NIEU WSBLAD VOOR ZEELAND. io. 24. 1894. $afecifag 24 Jlooem6et. legetjife laacpnt). CHRISTELIJK- HISTORISCH UROS. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN De Sophiapolder. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p pf 0,95. Enkele nummers0,02s. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 'Vervolg en slot van ons vorig no.) De heer Snijders. Ik wensch niet te rug te komen, mijnheer de voorzitter op den onverk wikkelij ken loop dien de vorige aanvraag heeft genomen. Een punt echter moet ik herhalen om daardoor duidelijk te maken waarom ik nog steeds voor calami- teusverklaring ben. Bij de vorige aanvraag werd ter moti veering van het voorstel tot afwijzing mel ding gemaakt vau het goedkeurend oordeel van bevoegde deskundigen over de verbe tering van den noorderoever van Noord- Beveland. Ik heb gevraagd dat oordeel te mogen lezen maar dit scheen toen niet ter kennis van de leden gebracht te kunnen worden en heeft desniettemin bij de stem ming beduidenden invloed uitgeoefend. Nadat de calamiteusverklaring was af gewezen is bedoeld rapport ter kennis van de leden gebracht en ik meen dat ieder onzer in het bezit is van dit hoogst be langrijk verslag. Juist op de gronden, in dit verslag aangevoerd, ben ik nu nog sterker dan te voren voor calamiteusver klaring van den polder en ben het eens met de beide vorige sprekers dat de pro vincie zich zeer benadeelen zal, wanneer het voorstel tot afwijzing ook nu weder om wordt goedgekeurd. De heer Heijse. Ik zal mij onthouden van eene uitvoerige beantwoording der ge achte sprekers, die aan mij zijn voorafge gaan, zeer zeker niet uit geringschatting der waarde van hunne argumenten of der kracht van hun betoog, maar voornamelijk uit achting voor de vergadering en dan ook uit overweging van den eigenaard igen stand der kwestie. De nu aanhangige zaak is al zoo vaak hier behandeld, en is zoo van alle kanten bekeken, dat zeer moeielijk nieuwe ge zichtspunten te vinden zijn, en ik voor mij het niet verantwoord acht, de vergadering noodeloos te vermoeien met herhaling van bekende zaken. Yoorts spreek ik wel niet te stout met te beweren, dat bijna alle leden eene ge- 3) FEUILLETON. Een verhaal uit het Kroatische Bergland. Uit het Duitsch door J. M. d. J. Jercin kende den woekeraar nauwkeu rig, want hij had hem uit eigen ervaring leeren kennen, helaas tot schade van zijn gezin. Anica vermoedde wel iets van het leed dat haar man drukte, doch zij sprak er nooit met hem over. Toch leed zij veel vooral wanneer haar blik op Uros viel. De deur van Jercins hut stond open. Een vooolijk vuur vlamde op den haard, en de maispot pruttelde. Met een boter- pannetje in de hand stond Anica aan den haard. Tot afscheid wilde zij voor haren man iets lekkers klaar maken, en daar om had zij zich de weelde veroorloofd boter te koopen. Zij was zoo in haar werk verdiept, dat ze niet merkte, hoe Uros zacht naar bin nen kwam, zich in een hoek der kamer neerzette, haar met smeekende blikken aanzag, en pijnlijk kreunend het hoofd in de armen legde. Geen moeder meer U verliezen Moe der 1 Al was het mijn gansche levensgeluk, neen, nooitfluisterde hij en snikte bitter, maar zacht, want zijn moeder mocht het niet hooren het zou haar zoo smarten, en voor vader zou de knaap zich over zijne tranen geschaamd hebben. Zij merkte zijne aanwezigheid niet. Hij hield op met weenen, en volgde toen uit den donkeren hoek al de bewegingen zijner moeder. Zij was uitgeput, en haar bleek gelaat werd fantastisch verlicht door het schijnsel van den open haard. De mais is gereed, en de heerlijke boter giet zij over de dikke brij. Nu