NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Dinsifag 5 drcöcuad.
Jlcpufe faacganij.
CHRISmiJK-
HISTORISCH
ito. u. m.
Egypte ea Kanaan.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie'maanden frano p. p0,95.
Enkele nummers0,02®.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
„Een vergissing".
De Minister van Houten zeide, ii zijne
rede van 25 Januari
„Het komt mij uit de wijze wafrop de
geachte spreker (de Savornin Lohmn) gis
teren sprak voor, dat hjj een terreir heeft
verlaten dat door hom b(j de groniwets-
herziening werd ingenomen. De geacht spre
ker beproefde niet meer aan ons staatrecht
een andere wending te geven ten aazien
van de verhouding tussehen Kroon en Sta-
ten-Generaal. Dit was zeker een voonaam
politiek geschilpunt tussehen ons. I.' dat
vervallen, dan wordt vruchtbare sanen-
werking tussehen ons op menig terein
mogelyk."
De Boodschapperverhalende hoe )yn-
lijk haar deze woorden hebben aangedian,
onthoudt zich „om het ongeloofelij ke" ran
gevolgtrekkingen, en leeft „in het 'ast
vertrouwen" dat een nadere toelichtingtal
worden gegeven die „naar wij hopen de
antirevolutionaire partij zal kunnen ;e-
ruststellen".
„De heer Van Houten heeft geconsta
teerd dat de heer Lohman op het puit
van de verhouding der Kroon en Statu
Generaal, van de Overheid en het Vok
de antirevolutionaire lijn heeft veriatin
en is gekomen op de lijn van dien Mins
ter. Had hij daartoe recht Ons dunlh
dat het publiek in het algemeen en onzt
partij in het bijzonder, van een man all
Prof. Lohman, die steeds een zoo invloed-
rij kei positie bij en in onze party had een
antwoord op deze vraag mag verwachten.
De heer Lohman nu antwoordt onder
bovenstaand opschrift aldus
„Blijkbaar eene vergissingtrouwens
de Minister had de gedrukte rede niet, en
ging dus af op de herinneringen. Ziehier
de betreffende zinsneden
,Laat ons niet vergeten, dat in onze
Staatsinrichting die beide bevoegdheden, van
Regeeringen Staten-Generaal, dooreenvloei-
en dat hier te lande de Staten Generaal
een zwaard in handen hebben, dat zeer ver
reikt en zeer scherp is, en dat daarom ook
met de grootste voorzichtigheid moet wor
den gehanteerd.
Wy staan hier niet alleen om te contro
leeren, maar, of wjj willen of niet, wij
beslissen en gouverneeren feitelijk mede, en
dan acht ik het de plicht van de Staten-
Generaal op te komen niet alleen voor de
rechten van het volk, waarvoor trouwens
de Minister evenzeer heeft te waken, maar
tevens voor een behoorlijk Gouvernement.
Laat ons dit niet uit het oog verliezen.
Deze Kamer zal misschien zoo lang niet
meer levenmaar na ons komt een nieuwe
Kamer met nieuwe inzichten, maar die toch
de opvolgster is van onze traditiën en dan
zou het, zoo wij haar hierin waren voorge
gaan, wel kunnen zijn, dat zij met al hare
macht niets tot stand bracht, juist omdat
zij, steeds zich inbeeldende de vrijheid te
moeten verdedigen tegen een absoluut Gou
vernement, te veel uit het oog verloor, dat
zij in onze tegenwoordige bedeeling mede
gouverneert, en dat zij door onredelijken
tegenstand elk Gouvernement onmogelijk
maakt."
Dedooreenmenging van tweëerlei roeping
brengt tweëerlei in Bchijn tegenstrijdig
gevolg te weeg.
Eenerxijdsverzwakking van de gou-
vernementeele kracht, omdat bij elke han
deling de Rege.ring de Staten-Generaal
moet ontzien
anderzijdsverzwakking van controle
door de vertegenwoordiging, omdat by elke
kritiek de Staten-Generaal aan de politieke
gevolgen indachtig moeten zijn.
Daarom drong de antirevolutionaire par
ty steeds aan op meerdere zelfstandigheid
van het gouvernementbestreed zij b. v.
de verwerping der begrooting om andere
dan om finantieele redenenachtte zij
althans een deel van haar invoering
van algemeen stemrecht, zoolang gouver-
nementeele zelfstandigheid niet heter gewaar
borgd is, eer een achter- dan een vóór
uitgang.
