Safgcifaij 26 lanuact.
Hegetufe fftarijtttit}.
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
Ho. .50. 1895.
VERSCHUNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Beschermende rechten.
De Quaestie Hofplein.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
en
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Volgens het verslag in de dagbladen,
zegt Mr. Lohman, aan het slot eener be
schouwing over beschermende rechten op
graan in de Nederlander het volgende
„Het ia zekerlijk naar, dat zoo de land
bouw bloeit het allen wel gaatmaar daar
uit volgt niet, dat er algemeene welvaart
komt, wanneer men op kunstmatige wijze
de inkomsten der landbouwers vermeerdert.
Het bloeiendst zou dan het land zijn, waar
tengevolge van hongersnood of van oor
log het graan tegen buitensporig hooge
prijzen verkocht wordt. Men moet echter
zich niet voorstellen, dat de menschen er zijn
om den landbouwersstanddeze rnoet even
als iedere stand zich richten tiaar de behoefte
der menschen, niet omgekeerd".
Over het eerste zijn we het allen eens.
Zoo de landbouw bloeit gaat het allen wel.
Daaruit volgt, en dat zegt mr. L. er niet
bij „bloeit de landbouw niet dan gaat het
allen niet wel".
De boer L. zegt alleen „daaruit volgt
niet dat er algemeene welvaart komt wan-
noer men op „kunstmatige" wijze de in.
komsten dor landbouwers vermeerdert. In-
tusschon wordt door geen der voorstanders
van beschermende réchten, eene „kunstma
tige" vermeerdering van de inkomsten der
landbouwers bedoelt. Wat bedoeld wordt
isde landbouw voor algeheeleu ondergang
te behoeden. Een ieder zal toestemmen dat
al wat „kunstmatig" is geen reëele waarde
bezit, 't Blijft echter de vraag of men récht
heeft, beschermende rechten „kunstmatig"
te noemen. Zou niet, juist omgekeerd, met
recht gezegd mogen worden, dat de land
bouw thans „kunstmatig" onderdrukt wordt.
De graanprijzen zijn „kunstmatig" naar
de laagte gevoerd. Of bestaat er geen ver
band tusschen de lage graanprij zen ter eene
en het goedkooper vervoer uit Amerika ter
andefe zijde? Het vervoer van een zak
graan van Westkapelle naar Middelburg
een afstand van 3 uur kost meer dan
het vervoer van gelijke hoeveelheid uit
Amerika, bij een reis, van zeg nu maar
eens, 12 dagen. Het eerste is dan ook een
„natuurlijken" en het laatste een „kunst-
matigen" prijs.
Bovendien moot men toch ook eenigszins
met de historisch geworden toestanden re
kenen en mag een geheelen stand, ten
gevolge van eene onmogelijke concurrentie
die daar tijdelijk op komt, niet ten onder
gaan. Zoo denken ook andere landen er
over en nemen daartegen hunne maatre
gelen. God, de Heere hoeft Nederland
aan de Nederlandsche Natie gegeven en
niet b. v. aan Rusland of Amerika 1
Merkwaardig is echter de gevolgtrekking
waarbij het resultaat der beschermende
rechten wordt gelijk gesteld met hongers
nood of oorlog.
„Het bloeiendst zou dan het land zijn,
waar, tengevolge van hongersnood of van
oorlog, het graan tegen buitensporig hooge
prijasn verkocht wordt." Aldus de heer L.
Of hier nu bedoeld wordt het land „waarin"
de hongersnood heerscht of dat ais terrein
van den oorlog wordt vertrapt en vertre
den, dan wel of de hongersnood of den
oorlog zich in een ander land behoort voor
te doen, om dit verrassend resultaat te
verkrijgen, is niet wel duidelijk, maar doet
ook minder ter zake.
Eerstens is het onomstootelijk waar dat
bij oorlog of hongersnood op eigen terrein,
het geheelo volk verarmt. Dat het land
in den staat het bloeiendst zou wezen, komt
mij onbegrijpelijk voor. Bij de hongersnood
ten tijde van Jozef verkocht alle man zijn
akker voor brood. Alleen Farao's huis voer
er wel bij en toen op 't laatst der vorige
eeuw de Franschen in ons land kwamen
stond alles stil en werden de Engelsche
koopwaren verbrand Groote bloei van het
O (De schrijver schijnt niet te weten dat
bedoeld artikel eerst in de Zeeuw ge
staan heeft. In het handschrift van den heer
Lobman stond exorbitante prijzen.
