V
UROS.
hierbij de reproductie; om later omtrent
de overige punten nog een korte samen-
vattiug te geven.
Intnsschen houden ook wij bet er voor,
dat de kieswet Tak en de Ontbinding van
de baan zijnde, wij den blik voorwaarts
hebben te richten en te wachten op de
wet Van Houten, die zeker het grondwet
tig struikelblok vermijden zal, doch tegelijk
naar wij hopen de verdienste zal hebben
van eene zoo ver mogelijk vooruitstrevende
richtingopdat wij voor den langst mo
gelijken tijd van deze quaestie die groot
en klein bezig en de natie verdeeld houdt,
mogen verlost zijn; en in 'teind blijke
dat aan een zoo groot mogelijk deel van
het volk achter de kiezers is recht gedaan.
LOMBOK.
Omtrent de verovering van Tjakra Negara
melden de Indische bladen nog het vol
gende dat de Hollandsche bladen tot nog toe
niet wisten
Generaal Segov attaqueerde uit het Noor
den, terwijl kolonel Swart met den overste
Scheuer dejnaanval op het centrum richtte,
ieder met een bataljon. Het 5e bataljon
bezette de posten materialen voor het op
richten van twee posten waren meegenomen.
De vrouwen, der Baliërs deden een lans-
aanval op de troepen.
Na de volledige verovering van de vor
stelijke Poeri kwam goesti Hodé Getas van
Narmada te Tjakra Negara om zich te on
derwerpen.
De ingeleverde wapenen hebben weinig
waarde.
Reeds vóórdat de eigenlij ke schatkist van
den radja werd ontdekt, dus onmiddellijk
na de bezetttng van de poeri, werd voor
eene waarde van acht ton gevonden en in
onze oorlogsschepen overgebracht.
Kerknieuws.
Ned. Herv. Kerk.
Beroepen te Grijpskerke dhr. A. H. Ma-
gendam, cand. te Slijk Ewijk.
Bedankt voor Monster door ds. P. Bokma
te Bruinisse.
Door jiet Kiescollege der Ned. Herv.
Kerk te Scherpenisse zijn tot leden geko
zen de heeren J. van de Velde als ouder
ling en P. Noordijke Mz. als diaken, en
zulks ter aanvulling van de vacaturen,
outstaan door het bedanken van de heeren
M. van Zuijen en J. Duinhouwer.
lerseke. Door het bedanken van den
gekozene tot natabele, P. Luteijn, had heden
eene nieuwe verkiezing plaats, waarbij
met meerderheid van stemmen gekozen is
de heer M. van de Vrede Sr.
Vrijdag is te Haarlem overleden in den
ouderdom van 89 jaren de heer dr. A. M.
Cramer, in leven predi kant bij de doops
gezinde gemeenten o. a, te Middelburg en
Vlissingen.
School nieuw s.
Benoemd tot onderwijzeres aan de open
bare lagere school te Scherpenisse, mej.
C. Bodestof te Sliedrecht.
Z E N I) l i\ U.
De Vuuraanbidders.
Den velen die met aandacht de belang
wekkende mededeelingen van broeder
Adams, de moedige Perzische Zendeling
gevolgd hebben, kan het niet anders dan
aangenaam zijn omtrent den alleroudsten
godsdienst der Perzen, omtrent den gods
dienst van Koresh of Cyrus, „de gezalfde
des Heeren", de bevrijder der Joden uit
de Babylonische ballingschap, wat naders
te vernemen. Ik bedoel hiermede niet een
10) FEUILLETON.
Een verhaal uit het Kroatische Bergland.
Uit het Duitso.li door J. M. d. J.
Uros ondersteunde zijn hoofd opnieuw,
hij was als verlamd. Wat had hij ook
te vreezen In ieder geval wilde hij af
wachten.
Daar werd een hand op zijn gebogen
hoofd gelegd, en eene welluidende stem
vroeg„Mijn jongen, waarom zoo treurig
Verrast blikte Uros op. Naast hem stond
een netgekleed, nog jeugdig heer.
„Hebt gij dat leven met die steenenge
maakt?" vroeg hij onwillekeurig.
De heer lachte hartelijk.