Eene staatsinrichting als die van de de
mocratische republiek der Vereenigde Sta
ten heeft dooreenmenging van bevoegdhe
den weten te vermijden. Zij is gevormd
naar het model, dat zij tijdens het ont
staan der republiek voor oogen had in het
koningschap onder Georg IIImet zijn
zeer krachtig persoonlijk gouvernement.
Voortdurend, ook in den laatsten tijd, werd
van de antirevolutionaire zijde, (fractie
Lohman) daarop de aandacht gevestigd.
Maar wij leven nu eenmaal onder een
gansch andere staatsregeling zoolang deze
niet gewijzigd of verbeterd is, houdt een
praktisch staatsman dit in het oog althans
zoo hij geen lust heeft in de parlemen
taire anarchie der Pransche republiek".
Regeering en volksvertegenwoordiging
Volgens de eenig goede antirevolutio
naire beginselen moeten er zijn een regeering
en een vertegenwoordiging van het volk.
Voor Nederland een Koning of Konin
gin, die het gezag bekleedten daarnaast
een Staten-Generaal, die tegenover de re
geering kan en moet opkomen voor de vrij
heden van het volk, voor de rechten, welke
God de Heere aan de onderscheidene krin
gen heeft gegeven.
En wat ziet men thans? Juist het om
gekeerde van wat wij hier als het eenig
goede aangaven geschiedt.
Een regeerende vertegenwoordiging heb
ben wij, schreef de heer De Savoenin
Lohman voor een paar jaar in zijn hoogst
belangrijke en lezenswaardige brochure
Partij of Beginel
„Regeering en vertegenwoording zijn ten
onzent feitelijk één in dien zin, dat, als het
er op aankomt, de eerste voor de laatste
meet bukken. De ministers gevoelen zich
niet meer in de eerste plaats verantwoor
delijk aan de Kroon, maar aan de volks,
vertegenwoordiging, welke, door het regee-
ren onmog-Jijkte maken aan ieder die haar
durft weerstaan, de Regesring steeds tot
toegeven kan dwingen, en dus zelve de
grenzen van haar macht bepaalt. Deze macht
heeft zij, in strijd zelfs met de oorspronke
lijke bedoeling van den grondwetgever, steeds
weten uit te breiden".
Hooger dan de Regeering, das de Ko
ningin, staat dus feitelijk hier te lande de
volksvertegenwoordiging. Niet de Koningin,
maar de Kamer ontslaat bijv., niet in theorie
maar feitelijk, „naar welgevallen" de Mi
nisters. Zij heeft daartoe slechts de begroo
ting van een minister af te stemmen. Men
herinnere zich slechts de afstemming van
Keuchenius' begrooting.
Iets dergelijks ziet men niet in Duitsch-
land, zelfs niet in Engeland.
In Duitschland, waar het algemeen kies
recht bestaat, kan de Rij ksdag de Ministers
niet dwingen tot aftreden.
Daar worden de begrootingen voor en
kele jaren vastgesteld; en ook al worden
deze afgestemd, dan nog kunnen de Ministers
aanblijven, daar de Grondwet in dit geval
voorziet, zoodat de noodige uitgaven kunnen
geschieden. Een verwerping van een be
grooting hier te lande daarentegen staat
gelijk mot het stilhouden van één of meer
raderen van de regeerings-machine.
Graafschapper
Der antirevolutionaire partij in de eerste
kamer is er ook nog.
Dit bleek uit den weerklank op de partij
in de tweede kamer, die men af en toe te
hooren kreegen uit d» verdeeldheid waar
onder tegen de wet in zake Opsterland
werd opgetreden.
Tegen laatstgenoemde wet sprak en stem
de mr. Engelberts, zich daarbij geheel
plaatsende op het standpunt van mr. Heems
kerk en gedeeltelijk op dat van dr. Kuyper
ongrondwettigheid, en niet aanwezig zijn
van grove verwaarloozing.
Tegen de wet protesteerde ook de heer
Godin de Beaufort, die bij zyn stem voor
het ontwerp zich plaatste op het standpunt
van den heer A. Mackay.