"Wtj veroorloofden ons er van te maken
buitensporig hooge prijzen. Red.)
land, viel niet te bespeuren.
En ten tweede, viel nu een en ander
voor op naburig erf, dan zou daarvan al
leen een plotselinge verhooging het gevolg
kunnen wezen om even spoedig weer door
daling gevolgd te worden. Niet ongelijk
aan de koers van het geld, toen verleden
jaar door dat Amerika gebrek had, de
prolongatie rente steeg tot 7 pCt.om even
spoedig weer tot 3 pCt. te dalen.
In onzen tijd voert men geen 80-jarigen
oorlog meer en de oorlog op Atjeh, hoe
lang dis nu reeds duurt, oefende op de
graanprijzen geen invloed uit. Zelfs niet
op de rijst
In het gunstigste geval zouden hij eene
plotselinge en dan zeker „buitensporige"
verhooging van graanprijzen als een „na
tuurlijk" gevolg van een zeer ongezonden
en ongewenschten toestand slechts enkelen
een extra voordeel behalen maar „het land"
als zoodanig zou daardoor nog volstrekt
niet in bloeiendeu toestand geraken.
By oorlog ot hongersnood nou men
graanprijzen kunnen krijgen die veel „te
hoog" waren, tervrljl wij door bescher
mende rechten alleen bedoelen om „op
waarde" te brengen, datgene, wat nu bijna
waardeloos is. Ea dkt ouderscheid wordt
bij deze vergelijking uit het oog verloren.
Dat de menschen er niet zijn „om" den
landbouwersstand wordt door niemand te
gengesproken, Dat de menschen er wel zou
den zijn „om" den landbouwersstand, door
niemand beweerd.
Dat de heer L. er aan herinnert is op
zijn zachtst genomen iéts „onaangenaams"
aan het adres onzer landbouwers, wier
pretentiën inderdaad niet „kunstmatig"
overdreven zijn.
U dankend voor de plaatsing,
HUVERS.
Middelburg, 17 Jan. '95.
De quaestie Opsterland-Weststelling-
werf en het voorstel der Regeering om
Frieslands gedeputeerden de begrooting
dier gemeenten te doen vaststellen is door
de tweede kamer op zakelijke wijze be
handeld. Van de besprekingen verslag te
doen, is voor een klein blad als het onze
een onmogelijkheid. Een overzicht kan dus
slechts als bij vogelvlucht gegeven worden.
Juist doordat het een zakelijk debat was,
waarbij de afgevaardigde uit Opsterland,
de heer Pyttersen, natuurlijk slechts oude
zaken kon te berde brengen, was tot op-
frissching van den geest der Kamerleden
een piquant tusschenspel noodigen dit
werd verschaft deor de heeren Kuyper en
de Beaufort.
De heer Borgesius en andere radicaal
liberalen hieldsn het grond iretsbezwaar
hoog. De grondwet verbiedt volgens hen
in dit geval de tussohentreding van Regee
ring en Gedeputeerden.
Wij die reeds ten vorigen jare het grond-
wetsbezwaar tegen de wet Tak hebben
gebillijkt en geëerbiedigd, behoeven niet
te zeggen dat wij er eveneens over denken
nu door de andere zijde het grondwets-
bezwaar werd gereleveerd en voor zoover
wij 't beoordeelen kunnen is dit grondwets-
hezwaar niet verzonnen, maar werkelijk,
met redenen omkleed.
Met applaus hebben wij tevens de ver
klaringen van mr. Borgesius begroet dat
de wet Godin de BeaufortLohman, door
Tak ingetrokken (en laten wij er bij voegen
door Borgesius o. s. uit partijzucht afge
maakt) verademing, verbetering van den
toestand der gemeenten zou gebracht heb
ben. En niet minder verblijd ons de betui
ging van spijt, onder anderen door minister
Van Houten doen hooren, dat zij in plaats
van deze wet van den minis er Godin de
Beaufort aan te grijpen als reddingsplank
voor de arme Friesche gemeenten, de door
en door slechte noodwet van PiersonTak
hebben aangenomen en daardoor den schan
delijken treurigeu toestand der gemeenten
hebben verhaast en do brutale vermeerdering
van aanvragen om hoogere rijksbijdragen
bobben veroorzaakt.
