V UROS. hierbij de reproductie; om later omtrent de overige punten nog een korte samen- vattiug te geven. Intnsschen houden ook wij bet er voor, dat de kieswet Tak en de Ontbinding van de baan zijnde, wij den blik voorwaarts hebben te richten en te wachten op de wet Van Houten, die zeker het grondwet tig struikelblok vermijden zal, doch tegelijk naar wij hopen de verdienste zal hebben van eene zoo ver mogelijk vooruitstrevende richtingopdat wij voor den langst mo gelijken tijd van deze quaestie die groot en klein bezig en de natie verdeeld houdt, mogen verlost zijn; en in 'teind blijke dat aan een zoo groot mogelijk deel van het volk achter de kiezers is recht gedaan. LOMBOK. Omtrent de verovering van Tjakra Negara melden de Indische bladen nog het vol gende dat de Hollandsche bladen tot nog toe niet wisten Generaal Segov attaqueerde uit het Noor den, terwijl kolonel Swart met den overste Scheuer dejnaanval op het centrum richtte, ieder met een bataljon. Het 5e bataljon bezette de posten materialen voor het op richten van twee posten waren meegenomen. De vrouwen, der Baliërs deden een lans- aanval op de troepen. Na de volledige verovering van de vor stelijke Poeri kwam goesti Hodé Getas van Narmada te Tjakra Negara om zich te on derwerpen. De ingeleverde wapenen hebben weinig waarde. Reeds vóórdat de eigenlij ke schatkist van den radja werd ontdekt, dus onmiddellijk na de bezetttng van de poeri, werd voor eene waarde van acht ton gevonden en in onze oorlogsschepen overgebracht. Kerknieuws. Ned. Herv. Kerk. Beroepen te Grijpskerke dhr. A. H. Ma- gendam, cand. te Slijk Ewijk. Bedankt voor Monster door ds. P. Bokma te Bruinisse. Door jiet Kiescollege der Ned. Herv. Kerk te Scherpenisse zijn tot leden geko zen de heeren J. van de Velde als ouder ling en P. Noordijke Mz. als diaken, en zulks ter aanvulling van de vacaturen, outstaan door het bedanken van de heeren M. van Zuijen en J. Duinhouwer. lerseke. Door het bedanken van den gekozene tot natabele, P. Luteijn, had heden eene nieuwe verkiezing plaats, waarbij met meerderheid van stemmen gekozen is de heer M. van de Vrede Sr. Vrijdag is te Haarlem overleden in den ouderdom van 89 jaren de heer dr. A. M. Cramer, in leven predi kant bij de doops gezinde gemeenten o. a, te Middelburg en Vlissingen. School nieuw s. Benoemd tot onderwijzeres aan de open bare lagere school te Scherpenisse, mej. C. Bodestof te Sliedrecht. Z E N I) l i\ U. De Vuuraanbidders. Den velen die met aandacht de belang wekkende mededeelingen van broeder Adams, de moedige Perzische Zendeling gevolgd hebben, kan het niet anders dan aangenaam zijn omtrent den alleroudsten godsdienst der Perzen, omtrent den gods dienst van Koresh of Cyrus, „de gezalfde des Heeren", de bevrijder der Joden uit de Babylonische ballingschap, wat naders te vernemen. Ik bedoel hiermede niet een 10) FEUILLETON. Een verhaal uit het Kroatische Bergland. Uit het Duitso.li door J. M. d. J. Uros ondersteunde zijn hoofd opnieuw, hij was als verlamd. Wat had hij ook te vreezen In ieder geval wilde hij af wachten. Daar werd een hand op zijn gebogen hoofd gelegd, en eene welluidende stem vroeg„Mijn jongen, waarom zoo treurig Verrast blikte Uros op. Naast hem stond een netgekleed, nog jeugdig heer. „Hebt gij dat leven met die steenenge maakt?" vroeg hij onwillekeurig. De heer lachte hartelijk. „Ik geloof zeker dat ge een middagslaapje gehouden en gedroomd hebt. U w rustplaats schijnt echter wat