De overige heeren Schimmelpenninck,
v. Lijnden en v. Pallandt stemden er
voor.
Nog bij andere punten werd liet woord
gevoerd. Onder anderen protesteerde mr.
v. Lijnden tegen het koninklijk besluit
van 24 Deo. tot beperking van de aan
spraak der bijzondere scholen op rijks-snb-
sidie pleitte mr. Engelb rts gelijk recht
voor de Rijksuniversiteiten en voor de
Vrije ten opzichte ook van hot verleenen
van graden kwam de heer Schimmelpen
ninck krachtig op tegen het opium schui
ven op Lombok, dat in uitzicht is ge
steld, nu dit wingewest uit lieidenseke
in chriatenhanden is overgegaanen trad
de heer Godin de Beaufort, de oud-minis
ter van finantiën, op voor de flnancieele
rechten on belangen der gemeenten tegen
over eene Rijksregeering die niet of niet
afdoende tegemoet komt.
j|Melden wij nog dat van de liberale
leden de heer Bultman het krachtig voor
den landbouw, de heer Wertheim het voor
de neutraliteit van het openbaar onder
wijs opnam.
De heer Bultman laakte zeer het stelsel
door dezen minister gevolgd in zake mond
en klauwzeereen zeer drukkend stelsel
voor de betrokken landbouwers en daaren
boven geheel nutteloos. Tegen deze vee
ziekte is niets doen het beste, zeide de
heer Bultman.
De heer Wertheim had het over den
geest van vele openbare onderwijzers, die
buiten de school socialistische theorieën
propageeren wat hij in strijd acht met de
neutraliteit, voorgeschreven in artikel 33
terwijl de minister deze heeren, blijkens,
ook in ons vorig no. opgenomen, uitlatin
gen in zijne Memorie van Beantwoor
ding in bescherming nam. Bovendien
had de minister in de tweede kamer
op een dergelijke klacht geantwoord
dat er geen reden van tusschenbeide komen
was, wanneer de onderwijzer blijkt slechts
de meeningen van zijn omgeving te vertol
ken de leer der betrekkelijke (relatieve)
neutraliteit dus. Dit was ook de grief van
mr. Pynacker Hordijk. De minister was
echter niet tot wijziging zijner meening
op dit punt te bewegen. Hy vindt dat
artikel 33 derde lid moet blijven wat het
altoos waseen doode letter en dat de
regeering geen maatstaf van harentwege
behoeft vast te stellen voor de al of niet
christelijkheid en maatschappelijkheid van
sommige deugden. Immers zegt hij -
de geest die door de orthodoxen op de open
bare school wordt gekweekt, wordt door
de socialisten op hun beurt ook weer voor
slecht gehouden.
Ook dit korte debat bracht de natie weer
eene schrede nader aan het ideaal dat de
school moet worden vrij, behoorende aan
de ouders, onder toezicht der ouders, be
heerd door de ouders en dat de Staat alleen
optrede als administratief college, hetwelk
slechts bijpast wat de kosten meer bedragen
dan die voor gewoon lager onderwijs.
Dan is er geen regeerings-maatstaf noodig
dan houden de klachten op, klachten over
slechte uitvoering van artikel 33, die
dan natuurlijk in eigen boezem worden
behandelden vervalt ook de mede
verantwoordelijkheid voor het inbrengen
van een „slechten geest" in de openbare
school.
Lezing door ds. A. H. Gezelle Meerburg.
II.
YAN EGYPTE NAAR KANAaN.
Van Egypte naar Kanaan. Welk eene
gedachte 1 Al was het niet langs denzelf
den weg, toch maakten wij dezelfde reis,
welke de patriarchen, welke Jezus heeft
afgelegd.
Van Cairo gingen wij naar Port-Saïd om
vandaar naar Joppe over te steken. Onze
reis liep gedeeltelijk in dezelfde richting
als de kinderen Israels op hunnen uittocht
waren gegaan. Wij kwamen aan de Roode
Zee. De inham van de Roode Zee was ech
ter bij den uittocht veel Noordelijker ge
legen dan thans. Te Port-Saïd gingen wij
aan boord van de „Saturna". De eerste
grond, dien onze voetstappen zouden druk
ken, zonde het Heilige Land zijn. Welk
eene bonte menging van passagiers waren
daar op dat schipBiddende Mahomeda-
danen met het aangezicht naar het Oosten
gekeerdvoorts handesreizigers en pelgrims
naar het Heilige Land.
