NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
lo. 66. 1895.
Dtnstfttn 5 Ikiirf.
Hfjjmifp laücpng.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van af I October
'94 is in overleg met
den heer Klemkerk met de ad
ministratie van „de Zeeuw" be
last de heer C. ORANJE Lz.,
Voorstad te Goes, die alle gel
den in ontvangst nemen en voor
de administratie teekenen zal.
HH. geabonneerden die ge
woonlijk bij dhr. Klemkerk betaal
den gelieven hierop te letten.
De Pensioenbeweging.
Middelburg. By de verkiezing op Za
terdag van een lid in het bwtuur van den
Polder Walcheren zyn uitgebracht te Mid
delburg 96, te Westkapelle 13, samen 109
stemmen1 blanco.
Schoolnieuw s.
Gemengde Berichslen.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
EN
van I 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 *5 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
{Vervolg.)
Wy zwijgen van da verschillende arti
kelen door mannen uit het Algemeene
en uit het R. K. Verbond overdepensi-
oenquaestie geschreven. Wij wenschen al
leen de aandacht te vestigen op het ver
schil van meening dat in onzen eigen boe
zem op dat punt heerscht.
De heer Hovy zegtDe pensioneering
van onze loontrekkenden geschiede bij
voorkeur door de patroons bij wie en
zoolang zij in dienst zijn.
De heer Van Alphen wil in het pensi
oen zien bijgedragen door patroons, werk
lieden en gemeente, zoo noodig met Staats
bemoeiing. (Het Groningsche voorstel, gelijk
dit indertijd door den heer Keuning is
toegelicht).
De heer Waal Malefijt zegt: Nooit sub
sidie van Staatswege dan als overgangs
maatregel, met verplichte bijdrage van den
patroon, niet van den werkman, tenzij
deze zijn pensioen wil vergrooten.
De heer mr. v. d. Vegte zegt: in de
eerste plaats moeten de patroons er voor
zorgen; doch waarschuwt tegen onnoodige
pensioneering en geen Rijksbijdrage dan
voor zeer kleinen tijd.
De heer Wormser zegt: Pensioneering
behoort niet noodig te zijn en kan nooit
gunstiger beschouwd worden dan als een
noodzakelijk kwaad. Hij heeft zijn bijbel
geraadpleegd en daarin gezien dat wel van
loon, niet van pensioneering sprake is in de
Schrift. Gods Woord spreekt wel van een
loon dat niet bij ons mag vernachten tot
den morgen. En wie nu pensioneering
uitbetaling van ingehouden loon noemt,
zondigt daarmede tegen dezen door God
gestelde» regelwant het loon mag niet
ingehouden worden. Wie geeft den patroon
het recht om zijn knecht onder curateele
te stellen, iets van zijn loon in_te houden,
en daarvan een potje te maken voor des
knechts ouden dag?
De Standaard die in pensioen ook inge
houden loon ziet, komt echter tot eene juist
tegengestelde conelusie „Wie aan een man
of vrouw loon zal geven, voor de besteding
van hun levenskracht gedurende een be
paalden tijd, kan niet volstaanj met hun
zooveel uit te reiken als noodig is om hen
gedurende dien tijd in het leven te houden.
Immers menschelijke kracht onderstelt om er
te komen eene voorafgaande jeugd van
16 jaren, rustdagen en ziektedagen tusschen
den arbeid in; en een ouden dag die soms
16 en meer jaren duren kan.
Die mensohelijke kracht is alzoo voor
den arbeid niet beschikbaar, tenzij die man
of vrouw, niet enkel gedurende de dagen
en jaren dat ze arbeiden, maar ook de op
voeding die daarvoor was, de rustdagen
daartusschen, en de jaren van rust daarna
bestaan en in het leven blijven kunnen.
Wie den tijd der jeugd, der rustdagen en
van den ouden dag door de philantropie
betalen laat, laat die weldadigheid niet be-
wyzen aan den werkman, maar aan de fa
briek, aan de werkplaats of aan het land
bouwbedrijf, dat anders het tekortkomende
in het leven had moeten aanvullen.
