NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
UROS.
Mo. 86. 1894. SafeEtCiijj 22 MemnGcr. Megprufe fftacpiHj
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
BEDERF.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zij, die zich met 1 JANUARI op
dit blad abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende nummers gratis.
In een vorig nommer hebben wij met
een enkel woord gewezen op de ergerlijke
tooneelen van bedrog en roof die in de
hoogste regeeringskringen in Italië en in
Amerika zijn uitgekomen.
In Italië is Crispy eerste minister; hij
regeert en heheerscht de party en met ijzer
vaste hand en gaat daarbij te werk als
een despoot.
Zonderling dat een volksman, die voor
een kwarteeuw onder de demoeraten naam
maakte wegens zijn gloedroode republikein-
sche gevoelens, thans optreedt als een aristo
craat, of wil men, als een autocraat van
het slechtste soort.
Hoe dit mogelijk kan zijn
Natuurlijk mag nooit voorbijgezien dat
ook de warmste democratische gezindheid
niet vrijwaart tegen de verleiding der opper
heerschappij, en om zijn wil door te drijven.
Doch ook zonder dit is het gedrag van
Italië's eersten minister te verklaren.
Er is alle reden om te gelooven dat de
groote man die thans in Italië de eerste
viool speelt, een hoef is die in het tucht
huis zitten moest naast zoo menigen anar
chist en socialist die door hem met zoo
veel woede en fanatisme het fanatisme
van den reegaatvervolgd zijn.
De lezer herinnert zich de bankschan
dalen,. die het vorige jaar uitgebracht wer
den en den minister Giolitti ten val
brachten.
De Kamer had met strenge onpartijdig
heid alle beschuldigingen naarstig onder
zocht, en bevonden dat minister Giolitti
als schurk diende weggejaagd.
En zulks geschiedde ook.
Giolitti toog heen en Crispy kwam aan
het bewind, om met krachtige hand den
scepter te zwaaien, zuinigheid in het be
heer van 's rijks geldmiddelen in te voeren,
anarchisten en andere belagers van het
Gezag met de kracht van een kenner te
lïj FEUILLETON.
Een verhaal uit het Kroatische Bergland.
Uit Jut Duitsch door J. M. d. J.
Tegenspraak hielp niet. Zorka pakte het
bundeltje van haren lieveling in en was
opgewekter en vroolijker dan ooit. Daarop
zeide zij den knaap dat hij rustig moest
gaan slapen, want dat zij hem den vol
genden morgen vroeg weer zou wekken.
De zon ging op. Met duizend kleuren
schitterde de dauw op het frissche groen
en de bonte bloemen. Rustig schreed een
jonge wandelaar ovér den landweg.
Dankensvrengd straalde uit het frissche
jeugdige gelaat, waarom de donkere lok
ken in den morgenstond fladderden.
Nn hief hij een lied aan op eigen wijs
„de Heer is mijn Herder" klonk het van
de jeugdige lippen. Yele vogelstemmen be
geleidden het gezang.
Uros, want hij was de vroege wande
laar, stond nu aan de kromming van den
weg, die Goraci aan zijne blikken onttrok.
Hij zwaaide zijn pet hoog in de lucht en
riep Leef gelukkig Zorka, tot wederzien
Wederzien klonk de echo uit de ber
gen terug. Bracht zij dien klank wel over
naar de eenzame vrouw, die nog altijd voor
hare hut stond, en op den weg tuurde,
■waarlangs Uros vertrokken was
Zorka had niet toegelaten, dat haar lie
veling zou weenen bij het vertrek.
„Ge kunt u slechts verheugen", sprak
zij, want ge komt terug bij uwe vriendin.
„Maar gij, Zorka, gij blijft alleen."
„En verheug ik mij dan niet, in de her
innering aan U? Gij zult mij toch ook wel
eens een brief schrijven met groote letters,
dan kan ik hem lezen."
bestrijden en zijn roofzuchtig verleden uit
te wisschen met behoud van het geroofde
nochtans.
En zie, in niets van dit alles is hij
geslaagd.