ongemakkelijk te wezen, dan heb ik daar beneden op het mos eene betene gehad. Ik v erzeker u overigens, dat ik zéér zacht naderbij ben gekomen en het beste bewijs daarvoor is dat ge mij in 't geheel niet gehoord hebt." Uros zag hem nog altijd met bevreem ding aan, en stond toen plotseling verle gen opdoch de vreemdeling duwde hem weer op zijn zitplaats terug en zette zich vertrouwelijk naast hem neder. „We zullen een weinig met elkander praten, als je dat bevalt," begon hij. „Gij kent mij niet, maar ik ken je wel. Reeds lang heb ik gewenscht je weder te zien om je een voorslag te doen." Uros zag den vreemdeling verwonderd aan. „Gij zijt verbaasd, en gelooft mij ook misschien niet, maar ik zal bewijzen dat ik u ken. Gij zijt Uros Jercin en de wenseh yan uw hart ia te studeeren." liet werd nadere toelichting, een uitbreiding, van datgene wat br. Adams ons zoo beknopt maar duidelijk heeft verteld omtrent den tegenwoordigen eeredienst der Perzische vuurainbidders, maar ik heb hiermede op het oog de oorspronkelijke, onverbas terde leer dier volgelingen van Zoroaster. Zoroaster, de stichter van den gods dienst der vuuraanbidders of I'arzeu leefde omtrent 1800 v. Chr. in het ten Oosten van Perzië gelegen landschap Bactrië. Deze Zoroaster verkondigde aan zijn heidensoho landgenooten dat er maar éen God, éen Schepper der wereld, éen vergelder van goed en kwaad bestond, dien hij den naam gaf van Ahura-masda of] Ormasd. Tegenover dezen geest des goeds stond als vijand de geest des kwaads, Ahriman genaamd. Sommige schrijvers beschouwen daarom de leer van Zoroaster, of het Parzisme, als een dualistische Godsdienst, d. i, als een twee-godendom. Anderen echter, zooals Dr. J. Jolly, Hellwald, Siele en Pfieiderer noemen het een zuiver monotheïstische leer, d. i. een éengodendom, zich hierbij terecht beroe pende op het Heilige boek der Parzen, de Zend-Avesta, dat zegt„maar alleen Ahura-masda is waarlijk God, en Hij za' ook eenmaal zeker het rijk der duisternis overwinnen." Die strijd tusschen licht en duisternis wordt niet alleen in deze geheele wereld gestreden, maar ook in eiken mensch afzonderlijk. Ook de sterfelijke inonsch moet aan dien strijd deelnemen, hij moet tusschen licht en duisternis kiezen, door zijne werken moet hij het zijne bijdragen tot de overwinning van het goede, opdat God zelf hem beschouwe als een medehel per lot de overwinning. Daaraan ging de leer van de opwekking der dooden gepaard. Men stelde zich voor dat de afgestorvenen na hun opstanding een onvergankelijk, aan de stofwisseling onttrokken, rein leven leidden, in lichamen die geen schaduw wierpen en geen voedsel van noode hadden. Drie dagen na den dood zweeft de ziel nog in de nabijheid van het lichaam, maar als zich het morgen rood van den vierden dag vertoont komt de ziel aan de brug van den zielenrechter, die de goede en kwade daden op een weeg- sehaal onderzoekt. De vrome gaat dan naar de woningen der lofzangen; maar de god- delooze naar de woningen der duisternis. Den naam van vunraanbidders hebben de Parzen gekregen, omdat zij het vuur voor heilig houden. Oorspronkelijk echter werd het vuur zelve niet aangebeden, maar het vuur, de zon en alles wat licht gaf, beschouwde men eenvoudig als een zinne beeld van Ahura, in tegenoverstelling van het rijk der duisternis. Daarom mocht ook het vuur niet verontreinigd worden, en waren lijkverbranding, en het verbran den van een levend menschenoffer, zooals dat nu bij