NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH UROS. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Verovering van Mataram. Ho. 20. 1894. iDoAifeitiiig 15 Hooemfiec. Jlpgptjifp laacgarig. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes en van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Ar oen-ar oen naar Ampenan naar Tjakra Negara naar PoeniaPagasangan enz. (De teekening met verklaring en enkele inlasschingen zijn aan de (antir.) Neder lander het overige aan de N. R. C. (brief van een ooggetuige) ontleend). Het hierboven geteekende vierkant stelt Mataram in zijn geheel voor. De zijden zijn 2 K.M. lang. Het midden is zeer boschrijk (eigenlijk zijn het dichtbegroeide kampongs.) -Aan den rand van dit bosch gedeelte en ook er binnen waren zware borstweringen van aarde opgeworpen. Als reduit van het geheel moet men de kleine rechthoeken a, b, een d beschouwen. Deze vormen het eigenlijke Mataram, de poeri's 1-) FEUILLETON. Een verhaal uit het Kroatische Bergland. Uit het Duitsch door J. M. d. J. De Herfstzon maalde roode kransen om de toppen der ver verwijderde Alpenketens, en deed den eerbiedwaardigen sneeuwberg als in goud baden. Nadat de met vuur omzoomde avondhemel de aarde nog met een helderen glans besohenen had, kwam er duisternis over de groene hellingen van het rotsachtige dal, waarin het dorpje Goraci verscholen lag. Do schemerlooze avond van het Zniden had voor den nacht plaats gemaakt, maar het was niet zoo mot het gewoel en het gedruisch der rustdagen. Men liep nog met veel drukte door de rotsachtige straten van het dorpje, en uit de hutten weerklonken nog luidruchtige stemmen, voornamelijk uit diegene, welke tot openbaar vermaak en tot gemeenschap pelijk genot der inwoners dienden. Zulke plaatsen worden bij ons herbergen genoemd, maar die, welke zich in het dorpje Goraci bevonden, zouden nauwelijks kunnen vol doen aan de eischen die men er hier aan stelt. Voor drink-, eet- en danszaal heelt men ééne ruimte, die meestal zeer smal, lang en donker is. Deze ruimte is met steenen geplaveid, en in het gunstigste e-eval kan ze zich op eene zeer eenvoudige houten bank beroemen, die langs den wand aangebracht is. De drinkglazen zijn ook niet groot, want ze houden kleine hoe veelheden in, die echter des te verderfe lijker zijn. Het liefst drinken de mannen jenever, want de wijn is te duur voorde arme dorpelingen. Goraci ligt op de grens van Kroatië en Krain. Het is een Kroa tische plaats. Het grootste deel der be volking is zuiver Kröatisch, maar hunne spraak is gemengd, en bestaat uit het ruwe Slavisch, dat de bewoners van Krain spreken, en het welluidende Kröatisch. Aan het begin van het dorp staat een groot steenen huis. Het vormt eene sterke tegenstelling met de armzalige houten hutten, die als het ware aan de berghel lingen hangen en in eene schilderachtige verwarring het dal opvullen. Het ruwe van den vorst. Bedoelde poeri's zijn zeer hechte gebouwen, elk omringd door muren van vele Meters dikte. ~Na onze nederlaag te Mataram en Tjakra Negara was het voor het prestige van het Nederlandsche gouvernement ten hoogste noodzakelijk dat wij weder offensief gingen optreden. Numero een was daartoe aan vulling noodig om de geleden verliezen te herstellen, numero twee een versch batal jon er bp. Dat is dan ook met den mees ten spoed gebeurd. Den 26en Augustus had onze terugtocht plaats gehad en den 31en embarkeerde te Semarang het 2e ba taljon infanterie, afkomstig van Magalang, dat dus te voren nog 24 paal gemar cheerd en 4 uren gespoord had. Tevens leven, dat aan den avond, waarop ons verhaal begint, het eenzame dorp in be weging brengt, schijnt het groote steenen huis tot middelpunt gekozen te hebben. Zp drinken, zingen en dansen in de duistere ruimte; en de waard, een ruwe kerel, gaat met de jeneverflesch heen en weêr, terwijl hg vlijtig }de glazen vult en met verderfelijke scherts oud en jong tot dansen uitnoodigt. Vandaag kunnen ze nog pleizier maken, want morgen trekt de mannelijke bevolking, behalve de grijsaards en de schoolknapen, voor den geheelen winter naar Beneden-Kroatie, om daar voor zich en hunne huisgezinnen het levensonderhoud voor een geheel jaar te