. Maar wat nu die attestatie aangaat De Standaard vraagt hoe kwamen ze hieraan Wij weten het nietdooh wij zouden meenen dat hier een geval is van slordige bijhonding van het „lidmatenboek". Eenige jaren geleden zagen wij hiervan nog een staaltje in Den Haag. Daar was een lid der (chr.) gereformeerde kerk tevens lid der hervormde kerk en stemde dapper mede om het kie8collegio in het „genootschap" waaruit hij formeel uitgegaan was, in ge reformeerden geest om te zetten. Hier behoeft dus geen schijn van valsche uit reiking te bestaan, er kan ook een ver zuim in 't spel zijn geweest, waarvan in casu gebruik werd gemaakt. De Standaard, zich plaatsend op het recht- standpunt van Provisoren, zegt intusschen terecht „Zijn nu Provisoren van achteren tot de ontdekking gekomen dat ze een niet-Her- vormde herbergden en oordeelden dat het Testament hen drong straf toe te passen, dan rijzen twee vragen. „Vooreerst, breken ze dan niet het Tes tament door hem woning te blijven ver schaffen „En de andere, indien ze in dit opzicht van het Testament afweken, wat dwong hen dan zoo onverbiddelijk streng te zijn in het kerkgaan, waartoe het Testament geen straf in den huik stelde „De testatrice Fegten was blijkens haar testament eene minnaresse der Gereformeerde religie, die voor medebelijders dier religie zorgen wilde. Zou deze vrouw dan ooit bedoeld hebben, dat aldns in haar naam met de belijders der Gereformeerde religie werd gehandeld?" Hieraan hebben wij niets toe te voegen, dan dat wij den wensch uitspreken dat deze zaak spoedig uit de wereld zij. De politieke tegenstander lacht schamper over zulke averechtsehe toepassing van Jezus' leerde Heere zelf toornt er tegen in Zijn Woord, de gemeente Gods lijdt er de grootste schade bij. Voor alle christenen en christelijke in richtingen, ook voor de christelijke his- torissche partij geldt het schoone woord van den ApostelDat is genade wanneer gij om de consciëntie zwarigheid verdraagt lijdende ten onrechte Maar ook dat andere woord van den anderen ApostelDat niemand van IJ lijde als een kwaaddoener En -voorts blijve in den broederstrijd, zoo zij onvermijdelijk werd, het broederhart warm kloppen, en het vuur daartoe ont- leenen aan het hart van den Heer, in Wiens dichte nabijheid men voor alle bit terheid bewaard blijft. „Dicht bij Jezus". Dit woord van Spur- geon was tevens eene daad, een daad, waar door hij zoovele zielen gewinnen mocht. Het kwam volgens dien in elk opzicht voorbeeldigen prediker, wanneer de broe ders zoo ver van elkander verwijderd wa ren, alleen daar van daan, dat zij te ver van Jezus stonden. En vooral ten opzichte van den arme luistert Gods gebod zoo nauw. Verkiezing Provinciale Staten in Zeeland. Reeds bij den aanvang van dit jaar heb ben wij de aandacht gevestigd op de Pro vinciale verkiezing, die wij voor Zeeland dit jaar tegemoet gaan. Over de verkiezingen, schrijft De Stan daard het volgende. Wie lust aan stemmen heeft, kan er dit jaar z(jn hart weer aan ophalen. Provinciale Staten en Gemeenteraden roe pen beide om gedeeltelijke vernieuwing. Of men nu ook ditmaal voor de Provin ciale Staten storm zal loopen, om ze om te zetten Ons dunkt, zoo ge uw wacht betrekt, om te waken, dat ze niet omloopen, waar dit omloopen uw vroegere winste verspelen zou, is genoeg gedaan- Gelderland, Utrecht en Zeeland werpen, uit algemeen gezichtspunt, het meeste ge wicht in de schaal. Zuid-Holland, Friesland en Overijsel staan reeds minder op den voorgrond. En Gro ningen, Drenthe en Noord-Holland, tellen ternauwernood mee. Niet, dat we daarom in deze laatste zes provinciën den stembusyver wenschen te blusschen. Doe men locaal en distictsgewjjze wat doenlijk is, om zijn politieken invloed te handhaven, en zoo mogelijk uit te breiden. Maar slure men er niet op aan, om aan de provinciale verkiezingen, gelijk een vorig maal, een algemeen e, een n a