de verbasterde nakomelingen, ten minste bij die welke nog in Perzië wonen, geschiedt, ten strengste verboden. Dezelfde bescherming genoot ook het stroomende water als zijnde een zinnebeeld van Gods reinheid. Daar het dus verboden was de dooden te verbranden, of in het water te werpen, en daar men de eveneens als heilig beschouwde aarde niet met hen bezoedelen mocht, liet men de lijken in ommuurde, ringvormige plaatsen, die de „torens der stilte" genaamd waren, aan de roofvogels ten prooi. Het geloof, dat men aan het uitpikken der oogen kon zien of zij al dan niet zalig waren, is een bijgeloof van lateren datum. Reinheid, zoowel zedelijke als lichame lijke, was het voornaamste voorschrift van Zoroaster. Leugen, bedrog en diefstal, als bij uitnemendheid de „werken der duis ternis" zijnde, werden door de aanhangers zijner leer ten diepste veracht. Uros bijna bang om het hart. Was die heer een profeet of een toovenaar. Die dwaze gedachten wees de knaap echter spoedig van zich, en zich vermannende, vroeg hij schuchter„Hoe kent u mij dan Ik ken u in 't geheel niet." „Dat geloof ik wel, en toch zoudt ge mij eigenlijk wel kunnen kennen. Gij hebt mij reeds meermalen gezien bij Gos- podina Yilhar, maar toen zag ik er een weinig anders uitik had geen baard en was nog een overmoedig student." Uros begon iets te vermoeden. „Zijt u mijnheer de Baron, de broeder van de Gospodina „Geraden, mijn jongen. Begint gij het u nu te herinneren Reeds voor eenige jaren zou ik u gaarne medegenomen hebben als een wonderkind dezer schoone bergen. Uw leermeester Bibernik, (hier begonnen de oogen van den knaap te fonkelen, en zagen den vreemdeling vol vertrouwen aan) ver zekerde mij dat ge niets liever zoudt wil len als met mij medegaan. Nu deed ik het vorige jaar aan uwen vader den voor slag om u wel is waar niet mede te nemen, maar u toch te laten studeeren. Maar wat was het antwoord Een zoo beslist „neen", dat ik boos werd en mij voornam nooit weer zulke voorslagen te doen." „Neem mij niet kwalijk," zeide Uros treurig, „maar ik moest mijn vader gehoor zaam zijn." „Goed zoo, mijn jongon, het was ook dom van mij, voo boos op u te worden. Maar hoe weinig ik het gebleven ben ziet ge hieruit, dat ik u nu denzelfden voorslag doe als verleden jaar." Uros beefde van vreugde, en kon geen woord uitbrengen. „Naardat ik gehoord heb," voer de baron voort, „zijt ge nu vrij en geheel uw eigen meester." Zoo straks noemde ik de Zend-Avesta, het heilige boek der Parzen, en ik kan niet nalaten u hieruit een der vele schoone plaatsen mede te deelen, n. 1. het volgende loflied„Niet te bedriegen is Ahura, de AlwetendeHij straft allen, wier belofte leugen is, en brengt aan het licht elke duistere daad, elke onderdrukking. Zoo moge gerechtigheid het deel worden van deze wereld. Alle goede dingen, die waren, zijn, en zijn zullen, verleen ze ons, o God door Uwe genade. Gij, o heiligste Geest, die de aarde, het water, en de boomen hebt geformeerd, geef ons de onsterfelijk heid en de volmaaktheid. Aan u wil ik denken, o Heerlijkste! bij den uitgang mijns levens. Beiden, welstand en onster felijkheid, behjoren tot Uwe heerlijkheid. Met deze gebeden wil ik lovende en prij zende U tegengaan, o Geest der waarheid en reinheid. „Verkondiger van Uwen lof", dezen naam wil ik blijven dragen in eeuwigheid." Ook aan een laatste oordeelsdag gelooven de Parzen. Dan zal er een ontzaglijke komeet op de aarde vallen, die daarbij siddert als