verdienen. De zomer wordt dan min of meer in werke loosheid doorgebracht, want het bebouwen der weinige en magere velden, die tusschen de rotsen verstrooid liggen, vordert geen mannenkracht, daar houden de vrouwen zich mede bezig. In het groote en grauwe steenen huis he eft men een volkslied aangeheven. Treurig en smartvol klinkt het naar buiten in den kouden en helderen herfstnacht. Menig moe derhart krimpt van smart ineen by het hooren der bekende en geliefde tonen, en menige jonge vrouw wischt met haar schort de oogen af, om de tranen in hunnen bitteren loop te stuiten. En toch zijn ze het ge woon, dat hunne mannen en zonen weg gaan, en ze zijn het ook gewoon dat ze in het voorjaar, dikwijls met goed gevul- den buidel terugkomen. Maar desniette min is het scheiden toch pijnlijk, en het gebeurt ook menigmaal dat een van hen niet terugkeert. Voor het steenen huis loopt de eigenaar heen en weer. Het is niet de waard, die we reeds hebben leeren kennen toen hij de jeneverglazen vulde, hy is om zoo te zeggen iets deftiger. Deftiger in de bleeke maar ziekelijk opgezwollens trekken, def tiger in het bewegen der lange, magere beenen en armen en in elk geval ook def tiger wat kleeding betreft, hetgeen blijkt uit de gouden speld, waarmede zijne das is versierd, en de horlogeketting die op zijn vest bengelt. „Ge wilt toch niet voorbijgaan, Jercin vraagt hy vriendschappelijkaan een grooten, krachtigen en zwartgebaavden Kroaat, die voorbijgaat. vertrokken met denzelfden stoomer nog eenige officieren, die de opengevallen plaat sen by de andere bataljons moesten invul len. Met een anderen stoomer vertrokken nog een paar bataljons artillerie, om onze in handen van den vijand gevallen stukken geschut te vervangen, en ter versterking. Den 2en September embarkeerde deze troe penmacht te Ampenan, waar zij met open armen werd ontvangen. Het verraderlijk gedrag van den vorst had ons geleerd nu dubbel voorzichtig te zyn. Na een paar dagen begonnen de verkenningen en zagen wij spoedig, dat de vijand tusschen Am penan en Mataram eene kolossale borstwe ring had opgeworpen van zeker 1500 meter lengte en 2 meter hoogte, geheel voorzien van bamboezen schietgaten. Teneinde Ma taram zoo veel mogelijk te kunnen plat schieten, moesten wy eenige raste punten tusschen Ampenan en Mataram hebben. Daarvoor rukte den 5en September het 2e bataljon onder commando van den kolo nel Swart nit om ten eerste bovenge noemde borstwering te nemen, ten tweede een dewatempel, op ongeveer 700 meter recht tegenover den zwaar versterkten in gang van |Mataram gelogen, te bezetten. De borstwering lag tnssohen den tempel en Ampenan en moest dus eerst genomen worden, hetgeen gemakkelijk ging, aange zien zij tot onze groote verwondering zoo goed als niet bezet was. Vervolgens schoot de artillerie de Baliërs, die zich in den dewatempel bevonden, er uit, en 's middags hadden wij dezen ook welke dadelijk werd bezet door 2 compagnieën van het 2e bataljon onder kommando van den kolonel Swart. Den volgenden dag rukte het 6e bataljon onder overste Frackers nit om de Een eigenaardige wilde blik trof hem uit de oogen van den Kroaat. Het is de laatste maal voor vele koude winternachten," voer het heertje voort. „Voor my niet, Mijnheer Ra vac." „Gaat ge niet naar Beneden-Kroatie Zeker vindt ge hier wel een ruim bestaan vroeg Ravac met spottend gelach." „Ik ga ookmaar morgen niet. Maar het gaat u toch niet aan" vroeg de Kroaat wild terug. „Mij, mijn beste? In 'tgeheel niet, ik verblijd my er slechts over, dat ik U nog meermalen bij mij zal zien." Toen maakte hij eene uitnoodigende beweging naar het hnis, waaruit de hartstochtelijke melodiën naar buiten drongen. De Kroaat aarzelt, toen gaat hy snel, zonder nog verder naar den spreker om te zien, het huis binnen. Hij wil zich moed in drinken, want een strijd staat hem te wachten, een strijd, waarvoor de sterke en dappere Kroaat vreest. De Gospodina had hem by zich ontboden, en hy kan raden waarom. Hij heeft be sloten niet toe te geven, maar hy is on rustig en twijfelachtig en daarbij ook ontevreden. De Gospodina onder dezen naam is in de gansche omgeving de jonge, goede en be minnenswaardige echtgenoote bekend van