Maar daarom zouden wij dan ook gaarne
gezien hebben dat én Van Houten, c. s. én
Borgesius c. s. nu één lijn getrokken had
den en gezegd 't is onze schuld dat de
zaken z»o staanlaten wij nu niet met
dit wetsvoorstel komen, maar met iets anders.
En even gaarne zouden wij gezien hebben
dat alle antirevolutionairen, ter wille van
het steeds hoog gehouden beginsel van de
zolfregeering dor gemeenten, zich tegen
deze knoopdoorhakkerij van den liberalen
minister hadden verzet.
'tls waar door dit afstemmen, naar het
advies van dr. Kuyper, waren zij dan niet
ontkomen aan de beschuldiging van te zijn
in de richting van het laat-maar-waaien,
dooh ook in het uitspreken van het „non
possumus" wij kunnen niet komt
wel eens de kracht van het beginsel uit,
en wordt de tegenpartij, die de zaken in
de war stuurde, gedrongen oen beteren
maatregel uit te denken.
Dooh ook hier moet gerekend met de
twee handvatsels der zaak en dan verlie
zen wij niet nit het oog dat de antirevo
lutionaire party ook geroepen is om oen
wetsvoorstel te toetsen aan de Grondwet,
en zoo het haar grondwettig blijkt kan
men haar niet verwijten haar beginsel te
verloochenen als zij het aanneemt.
Alleen- is de vraag wat moet bet zwaar
ste wegen En dan gelooven wij niet dat
een dergelijke redeneering altijd opgaat. Er
kunnen wetsvoorstellen zijn die, sohoon
met de Grondwet strookend, de doorwer
king onzer beginselen in den weg staan
de schoolwet van '78 leverde er het bewijs
van, en waar de antirevolutionair dan staan
moet hebben onze vrienden in'78 zeer goed
begrepen.
Niet onaardig om te aanschouwen was
anders het steekspel tusschen de heeren
Kuyper en de Beaufort. Had de eerste
gewaagd van woorduitlegging iu verband
met grondwetsartikelen; de laatste ver
wees hem naar het woord welstand terwijl
dr. Kuyper het antwoord hierop niet schul
dig blijvende, meende dat de juristen zich
zeer weinig aan wetenschappelijke exegese
laten gelegen liggen.
Had dr. Kuyper zich hierbij op twee
antirevolutionaire bladen beroepen, de heer
Lohman mocht en terecht zich ook
op antirevolutionaire bladen beroepen, die
een geheel tegengestelde conclusie hadden
geformeerd. En waar ook deze spreker
staat voor dat onaantastbare recht der ge
meenten met een vreemd woord auto
nomie geheeten daar deed hij uitkomen
dat daaraan vaak een geheel verkeerde
beteekenis wordt gegeven. De gemeenten
zijn niet enkel kleine staatjes in den staat,
maar ook deelen van den staat. En nu be
hoort bet niet tot de autonomie der ge
meenten dat zij ingrijpen in de rijks kas
zooals O. en W". trachtten te doen. Groen
heeft dan ook nooit bestreden den invloed
van autoriteiten op de gemeentebesturen,
maar wel de beperking van der gemeente
besturen vrijheid van oordeel. Dit laatste
vatten wij niet, doch wij wenschen met
name aan de Goesche lezers, later uit het
Bijblad dit gedeelte van Sprekers betoog
mede te deelen.
De heer Lohman, ten slotte zijn stem
voor het voorstel motiveerende, zei ten slotte
dat hem dit nog de minst ingrijpende
maatregel voorkomt; het geeft den minister
de minst centraliseerende macht. Spreker
is er voor wijl hij is, niet miuisteriëel
maar gouvernementeel. In ieder geval moet
er zijn een gouvernement.daarvoor moeten
wij evenzeer opkomen als de regeering
zelve en het wordt te vaak door de wet
gevende macht vergeten.
