lo. 26. 1894.
(Domfecifag 29 loocm6cc.
legeer laargang.
CHRISTELIJK-
NIEU WSBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
Eerste Blad.
UROS.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Weg de vaccinedwang
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 s.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 eent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Naardien de gedwongen vac-
cinatie de vrijheid van den bur
ger te na komt en voor \elen
de opvoeding van hun kinderen
bemoeilijkt, vraagt Patrimonium
afschaffing van vaccinedwang.
Artikel 8 van het Sociaal
Program van het Nederland-
sche Werkliedenverbond »P*~
trimonium").
Een quaoitie als die ran den Vaccinedwang
raakt bij het vrije volk van Nederland
nimmer van de baantenzij dan dat zij
worde opgelost.
Thorbecke zei het in '48 reedswij zijn
geen volkom in een dwangbuis gestoken
te worden, En zijne partij, die toch be
proefd heeft dit te doen, heeft erjgeen wil van
gehad.
Hem ten spijt heeft een groot deel der
natie zich er om van haar vervreemd.
Ook de vaoeinedwang heeft de achting
veor den liberalen naam niet verhoogd.
Opheffing van den vaccinedwang.
Dat hebben de christenen in den lande
nu al bijna een kwarteeuw geroepen, en
nog altijd zonder gevolg.
Of ja want wij willen niet onbillijk
wezen.
Het had wel eenig gevolg.
Het had tot gevolg dat de tegenstanders
der gedwongen vaccinatie vermeerderden
dat de slagen op deze fanatieke bepaling
in de wet op besmettelijke ziekten het
oude amendement Idzerda al feller wer
den dat het vraagstuk der vaccine al meer
van twee kanten bekeken wordtdat zelfs
dokters zich tegen vacoine en vaccinedwang
hebben verklaard dat staatslieden er over
van gedachten wisselden dat kamerleden
(Fabins, Keuchenius) het vraagstuk hebben
ingestudeerd en in de tweede kamer ter
tafel brachtendat een anti-vaoeinebond
werd opgericht, waarvan bekwame en aan-
4) FEUILLETON.
Een verhaal uit het Kroatische Bergland.
Uit het Duitsch door J. M. d. J.
Als eene gewonde ree was Anica in de
armen der oude Zorka neergezegen. Zij had
haar in hare hut gebracht en op haar eigen
bed gelegd. Het schijnt dat Ravac aan
spraak heeft op Jercins hut, meende Zor-
ka, dat hij er bezit van genomen en Ani
ca door schandelijke voorstellen er uit ge
dreven heeft.
Nog een paar uren heeft de arme vrouw
geleefd. Zij vroeg altijd of haar Jercin
niet terugkwam en tegen middernacht is
zij gestorven.
„Zij was reeds langen tijd ziekelijk en
moedeloos, zeide de oude Zorka snikkend,
de schrik en de angst voor Ravac heeft
haar hart gebroken."
Jercin stampte met den voet en stiet een
wilden vloek nit.
„Zwijg stil", vermaande Zorka hem, op de
doode wijzende. Jerciu sloeg zich met de
hand voor het voorhoofd, trad nog eens op
de doode toe, hoog zich een oogenblik diep
over baar heen en trad toen naar buiten.
„Jercin, Jercin" riep Zorka, „doe niets
kwaads, om Anica's wil, doe het niet,
handel niet in toorn."
Maar hij hoorde haar niet meer. Weder
stootte hij tegen de deur zijner hut., dit
maal week zij voor de bij na bovenmensche-
lijke kracht zijner armen.
In de kamer boven zijn bed hing zijn
geweer, dat altijd geladen was. Dat wierp
hij over den schouder en vertrok.
Een zwaar onweder was inmiddels op
gekomen en hing dreigend over het enge
dal. Nog voordat d® Kroaat de laatste
zienlijke mannen lid zijn dat mannen als
Fabius, Keuchenius, dr. de Cock, ds. v. d.