het schaap in de klauwen van den wolf. Het metaal der bergen en der hoogten zal vuurvatten, en als een gloeiende stroom over de aarde vloeien. Het rijk van Ahriman, het rijk der duisternis wordt vernietigd, en een eeuwige vreugde breekt aan. Vader en zoon, broeder en vriend worden vereenigd om niet meer te scheiden, en alle gezaligden verheffen hun stemmen tot het eeuwige loflied om Ahura-masda, den Eeuwige, den Heilige te prijzen, Wiens schepping dan voleindigd is. Zoo was eens de Godsdienst van Zoroaster, de Godsdienst der drie wijzen uit het oosten, die kwamen tot de kribbe van Bethlehem, de Godsdienst die nu in Perzië zoozeer verbasterd is, maar die toch nog elders op deze wereld, n. 1. in Engelsch Indië, in de oorspronkelijke reinheid is blijven voort bestaan, al is het dan maar bij niet meer dan 150000 belijders. Deze 150000, zijnde de meest beschaafde inwoners van Engeïsch- Indië, uitblinkende te midden van wreede volken door zedelij kheid en menschenliefde, tellen onder zich mannen, die door de konin gin van Engeland wegens werken van welda digheid tot den adelstand verheven zijn, zooals o. a. een Dsjamsidsji, een man die jaren achtereen schatten heeft uitgegeven tot bevordering vau het heil zijner mede- menschen, en tot leniging hunner ellende. Bombay,Soeratte, Nansari, Skandalla-poena, en nog vele andere steden kunnen getuigen wat hij uit zuivere menschenliefde heeft gedaan. Hij h -eft duizenden, die in nood en behoeften verkeerden gered op zijne kosten wegen aangelegd, scholen gesticht, gasthuizen voor armen gebouwd, weldadige inrichtingen rijkelijk ondersteund, herbergen voor reizigers opgericht, en waterleidingen vernieuwd of aangelegd. Daarbij vroeg hij nooit tot welk volk, kaste, of godsdienst een hulpbehoevende behoordehet was hem genoeg dat een medemenseh zijne hulp noodig had. De Koningin van Engeland schonk hem in 181*2 den titel van Baronet, en liet in 18-13 ter zijner eere een gouden gedenkpenning slaan. Zijn zoon, SirSorabdsji- Dsjamsidsji, drukt waardig de voetstappen van zija edelen vader. Nog andere voor beelden Toen in 1790 Bombay door hou- gersnood geteisterd werd, spijsde een Paris, genaamd Mondsjeiski, dagelijks 200 menschen zonder onderscheid van kaste of godsdienst een ander, Ardeshir Daedy, onderhield er toen niet mindei; dan 5000, gehoorzamende de Zend-Avegta, die beveeltSpijst de hongerigen." Wel had broeder Adams gelijk, dat deze menschen, die d,e wet niet kennen, voor hun godsdienst veel over hebben, en vele christenen beschamen. De lippen van den knaap trilden en de spreker, bemerkende dat hij eene teedere snaar in het hart van zijn beschermeling aangeroerd had, sloeg zijn arm om Uros heen, en zeide deelnemend „Gij hebt veel treurigs doorleefd, arm kind; ongedaan kunnen we het niet maken, maar we zullen u toch zooveel mogelijk trachten te troosten. Ik geloof ook zeker dat als nu uw vader voor ons stond, hij mijn verzoek niet weer zou afslaan. Maar we kunnen op den terugweg nog veel bespreken, want het wordt reeds laat." De baron stond op, Uros volgde zijn voorbeeld en beiden wandelden zij naar het dal. Zij bemerkten niet, hoe een grijs hoofd zich tusschen de rotsen doordrong, en hen met een belangstellenden blik volgde, totdat zij achter de rotsen verdwenen waren. Nu moest Uros zich in Goraci vertoo- nen of hij wilde of niet. Zijn weldoener verlangde hem dikwijls te zien, en spoedig was hij weer een wel kome gast in het huis van den grondbe