Uit dien hoofde ijveren we zoo beslist
Voor het arbeiderspensioen, omdat het over
laten van de ouden van dagen aan de wel
dadigheid of aan het armbestuur, welbezien
niets anders is dan een te hulp roepen van
die weldadigheid door de industrie eu door
den landbouw.
Een arbeider die voir zijn arbeid niet
meer ontvangt dan om in die eene week
te leven, ontvangt te weinig. Er is in
zijn leven een teleort. En dit tekort kan
hem niet anders vergoed worden dan in den
vorm van pensioen. Een pensioen dat vol
strekt geen aalmoes is, maar eene nabetaling
van wat hij aan loon te weinig ontving."
Hiermede stemt overeen wat door den
heer Lohman op het Sociaal Congres is
gezegdDe arbeider geeft in dienst van
zijn patroon niet alleen zijn werk, maar
ook een stuk van zijn leven.
En hiermede zijn wij aan de princi-
piëele zijde der zaak genaderd. Moge dit
van onze zijde in de bedoelde vergade
ring duidelijk op den voorgrond gesteld
worden. Zal de pensioenbeweging iets ver
mogen dan dienen wij goed te weten wat
wij willen.
Daar doen zich in deze quaestie zooveel
vragen voor, wier beantwoording aan de
practijk dient getoetst.
En als een eersten stap misschien om tot
eene practische oplossing te geraken be
schouwen wij de motie Heldt.
De heer Greveling heeft uit zijn dienst
tijd enkele mededeelingen gedaan die wel
waard zijn dat de militaire autoriteiten er
nota van nemen. Dat zij dit doen zullen,
lijdt bij ons geen twijfel. Vooral op het
punt van lezen en verspreiden van chris
telijke lectuur moesten zij niet vijandig
zijn. Christelijke bladen komen in hun stre
ven omhun roeping en devies'getrouw tezijn,
vaak veel te kortdoch zij kw eeken geen
insubordinatie, integendeel zij [prediken ge
hoorzaamheid aan de van God gestelde mach
ten. Daarom handelen officieren die chris
telijke bladen uit kazernes en eantines weren
niet leep en evenmin dapper.
Dat men met ons blad niet veel op heeft
hindert ons weinigmaar er zijn betere die
men niet weren moest. Met name Standaard
Patrimonium en Christelijk Volksblad van
Van Sijn behoorden in geen enkele cantine
te ontbreken. En zie zelfs laatstgenoemd
blad schijnt men niet genegen te zijn. Be
paald wijl men het niet kent.
In de kazerne te Magelang moet, blijkens
informatiën van de Twee Provinciëneen
officier een exemplaar van Van Sijns Volks
blad dat een soldaat verspreiden wilde, heb
ben verscheurd en den soldaat kort en goed
verboden hebben christelijke leotuur in de
kazerne te brengen.
En op datzelfde christelijke blad is met
name Hare Majesteit de Koningin geabon
neerd 1
Onderstaande lezen wij in Patrimonium.
Het is van de hand van bovengenoemden
oud-sergeant Greveling
„Het Handelsblad klaagde indertijd dat
de miliciens van den vroegen morgen tot
den laten avond werden uitgevloekt. In
stee dat de officieren het vloeken tegen
gaan, moedigen zij hunne ondergeschikten
daartoe aan. De officieren vloeken zelf.
Bij het Algemeen Depot van Discipline te
Vlissingeneen inrichting waarover ik
thans met het oog op de plaatsruimte niet
zal schrijven, wordt de soldaat voor zede
lijke verbetering aan de strengere krijgs
tucht onderworpen. Allerlei kleine straf
bare overtredingen bestaan aldaar, waar
streng, zeer streng de hand aan wordt
gehouden.
De eerste bepaling zegt dat het verboden
is te vloeken of onzedelijke taal te spreken.