Hoogt en anderen er brochures over schre
ven dat een minister des Konings, de heer
Lohman, een wetsontwerp tot herziening
der wet op de besmettelijke ziekten, ook
en vooral op dit punt, indiende dat de
oud-minister er later een hoekje over schreef
dat van humor en talent, van overtuiging
en zaakkennis getuigt en statistieken bevat
om er zelfs de felste tegenstanders van den
vaccinedwang mede te bekeeren.
„Aan een der ambtenaren van het De
partement van Binnenlandsche Zaken
voor zoover mij bekend, noch tot de anti
revolutionairen, noch tot de zoogenaamde
fijnen behoorende (aldus schrijft genoemde
oud-minister in zijne belangrij ke brochure Vac-
cinevereering) heb ik tijdeus mijn mi
nisterschap opgedragen nauwkeurig de
nieuwstevoornamelijk de officieele mede-
deelingen op het gebied van het vaccinatie-
vraagstuk na te gaan, bepaaldelijk met het
oog op de door mij gestelde vraag, of on-
ingeënten voor hun omgeving gevaarlijker
zijn dan ingeënt.en, en mij, onverschillig
welke de uitkomsten waren, den uitslag van
zijn onderzoek mede te deelen.
„Dat onderzoek duurde lang, want de
gegevens zijn talrijk. Yan tijd tot tijd
kwam de ambtenaar mij over de zaak
spreken, en deelde mij telkens mede, dat
hij steeds meer van de ondoelmatigheid der
vaccine overtuigd werd.
„Ik heken dat ik hiervan schrok. Wel
had ik vroeger nwen geachten Voorzitter
den heer mr. Keuchenius, in de Kamer de
vaccine hooren bespotten, maar als oud-
geloovige vond ik, met alle ordentelijke,
weldenkende en ontwikkelde Kamerleden,
dit minder gepast, en achtte zijne beschou
wing natuurlijk „eenzijdig". Doch de straks
bedoelde ambtenaar, die juist in opdracht
had „alzijdig" te zijn, naderde steeds meer
tot de conclusiën van den heer Keuehenins.
Dit gaf te denken."
De heer Lohman schreef dit aan het
bestuur van den Anti-Vaccinedwangbond,
waarvan destijds mr. Keuchenius voorzitter
was ends. v. d. Hoogt uit Zaandam secretaris.
hutten van Goraci achter zich had ont
lastten zich sohelle bliksemschichten, de
donder kraakte dreunend, welk geluid op
ijzingwekkende wijze honderdvoudig door
de rotswanden van het dal weerkaatst
werd.
De storm schudde en brak daarbij de
geweldige takken der dennen, die zich
donker tegen den zwarten hemel afteeken-
den en beroofde den berooiden kroaat
van zijn hoed, doch deze lette daar niet
op, en snelde voort. Nn eens steeg hij
langs eene helling naar boven, dan weer
heklom hij de rotseneindelijk stond hij
boven tegen een krakendtn denneboom ge
leund, om een oogenblik te rusten en na
te denken. De bliksem moest hem in den
plotseling ingevallen nacht het spoor aan
duiden, dat hij volgen moest. Door sneeuw-
groeven, over rotsen en door dalen, in
diepe afgronden en door het dichte kreu
pelhout sprong hij zijn doel tegemoet en
zijn oog glinsterde naarmate hij het na
derde. De fel bewegen natuur, de stemme
Gods, die hem daaruit tegenklonk, ver
mochten niets op den wraakgierigen man
die op dat oogenblik slechts dacht aan
wrake en aan zijne bittere smart. Arme
Jercin! Blind voor de majesteit Gods en
doof voor Zijne roepstemmen ijlde hij voort.
En hij daar, die zich in een rotshol
voor het onweder bergt, die van tijd tot
tijd ongeduldig om de vooruitstekende
rotspunt kijkt en zich daarna kalm weer
nederzetzijne sigaar rookt, en van tijd
tot tijd zijnen hond liefkoost; gevoelt bij
niets van de hoogere macht hoven zich
Hij heeft het niet getoond toen hij de
ongelukkige Anica uit haar huisje dreef.
Tegenover hem staat Jercin, bevend
van wraakzucht, opgemerkt door den jager,
noch door den hond, die bevend aan
zijns voeten ligt.