KANAaN—JOPPE.
Den volgenden dag. Daar zag ik de
kust van het Heilige Land, daar zag ik
Jaffa, het oude Joppe. De booten kunnen
echter te Jaffa niet aankomen. Men moet
door kleine booten naar de kust worden
gehaald. Het gebeurt echter niet zelden
dat de kleine vaartuigen op de blinde rot
sen stukslaan. Wij landden te Joppe onder
hevigen wind en stortregen. In de kleine
booten werden wij als pakgoederen gewor
pen een regenscherm mochten wij niet
ophouden om de gevaarlijke kust. Het on
welluidend gezang en 't oorverdoovend ge
roep van het scheepspersoneel maakten op
mij een onaangenamen indruk. Ik dacht
in eene hemelsche stemming in Palestina
aan te komen, maar dit was niet het ge
val. Wij kwamen, in rijtuigen gezeten,
door smalle en breede straten rijdende, in
het hotel „Jeruzalem" te Jaffa aan, koud
en druipnat. Spoedig zouden wij echter
onze wederwaardigheden vergeten. De aan
blik op het salon, de bijbelspreuken op
de wanden van het hotel, bewezen, dat wij
ons ineen Christelijke jomgeving bevonden.
Maar er was meer, dat ons goede gewaar
wordingen bracht.
Hier in Jaffa was Jona scheep gegaan,
hier had Petrus 't gezicht van het linnen
laken gezien op het dak van Simon's huis,
den lederbereider, hier had de opwekking
Tan Tabitha plaats. Dat ik het dak van
Simon, den lederbereider beklom, sprak
als van zelf, om vandaar te denken, dat
van uit Jaffa ook Europa, ook ons land
begiftigd is met het Evangelie. De omge
ving van Jaffa is prachtig. Op mijne wan
deling door de veelal nauwe straten der
stad, trof ik een depót aan van het Britsch
en Buitenl. Bijbelgenootschap.
VAN JOPPE NAAR JERUZALEM.
Hoe was het mij te moede. Nog een
dagreize en wij waren in de stad desgroo-
ten Konings. Men liet het aan ons over
onze bedevaart naar Jeruzalem per spoor
of per koets te doen. Wij kozen 't laatste,
't Gaat niet aan, zulk een weg, rijk aan
gewichtige gebeurtenissen, per spoor af te
leggen. In rijtuigen gezeten, gingen wij
op 20 Februari naar Jeruzalem. Een Turksoh
ruiter deed ons uitgeleide naar een volgen
den wachtpost. Terstond wordt het u dui
delijk, dat de vloek op Kanaan ruster
is echter eenige vooruitgang merkbaar.
Rondom Jaffa,Hebron en Bethlehem heerscht
eene tamelijke welvaart. Overigens kan
men van Palestina niet anders zeggen, dan
dat het als met steenen bezaaid is. Hoe
dichter gij aan Jhruzalem komt, hoe meer
gij ziet, dat het onderhevig is aan de vloek-
spraken der profeten. Eerst ging onze tocht
door de vallei van de weleer bloeiende
vlakte van Saron. Wij vervolgden onzen
weg over bergen en dalen door Judea. Bij
Ramie, vermoedelijk het oude Arimathea,
hielden wij stil de toren staat er nog.
Op deze plaats was het, dat ik de eerste
melaatsche aanschouwde. Zonderlinge te
genstelling. Dezen melaatsche te zien en
tegelijkertijd den bloeienden amandelboom.
Wij kwamen voorts in het dal van
Ajalon, waar eens het woord des Heeren
tot Jozua over het stilstaan der zon had
weerklonkenwij vervolgden onzen weg
en kwamen te Mizpa. Gij kunt u voor
stellen, met welk eene bezieling ik met
mijnen Bijbel in de hand voortreisde. Tegen
6 uur kwamen wij in het oude Emmaüs
aan. Het was nacht. In het Oosten valt,
zooals men weet, na eene korte schemering
spoedig de nacht in. Dat was onze laat
ste rustplaats. Hier bevonden wij ons in
het Eikendal, alwaar David den reus Go
liath versloeg. Onze gids zei tot ons nu
gaan wij op naar Jeruzalem. Dat was
een onvergetelijks ure. Ziet, wij gaan op
naar Jeruzalem! Jeruzalem! Jeruzalem!
zoo klonk het in mijn binnenste. Het was
mij goed, dat de Heere het mij wilde ver
gunnen, te gaan naar die plaatsen, alwaar
mijn Heiland gekluisd was en overwonnen
had.