zitter Vilhar. Natuurlijk vertelde Uros van de trouwe vrienden die hij iu Beneden- Kroatië weder gevonden en opnieuw ge wonnen had. Zijn wensch om onder hunne leiding de studie die hem door den baron zoo aanlokkelijk werd voorgespiegeld te be ginnen, blonk zonneklaar uit zijue oogen, wanneer hij vertelde van den leeraar Reinhardt en Bibernik. In het algemeen had de baron daar niets tegen in te brengen. Gaarne zou hij hem medegenomen hebben naar Weenen, maar hij begreep wel, hoe het hart van den knaap aan zijn vaderland gehecht was, ja dat het voor hem een plicht van gehoor zaamheid was zijn vaderland, dat juist in dien tijd zooveel deed in het belang der scholen en der studie, niet te verlaten. Terwijl Uros de dagen meest in ge^el- Een godsdienst, die zulke vruchten geeft, zal in Indië, in dat land waar Brahmanisme en Boedisme, Mohatnedanisme en duivel- diensteenstikdonkeren nacht vormen, blijven glanzen als een heerlijke ster, totdat zij eenmaal zal verbleeken voor de ook daar verrijzende Zon van het Christendom, de Zonne der gerechtigheid. PROGRAMMA VOOR DE \veek der ge I) e tl e n. Januari 710, 1895. Maandag 7 Januari. Lof- en dankzegging, voor de zegeningen van het verloopen jaar, voor vele gebeds- verhooringen en voor den loop des (Evan gelies. Ps. 136 Jos. 23. 1 Sam. 7:12. Ver nedering en schuldbelijdenis, wegens be dreven zonden van wereldgezindheid, ge notzucht, traagheid in den dienst van God. Ezech. 36. Dan. 9. Gebed om meerder openbaring van de kracht des H. Geestes in de gemeenten, om meerder getrouwheid in den arbeid en meer toe wij ding in het leven. Luk. 11, I Thess. 6. Dinsdag 8 Januari. Gebed voor de gansche kerk van Chris tus; om meerder eenheid onder de volge lingen van Jeznsom beschaming van den voortgang van rotuanisme en bijgeloof, van ongeloof en spotternijom meerder licht voor de geloovigen in de hope op Chris tus' wederkomst, opdat zij wachten op Jen arbeiden voor Hem. Efes. 4. 1 Kor. 2 Filip. 1. II Thess. 2. Mat. 24. Woensdag 9 Januari. Gebed om nationale rechtvaardigheid en vrede, om het ophouden van het streven naar bandeloosheid, ontevredenheid en af gunst; om de afschaffing van alle wetten die de zedeloosheid in de hand werken voor alle regeeringspersonen, wetgevers, rechters en allen die in hoogheid zijn; om algemeene godsdienst vrij beid en het ophouden van alle geloofsvervolging. Deut. 4. 1 Tim. 2. Spr. 14. Ezra 6 22. Ezra 7. Donderdag 10 Januari. Dank aan God, voor de toenemende ver spreiding der II. Schrift; voor de ge opende deuren op de gansche aardeen voor de geopenbaarde kracht des H. Gees tes op vele zendingsposten. Hand. 4 en 11. Openb. 3. G bed voor alle Zendelingen en Evangeliepredikers, dat zij vervuld mogen worden iuet kracht uit de hoogtedat de gemeente haar voorrecht en plicht beter leerc verstaan, om het Evangelie overal te verbreiden, en dat de Heere des oogstes veel meer arbeiders uitzeilde. Luk. 24. Matth. 9. Vrijdag 11 (Junuari. Dankzegging voor de meerdere belang stelling in de heiden-zending, en Joden- zending en voor den rijken zegen daar over. Ps. 67. Jes. 3. Gebed voor het Jood- sche volk, en voor allen die onder dat volk arbeiden, en dat weldra Gods belof ten aan Israël worden vervuld. Ps. 51. Ps. 102. Jes. 40. Zach. 8. Zaterdag 12 Januari; Gebed voor de huisgezinnen, dat man nen en vrouwen, ouders en kinderen, mees ters en dienstbaren, elk in zijn kring, aan Gods woord gehoorzaam worden, dat de ouders de vreeze