Of zijn geweten hem al met rust lieten
zijn vorst hem steunde, zijn oude vrienden
hieven hem vervolgende roovers op
Sardinië en Cicilië geven hem handen vol
werkshet parlement wantrouwde hem,
en terwijl hij op het punt staat om eene
meerderheid voor zijne hegrooting te vin
den, bonst zijn oude vriend Giolitti hem
van zijn troon, onder de leus ik en gij.
En hij slingert eenige folianten met de
ontzettendste onhullingen in de vergade
ring, onthullingen die Crispy wel met eene
schorsing der beraadslagingen, straks met
eene kamerontbinding beantwoordt, maar
die hem voor altijd plaatsen op de lijst
der slechte karakters hem en alle grooten
die met hem de hand hebben gehad in de
schandalen der Romaansche Bank.
De publieke opinie keurt dit eene onver
geeflijke misdaad. En terecht.
Want erger dan roovers en anar
chisten heeft hij zich vergrepen aan de lands
wetten. Miljoenen uit de schatkist heeft
hij gestolen duizenden heeft zijne vrouw
uit de Banco Romano te Karlsbad ver
brast.
Wissel op wissel trok hij zonder ooit
éen penning te betalen. En zijne hand
langer was grootmeester van de orde der
vrij metselaren
Giolitti heeft eenvoudig niet kunnen
velen dat hij in het tuchthuis ging, terwijl
Crispy de eerste man des lands bleef, schoon
hij even zwaar gezondigd bad als hij
En nu is Giolitti ontvlucht op Fransch
grondgebied, om wie weet hoe spoedig
door Crispy te worden gevolgd.
Het is een zeer treurige ongerechtige
toestand, getuigend van diep bederf,
ook en vooral in de hoogste rangen der
maatschappij.
In Frankrijk zag men immers ook den
schoonzoon van den president zich verrij ken
met de opbrengst van zijn handel in ridder
lintjes, nog zucht een minister in de ge-
rangenis, een uit velen, die miljoenen trok
„Ik zal u zoo spoedig mogelijk een Bij
bel met groote letters sturen," beloofde de
knaap.
De oogen van Zorka glinsterden.
Zoo scheidden zij. Uros wandelde ver
der en Zorka ging stilaan haren dagelijk-
schen arbeid.
Spoedig verloor de vrije landweg zich
in het dichte woud. Plotseling hoorde de
knaap paardengetrappel achter zich. Hij
zag om en bemerkte een ruiter die hem
spoedig ingehaald had. Een blijde uitroep
ontsnapte aan de lippen van den knaap.
De jonge baron, want hij was de ruiter,
sprong van het paard, en den knaap op
den schouder kloppend riep hij vroolijknit:
„Heb ik den vluchteling eindelijk!"
„Hoe wist u dat toch riep Uros
verbaasd.
„Wel van Zorka natuurlijk. Midden in
den nacht overviel mij uwe vriendin en
stortte haar bekommerd hart voor mij uit."
„Yindt u het goed, dat ik vertrek?"
vroeg Uros.
De baron haalde de schouders op.
„De geestelijkheid schijnt hier zeer ver
volgziek te zijn, in mijn vaderland is zij
vrijer gestemd, daar zou in zulk een ge
val nauwelijks iets te vreezen zijn. Het
kan echter geen kwaad, wanneer ge nu
reeds gaatbinnen eenige weken zon ik
u toch aaageraden hebben uwe studiën te
beginnen. Vooreerst gaat ge dus naar do-
miné Reinhardt? Zeg mij zijn adres eens;"
hij haalde een zakboek te voorschijn en
noteerde het. „Daar zult ge wel meer van mij
hooren. Neem vooreerst dit." Hij reikte
Uros een brieventasch over, waarin deze
later eene groote som aan banknoten vond.
Toen de knaap hem diepgeroerd bedankte
zeide de ijverige baron vroolijk„Laat
dat maar. Wees maar braaf en vlijtig, en
in het vervolg zal het mij een vreugde
uit de Panamaheweging, eene beweging
waarbij de nu ontslapen De Lesseps al zijn
roem en duizenden nijveren in Frankrijk
al hun kapitaal hebben verspeeld, ten
voordeele van zwendelende regeeringsper-
sonen.