Nu maakte ik van een vloeker rapport
aan den luitenant S. En wat deelde de
officier in tegenwoordigheid van den soldaat
mij mede? Dat het rapport niet behoefde
opgegeven te worden omdat hij (de officier)
ook wel eens vloekte, en het dus zoo erg
niet was. Een dergelijk optreden van den
luitenant S. bij zulk een inrichting, waar
streng de hand wordt gehouden aan de
nietigste order, eu waar bepaling. No. 1
het vloeken of spreken van vuile taal ver
biedt, geeft wat, geeft veel te denken. Had
de man in de houding staande met de oogen
gedraaid, dan had er rapport moeten ge
maakt worden thans, nu hij vloekte, en
de eer van God, den Heer der heeren en
den Koning der koningen, aanrandde
ging hij vrij uit. De officieren vloeken
zelf. De luitenant Y. M. van die inrichting
vloekte herhaaldelijk. Daarover sprak ik
den commandant, doch dit baatte niet.
Want toen ook ik op zekeren keer bij hem
kwam, dankte hij mij af, zich omdraaiende
en vloekende. Des middags vroeg ik een
vertrouwelijk onderhoud, dat mij verleend
werd. „Luitenant, ik wenschte u te spre
ken ook over het vloeken van dezen middag",
zoo sprak ik hem aan, doch nauwelijks
had ik dit gezegd, of door allerlei zenuw
achtige bewegingen, wilde, korte zinnen
en bedreigingen uitstootende, joeg hij mij
weg. Ik verdedigde mij den volgenden
morgen bij den commandant over het rapport
van dien officier; allereerst er mijne ver
wondering over te kennen gevende, dat de
luitenant het vertrouwelijk onderhoud had
openbaar gemaakt. De commandant zeide
mij dat ik een voorbeeld van zedelijken
levenswandel voor mijne minderen was,
doch voor mijne meerderen had ik geen
verantwoording. Hij strafte mij met acht
dagen kwartier-arrest, niet omdat ik een
officier op het ongeoorloofde van het vloeken
had gewezen (dit zou in mijn strafregister
toch al te onteerend voor den officiersstand
hebben gestaan), maar omdat ik een
officier een ongepaste bemerking had ge
maakt.
Diezelfde officier trad in het laatst der
maand September zoo onridderlijk tegen
mij op, dat het beter gevoeld dan uitge
sproken kan worden. Op een bovenver
dieping, achter een raam, constateerde hij
dat mijn geheele klasse recruteu, waarmede
ik exerceerde, had gelachen. „Het is mijne
gewoonte niet achter een raam te gaan
staan van avond deed ik dit," zeide hij,
en gaf mij te kennen het bovenstaande te
zullen rapporteeren. Dit feit was niet waar.
De commandant zeide daarop mijne klasse
manschappen als getuigen te zullen hooren,
doch strafte mij al vast met het vernede
rend vonnis, mij als onbruikbaar onderof
ficier tot wegzending voor te dragen (twee
jaren was ik by die inrichting geweest
één jaar behoefde ik slechts daar te zijn)
mijn zaak was nog niet geheel onderzocht.
Toen ik 's middags in de kazerne terug
kwam, bleek mij dat die officier zijn woord
niet had gehoudengeen mijner man
schappen was als getuige gehoord en mijne
mutatie vermeldde niet alléén het lachen,
maar ook het by herhaling niet stilstaan
mijner klasse mij bp het onderzoek niet
ten laste gelegd. Met veertien dagen ka
merarrest en de vernederende overplaatsing
naar het garnizoen te Helderwerd ik voor
die inrichting voorgoed onschadeiyk ge
maakt en zedelyk gedwongen ontslag
uit het leger te vragen.
Hoe groot moet niet de haat van dien
officier tegen een belpder des Heeren zyn
geweest, om zulk eene in eigen oogen reeds
zoo vernederende houding aan te nemen,
om daardoor eene beschuldiging te zoeken
om te treffen 1 De veredelende invloed van
het Christendom wordt buiten de kazerne
gehouden en geschuwd als de pest."
De Volkscourant van Appingadam ver
haalt een niet onaardige anecdote van Dr.