moeten vader en vestigde overtuiging, hieromtrent hebben. Die zienswijze zal niet gewijzigd worden door redeneeringen van de eene of van de andere zijde, te minder waar, zooals hier 't geval is, voor- en tegenstanders der ca lamiteusverklaring omtrent dezelfde punten zulke uiteenloopendedenkbeelden koesteren. Wat de een beaamt, ontkent de ander; hetgeen hier noodzakelijk heet, wordt ginds beslist onnoodig geacht. Hoe dat zij, een en ander beweegt mij, om slechts bij en kele dingen stil te staan. Er is beweerd, dat de aanvrage om ca lamiteusverklaring van den Sophiapolder bestreden wordt met versleten argumenten, zoo wat aangaat de vermeende verwaar- loozing der verdediging van den polder, als wat betreft de ontkenning, dat het al gemeen belang daarbij is betrokken. Ten einde de beschuldiging van verwaarloo- zing te niet te doen, heeft men een ver gelijking gemaakt met andere polders en gewezen op belangrijke uitgaven, die de Sophiapolder zich getroost heeft. Toege geven, voor een oogenblik, dat de vergelij king opgaat, en dat die uitgaven belangrijk waren, dan is daarmede toch niet weggecij ferd de ongelukkige geschiedenis van den Nol van Ouwelek, het begin van de ellende. Deze geschiedenis toont onomstootelijk aan, dat de klacht over verwaarloosing gegrond is. Wat dan ook vroeger of later gebeurd zj, er is een tijd geweest, dat niet gedaan werd, wat had moeten en kunnen gedaan zijn, ook dan als men rekening houdt met het geldelijk vermogen. Om te betoogen dat het algemeen belang wel zou gemoeid zijn bij het behoud des polders, heeft de geachte spreker uit Goes eenige aanhalingen ontleend aan een rapport van onzen hoofd ingenieur, in 1883 uitgebracht. Ik moet opmerken, dat die woorden uit het verband gerukt zijn dat die woorden dagteekenen van 1883, dus geschreven zijn onder andere toestanden. Wat echter meer beteekent, is het feit, dat de conclusie, door den heer Pompe uit dit rapport getrokken, lijnrecht staat tegenover die, waartoe de steller van dat rapport meende te moeten komen. De gewraakte argumenten zijn zoo weinig versleten, dat Gedeputeerde Staten nu als zoon spoedig komen, en daarom brengt zij het eten in het aangrenzende vertrek, dat tot woon- en slaapkamer dient. Plotseling klinken de zware stappen van een man. Uros springt op, en loopt naai de deur. Zijn vader zag hem toornig aan, en reeds wil hij hem ruw terugstooten, toen Uros hem tegenkwam met de vraag „Hoe vroeg gaan we morgen naar Be- neden-Kroatië, vader" De man ziet hem van vreugde verrast aan. „Zeg het niet tegen Moeder", voer Uros voort met eene plotseling veranderende be vende stem, terwijl hij hem met smeeken de oogen aanzag. Nu is de man tevreden bij de vraag van den knaap valt hem als een zware steen van het hart. Zwijgend treden ze de kamer binnen. Met een zwijgenden groet worden zij door Anica ontvangen. Haar hart vermoedt veel, zij is niet voor niets zoo angstig. Het was een moeilijk afscheid in de grauwe, koude morgenschemering. Ik zal hen niet weerzien, Anica voelt het, ach hoe smartelijk. „Blijf braaf, mijn Uros, mijn lieveling. Bid veel, dan zal God u niet vergeten, en vergeet ook uwe moeder niet." Uros knielt doodsbleek voor haar neder. „Heb uw vader lief Uros, en wees hem gehoorzaam." Eene bittere en zware zucht beklemt het hart van den knaap. Het is alles donker om en in hem, maar hij antwoordde „Ja, Moeder!" Welk eene liefde lag er in dat woord moeder, eene liefde die hielp om den zwa- ren strijd te strijden, en een groot offerte brengen. Een wild, somber gezang klinkt door het dorp en wordt door de zware echo der bergen weerkaatst. Uros was wegge gaan. Zijne