En nauwelijks zijn ook deze ongerech
tigheden vergeten of nieuwe misdrijven ko
men aan het licht. Cempuis, Toulouse,
Allez, Eiffel; namen die hun goeden klank
reeds zagen verdwijnen in den boordevollen
modderpoel van ongerechtigheid.
En behalve deze groote zaken zijn er in
iedere stad nog zoovele kleine, waarvan
men nauwelijks notitie neemt.
Eeu Parijsch dagbladschrijver herinnert
aan wat Parijs alleen bijna dagelijks op
levert.
„Bijna dagelijks," zegt hij, „kan men van
moordaanslagen en diefstallen lezen. Geheele
villa's worden uitgeplunderd en het aantal
oplichterijen, die dagelijks voorkomen, is
niet na te tellen, evenmin als dat der zoo
genaamde „bankiers", die na de onschuldige
duifjes geplukt te hebben met de veeren
op den loop gaan. Het gemeene tuig, dat
men souteneurs noemt, wordt met den dag
brutaler en hun aanslagen op personen, die
zij door medeplichtige vrouwen in de val
lokken, kan men herhaaldelijk in de dag
bladen vermeld vindeu".
En dan Amerika, het land der hope, der
vrijheid, der vele godsdiensten! Wij her
innerden er reeds aan den lagen invloed
der Tammanny-hall. New-York met zijne
omkooperij van politie en justitie, zijn han
del in hooge posten en blanke slavinnen,
zijne bescherming van moordenaars; zijne
gekochte valsche aanklagers en getuigen
zijn georganiseerde) bende met een Congres
lid als chef, die over vrijspraak en veroor
deeling van alle voor den politierechter
gedaagden naar hartelust beschikte
Maar wat gaan wij buiten ons vaderland
en huiten Europa zoeken. Alsof de Neder-
landsche natie recht had den staf te breken
over hare zusteren!
Is het bederf ook niet reeds ten onzent
doorgedrongen
O ja, wij hebben geen Bankschandalen
of Panama-bedrog te betreuren, doch heeft
zijn, voor al zulke bijzaken te zorgen.
Schrijf mij spoedig wanneer ge hij uwe
vrienden zult aangekomen zijnleef ge
lukkig."
Nadat hij zijn beschermeling stevig de
hand gedrukt had, sprong hij op zijn
paard en na eenige oogenhlikken stond de
knaap weer alleen in het eenzame woud.
In eene vruchtbare vlakte, door eene
vriendelijke heuvelrij overschaduwd, ligt
het Cirknitzer meer. Wanneer de weiden
met hun eerste groen prijken en versierd
zijn met de lieve voorboden der lente
dan speelt het meer met hare golfjes aan
den frisschen oever en streelt liefkozend
de groene oppervlakte. Maar wanneer de
zon hooger stijgt, en hare gansche toover-
kracht op de ontwaakte natuur uitoefent
dan wordt het te zwoel voor de zilvere
golven van ons meertje; zij dringen terug
en vinden eene koele rustplaats in de rot
sen van het gebergte. Dan ligt de bodem
van het meertje droog, en noodigt vlijtige
handen uit om een vetten bodem in een
vruchtbaar akkerveld te veranderen. Eene
snelgerijpte kostelijke oogst is het loon, dat
de arbeiders dan inzamelen. En dat moeten
ze zeer snel verriohten, want als het loof
der wouden, dat in het voorjaar zijn licht
groen in het meer spiegelt, zich bont be
gint te kleuren, dan komen de nog slaap
dronken golven uit hunne rotsachtige rust
plaatsen te voorschijn en breidden zich be-
hagelijk in hunne vorige bedding uit. De
watervogels, die hunne oude kameraden
plotseling wederzien komen spoedig nader
bij gevlogen en nemen hunne oude woningen
aan den oever weer in beslag.