„Ik geloof zeker dat ge een middagslaapje
gehouden en gedroomd hebt. U w rustplaats
schijnt echter wat ongemakkelijk te wezen,
dan heb ik daar beneden op het mos eene
betene gehad. Ik v erzeker u overigens,
dat ik zéér zacht naderbij ben gekomen
en het beste bewijs daarvoor is dat ge mij
in 't geheel niet gehoord hebt."
Uros zag hem nog altijd met bevreem
ding aan, en stond toen plotseling verle
gen opdoch de vreemdeling duwde hem
weer op zijn zitplaats terug en zette zich
vertrouwelijk naast hem neder.
„We zullen een weinig met elkander
praten, als je dat bevalt," begon hij. „Gij
kent mij niet, maar ik ken je wel. Reeds
lang heb ik gewenscht je weder te zien om
je een voorslag te doen."
Uros zag den vreemdeling verwonderd
aan.
„Gij zijt verbaasd, en gelooft mij ook
misschien niet, maar ik zal bewijzen dat
ik u ken. Gij zijt Uros Jercin en de wenseh
yan uw hart ia te studeeren." liet werd
nadere toelichting, een uitbreiding, van
datgene wat br. Adams ons zoo beknopt
maar duidelijk heeft verteld omtrent den
tegenwoordigen eeredienst der Perzische
vuurainbidders, maar ik heb hiermede
op het oog de oorspronkelijke, onverbas
terde leer dier volgelingen van Zoroaster.
Zoroaster, de stichter van den gods
dienst der vuuraanbidders of I'arzeu leefde
omtrent 1800 v. Chr. in het ten Oosten
van Perzië gelegen landschap Bactrië. Deze
Zoroaster verkondigde aan zijn heidensoho
landgenooten dat er maar éen God, éen
Schepper der wereld, éen vergelder van
goed en kwaad bestond, dien hij den naam
gaf van Ahura-masda of] Ormasd.
Tegenover dezen geest des goeds stond
als vijand de geest des kwaads, Ahriman
genaamd. Sommige schrijvers beschouwen
daarom de leer van Zoroaster, of het
Parzisme, als een dualistische Godsdienst,
d. i, als een twee-godendom.
Anderen echter, zooals Dr. J. Jolly,
Hellwald, Siele en Pfieiderer noemen het
een zuiver monotheïstische leer, d. i. een
éengodendom, zich hierbij terecht beroe
pende op het Heilige boek der Parzen,
de Zend-Avesta, dat zegt„maar alleen
Ahura-masda is waarlijk God, en Hij za'
ook eenmaal zeker het rijk der duisternis
overwinnen." Die strijd tusschen licht en
duisternis wordt niet alleen in deze geheele
wereld gestreden, maar ook in eiken mensch
afzonderlijk. Ook de sterfelijke inonsch
moet aan dien strijd deelnemen, hij moet
tusschen licht en duisternis kiezen, door
zijne werken moet hij het zijne bijdragen
tot de overwinning van het goede, opdat
God zelf hem beschouwe als een medehel
per lot de overwinning.
Daaraan ging de leer van de opwekking
der dooden gepaard. Men stelde zich voor
dat de afgestorvenen na hun opstanding
een onvergankelijk, aan de stofwisseling
onttrokken, rein leven leidden, in lichamen
die geen schaduw wierpen en geen voedsel
van noode hadden. Drie dagen na den
dood zweeft de ziel nog in de nabijheid
van het lichaam, maar als zich het morgen
rood van den vierden dag vertoont komt
de ziel aan de brug van den zielenrechter,
die de goede en kwade daden op een weeg-
sehaal onderzoekt. De vrome gaat dan naar
de woningen der lofzangen; maar de god-
delooze naar de woningen der duisternis.
Den naam van vunraanbidders hebben
de Parzen gekregen, omdat zij het vuur
voor heilig houden. Oorspronkelijk echter
werd het vuur zelve niet aangebeden, maar
het vuur, de zon en alles wat licht gaf,
beschouwde men eenvoudig als een zinne
beeld van Ahura, in tegenoverstelling van
het rijk der duisternis. Daarom mocht
ook het vuur niet verontreinigd worden,
en waren lijkverbranding, en het verbran
den van een levend menschenoffer, zooals
dat nu bij de verbasterde nakomelingen,
ten minste bij die welke nog in Perzië
wonen, geschiedt, ten strengste verboden.