t ijo n a 1 e, een in hooger zin politieke beteekenis te leenen. Zulk eene beteekenis kunnen ze alleen in de drie eerstgenoemde provinciën hebben. Met name in Gelderland, waar te veel op het spel staat, om het door laksheid in de waagschaal te stellen. Met dit advies vereenigen wij ons gaar ne. Maar zal Zeeland niet „omgeloopen" worden, dan zal de oud-Vaderlandsche spreuk betracht dienen te wordenEen dracht maakt macht." Reeds gaf Hulst ons een voorproefje van het tegendeel te smaken. Moge daar vooral winste w'orden gedaan met de ervaring door tweedracht ging daar in enkele jaren tot tweemaal toe een antirevolutionairen zetel verloren. En de krachten voor eene partij-stemming in ons Staten-college staan op het doodt punt. Yoordracht van Ds. Rogge gewezen veld prediker hij de Lombok-expeditie, in de Schermzaal der Cavalerie te Deventer. Zeer vele der lezers van „de Zeeuw" hebben met groote aandacht, sommigen zelfs met zenuwachtigen ij ver gevolgd alles wat de dagbladen ons van de Lombok-expedi tie hebben medegedeeld. Dat alles ligt nog versch in het geheugen en het ligt ook volstrekt niet in mjjne bedoeling om thans in den breede weer te geven, wat Ds. Rogge heeft gesproken. Naar mijn meening komt het in dezen vooral aan op den persoon, die en de ma nier, waarop hij ons een en ander van de expeditie heeft verteld. Ds. Rogge is voor de lezers van de Zeeuw geen onbekende, en met aandacht zeilen zij zijne opofferende liefde in deze expeditie wel hebben gevolgd. Na het eindigen der expeditie is hij naar Holland vertrokken, om zijn vrouw en kinderen op te zoeken in Deventer. Op vriendelijke uitnoodiging van het be stuur van het Militair Tehuis en door welwillende beschikking van kolonel Juckema van Burmania baron Rengers, trad ds. Rogge 8 Maart voor een groot aantal militairen in de groote Schermzaal der cavalerie op. De zaal was geheel gevuld velen moesten een groot deel van den avond zich met een staanplaats vergenoegen. Onder de aanwezigen merkten we op Kolonel Baron Rengers, Jhr. Strick van Linschoten en vele officieren en gegradu eerden. De afd. van den Mil. Bond alhier wss vertegenwoordigd door twee harer Bestuursledon, henevens de leden der Chr. Mil. Jongl. vereeniging. Men kan aan het optreden van den ge- achten spreker merken, dat het hem goed deed veor zoo'n groot aantal militairen te mogen spreken over de krijgsbedrijven, den moed en de dapperheid onzer ka meraden, die deel hadden genomen aan de Ldinbok-expeditie. Hij heette dan ook den kolonel, h.h. Officieren en verdere manschappen hartelijk welkom en sprak de hoop uit, dat zijn optreden bevorderlijk zou zjjn aan de liefde voor Vaderland en Koningin en aan de verlevendiging van het solidariteitsgevoel tnsschen ons leger hier en dat onzer Overzeesche koloniën. Was het ons een zeker genot indertijd brieven te lezen van ooggetuigen, nog veel krachtiger indruk maakt het, alles te hoo- ren uit den mond van iemand, die zelf den tocht heeft medegemaakt. Zijn voor dracht was zeer aanschouwelijk, zoodat men zag, wat hij vertelde. De aanschouwelijk heid werd bevorderd of liever verkregen door een heldere uiteenzetting der feiten en vooral door eene zeer geleidelijke op eenvolging, terwijl hij meer dan eens be kende personen sprekend opvoerde of met een enkele opmerking een persoon, of toe stand sprekend wist te illustreeren. Door zijn plastische wijze van mededeeling zagen we de vloot der „companie" op de reede van Ampenan, waren we getnigen van hare ontscheping. Met hem wandelden we langs de sohoone breede wegen en deelden zijn ontzag voor de dikke muren. Treilend was de aankomst op het eiland ik dacht aan het binnentrekken der Fran- schen in Moskou. We hoorden nog eens van de onderdrukking der Sassaks door de Baliërs en van de diplomatieke wijze, waarop dezen de onderhandelingen wisten slepende te houden, (juist zooals de Rus sen