JERUZALEM EN OMSTREKEN.
Mijne ziel was overstelpt door eeu ge
voel van dankbaarheid, ik peinsde met
innige aandoening aan Jeruzalem. Toen wij
een wijle gereden hadden en den laatsten
hoek vaneen der bergen omgegaan waren,
daar lag de Heilige stad voor ons. Boven
de stad zagen wij den toren van het Hei
lige graf, die juist geïllumineerd was op
het 50 jarig jubileum van den Paus. Ik
was vol van bevende aandoening toen ik
voor mij Jeruzalem zrg.
Het verwondert u niet, dat ik behoefte
gevoelde bij de aankomst in het hotel te
Jeruzalem, mij in de eenzaamheid voor
een oogenblik af te zonderen.
Ik begaf mij in den loop van den avond
naar de Jaffapoorthet woord van den
122sten psalm kwam voor mij in vervul
ling. Nog eenige schreden, en ik stond
in de Heilige stad. Ik kan wel aannemen,
dat er bij sommigen een gevoel van weer
zin opkomt, van wege de bijgeloovige ver
eering maar mij aangaande, het gevoel
van in Jeruzalem te zijn was voor mij
geheel eenig. Toen ik enkele punten
van de heilige stad had gezien, begaf ik
mij ter ruste, maar niet om te slapen zoo
licht slaapt men in Jeruzalem niet den
eersten nacht. Het is waarlijk niet gemak
kelijk spoedig in woorden weer. te geven,
wat wij te Jeruzalem en in den omtrek
der heilige stad zagen.
Laat iku mededeelen hoe wij den 2128
Februari aldaar doorbrachten. Door onzen
gids vergezeld, kwamen wij den eersten
Dinsdagmorgen op het marktplein te Jeru
zalem aan. De Citadel dugteekent zijne
grondslagen uit den tijd van David. Op
dit terrein worden de groenten verkocht.
Daarna kwamen wij in de onbehagelijke
straatjes. Door vele straten kan men wan
delen, zonder dat men een huis ziet, daar
aan weerszijden der straat muren zijn op
getrokken, en achter deze muren de hui
zen zyn gebouwd. Het is geene moderno
stader is niets schoons in J eruzalem, dan
alleen de heilige plaatsen. Nauwelijks zijn
de straten begaanbaar; zij zijn met vuil
bedekt. Menigwerf moet men terzijde uit
wijken, om kameelen en ezels, die u pas-
seeren, of om niet bezoedeld te worden
door de vuile voorbijgangers, die u ter zijde
schuiven.
En toch is Jeruzalem eene eenige stad.
Van haar geldt niet meer wat de dichter
van deze stad zingthet is niet meer het
Jeruzalem van David en Salomo. Jeruzalem
is van de Heidenen vertreden geworden.
Gods oordeel is over haar gekomen. De
stad, alwaar Gods Zoon gevloekt is, ver
kondigt u, dat zij niet te vergeefs inge
roepen heeft het bloed van den Heiligen
Messias. Op het gelaat van deze stad leest
gij de vervulling van den 79sten Psalm.
Zou er eene stad op de geheele wereld
zijn, waar zoovele wreedheden zijn ge
pleegd Denk aan de verdelging' door Ne-
bukadnezar, de verovering dor Turken, de
verwoesting door Titus, de vergeefsche po
ging der kruisvaarders om de stad voor
hen op te eischen. Toch wordt deze merk
waardige stad, eenmaal haar naam verloren,
als vanouds weder Jeruzalem genoemd.
Waarlijk, wie niet gelooft, behoeft niet
naar Palestina op te gaan, maar voor wie
gelooft is het een vijfde Evangelie. Zoo
ooit, dan werd ik nergens dieper overtuigd,
dan op dezen heiligen bodem, hoe onmis
baar het geloof is.
Als men zoo op dezen bodem ligt te
si apen, beleeft gij zoo natuurlijk degeschio-