Dezelfde bescherming genoot ook het
stroomende water als zijnde een zinnebeeld
van Gods reinheid. Daar het dus verboden
was de dooden te verbranden, of in het
water te werpen, en daar men de eveneens
als heilig beschouwde aarde niet met hen
bezoedelen mocht, liet men de lijken in
ommuurde, ringvormige plaatsen, die de
„torens der stilte" genaamd waren, aan de
roofvogels ten prooi. Het geloof, dat men
aan het uitpikken der oogen kon zien of zij
al dan niet zalig waren, is een bijgeloof
van lateren datum.
Reinheid, zoowel zedelijke als lichame
lijke, was het voornaamste voorschrift van
Zoroaster. Leugen, bedrog en diefstal, als
bij uitnemendheid de „werken der duis
ternis" zijnde, werden door de aanhangers
zijner leer ten diepste veracht.
Uros bijna bang om het hart. Was die
heer een profeet of een toovenaar. Die
dwaze gedachten wees de knaap echter
spoedig van zich, en zich vermannende,
vroeg hij schuchter„Hoe kent u mij
dan Ik ken u in 't geheel niet."
„Dat geloof ik wel, en toch zoudt ge
mij eigenlijk wel kunnen kennen. Gij
hebt mij reeds meermalen gezien bij Gos-
podina Yilhar, maar toen zag ik er een
weinig anders uitik had geen baard en
was nog een overmoedig student."
Uros begon iets te vermoeden.
„Zijt u mijnheer de Baron, de broeder
van de Gospodina
„Geraden, mijn jongen. Begint gij het u nu
te herinneren Reeds voor eenige jaren
zou ik u gaarne medegenomen hebben als
een wonderkind dezer schoone bergen. Uw
leermeester Bibernik, (hier begonnen de
oogen van den knaap te fonkelen, en zagen
den vreemdeling vol vertrouwen aan) ver
zekerde mij dat ge niets liever zoudt wil
len als met mij medegaan. Nu deed ik
het vorige jaar aan uwen vader den voor
slag om u wel is waar niet mede te nemen,
maar u toch te laten studeeren. Maar wat
was het antwoord Een zoo beslist „neen",
dat ik boos werd en mij voornam nooit
weer zulke voorslagen te doen."
„Neem mij niet kwalijk," zeide Uros
treurig, „maar ik moest mijn vader gehoor
zaam zijn."
„Goed zoo, mijn jongon, het was ook
dom van mij, voo boos op u te worden.
Maar hoe weinig ik het gebleven ben ziet
ge hieruit, dat ik u nu denzelfden voorslag
doe als verleden jaar."
Uros beefde van vreugde, en kon geen
woord uitbrengen.
„Naardat ik gehoord heb," voer de baron
voort, „zijt ge nu vrij en geheel uw eigen
meester."
Zoo straks noemde ik de Zend-Avesta, het
heilige boek der Parzen, en ik kan niet
nalaten u hieruit een der vele schoone
plaatsen mede te deelen, n. 1. het volgende
loflied„Niet te bedriegen is Ahura, de
AlwetendeHij straft allen, wier belofte
leugen is, en brengt aan het licht elke
duistere daad, elke onderdrukking. Zoo
moge gerechtigheid het deel worden van
deze wereld. Alle goede dingen, die waren,
zijn, en zijn zullen, verleen ze ons, o God
door Uwe genade. Gij, o heiligste Geest,
die de aarde, het water, en de boomen
hebt geformeerd, geef ons de onsterfelijk
heid en de volmaaktheid. Aan u wil ik
denken, o Heerlijkste! bij den uitgang
mijns levens. Beiden, welstand en onster
felijkheid, behjoren tot Uwe heerlijkheid.
Met deze gebeden wil ik lovende en prij
zende U tegengaan, o Geest der waarheid
en reinheid. „Verkondiger van Uwen lof",
dezen naam wil ik blijven dragen in
eeuwigheid."