Komt dan de winter, die in deze streken
zoo streng kan zijn, dan wordt de water
vlakte spoedig met een ijskorst overdekt,
tot vreugde der jeugd die dan met sehaat-
de zwendelhandel ook ten onzent geene be
denkelijke propnrtiën aangenomen? Ver
meerderen niet het aantal faillissementen,
gevolgd door nog grooteren inslag van den
gefailleerde, waarhij somwijlen -voor de cre
diteuren niets te halen valtdewijl de
ma* zijne bezittingen aan zijne kinderen
zoogenaamd heeft weggeschonken. Ver
meerderen niet het aantal moorden en moord
aanslagen, bankroeten en diefstallen, slechte
huwelijken en zelfmoorden? Neemt de on
tucht ook zelfs onder knapen en meisjes niet
schrikwekkend toe
Neemt niet in gelijke mate de godsdienst
zin af en struikelt ook bij ons niet al meer
de waarheid op de straten?
Amsterdam bij nacht, éen nacht zelfs
maar, wat al gruwelen en volkszonden ziet
't bedrijven. En gelijk de gedaante der
Godzaligheid in de gemeente des Heeren
den huichelaar aan de tucht onttrekt, zoo
bewaart een fatsoenlijk voorkomen, een air
van beschaving en humaniteit in onze moder
ne maatschappij zoo menigen „geachten" bur
ger voor de eritiek der openbare meenang.
En in al zijne schaamtelooze onwaarheid
wordt het spreekwoord van den fransehen
letterkundige in toepassing gebrachtAlles
begrijpen is alles vergeven. Een spreek
woord, geïnspireerd door de hel.
En dit geldt ook voor kleine plaatsen.
Wat wordt ook daar niet door velen,
ook uit den deftigsten stand, aan Bacchus,
aan Yenus, aan den Satan geofferdde
zonde der ontucht, schaamteloos hot
gevierd door mannen gezegend met eene
liefhebbende echtgenoote en kinderen, die
misschien niets weten van hun zondig be
staan.
Er is inderdaad bederf, ook in de kringen
der hesten. De aristocratie, .die van het
geld of van de wetenschap, van den gods
dienst of van het gezag, of ook de aristo
cratie, voor zoover zij nog alleen schitteren
kan met den adellijken naam, ze gaat
niet meer voor in den eerbied voor het
Woord Gods en de landswetten.
Wij behoeven geen namen te noemen
van predikanten en officieren, magistraten
met adellijke en niet-adellijke namen die
zich vergrepen aan de eer of het leven
sen gewapend naderbij stroomt. Ook nog
andere, maar minder onschuldige wapenen
worden dan op het ijs gebracht: de jagers
houden van de gladde vlakte wegens haar
rijkdom aan zeldzame vogels, die nog snel
ler dan de schaatsenrijders over het ijs
glijden, en slechts met veel handigheid
en list zijn te vangen.
Dit wonderlijke meer bevindt zieh langs
den landweg welke het bergachtige Kroa
tië met Krain verbindt.
Het is de tijd, waarop het meer zijn top
punt van schoonheid bereikt heeft en het
bosch dat de bergen aan alle zijden kroont,
hier en daar reeds enkele vruchtboomen
toont die met hun sneeuwwit feestkleed
prijken. Zacht zweeft het klokkengelui
door de lucht en al die fraaie witte kerkjes
die toonbeelden van vrede en liefde noo-
digen uit tot een stil morgengebed.
Plotseling wordt de heilige stilte der
natuur door heldere, jubelende tonen onder
broken. Het gezang kwam van twee man
nen die den zooeven genoemden landweg
opliepen.
Van tijd tot tijd bleven ze staan en be
schouwden met aandacht het bekoorlijke
tafereel dat we zooeven beschreven hebben.
De eene wandelaar was van middelbaren
leeftjjd. Een blonde baard omlijstte het
vroolij ke goedige gelaat en een paar lachende
blauwe oogen blikten nu eens vergevoegd
in de verte en dan weder zagen zij lief
devol den geleider aan, een jongeling,
die verdiept scheen in de pracht der
natuur
„O, mijn vaderland, het is toch het
heerlijkste, schoonste land zeide hij diep
ademhalend en riep toen met een gevoel
volle stem „Looft den Heere." Eene dui
zendvoudige echo nit de hergen weer
kaatste dezen juichkreet.