De lezer heeft uit dit korte overzichtje
al gezien dat het een netelige moeiLijke
quaestie is, ruime stof biedend aan Spec
tator of Amsterdammer voor een plaat. De
voorstanders van het wetsvoorstel met ge
sloten oogen en open mond om de bittere
medicijn, desnoods met lepel en al, zoo
vlug mogelijk naar binnen te spelen.
Wij althans zijn verblijd dat wij door
ons voor of tegen de verantwoordelijkheid
voor de aanneming of verwerping van dit
wetsvoorstel niet behoeven op ons te laden.
Dit schijnt ook de heer Mackay gevoeld
te hebben, toen kij zeidelk zou met het
oog op veel geneigd zijn dit wetsontwerp
af te stemmen, als er een andere uitweg
bestond
Men kan allerlei dingen vermaken. Zoo
maakt men van een soldatenkapotjas een
boerenborstrok.
Maar in Japan worden nog andere dingen
vermaakt.
Een Japansch oorlogscorrespondent neemt
eene teekening nit London News, voorstel
lend een gevecht tusschen Engelsche troepen
en Soedan-negers in 1885, trekt die tegen
'tglas door, verandert de Sehotsche uni
formen in Japansche, maakt van een paar
kameeleu eene Japansche compagnie, en
schrijft er onder„De slag van Chin-len-
Chang
25 Jan. '95.
Gaarne geven wij plaats aan onderstaand
adres, dat wij echter tot onzen spijt te
laat ontvingen om het gelijktijdig met an
dere bladen te kunnen plaatsen.
Aan den Raad der gemeente Middelburg.
Geven eerbiedig te kennen
de ondergeteekenden, allen eigenaars of
bewoners van huizen en ook beheerders
van een openbaar gebouw aan het Hof
plein te Middelburg, boom- of modderzijde
dat zij bij het bouwen hunner eigendom
men oorspronkelijk inde meening verkeer
den dat de streep gronl, ter breedte van
ongeveer 21/» Meter, vóór hunne buizen
gelegen, aan hen toebehoorde
dat een der ondergeteekenden toen, op
eigen kosten een klinkerpad heeft aange
legd, toegang gevende van de keibestrating
naar de beide ingangen van zijn woonhuis,
hetgeen noodig was gebleken omdat her
haaldelijk ouden van dagen en andere moei
lijk ter been zijnde personen gevallen
waren
dat ter zake van dit feit, zonder eenige
voorafgaande waarschuwing, van gemeente
wege proces-verbaal is opgemaakt en niet
tegenstaande het klinkerpad reeds den vol
genden ochtend was opgeruimd, eene
vervolging is ingesteld eu eene veroor
deeling is gevolgd
dat by die veroordeeling, door den Amb
tenaar van het Openbare Ministerie is uit
gesproken de meening dat de redenen, die
den beklaagde hadden geleid tot het aan-
1 egge a van een klinkerpad, heel goed te
begrijpen waren en alzoo de minst moge
lijke boete is gevorderd;
dat alstoen door den Gemeentebouw
meester de verklaring is afgelegd, dat bo
venbedoelde strook grond bet eigendom was
der gemeente, welke eigendomsverklaring
adressanten, zonder te vragen naar het
bewijs van eigendom, heel gaarne zonder
de minste bedenking aannemen
dat echter het Dagelij ksch Bestuur der ge
meente, dit haar eigendom, tot publieken
dienst bestemd, schromelijk meent te mogen
vorwaarloozen
dat evenwel het onderhoud der straten
enz. is een last der gemeente, ingevolge
art. 231 Gemeentewet, dat de gemeente
zich. daaraan niet kan onttrekken, tenzij
zij kan aantoonen, dat derden daartoe wet
tig krachtens overeenkomst of eenigen an
deren rechtsgrond gehouden zijn. Missive
M. v. B. 31 Dec. 1853 no. 145, te vinden
in de 2de uitgave der gemeentewet van
Boissevain
dat het aangehaalde artikel toch ten doel
heeft te waken, dat hetgeen tot openbaren
dienst is bestemd en ten gebruike van
allen bestaat, niet ten laste van enkelen
zou worden gebracht, maar op gemeene
kosten moet worden onderhouden. Koninkl.