Ook aan een laatste oordeelsdag gelooven
de Parzen. Dan zal er een ontzaglijke
komeet op de aarde vallen, die daarbij
siddert als het schaap in de klauwen van
den wolf. Het metaal der bergen en der
hoogten zal vuurvatten, en als een gloeiende
stroom over de aarde vloeien. Het rijk
van Ahriman, het rijk der duisternis wordt
vernietigd, en een eeuwige vreugde breekt
aan. Vader en zoon, broeder en vriend
worden vereenigd om niet meer te scheiden,
en alle gezaligden verheffen hun stemmen
tot het eeuwige loflied om Ahura-masda,
den Eeuwige, den Heilige te prijzen,
Wiens schepping dan voleindigd is.
Zoo was eens de Godsdienst van Zoroaster,
de Godsdienst der drie wijzen uit het oosten,
die kwamen tot de kribbe van Bethlehem,
de Godsdienst die nu in Perzië zoozeer
verbasterd is, maar die toch nog elders op
deze wereld, n. 1. in Engelsch Indië, in
de oorspronkelijke reinheid is blijven voort
bestaan, al is het dan maar bij niet meer
dan 150000 belijders. Deze 150000, zijnde
de meest beschaafde inwoners van Engeïsch-
Indië, uitblinkende te midden van wreede
volken door zedelij kheid en menschenliefde,
tellen onder zich mannen, die door de konin
gin van Engeland wegens werken van welda
digheid tot den adelstand verheven zijn,
zooals o. a. een Dsjamsidsji, een man die
jaren achtereen schatten heeft uitgegeven
tot bevordering vau het heil zijner mede-
menschen, en tot leniging hunner ellende.
Bombay,Soeratte, Nansari, Skandalla-poena,
en nog vele andere steden kunnen getuigen
wat hij uit zuivere menschenliefde heeft
gedaan. Hij h -eft duizenden, die in nood
en behoeften verkeerden gered op zijne
kosten wegen aangelegd, scholen gesticht,
gasthuizen voor armen gebouwd, weldadige
inrichtingen rijkelijk ondersteund, herbergen
voor reizigers opgericht, en waterleidingen
vernieuwd of aangelegd. Daarbij vroeg hij
nooit tot welk volk, kaste, of godsdienst
een hulpbehoevende behoordehet was
hem genoeg dat een medemenseh zijne hulp
noodig had. De Koningin van Engeland
schonk hem in 181*2 den titel van Baronet,
en liet in 18-13 ter zijner eere een gouden
gedenkpenning slaan. Zijn zoon, SirSorabdsji-
Dsjamsidsji, drukt waardig de voetstappen
van zija edelen vader. Nog andere voor
beelden Toen in 1790 Bombay door hou-
gersnood geteisterd werd, spijsde een Paris,
genaamd Mondsjeiski, dagelijks 200 menschen
zonder onderscheid van kaste of godsdienst
een ander, Ardeshir Daedy, onderhield er
toen niet mindei; dan 5000, gehoorzamende
de Zend-Avegta, die beveeltSpijst de
hongerigen."
Wel had broeder Adams gelijk, dat deze
menschen, die d,e wet niet kennen, voor
hun godsdienst veel over hebben, en vele
christenen beschamen.
De lippen van den knaap trilden en de
spreker, bemerkende dat hij eene teedere
snaar in het hart van zijn beschermeling
aangeroerd had, sloeg zijn arm om Uros
heen, en zeide deelnemend
„Gij hebt veel treurigs doorleefd, arm
kind; ongedaan kunnen we het niet maken,
maar we zullen u toch zooveel mogelijk
trachten te troosten. Ik geloof ook zeker
dat als nu uw vader voor ons stond, hij
mijn verzoek niet weer zou afslaan. Maar
we kunnen op den terugweg nog veel
bespreken, want het wordt reeds laat." De
baron stond op, Uros volgde zijn voorbeeld
en beiden wandelden zij naar het dal.
Zij bemerkten niet, hoe een grijs hoofd
zich tusschen de rotsen doordrong, en hen
met een belangstellenden blik volgde, totdat
zij achter de rotsen verdwenen waren.
Nu moest Uros zich in Goraci vertoo-
nen of hij wilde of niet.
Zijn weldoener verlangde hem dikwijls te
zien, en spoedig was hij weer een wel
kome gast in het huis van den grondbe
zitter Vilhar. Natuurlijk vertelde Uros van
de trouwe vrienden die hij iu Beneden-
Kroatië weder gevonden en opnieuw ge
wonnen had. Zijn wensch om onder hunne
leiding de studie die hem door den baron
zoo aanlokkelijk werd voorgespiegeld te be
ginnen, blonk zonneklaar uit zijue oogen,
wanneer hij vertelde van den leeraar
Reinhardt en Bibernik.