een voornamen Kroaat, wiens goederen in de nabijheid van het dorp liggen en waarop hij den zomer altijd komt doorbren gen. Zy is de weldoenster, de engel van Goraci, dat erkent iedereen die met haar in aanraking komt, en niemand ondervond het wel meer dan de sterke ruw uitziende Kroaat, die zich op een strijd met haar voorbereidde. Terwijl hy in het losbandige gezelschap moed schepte, was zy bezig om in de keuken met de meiden het avondeten klaar te ma ken. Hoewel zy van edele geboorte was (zy was een Duitsche en van adel) zorgde ze gaarne zelf voor de behoeften van haren echtgenoot en kinderen. Nu echter was het wat anders, dat haar in de keuken deed blijven. Een armoedig gekleede, bleeke knaap zat voor de blankgeschuurde tafel, en at daar de lekkere makaronie en het vleeseh, dat de vriendelijke Gospodina voor hem uit den ketel geschept had. Hoewel de jongen hongerig en het eten er verlok kend genoeg uitzag, scheen hij niet veel kampongs romdom den tempel te raseeren en nog eene benting er naast te bouwen, met artilleriestellingen voor ons zwaar belegeringsgeschut, aangezien, wanneer wij dit in den tempel zouden gezet hebben, de muren zeker spoedig by het schieten in elkaar gestort zouden zyn. De benting kwam dien dag voor een heel eind en in de volgende dagen geheel klaar, en was voorzien van twee 12 c.M. achterlaad. La ter kwamen er nog twee zulke bij, twee 20 c.M. mortieren, een 7 cM. veld en een Coehoorn-mortier. De marine begon zijn 21 c.M. en 17 c.M. stukken te laten blazen, en daar hadden we het lieve leven gaande. Nacht en dag werd maar steeds op Mataram en het daarachter gelegen Tjakra Negara gebombardeerd, dat hooren en zien verging. Wy moesten nu nog meer stellingen heb ben. Daartoe werden vervolgens de punten Kaleh, Sekar Bela #n Pagassangan geno men. De twee eerste met niet veel moeite, doch de laatste ten koste van eenige doo- den en gewonden. De Baliërs lieten hier in de zeventig dooden liggen. Op elk dezer posten werden weder eenige 12 c.M. voor- en achterlaad geplaatst, die mede gingen bombardeeren. Herhaaldelijk werd in Ma taram brand geschoten en tweemaal hadden er zware ontploffingen plaatsklaarblijke lijk hadden wij dus hunne munitie-maga zijnen geraakt. Nadat dit bombardement eenige dagen had geduurd, werd op den 28 September besloten dat den 29en Mata ram door ons zou worden bestormd. Hoewel dit zeer moeilijk is, zal ik trach ten den lezer eenig idee te geven hoe Mataram er uitziet. Het ligt een uur gaans ongeveer beoosten Ampenan, en bewesten Tjakra Negara en strekt zich van oost trek meer te hebben. Met zijn groote, ern stige oogen keek hij meer naar de Gospo dina, die in gebroken Kröatisch, dat liefelijk van hare lippen klonk, hem iets verklaarde, dan naar het bord. Plotseling stond de knaap op, terwijl een donkerrood zijn ge laat kleurde. De edele vrouw keek ver wonderd, ja half verschrikt om. Aan de deur stond de hooge gestalte zwartgebaarden van den Kroaat Jercin. „Vind ik u hier," begon hij tegen den knaap, „ga naar uws gelijken en zing met hen uwe liedjes, blijf bij uw volk." Toen bleef hy steken, één blik uit de heldere oogen der dame maakte hem beschaamd over zijne onfatsoenlijke houding. „Neem mij niet kwalijk, Gospodina, maar ik bewillig toch nooit in hetgeen u van mijn jongen wilt." „Ga, Uros," zeide de dame tot den knaap, „ik wil met uw vader alleen spreken." „O, U overreedt mij toch niet," viel de Kroaat in de rede, zonder in de deur plaats te maken voor den jongen. In werkelijkheid was hy bang voor een gesprek met de Gospodina, ja hy wilde alles doen, om het niet zoover te laten komen en daarom had hy zich ook moed in gedronken. „Uros heeft edele gaven van God ont vangen, het zou verkeerd zijn, ze niet te laten ontwikkelen; verkeerd om de goede gelegenheid van de hand te wijzen, die zich door de aanbieding van mijn broeder voordoet." „Mijnheer uw broeder is zeer goedgun stig tegen een armen Kroaat" de man sprak die woorden hard en spottend uit, „ik dank hem daarvoor, maar myn zoon behoud ik." „Waarom, Jercin „Myn zoon moet blij ven wat ik ben, wat we allen waren, een Kroaat." „Niemand wil hem zijn volk ontrouw maken, mijn broeder het minst. Hij eert uwe