Ja juist, dit geeft te denken.
Dat de reeds nuchtere overlezing der
feiten een ambtenaar als bovenbedoelde
en wie weet hoe velen met hem
tot de bezwaren van den anti-Vaccine-
dwangbond bekeert, is eene geduchte
overwinning op de wetenschap behaald,
en het strekt allen vrijen Christen Neder
landers tot blijdschap.
Al meer wordt men van de dwaasheid
van het geloof in de alleen heilzame kracht
der inenting overtuigd.
Wij denken aan de inenting van Pasteur
tegen de hondsdolheid van dr. Kooh tegen
de tuberculose aan de koepokinenting en
ook voor de inenting met serum tegen de
typhus zijn wij niet zonder vreeze, dat
zi) velen zal teleurstellen.
Of wij dan allen dwang afkeuren?
Het kan in het algemeen noodig, ja
plichtmatig zijn dat de Staat dwingend
optrede. Doch in dit geval bestaat er voor
dwang geen reden.
Gezwegen van de mogelijkheid dat de
v&üGmüdwang het geloof in de kracht der
vaccine zelve ondermijnt, of zelfs de af
wezigheid van dat geloof doet veronderstel
len in de vereerders der pokinenting, is
hst een gevaarlijk tuchtmiddel op iemand
toepassen, waar men hem dwingt om óf
van lezeh en schrijven en alle andere nut
tige kundigheden om eerlijk er mede door
de wereld te komen, verstoken te blijven,
óf zich aan eene operatie die hem niet
aangenaam is ja schadelijk, zelfsj doodelijk
kan zijn, te onderwerpen.
Want dat is eigenlijk de vaccinedwang.
De Staat, bestrijdend de pokpuisten
zonder wetenschap, duldt geen wetenschap
zonder pokpuisten.
Alweer nemen wij Lohman's Vaccine-
Vereering ter handom daarna het uit te
spreken, dat Patrimonium wijs deed, met
onder dit en het vorige ministerie de quaes-
tie van den Vaccinedwang weer aan de
orde te stellen.
Yan de drie ministers van binnenlandsche
zaken, die wij in de laatste drie jaren zich
over den Vaccinedwang hoorden uitspreken
was minister Lohman het meest de volks-
Eene bliksemstraal flikkert. Jercin legt
aan een tweede doorkliefde de zwarte
lucht. Zijn doel is onveranderd gebleven.
Hij drukt los. Het schot knalt tegelijker
tijd met een donderslag van het zich
reeds verwijderende onweder. Nog eens
schiet Jercin, toen hoort hij een schreeuw,
huilend springt de hond op, nog eens
drukt de Kroaat los, en sohiet in de duis
ternis op goed geluk af. Toen weerkaatst
er eene nieuwe bliksemschicht.
Wat ziet hij Niet zijn slachtoffer,
maar eene groote gestalte, die juist tegen
over hem op de hangende rots staat Het is
een vrouw met hangende haren, op hloote
voeten en slechts door een schapenvel ge
dekt, terwijl de wijde korte rok wappert
om hare knieën. Dreigend heeft zij de
hand opgeheven, zij wijst met den vinger
op hem.
De oude Margata, de heks! schreeuwt Jercin,
en door bijgeloof gedreven, git hij 't bosoh in.
Ondertusschcn was Uros met zijne mak
kers in Beneden-Kroatië aangekomen, en
had ook reedB werk gevonden in de prachtige,
uitgestrekte bosschen van het benedenland.
Gedurende het nog zachte jaargetijde hiel
den de meeste mannen zich met houthakken
bezig, werd het kouder, dan kwamen zij
in eenvoudig getimmerde hutten te zamen,
om uit het omgehakte hout vaatwerk en
al wat tot het kuipersvak behoort te ver
vaardigen. Niettegenstaande zijne jeugd
werd Uros als een der vlijtigste arbeiders
beschouwd.
De gedachte aan zijne geliefde moeder
was de drijfveer en het doel zijner vlijt.