moeder knielt voor het ver- vroeger uwe vergadering adviseeren, het verzoek om calamiteusverklaring van den Sophiapolder niet in te willigen en zulks op grond, dat indertijd verwaarloozing heeft plaats gehad en dat het algemeen belang niet betrokken is bij 't behoud van dezen polder. Heb ik boven beweerd, dat moeielijk nieuwe gezichtspunten te openen zijn in deze zaak, zoo moet ik daarop een uitzon dering maken ten aanzien van ons geacht medelid, den heer Huvers. Hij toch heeft inderdaad een nieuw moment in het debat gebracht, met te beweren, dat de Sophia polder zou zijn doodgedrukt door de aan genomen verdedigingswijze voor de polders Vliete en Anna Friso. Bestrijden kan ik dit boweren niet, omdat voor deze vreemd soortige stelling geen enkel bewijs is bij gebracht. Voorloópig ben ik zoo vrij dit voor een los invallende gedachte te houden, die op geen enkelen grond steunt en alzoo niet ernstig behoeft te worden opgenomen. Herinner ik het mij goed, dan is zij voor namelijk gebezigd als aanloop tot den ge stelden ewcli, dat de tegenwoordige eige naren in elk geval schadeloosstelling moesten ontvangen. Hoe dit geschieden kan, is niet nader uiteengezet. Ik wil met het oog daarop alleenlijk opmerken, dat de meeste eigenaren, die er nu zijn, hun bezit voor luttelen prijs verkregen, en dat het domeinbestuur, de grootste eigenaar, op wie het bovengezegde niet toepasselijk is, tot deze aanvraag om calamiteusverklaring niet heeft medegewerkt. Als de polder behouden bleef, zou dit toch slechts voor een oppervlakte van 36 hectaren, 'tgeval kunnen wezen, en zou dit behoud een onmiddellijke uitgaaf van ruim f 5G0.000 vorderen. Nu weet ik wel, dat hoogstwaarschijnlijk later een oever- werk noodig zal wezen, dat ruim f 342.000 kan kosten, maar die uitgaaf behoeft niet op eens te geschieden, is nog niet zeker en verschilt met destraks genoemde f218.000. De te beslissen vraag is dus deze of 't behoud van 36 hectaren grond, waarmede het algemeen belang niet gemoeid is, eene uitgaaf van f 218.000 wettigt, ongerekend hetgeen ik boven aangaf. bleekte Mariabeeld in de armoedige kamer, nevelig en somber dringt het morgenlicht door het kleine venster naar binnen. Toen Anica opstond van haar gebed, ge voelde zij zich verruimd het was slechts de groote lichaamszwakte die haar overviel. Zij waggelde naar het bed, waarop haar zoon den laatsten nacht in het vaderland doorgebracht had, zij legde haar hoofd op het kussen. Eene zachte sluimering sloot hare oogleden, die moede waren van het weenen. Zij droomde zoo liefelijk van haren zoon, haren Uros. Ondertusschen deed Jercin zijn zoon uitgeleide „Binnen hoogstens eene week kom ik achterna", zeide hij bij het afscheidnemen. „Blijf bij moeder, vader, ik zal wel voor twee wer ken" riep Uros, en zijn gelaat gloeide. „Het gaat niet, Uros wij hebben geld noo dig meer dan anders. Wij zijn achteruit gegaan. Ter wille van uwe moeder moeten we beiden dubbel zooveel verdienen als anders. Zij mag geen gebrek lijden." „Neen, zij mag geen gebrek lijden," herhaalde Uros met de innigste overtuiging. „Gij kunt gerust zijn, voor haar is ge zorgd zoolang wij in Beneden-Kroatië zijn. Ik ga nu nog naar Cabar. Hare bloedver wanten daar zullen gedurende den winter wel voor haar zorgen." Dat hij in Cabar geld dacht te leenen, om het kleine eigendom te Goraei te be veiligen voor de klauwen van den woeke raar, zeide hij Uros niet, dit wist zelfs Anica niet. Zijne zaken in Cabar namen verscheide ne dagen in beslag. Hij kon de som die hij noodig had niet bijeenkrijgen, maar hij bekwam toch zooveel, dat hij hoopte op zijn minst voor de volgende