In het algemeen had de baron daar niets
tegen in te brengen. Gaarne zou hij hem
medegenomen hebben naar Weenen, maar
hij begreep wel, hoe het hart van den
knaap aan zijn vaderland gehecht was, ja
dat het voor hem een plicht van gehoor
zaamheid was zijn vaderland, dat juist in
dien tijd zooveel deed in het belang der
scholen en der studie, niet te verlaten.
Terwijl Uros de dagen meest in ge^el-
Een godsdienst, die zulke vruchten geeft,
zal in Indië, in dat land waar Brahmanisme
en Boedisme, Mohatnedanisme en duivel-
diensteenstikdonkeren nacht vormen, blijven
glanzen als een heerlijke ster, totdat zij
eenmaal zal verbleeken voor de ook daar
verrijzende Zon van het Christendom, de
Zonne der gerechtigheid.
PROGRAMMA VOOR DE
\veek der ge I) e tl e n.
Januari 710, 1895.
Maandag 7 Januari.
Lof- en dankzegging, voor de zegeningen
van het verloopen jaar, voor vele gebeds-
verhooringen en voor den loop des (Evan
gelies. Ps. 136 Jos. 23. 1 Sam. 7:12. Ver
nedering en schuldbelijdenis, wegens be
dreven zonden van wereldgezindheid, ge
notzucht, traagheid in den dienst van God.
Ezech. 36. Dan. 9. Gebed om meerder
openbaring van de kracht des H. Geestes
in de gemeenten, om meerder getrouwheid
in den arbeid en meer toe wij ding in het
leven. Luk. 11, I Thess. 6.
Dinsdag 8 Januari.
Gebed voor de gansche kerk van Chris
tus; om meerder eenheid onder de volge
lingen van Jeznsom beschaming van den
voortgang van rotuanisme en bijgeloof, van
ongeloof en spotternijom meerder licht
voor de geloovigen in de hope op Chris
tus' wederkomst, opdat zij wachten op Jen
arbeiden voor Hem. Efes. 4. 1 Kor. 2
Filip. 1. II Thess. 2. Mat. 24.
Woensdag 9 Januari.
Gebed om nationale rechtvaardigheid en
vrede, om het ophouden van het streven
naar bandeloosheid, ontevredenheid en af
gunst; om de afschaffing van alle wetten
die de zedeloosheid in de hand werken
voor alle regeeringspersonen, wetgevers,
rechters en allen die in hoogheid zijn;
om algemeene godsdienst vrij beid en het
ophouden van alle geloofsvervolging. Deut.
4. 1 Tim. 2. Spr. 14. Ezra 6 22. Ezra 7.
Donderdag 10 Januari.
Dank aan God, voor de toenemende ver
spreiding der II. Schrift; voor de ge
opende deuren op de gansche aardeen
voor de geopenbaarde kracht des H. Gees
tes op vele zendingsposten. Hand. 4 en 11.
Openb. 3. G bed voor alle Zendelingen en
Evangeliepredikers, dat zij vervuld mogen
worden iuet kracht uit de hoogtedat de
gemeente haar voorrecht en plicht beter
leerc verstaan, om het Evangelie overal
te verbreiden, en dat de Heere des oogstes
veel meer arbeiders uitzeilde. Luk. 24.
Matth. 9.
Vrijdag 11 (Junuari.
Dankzegging voor de meerdere belang
stelling in de heiden-zending, en Joden-
zending en voor den rijken zegen daar
over. Ps. 67. Jes. 3. Gebed voor het Jood-
sche volk, en voor allen die onder dat
volk arbeiden, en dat weldra Gods belof
ten aan Israël worden vervuld. Ps. 51.
Ps. 102. Jes. 40. Zach. 8.
Zaterdag 12 Januari;
Gebed voor de huisgezinnen, dat man
nen en vrouwen, ouders en kinderen, mees
ters en dienstbaren, elk in zijn kring, aan
Gods woord gehoorzaam worden, dat de
ouders de vreeze Gods voor hun kinderen
zoeken; om meer zegen door de christelijke
vereenigingen onder jonge mannen en
vrouwen; voor dag- en zondagsscholen,
hoogere scholen en universiteiten. Efez. 5.