in 1812). Wij gingen met de troepen mee op marsch naar Mataram en zagen pastoor Yogel opzijn houten knol vooruit bollen, zoo als de spreker tot groot ver maak van ons, het paard beliefde te noe men, waarop die geestelijke bij gebrek aan heter, reed, als wilde hij, volgens generaall van Ham, de Baliërs alleen bevechten. I Aanschouwelijk in hooge mate was zijn' voorstelling van de verschillende deelen van het terrein, weg, hivac, met zijn in deeling, aanschouwelijk het bezichtigen van het lijk van den onechten zoon van den Radja. Op eenvoudige, maar markante wijze, wist hij met sobere trekken den generaal van Ham te schetsen, door het weergeven van gesprekken, die hij op verschillende oogenblikken met den gene raal had gehad en welke gesprekken nu van zelf hoe gewoon ze soms schenen naden verschrikkelijken afloop een somber tragischen achtergrond kregen. Djilantiek zagen we staan met den rng geleund tegen den stam van den waringin, met slnwen blik de voorbijtrekkende manschappen op nemende „alsof hij ze telde." Hoogst aanschouwelijk en daardoor ake lig aangrijpend was het verhaal van het eerste begin van den overval, tien minu ten voor twaalven, toen het eerste schot viel, toen de groote tent, waar men pas zoo gezellig had gedineerd, binnen eenige minuten vol gekwesten was, maar toen ook in een paar seconden de onzen met vuren gereed waren op een, helaas onzichtbare» vijand. Wanneer de spreker aan die catastrophe is genaderd, dan gruwt hij over de laag heid en den bloeddorst der Baliërsdan is het hem of hij in die paniek nog deelt; dan trilt zijne stem van aandoening bn het staren op het lijk van zijn vriend generaal van Ham, van zoo menig dap per officier en soldaatdan dankt hij God, die hem uit duizenden gevaren heeft gered. De geschiedenis van dezen nachtelijken overval is het interessantste gedeelte van ds. Rogge's mededeeling. Men deelt met hem in de gevaren men sluipt met hem langs en tnsschen de hooge muren, voor zien van schietgaten, waarmee de weg van Tjakra naar Mataram geheel omzoomd was, en waaruit de vijand onophoudelij k op de arme, berooide vluchtelingen vuurde. Hij voert u den Dewa-tempel binnen, waar men een goed onderkomen meende te vinden. Hij schildert u de ellende,die onze man nen den ganschen nacht van Zondag 26 op Maandag 27 Ang. daar opeengepakt naast hunne talrijke dooden en gewonden, van alle kanten door den vijand omringd, zonder eten en drinken hebben door gebracht en ge juicht met hom, als ge van verrè de Hollandsche driekleur op Ampenans strand ziet wapperen, onder welker banen men veilig is. Dit gedeelte van de voordracht werd onder alemlooze stilte aangehoord, en ook in de zaal was het evenals in t het bi vak vlak voor het eerste schot zoo stil, „dat men een speld kon hooren val len." De geachte spreker heeft geen woorden genoeg om de orde en tucht te roe men, die bij het leger heerschten. Met be wondering hoorden we van de kalmte van den opperbevelhebber, generaal Vetter, die 'zoo kalm zijne bevelen gaf en in den Dewa-tempel, waar allen, officieren en manschappen den dood verwachtten, zoo rustig sliep. Geen wonder, dat allen van harte toe juichten de slotwoorden van den geachten spreker „Leve het dappere Indische leger Kolonel baron Rengers zeide daarop den spreker en hij geloofde de tolk van al de aanwezigen te zijn hartelijk dank voor zijne belangrijke rede en den aange- namen avond dien hij den militairen be reid had. Veel, zeide Z. H. Weledelgestr. is er over de expeditie in de couranten geschreven, en veel is er door ons over gelezen, het levende woord van een oog- en oorgetuige echter zet aan alles gloed en vuur bij. De hulde door Ds. Rogge het Indische leger gebracht is ten volle verdiend door moed en discipline heeft het na eene smartelijke nederlaag eene roemvolle re van-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1895 | | pagina 1