maanden zijn eigendom tegen den schuldeiseher te be veiligen. Op de verdiensten van hem en zijn zoon kwam nu in het Volgeule voo-- A1 de drie sprekers hebben luide doen klinken de groote verantwoordelijkheid, die de tegenstanders der calamiteusverkla ring op zich laden. Ik aanvaard die ver antwoordelijkheid in alle gerustheid, te meer omdat ik opzie tegen do verantwoor delijkheid voor de g.oote geldelijke offers, die het onvermijdelijk gevolg zouden zijn van de inwilliging van het verzoek om calamiteusverklaring. Ik vertrouw, dat ve len in deze vergadering desgelijks denken De heer Pompe van Meerder- voort. Ik dacht, mijnheer de voorzitter, dat eenmaal spreken voldoende zou zap geweest, wijl het alleen mijn doel was de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de nietcalamiteusverklaring van mij af te werpen. Na het aangevoerde door het ge acht lid van Gedeputeerde Staten ben ik verplicht nogmaals een kort woord te zeggen Ik stem gaarne toe dat bij mij niet in aanmerking komt het belang der eigenaren van den Sophiapolder. Ik heb dit reeds uitdrukkelijk verklaard. Ook zou ik niet msdegaan met eene uitkeering aan de eige naren tot schadeloosstolling. Integendeel^ niet het belang der eigenaren, maar dat van de provincie drong mij het algemeen be lang dus. Nu sprak de hoofdingenieur van den waterstaat in zijn rapport van'84 wel zijne meening uit en kwam hij op grond van die feiten, die hij aanvoerde om zijne opinie te verdedigen, tot de conclusie dat het al gemeen belang er niet bij betrokken was, maar die conclusie was eene persoolijke meening. En nu toonde ik aan, hoe men op grond dierzelfde feiten tot eene andere conclusie kan komen. Vooral met het oog op die steeds ontweken gevolgen van die vallen achter de inscharing. Want ik zie mij verplicht te constateeren dat ik van Gedeputeerde Staten geen ant woord ontving op mijne herhaalde pertinente vraag omtrent de gevolgen van de te verwachten vallen en kan dus niet anders veronderstellen, dan dat het Gedeputeerd College voor dat antwoord terugdeinst. Het geacht lid van Ged. Staten wees alweer op de verwaarloozing van de Nol jaar alles aan. Zoo keerde hij wel is waar niet blijde, maar toch vol verwachting terug naar Goraci. In het dorp scheen het als uitgestor ven. Bijna alle mannen waren nu weg gegaan. De eerste dien hij ontmoette was Ra- vac, die hem met een geweer op den schouder en een jachthond achter zich, met een kouden groet voorbijging. Deze ontmoeting scheen den Kroaat een kwaad voorteeken. Met verhaaste schreden ijlde hij naar zijne hut toe. Maar wat was dat De hut was vast gesloten. Jercin stond als verstomd. Zoo lang hij met zijne Anica gehuwd was, had hij nog nooit voor de gesloten deur van zijn huis gestaan. Anica was er altijd in, en als zij een boodschap in het dorp te doen had, deed zij de deur niet op slot, wat geen gewoonte js in Goraci. Zou zij gemeend hebben, dat hij zonder afscheid van haar met zijn zoon naar Be- neden-Kröatie gegaan was; en om haar heimwee te verdwijnen, naar hare vrien din in het naburige dorp gegaan zij n Maar sedert wanneer stelde Anica geen vertrouwen meer in haren Jercin Had hij haar niet gezegd, dat hij Uros slechts een eindweegs zou begeleiden, en dan nog eens zou terugkeeren. Zoo dacht hij. En nog eens vatte hij met kracht de gesloten deur doch zij week niet. Nu keek Jercin om zich heen, stond daarboven de oude Zorka niet, de trouwe buurvrouw en vriendin van zijn huis? Met een paar sprongen was hij boven op de helling, waar Zorka's hutje stond. De oude die liem zag komen, verdween snel in de hut, als wilde zij hem ontwijken, maar in het