Kol. 3. Spr. 4. II Tim. 3.
schap van zijn weldoener doorbracht, pak
ten donkere onweerswolken zich weer bo
ven hem te zamen.
De dorpsgeestelijke, wiens kerkijver en
strenge tucht Zorka reeds had ervaren,
had reeds lang een oogje op Uros, zonder
dat de knaap het merkte. Het was niet
meer die pastoor, die zich eens over den
leergierigen knaap ontfermd had, die had
nog voor Uros naar Beneden-Kroatie ver
trokken was, Goraci verlaten. Zijn opvol
ger, een ruwe Slaaf, bezat weinig hart
en verstand om met het kroatische volk
om te gaan. Het beviel den pastoor in het
geheel niet, dat de knaap zich altijd bij
Zorka ophield. Daaruit was het gemakkelijk
te verklaren, maar in 't geheel niet te
verontschuldigen dat Uros de mis niet be
zocht. Toen de pastoor bovendien van de
postbeambten der Kroaïnsche grensplaatsen
(want Goraci zelf bezat geen post) vernam
dat de weerspannige knaap aan een pro-
testantschen leeraar, een ketter had ge
schreven, was zijn geduld ten einde. Hij
wilde echter eene geschikten tijd afwachten,
en die brak voor hem aan, toen hij Uros
bijna iederen dag voorbij zijn huis zag
wandelen.
Eens werd de knaap aangesproken door
de ruwe en forsche huishoudster van den
geesteiy ke.
Z j gebood hem onmidde'lijk in de pas
torie te komen. Uros volgde dadelijk. Nog
niemand had hem echter gezegd, op welk
een gespannen voet de pastoor met zijne
familie en vrienden stond. Eerst na ver
scheidene uren verliet Uros de pastorie.
Zeer bleek en aangedaan keerde hij in
Zorka's hut terug.
De oude was juist bezig het avondmaal
te bereiden.
„Zorka," zeide hij, terwijl hij hare hand
groep, „nu bekojrou wij geaeel »n al bij
(ï«MiiPngile Berichten.
De vorige week hield de uit de leden
der Tweede Kamer gevormde „landbouw-
club", die zich ten doel stelt om zonder het
algemeen belang uit het oog te verliezen,
ook de belangen der deelen van ons land
meer bijzonder in 's lands vertegenwoordi
ging voor te staan, eene clubvergadering.
Daarin werd het bureau van deze groep
samengesteld uit de heeren Liefïinck als
voorzitter en Smeenge als secretaris.
In de maand November kwamen in
de provincie Zeeland bij 29 eigenaren 658
gevallen van mond- en klauwzeer voor
en bij 11 eigenaren 11 gevallen van var
kensziekte.
Tot klerk der posterijen en telegrafie
2e klasse is o. a. benoemd de heer CL C.
den Decker te Hulst en tot brievengaarder
te Oostkapelle de heer C. Geldof Jr.
Waarde. De heer M. Wabeke heeft
voor zijne benoeming als lid van het Groot
Armbestuur bedankt.
Rilland. De heer C. vbu Burg heeft
voor zijne benoeming tot lid der brood
commissie bedankt. De aanbesteding van
het te leveren brood is voor 9 cent de
kilo gegund aan alle zes de bnkkers, die
allen voor dat bedrag hadden ingeschreven.
Reeds zullen voorloopig aan 54 huisgezinnen
brooden worden uitgereikt. Het is te hopen
dat de ingezetenen door ruime bijdragen de
moeite en den ijver die de commissie voor
de goede zaak over heeft, ruimschoots be-
loone en de armoede lenige.
Borssele. De steiger aan den staartnol
alhier is voltooid, en is Zaterdag door
's Rijks Ingenieur opgenomen en goedge
keurd. Wanneer de dienst in zal gaan met
het aanleggen der booten van den Provin
cialen stoombootdienst, is nog niet met
zekerheid te melden.