Wanneer de avond viel en de overige Kro-
aten ontspanning en verstrooiing zochten,
door gezellig verkeer, dan zat Uros meest
alleen op zijn ïtrooleger in de geringe hut,
waar hij met eenige kameraden verblijf
man, de vriend van het recht, de verdediger
der vrijheid, de democraat in den goeden zin.
Hij bestudeerde het vaccin® vraagstuk,
diende een wetsvoorstel in, schreef eene
belangrijke, helaas door de liberale pérs
doodgezwegen nota van beantwoording en
nam het met de hem van God gegeven
fierheid en met talent op voor den min
deren man, wiens vaderlijk gezag aange
rand, wiens geloof bespot wordt door den
vaccinedwang.
Wat toch is het geval
De rijke die tegen den vaccinedwang is
en zijn kind niet laat inenten, mag even
min zijn kind naar de school zenden, als
de arme die in hetzelfde geval verkeert.
Edoch met eenig verschil.
De rijke zorgt dat zijn kind huisonder
wijs krijgtde arme daarentegen kan dat
niet doen. Hij is gedwongenóf zijn
kind ongeleerd te doen opgroeien, en dat
verbiedt hem zijne doopsbelofteóf hij
moet zijn kind laten vaccineeren en dat
verbieden hem weer andere omstandigheden.
In de meeste gevallen kiest hij het laatste.
En daartegen is de heer Lohman opgekomen.
En minister Tak
Men weet het, hij trok de wetsontwer
pen van minister Lohman in, deed alsof
de Nota niet bestond, en beantwoordde
de schuchtere vraag hoe hij over deze
dingen dacht met het apodictisch zeggen
„Artikel 17 der wet van 5 December 1872
(Stbl. 134)" (het dwangartikel) „moet als
eene heilzame bepaling ter bevordering
van koepokinenting blijven bestaan."
Uit.
En nu de minister Van Houten, de derde
der genoemde ministers van binnenlandsche
zaken.
Deze heeft zich. natuurlijk als zoodanig
nog niet uitgelaten. Maar als verdediger
der vrijheid in het algemeen trad hij zoo
in publieken geschrifte, als in het parlement
herhaaldelijk op.
Met een beroep op zijn vrijheidigevoel pleit
Patrimonium hij dezen minister dus allicht
niet vergeefs.
Niet vergeefs?
De Inleiding op Lohmans Vaccine- Veree-
hield. De eenige weelde, die hij zich ver
oorloofde was eene kleine olielamp hij
het duistere schijnsel waarvan hij zijne
dorst naar kennis trachtte te bevredigen.
Twee kleine boekjes, een spraakkunst en
een boek met vertellingen, die bjj eens
van zijnen meester Bibernik gekregen had,
maakten zijne bibliotheek uit. Nu en dan
kreeg hij ook eens eene Kroatische krant
in handen, maar wat hij daarin vond, de
kleingeestige politieke geschillen van zijn
vaderland of de laffe nieuwstijdingen, be
vredigden hem slechts weinig. Liever las
hij voor de honderdste maal zijne mooie
volkssagen, en wanneer dan de lamp reeds
lang uitgegaan was, lag de knaap nog met
open oogen en droomde nog wakend over
hetgeen hij gelezen had.
Zoo kwam de koude Decembermaand.
De Kroaten hadden het bosch reeds verla
ten, en zich teruggetrokken in de kuipers-
hutten.
Het was namiddag. Vroolijke vuren
brandden voor de tenten, en heete dam
pen stegen op uit de zwarte ketels, waarin
de mais pruttelde. Uros zat met het hoofd
in de hand voor het vuur.
Zijn eenvoudig maal was reeds veror
berd, en hij hield lusteloos zijn sagenboek
in de hand.
Van waar die voor hem ongewone
stemming
Uros ging onder zware zorgen gehukt.
Zijn vader, die beloofd had spoedig hem
te zullen volgen, was tot nu toe nog niet
verschenen: daarentegen hadden duistere
geruchten hunnen weg gevonden tot de
arbeiders.
Eene krant, die ook Uros in handen
kwam, sprak over het verdwijnen van een
man in de Kroatische bergen, over ver
denking, van moord en kerkelijke verbanning.