Schaepman Het was op het letterkundig
congres te Kampen. Mtn zat vroolijk aan
het gemeenschappeiyk diner, waar Schaep
man gezeten was naast mevrouw Lina
Schneider met wie hij zich den geheelen
dag met zijne gewone galanterie nog al
onledig gehouden had. Er werd gedronken,
geschertst en gelachen en een der disch-
genooten het bekende toenmalige kamer
lid van Eek, uit Middelburg, een man
evenzeer vermaard om zyn groote be
kwaamheden als om zyn leelijk gelaat
stond aan het dessert op met het glas in
de hand en stelde een dronk in op het
engagement van Dr. Schaepman met Lina
Schneider.
Natuurlijk uitbundig gelach, maar voor
dit nog goed tot uitbarsting had kunnen
komen was reeds de schonkige figuur van
Schaepman, die toen nog de korte broek
droeg, overeind en deed allen verstommen.
Daarop verzocht hij met allen ernst de
dischgenooten hun glas niet te ledigen, om
dat wat de heer van Eek had medege
deeld, onwaar was. Maar voegde hy er
by als er nog eens eenmaal iets van
mocht komen dan zou hij zeker niet zoo 'n
leelijken postillon d' amour kiezen als de
heer van Eek.
Die anecdote geeft een beeld van den
gezelligen toon in Schaepmans conversatie.
Busken Huet bespreekt Schaepmans gedicht
Parijsniet zeer waardeerend, en dit is te
verklaren, omdat Busken Haet leefde uit
den Parijschen geest.
Naar waarheid zegt hy er o.a. dit van
In Parijstrekt Schaepman god Yoltaire
(den revolutiegeest) aan de eoren
Ter navolging voor de Nederlandsche Re
geering schijnt ons onderstaande toe dat
wij aan het Maandblad tegen de Verval-
schingen ontleenen.
jgDen 13en Januari 1.1. zyn in de vier
provincies Perm, Oufa, Orenburg en Samara
de wetten in uitvoering gebracht, die de
Keizer van Rusland den 29sten Dec. 1.1.
heeft uitgevaardigd, en ten doel hebben
het alcoholisme te bestrijden. De minister
van financiën deelde in een circulaire aan
de gouvernementsbesturen mede, dat de
wetten by wijze van proef in de vier pro
vinciën zullen worden ingevoerd, dat men
meent er mee te bereiken de zedelijke en
physieke gezondheid van het volk te ver
dedigen tegen den verderfelij ken invloed
der kroegen, zooals die tot nu toe beston
den het volk moet de voordeelen der
matigheid begrijpen en zelf leeren mee
werken aan de hervorming, die de Staat
ondernomen heeft. Daarom worden tegelijk
met dien verkoop van spiritualia door den
Staat matigheids-genootschappen opgericht;
deze zullen door populaire lezingen, de
oprichting van volkskoffiehuizen, en door
de organisatie van populaire vermakelij k-
heden krachtig meewerkende minister
van financiën voegt aan zyn manifest toe,
dat de belasting op den verkoop van
spiritualia in den beginne zeker een aan
merkelijke reductie in de staatskas zal
teweegbrengen, dat deze echter ruimschoots
zal worden vergoed door de veriqgerderde
productie en besparing van het volk.
De uitwerking van hevige koude op de
verstandelijke vermogens.
Hevige koude oefent een verdoovenden
invloed uit op de verstandelijke vermogens.
Een ieder, die gedurende korferen of lan-
geren tijd een zeer lage temperatuur te
verduren heeft gehad, zal bespeurd heb
ben, dat zyn wilskracht verminderde en
dat dikwijls het geheugen tijdelijk ver
zwakt werd.