's Heer Arendskerke. De Belgische
persoon die kort geleden te Heinkenszand
een opstootje veroorzaakte is eenige dagen
geleden weer als zwerveling in het weste
lijk deel van Zuid-Beveland teruggekeerd,
en is Zaterdag door de politie alhier gevat
en in bewaring gesteld.
Kapelle. Jl. Vrijdagavond hield de
kolenbond „Ons Voordeel" alhier, hare
jaarlij ksche algemeene vergadering. In
het bestuur kwam geen "verandering, door
dien de beide aftredende bestuursleden her
kozen werden en zich die herbenoeming
lieten wel gevallen. Uit het verslag van
den Secrs. bleek dat bij de 204 HL. kolen, die
het vorige jaar in het pakhuis waren
blijven liggen nog 2448 HL. waren aan
gekocht, welke, behalve de 204 eerstge
noemde, die tegen 60 ets per HL. zijn
opgeruimd, op 80. HL. na, den leden d 72
ets per HL zijn thuisbezorgd of k 77 ets
per HL. uit het pakhuis zijn verschaft.
Uit de rekening van den penningmeester
bleek, dat de ontvangsten, met inbegrip
van het restant der kas van verleden jaar,
f 1942,51 Va en de uitgaven voor dit jaar
f 1718,05l/a bedroegen, zoodat in kas blijft
f 2*24.46. Hiervan komt echter den leden
f 183.64Va toe, als zijnde op de boekjes
blij ven staan, waardoor feitelijk in eigen
dom van de vereeniging blijft f 40.81'/».
Als men hier nu bijvoegt den prijs der 80
HL. uit het pakhuis a 72 ets en 39 aan-
teekenboekjes a 10 ets, welke nog aan
wezig zijn, bedraagt het goed slot der kas:
fl02.31'/s. Daar vroeger voor mogelijke
te korten vastgesteld was, dat ieder lid
minstens één gulden op zijn boekje moest
laten staan, doch de penningmeester van
meening was, dat dit gprnst tot 25 cents
verminderd kon worden, als men het goed
slot of ten minste f 100 als reservekas aan
elkander, beiden zijn we in den ban ge
daan". Daar de oude hem niet dadelijk
scheen te begrijpen, voer hij met eene
diep bewogen stem voort„Nu eerst weet
ik, wat ge voor ons, mijn vader, mijne
moeder en mij geweest zijt. Wat hebt ge
toch veel voor ons moeten lijden Daarop
bukte hij zich en kuste de harde, gerim
pelde hand der oude.
„Lieve Uros!" riep Zorka met tranen
ia de oogen, „Spreek toch, want ik begrijp
u niet."
Toen vertelde hij haar, wat hij in de
laatste uren doorleefd had.
„De pastoor schijnt mij te willen dwin
gen" besloot Uros. „Hij dreigde mij, dat
hij de middelen had, om mij in de schoot
der kerk terug te brengen. Wanneer ik
niet vrijwillig de plaats in de kloosterschool
aannemen wil, zal hij mij wel weten te
vinden."
„Heeft hij dat gezegd riep Zorka.
„Ge moet weg, Uros, nog dezen nacht. Ga
naar uwe vrienden in Beneden-Kroatië, die
zullen u wel beschermen."
„God zal mij beschermen, zeide Uros
zacht," ik verlaat u nu niet, Zorka."
„Gg domme knaap", riep Zorka, zoo
scherp als zij nog nooit tegen Uros gespro
ken had, „ge moet weg." „Eerst zullen
we eten en dan pak ik uw bundeltje byeen."
„Maar wat zal er dan van u worden,
Zorka Wanneer zij mij niet vinden zullen
ze er u voor verantwoordelijk stellen."
Zorka lachte.
„Ik ben eene oude vrouw, my kunnen
ze niet in een kloosterschool steken, slechts
éen onderwijzer kon mij iets leeren, en
dat was de zoon myner Anica."
Wordt vervolgd.)
merl I
s tel, I
dat I
evenl
te kil
als el
hem I
Vel
lieid I
boek
nit I
vroejl
de il
geda:|
3 Hl
meerl
aan ;l
verhil
groot I
worpl
een I
het I
tot ll
worcl
nabij I
zich I
stoel I
voorl
stanil
eenijl
in ecl
radei
ken, I
den I
verbl
schu I
mej.
een
koeicl
de bl
toen
zicht I
volg, I
liersel
zeer I