Besluit van 28 November 1864)
dat de toestand van de strook gronds
vóór de woonhuizen en vóór de kerk aaa
het Hofplein, onhoudbaar is
dat van Gemeentewege daarlangs hoornen
zijn geplant, wat niet belet dat, als vroe
ger de rij- en voertuigen langs de huizen
rijden en daardoor een onhoudbare toe
stand, zoomede door het omwoelen van den
grond, het wegvoeren van nitgedolven
aarde en daaraan verbonden verzakking
nog is verergeid;
dat ook ondergeteekenden een niet gering
aandeel betalen in de belastingen der ge
meente, maar schijnbaar op de voordeelon der
gemeenschap geen aanspraak hebbenen zoo
zij geen aanslagbiljetten voor de belasting
ontvingen, zich zouden afvragen, of zij wel
in de rij der gemeentenareu waren opge
nomen
dat zij zich een- en andermaal tot Uwen
Raad hebben gewend met het verzoek, om
in dien toestand, door trottoir of bestra
ting te voorzien, maar steeds tot antwoord
hebben bekomen, dat zulks van gemeente
wege zou geschieden, mits zij zich vooraf
vorbonden de kosten te dragen
dat echter een zoodanig antwoord naar
de bescheiden meening van ondergeteeken
den is in strijd met de wet, gelijk hiervoor
is aangetoond, en tevens onbillijk is, on
billijk omdat, zoo éen hunner tot het aan
leggen van een trottoir voor eigen reke
ning besloot, de anderen daartoe toch niet
verplicht zouden kunnen worden en het
daarstellen v n een trottoir voor éen der
huizen met de daaraan noodzakelijk ver
bonden verhooging, zonder aansluiting, zoo
goed als onmogelijk zou wezen en ook by
avond tot ongelukken zou aanleiding geven
dat het voorkomen van ongelukken toch
wel tot de zorg der overheid kan worden
gerekend te behooren
dat adressanten, het zij met bescheiden
heid gezegd, bovendien vermeenen zeer
verongelijkt te worden met het oog op
hetgeen aan de Loskade is geschied, waar
van gemeentewege, nog voor dat de hui
zen voltooid waren, een behoorlijk trottoir
is aangelegd
dat, niettegenstaande aldaar wonen meestal
personen nit den aanzienlijken stand, een
lid van den Raad, de Ontvanger en de
Secretaris der gemeente, adressanten toch
de veronderstelling, dat hier eene willekeu
rige bevoorrechting gelden zou, verre van
zich werpen en zij liefst gelooven zulks
eenvoudig is geschied ter voldoening aan
de wet, ofschoon het hun toch blyft be
vreemden, dat Uw Raad ten opzichte van
het Hofplein van gevoelen schijnt veran
derd te zijn
dat wel is beweerd, dat by den koop
prijs van den grond aan de Loskade tevens
een prijs voor het aan te leggen trottoir
werd bedongen, maar dat daarvan, voor
zoover hun bekend is, nimmer is geble
ken, en door burgemeester en wethouders
tot staving van hun beweren nimmer eenig
officiéél bescheiden is aangehaald, waaruit
deze bewering schriftelijk blijken kon;
dat een beroep op Vlissingen, gelijk door
een geacht lid Uwer vergadering bij de be
handeling van een dergelijk verzoek is ge
daan, hier niet gelden kan, wijl aldaar bjj
verkoop van gemeentegrond steeds een som
voor den grond en een afzonderlijke prijs
voor het te leggen trottoir wordt gevorderd
dat, al bleek de bewering van burgemees
ter en wethouders ten opzichte van het
trottoir aan de Loskade geheel juist te zijn,
dit alsnog de verplichting der Gemeente
ten opzichte van het Hofplein niet zou doen
ophouden
dat ondergeteekenden slechts vragen in
hetzelfde voorrecht van de Loskade te mo
gen deelen, daar het allerminst in Uwe be
doeling kan liggen den een boven den ander
te bevoorrechten
dat zij, in verband met den tegenwoor
digen toestand en zoolang die toestand door
een aan te leggen trottoir van gemeente
wege niet verbeterd is, ernstig moeten op
komen tegen de door de gemeente langs
hunne woonhuizen, gedane beplanting
dat, toen zij hunne huizen begonnen