Gods voor hun kinderen zoeken; om meer zegen door de christelijke vereenigingen onder jonge mannen en vrouwen; voor dag- en zondagsscholen, hoogere scholen en universiteiten. Efez. 5. Kol. 3. Spr. 4. II Tim. 3. schap van zijn weldoener doorbracht, pak ten donkere onweerswolken zich weer bo ven hem te zamen. De dorpsgeestelijke, wiens kerkijver en strenge tucht Zorka reeds had ervaren, had reeds lang een oogje op Uros, zonder dat de knaap het merkte. Het was niet meer die pastoor, die zich eens over den leergierigen knaap ontfermd had, die had nog voor Uros naar Beneden-Kroatie ver trokken was, Goraci verlaten. Zijn opvol ger, een ruwe Slaaf, bezat weinig hart en verstand om met het kroatische volk om te gaan. Het beviel den pastoor in het geheel niet, dat de knaap zich altijd bij Zorka ophield. Daaruit was het gemakkelijk te verklaren, maar in 't geheel niet te verontschuldigen dat Uros de mis niet be zocht. Toen de pastoor bovendien van de postbeambten der Kroaïnsche grensplaatsen (want Goraci zelf bezat geen post) vernam dat de weerspannige knaap aan een pro- testantschen leeraar, een ketter had ge schreven, was zijn geduld ten einde. Hij wilde echter eene geschikten tijd afwachten, en die brak voor hem aan, toen hij Uros bijna iederen dag voorbij zijn huis zag wandelen. Eens werd de knaap aangesproken door de ruwe en forsche huishoudster van den geesteiy ke. Z j gebood hem onmidde'lijk in de pas torie te komen. Uros volgde dadelijk. Nog niemand had hem echter gezegd, op welk een gespannen voet de pastoor met zijne familie en vrienden stond. Eerst na ver scheidene uren verliet Uros de pastorie. Zeer bleek en aangedaan keerde hij in Zorka's hut terug. De oude was juist bezig het avondmaal te bereiden. „Zorka," zeide hij, terwijl hij hare hand groep, „nu bekojrou wij geaeel »n al bij (ï«MiiPngile Berichten. De vorige week hield de uit de leden der Tweede Kamer gevormde „landbouw- club", die zich ten doel stelt om zonder het algemeen belang uit het oog te verliezen, ook de belangen der deelen van ons land meer bijzonder in 's lands vertegenwoordi ging voor te staan, eene clubvergadering. Daarin werd het bureau van deze groep samengesteld uit de heeren Liefïinck als voorzitter en Smeenge als secretaris. In de maand November kwamen in de provincie Zeeland bij 29 eigenaren 658 gevallen van mond- en klauwzeer voor en bij 11 eigenaren 11 gevallen van var kensziekte. Tot klerk der posterijen en telegrafie 2e klasse is o. a. benoemd de heer CL C. den Decker te Hulst en tot brievengaarder te Oostkapelle de heer C. Geldof Jr. Waarde. De heer M. Wabeke heeft voor zijne benoeming als lid van het Groot Armbestuur bedankt. Rilland. De heer C. vbu Burg heeft voor zijne benoeming tot lid der brood commissie bedankt. De aanbesteding van het te leveren brood is voor 9 cent de kilo gegund aan alle zes de bnkkers, die allen voor dat bedrag hadden ingeschreven. Reeds zullen voorloopig aan 54 huisgezinnen brooden worden uitgereikt. Het is te hopen dat de ingezetenen door ruime bijdragen de moeite en den ijver die de commissie voor de goede zaak over heeft, ruimschoots be- loone en de armoede lenige. Borssele. De steiger aan den staartnol alhier is voltooid, en is Zaterdag door 's Rijks Ingenieur opgenomen en goedge keurd. Wanneer de dienst in zal gaan met het aanleggen der booten van den Provin cialen stoombootdienst, is nog niet met zekerheid te melden. 