vader landsliefde, en zal het Uros steeds als zyn doel voorhouden, eens onder en voor zijn volk te arbeiden." „Voor zyn volk arbeiden Dat moet een Kroaat bij een Duitscher leeren 1" riep Jer cin bitter. „Ik heb allen eerbied voor mijn heer uw broeder maar het is dat geslacht dat we haten en daar hebben wij onze reden voor." naar west ongeveer 1500 meter, en van noord naar zuid 2000 meter uit. In die richtingen werdt het doorsneden met twee prachtige groote wegen, welker kruispunt midden in Mataram is gelegen. Om geheel Mataram is eene borstwering van ongeveer 2Vs meter hoogte, met op sommige punten uitspringende gedeelten om flankvuur te kunnen geven. De geheele muur is voorzien van bamboezen schietgaten. De muren van Mataram zijn van klei opgeworpen, een granaat gaat er wel doorheen maar maakt geen groot gat. De buitenste borstwering was echter zoo dik, dat er zelfs geen gra naat door kon. Op het kruispunt der twee wegen staat op eiken hoek eene poerie, dat is eene kolossale door muren afgeschoten ruimte, met huizen er in, en wel de ver blijven van den radja van Lombok en diens zoon Anak Agoeng A'toet. Het verdere ge deelte van Mataram bestaat uit niets dan door muren afgeschoten ruimten waarbin nen huizen staan hierdoor vormt zich na tuurlijk een doolhof van straten en stegen, waarvan de muren dikwijls van schietgaten zijn voorzien. Zoo'n schietgat is gemak kelyk met een kapmes te maken, aangezien de muren van leem zijn opgetrokken. Den 29sten had de opmarsch plaats. Toen de voorhoede, compagnie Slangen, nog ongeveer een paar honderd meter van Mataram was verwijderd, moest zij het voetpad verlaten en doormarcheeren in de rivier, wat zeer goed kon, daar deze op de diepste plaatsen maar l/« meter water had. Het uitzicht werd toen erg belemmerd door de vele bamboestoelen op de oevers, waar van dan ook het gevolg was, dat de voor hoede zich eensklaps op 30 meter afstands van den muur bevond en daar, uit de schiet- „Daarover zullen we niet twisten, Jer cin." Slechts een licht rood verried haar gekwetst gevoel, „uw vooroordeel tegen ons kan ik u niet kwalijk nemen maar „Vooroordeel! Neen, het is geen voor oordeel, het is de ervaring van mijn volk, eigene ervaring. Wij zyn allen arm hier in Goraci, maar wij waren tevreden, hoe wel wij ook jaar in jaar uit geen ander voedsel hadden dan aardappelen en mais, en de boter altijd en het brood dikwijls ontbrak. Toen kwamen zij hier, die Duit- schers met hunne fijne, innemende gezich ten. Geld hebben ze niet gebracht; maar wel allerlei dingen, die zij levensbehoeften noemden. Eerst verlangden zy maanden, zelfs jaren lang geen geld van ons, maar plotseling hield hunne vriendschap op, en meer dan ééne gelukkige en welgestelde familie werd uit hun huis verdreven. Vraag u het maar aan den blinden Beoro, die van deur tot deur bedelt. Hij was het eigen dom van een welgestelden Kroaat uit Gora ci. Zyn vader verhongerde daarboven in de steengroeven, en zyn moeder stierf in een stal." „Ik weet van al die ellende," antwoordde de Gospodina treurig," maar dat is de schuld der Duitschers niet, in 't geheel niet." .,De Duitschers, onze vijanden, onze onder drukkers"; hiel d de Kroaatonbeschaamdvol." „Wanneer goddelooze menschen, die misschien Duitsche namen dragen, maar meest van joodsche afkomst zijn, voordeel zien te behalen uit de onwetendheid en helaas ook uit de lichtzinnigheid van uw volk, zo» kunt gij die een verstandig man zijt, onmogelijk een geheel volk daar voor verantwoordelijk stellen, en zoudt ge het in blinden haat willen doen, zoo kunt en moogt ge het levensgeluk vsn uw zoon daaraan niet opofferen." „Er is slechts één geluk voor mijn zoon, voor ons allen, dat is het geluk om Kroaat te zyn. En dit geluk zal voltooid zyn, wanneer wy ons doel bereikt zullen hebben Bevrijding van de onderdrukkers en vereeniging van alle slaven tot één broederrijk. Kom Uros Met ijzeren vuist greep hij den knaap, die doodsbleek en met wijd geopende oogen koortsachtig nu eens zijn vader, dan weer de Gospodina aanzag. Nog voor de dame een woord tusschen boiden brengen kon, was de Kroaat met zyn zoon verdwenen, {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1894 | | pagina 1