Wellicht zyn die verschijnselen nooit be
ter in het groot waargenomen dan by den
terugtocht der Franschen van Moskou. De
troepen leden zwaar doorhonger, vermoeie
nis en koude van de laatste misschien
het meest. Een Duitsch geneeskundige, die
een detachement van zijne landslieden be
geleidde, heeft een interessant verslag na
gelaten van de beproevingen gedurende
dezen terugtocht. Tot de eerste verschy n-
selen, die als gevolg van de koude werden
waargenomen, behoorde verlies van het
geheugen. Dit betrof niet alleen de door
allerlei ongemakken uitgeputte mansehappen,
maar ook hen, die nog by krachten wa
ren. By het intreden van een temperatuur
van ongeveer 5° F. boven nul bleek, dat
vele soldaten de naaien der meest gewone,
hen omringende zaken, vergeten hadden
eveneens de namen van het voedsel, waar
van het gemis hen deed omkomen.
Velen vergaten hun eigen namen en die
hunner makkers. Bjj anderen werd stoornis
van de verstandelijke vermogens op nog
duidelijker wijze waargenomen, en sommi -
gen werden voor altijd krankzinnig.
De uitwerking was waarschijnlijk niet
alleen aan de koude toe te schrijven, want
een temperatuur van 0° F werkt veeleer
opwekkend dan verlammend op een goed
doorvoeden en gezonden mensch. Men had
in het omschreven geval te doen met half
verhongerde soldaten, op een armzalige
wyze gekleed, afgemat door lange mar-
schen, terwijl velen reeds verzwakt waren
door dysenterie en andere ziekten, en allen
vei keerden in een ter neder geslagen ge
moedstoestand, zooals dat altyd het geval
is met een leger dat een nederlaag geleden
heeft. Onder die omstandigheden was dus
geen buitengewone graad van koude noodig,
om de vermelde psychische uitwerking te
doen ontstaan, welke anders alleen worden
waargenomen by blootstelling aan een zeld
zaam lage temperatuur.
{Maandbl. tegen Verv.)
4 Maart '95.
Tot adjunct-commies 2e kl. terProv.
Griffie van Zeeland is door Ged. Staten
benoemd, de heer A. J. de Nood, te Mid
delburg.
Volstrekte meenderheid 55. Hiervan be
kwamen de heeren Mr. P. J. F. v. Voorst
Vader 101, Jkr. de Jonge van Ellemeet
5 en C. J. Huvers 2 stemmen, zoodat eerst
genoemde gekozen is.
De afdeelinge* der Tweede kamer
hebben gekozen tot rapporteurs over de
overeenkomst met België betrekkelijk den
invoer van vet en vee de heeren Meesters,
van Bylandt, Hennequin en Donner.
Kerknieuws.
Ned. Herv. Kerk,
Op zestallen by de Ned. Herv. kerk te
Leiien komsn voor de namen vands.
Vethake te Overschieds. Talma te Vlis
singen ds. Lammsrink te Scheveningea
ds. P. S. Meerburg te Capelle aan den Ysel
en ds. H. H. Barger te Bloemendaal.
Beroepen te 's Heer Hendrikskinderen
ds. H. Vermaas te O. en W. Souburg.
Aangenomen naar Arnhem door ds. A*
S. Talma te Vlissingen.
Bedankt voor Willemsoord door ds. P.
J. Kromsigt te Scherpenissevoor
Rossem door ds. P. Bokma te Bruinisse
Benoemd tot onderwijzer te Tlissingen
de heer C. L. v. d. Weijer te Rotterdam.
De heer J. H. der Weduwen is aan
de Universiteit te Amsterdam toegelaten
tot het 1ste gedeelte van het arts examen.
Het Rijkstelegraaf kantoor te Goes ver
zond gedurende de maand Februari
1895 605 telegrammen, ontving 566, over
genomen en verder geseind werden 295,
totaal 1466 telegrammen.
Ont- Ver-
Kantoren. vangen, zonden. Totaal.
Baarland9 14 23
Borsele12 12 24
Driewegen 5 3 8
Ellewoutsdijk 12 6 18
't Gravenpolder 19 10 29
's Heer Arendskerke 23 25 48
's Heerenhoek 18 29 47
Heinkenszand 8 14 22
Hoedekenskerke 27 11 38
Kamperland 20 14 34
Kloetinge 5 3 8
Nieuwdorp 8 15 23
Nisse6 17 23
Ovezand 9 5 14
Wolfertsdyk 30 22 52