's Heer Arendskerke. De Belgische persoon die kort geleden te Heinkenszand een opstootje veroorzaakte is eenige dagen geleden weer als zwerveling in het weste lijk deel van Zuid-Beveland teruggekeerd, en is Zaterdag door de politie alhier gevat en in bewaring gesteld. Kapelle. Jl. Vrijdagavond hield de kolenbond „Ons Voordeel" alhier, hare jaarlij ksche algemeene vergadering. In het bestuur kwam geen "verandering, door dien de beide aftredende bestuursleden her kozen werden en zich die herbenoeming lieten wel gevallen. Uit het verslag van den Secrs. bleek dat bij de 204 HL. kolen, die het vorige jaar in het pakhuis waren blijven liggen nog 2448 HL. waren aan gekocht, welke, behalve de 204 eerstge noemde, die tegen 60 ets per HL. zijn opgeruimd, op 80. HL. na, den leden d 72 ets per HL zijn thuisbezorgd of k 77 ets per HL. uit het pakhuis zijn verschaft. Uit de rekening van den penningmeester bleek, dat de ontvangsten, met inbegrip van het restant der kas van verleden jaar, f 1942,51 Va en de uitgaven voor dit jaar f 1718,05l/a bedroegen, zoodat in kas blijft f 2*24.46. Hiervan komt echter den leden f 183.64Va toe, als zijnde op de boekjes blij ven staan, waardoor feitelijk in eigen dom van de vereeniging blijft f 40.81'/». Als men hier nu bijvoegt den prijs der 80 HL. uit het pakhuis a 72 ets en 39 aan- teekenboekjes a 10 ets, welke nog aan wezig zijn, bedraagt het goed slot der kas: fl02.31'/s. Daar vroeger voor mogelijke te korten vastgesteld was, dat ieder lid minstens één gulden op zijn boekje moest laten staan, doch de penningmeester van meening was, dat dit gprnst tot 25 cents verminderd kon worden, als men het goed slot of ten minste f 100 als reservekas aan elkander, beiden zijn we in den ban ge daan". Daar de oude hem niet dadelijk scheen te begrijpen, voer hij met eene diep bewogen stem voort„Nu eerst weet ik, wat ge voor ons, mijn vader, mijne moeder en mij geweest zijt. Wat hebt ge toch veel voor ons moeten lijden Daarop bukte hij zich en kuste de harde, gerim pelde hand der oude. „Lieve Uros!" riep Zorka met tranen ia de oogen, „Spreek toch, want ik begrijp u niet." Toen vertelde hij haar, wat hij in de laatste uren doorleefd had. „De pastoor schijnt mij te willen dwin gen" besloot Uros. „Hij dreigde mij, dat hij de middelen had, om mij in de schoot der kerk terug te brengen. Wanneer ik niet vrijwillig de plaats in de kloosterschool aannemen wil, zal hij mij wel weten te vinden." „Heeft hij dat gezegd riep Zorka. „Ge moet weg, Uros, nog dezen nacht. Ga naar uwe vrienden in Beneden-Kroatië, die zullen u wel beschermen." „God zal mij beschermen, zeide Uros zacht," ik verlaat u nu niet, Zorka." „Gg domme knaap", riep Zorka, zoo scherp als zij nog nooit tegen Uros gespro ken had, „ge moet weg." „Eerst zullen we eten en dan pak ik uw bundeltje byeen." „Maar wat zal er dan van u worden, Zorka Wanneer zij mij niet vinden zullen ze er u voor verantwoordelijk stellen." Zorka lachte. „Ik ben eene oude vrouw, my kunnen ze niet in een kloosterschool steken, slechts éen onderwijzer kon mij iets leeren, en dat was de zoon myner Anica." Wordt vervolgd.) merl I s tel, I dat I evenl te kil als el hem I Vel lieid I boek nit I vroejl de il geda:| 3 Hl meerl aan ;l verhil groot I worpl een I het I tot ll worcl nabij I zich I stoel I voorl stanil eenijl in ecl radei ken, I den I verbl schu I mej. een koeicl de bl toen zicht I volg, I liersel zeer I

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1894 | | pagina 2