volgende oogenblik kwam zij weer naai' buiten. Zj zag er verschrikt van Ouwelek. Maar die beweerde verwaar loozing betreft juist dit werk, waarop ik straks wees, waarvoor noodig werd geacht 9 stukken, elk van 110 meter lengte, te laten zinken en waaromtrent de hoofdinge nieur uitdrukkelijk heeft gezegd dat dit was boven de kracht van den polder. De hoofdingenieur toch zegt het ronduit, nadat hij de al of niet verwaarloozing der verdedigingswerken besproken heeft„Ik zou dan ook niet aarzelen aan uw college te raden de aanvraag om calamiteusver klaring door den Sophiapolder te onder steunen, indien ik de meening ware toe gedaan dat deze in het algemeen belang noodzakelijk is". En waar het Gedeputeerd College zich steeds op het oordeel van dezen hoofdambte naar beroept, daar meen ik te mogen vragen, dat het dit oordeel, omdat het nu niet in zijn voordeel is, thans niet een voudig op zijde zet. En wanneer het geacht lid van Gede puteerde Staten mij verwijt „dat ik dat rapport van den hoofdingenieur uit zijn verband heb gerukt", dan heb ik het recht te vragen: waardoor? Ik heb de juiste woorden van dat rapport aangehaald, waar ik op de daarin voorko mende feiten wees. Het rapport ligt hier voor mij. Daaruit blijkt dat ik niets uit zijn ver band heb gerukt. Tot juist begrip van die zoogenaamde verwaarloozing, moet men de kwestie duidelijk stellen. Het onderhoud van de Nol was opgedragen aan de Thoorn- en Sophiapolders samen. Er ontstond een groote strijd tusschen den waterstaat ter eene en den dijkraad van den Thoornpolder ter andere zij de over het gevaar dat dreigde. De waterstaat meende dat het gevaar be stond bij de Nol, de dijkraad achtte de stroomvergadering ten gevolge van de wer ken bij den Vlietepolder de oorzaak van het gevaar. En toen de camaliteit kwam, bleek die juist ontstaan op de plaats waar de dijkraad van den Thoornpolder had ge vreesd. Het bestuur van den Thoornpolder achtte dus de door d.en waterstaat noodig uit, en toen hij voor haar stond en haar vragend aanzag brak de oude in luid ge jammer los, wrong de handen en weerde hem heftig af. „O, Jercin, Jercin bracht ze er ein delijk kermend uit, „waarom zijt ge niet spoediger gekomen. Zij wachtte zoo lang. O, gezoudt een groot ongeluk voorkomen hebben." De man stond als van den bliksem ge troffen. „Spreek riep hij uit," en schudde den arm der oude. Een angstig voorgevoel had zich eens klaps van hem meester gemaakt. „Is Anica dood schreeuwde hij," duwde Zorka ter zijde en drong de hut binnen. Ja, daar lag zij, zijne Anica, zijn lieveling. Zorka had haar op haar eigen bed ge legd. Wat lag zij daar vreedzaam en schoon Hij onderdrukte den smartkreet, die aan zijne borst ontsnapte, want dat liefelijke beeld van vrede en rust mocht niet ge stoord worden maar sidderend zonk de sterke man neder en lag langen tijd Daast zijne vrouw, die hij zoo innig had lief gehad. Zorka stoorde hem niet. Eindelijk stond Jercin op. Zijn gelaat was van smart bijna verwrongen, zoodat Zorka bang voor hem werd. „Spreek zeide hij weer, ditmaal met eene heesche en gebroken stem. En Zorka vertelde hem het weinige wat ze 'wist. Aan den avond van den dag waarop Uros weggegaan was, was Ravas Anica's hut binnengetreden Hij bleef er zoo lang dat Zorka, die hem had zien komen ach terdocht kreeg en den heuvel afdaalde, om te zien wat deze vreemdeling in het schild voerde. Nog voordat ze geheel beneden was zag ze Anica uit de hut vliegen, en zij hoorde Ravac, die haar volgde, spot tend roepen: „Verlaat ge uw huis, dan komt ge er nooit meer in," Hordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1894 | | pagina 1