Zijn metgezel lachte.
van dochteren onzes volks, ef aan het ge
zag van hun naam, hnn ambt of hun titel.
Maar in zoo menige gebeurtenis die
aan het licht treedtligt eene ernstige
roepstem vooral aan hen, dat zij toch in
den strijd voor recht en plicht en reinheid
en voor de eere Gods" die het hoogste moet
zijn, de minderen voorgaanen in kerk
en maatschappij optreden als het bederf
werend zout, waarvan de Heiland gezegd
heeft, dat het zelfs voor den mesthoop
niet deugt, wanneer het zouteloos zal ge
worden zijn.
Velen hebben heel wat af|te geven op
het Reveil en op wat aan deze geestelijke
opwekking in het begin onzer eeuw in en
huiten ons vaderland herinnert.
Maar zoo nog eens een dergelijk Reveil
over de bovengenoemde natiën mocht ver
wekt worden, welk een milde regen den
zwoelen dampkring opfrisschen, welk eene
vriendelijke hand den geesel die de volken
dreigt afwenden, welk een liefelijke een
dracht de gemeente des Heeren weer
sieren zou
Weer nadert de Week der Gebeden,
over de gansche aarde uitgeschreven.
Moge zij niet vruchteloos voorbijgaan.
Van God is de geest der gebeden en
Hij is een hoorder der gebeden.
De christen-vervolging in Armenië waar
voor het kamerlid v. By landt uit Apel
doorn de aandacht der regeering vroeg,
gaat alle beschrijving te boven.
Twee Armeensche vluchtelingen, die dezer
dagen te Athene zjjn aangekomen, doen
verschrikkelijke verualen over de wreed-
hedeu die door Turksche troepen werden
begaan, en waarvan zij zelf ooggetuigen
waren. Zij vertellen, dat op 23 October
vier Turksche officieren en twee gendarmen
een aantal gebouwen in de Armeensche stad
Hadjin, nabij Marash, in brand staken,
nadat zg die van te voren met petroleum
begoten hadden. De stad telt ongeveer 1200
houten huizen.
Een Armeniër, genaamd Merdahia Gara-
bed en zijn moeder riepen om hulp, doch
de troepen weigerden bijstand te verleenën
en namen Garabed gevangen, die drie da-
„In uw vaderland zijn wij ejgenlyk nog
niet, mijn jongen, eerst moeten we nog
een paar uur wandelen, en dan
„En toch is het mijn vaderland, want
eens zullen alle Slaven tot één groot broe
derrijk vereenigd zijn.
„Dweper," onderbrak hem de andere,
„men zou haast gelooven dat met de lucht
van uw geboorteland ook de gedachten en
wenschen van uw volk weer in u zijm
gevaren."
„Ik had ze nooit vergeten," zeide de
jongeling zacht „en ik zal ook nooit ver
geten wat ik aan mijne Duitsche vrien
den verschuldigd ben, en dat zij mijne
geloofsgenooten en broeders zijn. Maar
laat mij de wenschen voor mijn geliefd
vaderland. Achhet ligt nog zoo in het
duister en zijne wegen zijn meest dwaal
wegen, maar zoo zal het niet blijven. Be
looft de Heere 't ons zelf niet, door ons
zulk een heerlijke natuur te schenken?
Groot is Zijne genade."
De jongeling die zoo sprak was Uros
zijn metgezel was Bihernik.
Namen we voor eenige jaren in het hosch
afscheid van den knaapthans is de jon
geling op de terugreis naar zijn geboorte
land, waaraan hij besloten heeft voortaan
zijne gaven en krachten te wijden.
Terwijl Uros aan Bibernikde geschiede
nis zijner jeugd nog even in herinnering
brengt, willen wij vernemen wat hem in
de verloopen jaren alzoo is wedervaren.
Onder toezicht van zijnen vaderlijken
vriend, den leeraar Reinhardt en onder lei
ding van Bihernik, doch bovenal door den
zegen des Heeren, was hij spoedig de
eerste moeielijkheden, die hem de gouden
poort tot de studie openden, te boven ge
komen.
[Wordt vervolgd