Bange vermoedens benauwden het hart van
ring zal 't u zeggen.
Daar lezen wij
„Den 26sten November 11." (1892) „bij
het politiek debat in, de Tweede Kamer,
sprak de heer van Houten zijn blijdschap
er over uit dat deze regeering het Mi
nisterie Yan Tienhoven-Tak toont een
open oor te hebben voor de klacht dat
recht en vrijheid der ingezetenen geschon
den worden op een gebied waar dat recht
en die vrijheid onbetwistbaar zijn." De
afgevaardigde van Groningen bedoelde de
beschikking over de lijken «n de toepassing
der lijkverbranding.
„Het mag verwondering wekken, dat de
heer Van Houten, die in 1872 tegen het
amendement van de heerpn Godefroi, c. s.
op art. 17 van de wet tot voorziening tegen
besmettelijke ziekten (vaccinedwang) stemde
tot heden niet opkwam tegen het schenden
van de vrije beschikking over het lichaam."
„De vrije beschikking ovar het levende
lichaam staat zoo zou men toch allicht
denken bij ieder en dus ook bij hem
hooger dan die over het lijk.
„Het was althans zoo verklaarbaar dat
velen in den lande zich verheugden, toen
de vorige regeering, het ministerie Mackay
toonde om de woorden van den heer
Van Houten te herhalen „een open oor
te hebben voor de klacht dat recht en vrij
heid der ingezetenen geschonden worden
op een gebied, waar dat recht en die
vrijheid onbetwistbaar zijn"; doch hierbij
niet het eerst dacht aan de vrije beschik
king over het doode lichaam, maar aan
die over het levende lichaam, nl. afschaf
fing van den vaccinedwang"
Eene opmerking die herhaling verdient,
nu de sud-minister de heer Lohman als
volksvertegenwoordiger tegenover den te-
genwoordigen minister, den vroegeren volks
vertegenwoordiger en tegenstander van den
vaccinedwang te staan kwam.
Op de vaccinequaestie, gelijk zij in de
Rota Lohman en de Brochure zoo glashel
der werd toegelicht, hopen wjj weldra te
rug te komen.
den armen knaap.
Hoe verlangend zag hij naar stellige be
richten uit; maar van waar zou hij die
hekomen Hij had wel is waar reeds een
brief gezonden. Wat zou zijne moeder
blij zijn over de berichten en vooral over
de vaardigheid van haren zoonLezeu
kon de goede Anica wel niet, maar de
pastoor kon het voor haar doen en tevens
den brief beantwoorden. Doch er kwam
geen antwoord uit het verre gebergte.
Plotseling legde zich eene hand op het
gebogen hoofd van den knaap; snel en ver
wonderd keek Uros op. De vragende blik
zijner donkere oogen viel op het zachte,
vriendelijke gelaat van den man die voor
hem stond. „Waarom zijt ge zoo treurig,
mijn zoon vroeg hij in gebroken slavisch.
Daar hij geen antwoord kreeg, legde de
vreemdeling een opengeslagen boekje op
de knieën van den knaap.
„Dat zendt de barmhartige God u,"
zeide hij en ging toen verder.
Haastig nam Uros den kleinen schat op.
Wel is waar kon hij nog niet weten,
dat het hoekje een schat voor hem be
vatte, maar den weetgierigen knaap scheen
al wat in een hoek stond een bron van
zegen.
Dadelijk begon hij te lezen. Zijn oog
viel op eene plaats waar stond „Kom tot
mij allen, die vermoeid en belast zijt, en
ik zal n rust geven." Dat is voor mij ge
schreven, dacht Uros met een onbeschrij
felijk zalig gevoel in het hart. Hij las
verder„Neemt mijn juk op u, en leert
van mij." Leeren, ja leeren wilde Uros,
zou hij werkelijk weer een onder wij zei-
gekregen hebben, een onderwijzer zoo vrien
delijk en geduldig, zoo verstandig als de
goede Bibernik Nu wilde hij weten, wie
de leeraar was die dit zeide hij las verder.
Wordt vervolgd.)